direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Marina de Eemhof
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0050.BPMarinaDeEemhof-VS01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Om op de veranderende markt en vraag vanuit de markt in te kunnen spelen, is het voor Jachthaven Marina de Eemhof van economisch belang om zich door te ontwikkelen tot verblijfsrecreatieterrein. Jachthaven Marina de Eemhof wil hierbij gebruik maken van het gehele terrein, door verschillende soorten van recreatie te ontwikkelen. Hiertoe is een Masterplan Jachthaven de Eemhof 2018 ingediend als principeplan bij de gemeente Zeewolde.

De ontwikkelingen betreