direct naar inhoud van REGELS
Plan: Uitwerkingsplan Polderwijk - Heraut
Status: ontwerp
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0050.UPHeraut-ON01

REGELS

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het uitwerkingsplan Uitwerkingsplan Polderwijk - Heraut met identificatienummer NL.IMRO.0050.UPHeraut-ON01 van de gemeente Zeewolde;

1.2 het uitwerkingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbijbehorende bijlagen;

1.3 aan-huis-verbonden beroep:

het uitoefenen van een beroep aan huis of de beroepsmatige verlening van diensten aan huis op administratief, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen terrein - prostitutie uitgezonderd - waarbij de aard en omvang van de beroepsuitoefening met de woonfunctie verenigbaar is;

1.4 aanbouw / uitbouw:

een aan het hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat daarmee direct in verbinding staat en strekt tot vergroting van met de bestemming overeenstemmend (woon)genot van dat hoofdgebouw en architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bedrijfsuitoefening aan huis:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten en/of het uitoefenen van een kleinschalig en/of ambachtelijk bedrijf aan huis, zoals opgenomen in Bijlage 1, waarbij de aard en omvang van de beroepsuitoefening met de woonfunctie verenigbaar is;

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bijgebouw:

een vrijstaand, dan wel een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat daarmee niet in verbinding staat en strekt tot vergroting van het met de bestemming overeenstemmend (woon)genot van dat hoofdgebouw en architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.13 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.17 erf:

het deel van het bouwperceel dat buiten het bouwvlak ligt;

1.18 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.19 hoofdgebouw:

één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.20 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.21 overkapping:

een bouwwerk met een dak met maximaal 2 wanden, al dan niet tot de constructie zelf behorend;

1.22 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.23 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.24 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.25 voorgevel:

de naar de openbare ruimte (weg, voet-/fietspad) gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan de openbare ruimte grenst, geldt de als zodanig door het bevoegd gezag aan te wijzen gevel(s), dan wel de op de verbeelding aangeduide gevellijn;

1.26 woning of wooneenheid:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en/of bestemd voor de huisvesting van één huishouden;

1.27 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. ontsluitingswegen;
  • d. dagrecreatieve voorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. openbare nutsvoorzieningen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. bermen en beplanting;

met de daarbijbehorende:

  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,50 m;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt maximaal 6,00 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 5,00 m.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;

met de daarbijbehorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. paden;
  • d. opritten en andere verhardingen;
  • e. openbare nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op of in de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 1,00 m;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt maximaal 6,00 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 1,00 m.

Artikel 5 Verkeer - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en pleinen;
  • b. voet- en rijwielpaden;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;

  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. openbare nutsvoorzieningen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op of in de voor 'Verkeer - 2' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de tot 'Verkeer - 2' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 5,00 m mag bedragen.

Artikel 6 Verkeer - 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. parkeerstraten;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;

  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op of in de voor 'Verkeer - 3' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de tot 'Verkeer - 3' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten dienste van de bestemming, worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten hoogste 3,00 m mag bedragen.

Artikel 7 Wonen - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;

met daarbij behorende:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • b. tuinen en erven;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemene regels voor het bouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met woningen en daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven maximum goot- en bouwhoogte.
7.2.2 Regels voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan bedraagt ten minste 1 meter;
  • b. overkappingen mogen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 30 m2 per woning met dien verstande dat het bebouwingspercentage per erf (inclusief bouwwerken geen gebouwen zijnde) ten hoogste 50% bedraagt;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 3,00 m;
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4,00 m.
7.2.3 Regels voor het bouwen van bouwwerken, geen bouwwerken zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt voor de voorgevel of het verlengde daarvan maximaal 1,00 m en achter de voorgevel maximaal 2,00 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3,00 m met uitzondering van vlaggenmasten, hiervan bedraagt de bouwhoogte maximaal 6,00 m.
7.2.4 Overdekte parkeerplaats

In afwijking van het bepaalde in lid 7.2.2 sub c mag de maximale gezamenlijke oppervlakte worden vergroot door het bouwen van een overdekte parkeerplaats, met dien verstande dat:

  • a. het erf waarop de overdekte parkeerplaats wordt gebouwd grenst aan gronden met de bestemming 'Verkeer - 3';
  • b. de oppervlakte bij één parkeerplaats maximaal 15 m2 bedraagt;
  • c. de oppervlakte bij twee parkeerplaatsen maximaal 25 m2 bedraagt.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.1 sub c, in die zin dat de goothoogte wordt verhoogd tot maximaal 9,00 m met dien verstande dat:

  • deze verhoging niet is toegestaan binnen een afstand van 0,60 m ten opzichte van beide zijdelingse perceelgrenzen.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning of een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, tenzij:
    • 1. het gebruik uitsluitend is toegestaan aan de bewoner(s) van de woning;
    • 2. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich mee brengt;
    • 3. er geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van de buurt;
    • 4. het ruimtebeslag van ondergeschikte betekenis is, met dien verstande dat ten hoogste 30% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen tot een maximum van 50 m² mag worden aangewend ten behoeve van een aan huis verbonden beroep;
    • 5. per bedrijfsuitoefening één reclame- en/of naambord aan de gevel of op het bouwperceel is toegestaan van ten hoogste 0,5 m²;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel en/of kappersbedrijven.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.1, sub a in die zin dat de gebouwen worden gebruikt ten behoeve van bedrijfsuitoefening aan huis zoals die zijn genoemd in Bijlage 1 met dien verstande dat:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor de bedrijfsuitoefening aan huis niet is toegestaan;
  • b. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke aanwezige vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen;
  • c. de bedrijfsuitoefening aan huis uitsluitend is toegestaan aan de bewoner(-s) van de woning;
  • d. er geen afbreuk mag worden gedaan aan het woon- en leefklimaat van de buurt;
  • e. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich mee brengt;
  • f. per bedrijfsuitoefening één reclame- en/of naambord aan de gevel of op het bouwperceel is toegestaan van ten hoogste 0,5 m²;
  • g. detailhandelsactiviteiten niet zijn toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel.

Artikel 8 Wonen - 3

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen in woongebouwen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;

met daarbij behorende:

  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • c. tuinen en erven;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. een woongebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met een woongebouw en daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven maximum bouwhoogte.
8.2.2 Regels voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan bedraagt ten minste 1 meter;
  • b. overkappingen mogen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 30 m2 per woning met dien verstande dat het bebouwingspercentage per erf (inclusief bouwwerken geen gebouwen zijnde) ten hoogste 50% bedraagt;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 3,00 m;
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4,00 m.
8.2.3 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel(s) van het hoofdgebouw maximaal 1,00 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt maximaal 6,00 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 3,00 m.
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning of een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, tenzij:
    • 1. het gebruik uitsluitend is toegestaan aan de bewoner(s) van de woning;
    • 2. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich mee brengt;
    • 3. er geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van de buurt;
    • 4. het ruimtebeslag van ondergeschikte betekenis is, met dien verstande dat ten hoogste 30% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen tot een maximum van 50 m² mag worden aangewend ten behoeve van een aan huis verbonden beroep;
    • 5. per bedrijfsuitoefening één reclame- en/of naambord aan de gevel of op het bouwperceel is toegestaan van ten hoogste 0,5 m²;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel en/of kappersbedrijven.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Ondergeschikte bouwonderdelen

De grenzen van het bebouwingsvlak en/of de bestemmingsgrens mogen naar de buitenzijde tot 0,50 meter worden overschreden door ondergeschikte bouwonderdelen zoals, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken.

10.2 Bestaande afwijkingen

Een bestaand bouwwerk, waarvan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de feitelijk aanwezige hoogte, oppervlakte of afstand tot een ander gebouw of een grenslijn in strijd is met een in dit plan voorgeschreven maximum dan wel minimum hoogte, oppervlakte of afstand, mag worden gehandhaafd, veranderd en/of vernieuwd, maar niet worden vergroot of anders gesitueerd.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Verboden gebruik

Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wabo wordt in ieder geval verstaan:

  • a. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;
  • b. het gebruik van een bijgebouw voor zelfstandige bewoning;
  • c. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw voor een aan huis verbonden beroep en bedrijfsuitoefening aan huis;
  • d. het gebruik of laten gebruiken van de gebouwen voor een seksinrichting;
  • e. prostitutie;
  • f. andere doeleinden dan waarvoor het bevoegd gezag een omgevingsvergunning heeft verleend;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de parkeernormen overeenkomstig Bijlage 2 (Notitie toepassing parkeernormen).
11.2 Afwijken van de gebruiksregels

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.1 sub g in die zin dat de gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt in strijd met de parkeernormen zoals opgenomen in Bijlage 2 mits in de nabije omgeving voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn of kunnen worden gerealiseerd, overeenkomstig de regels ten aanzien van parkeren zoals opgenomen in Bijlage 2.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de voorgeschreven goot- en bouwhoogten, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% bedragen van de in deze regels genoemde afmetingen;
  • b. van de bestemmingsregels in die zin dat de bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. van de bestemmingsregels ten behoeve van de bouw van bouwwerken voor openbare en semi-openbare diensten, zoals nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van (de bediening van) kunstwerken, toiletgebouwtjes, en de naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud ten hoogste 100 m³ bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte ten hoogste 4,00 m bedraagt;
  • d. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door ondergeschikte bouwdelen, zoals:
    • 1. (hoek-)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
    • 2. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, en overstekende daken met meer dan 0,5 m, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
  • e. van de bestemmingsregels ten behoeve van de bouw van sculpturen en andere kunstzinnige bouwwerken tot een bouwhoogte van 15,00 m.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

Uitwerkingsplan Uitwerkingsplan Polderwijk - Heraut ,

van de gemeente Zeewolde .

Behorend bij het besluit van ...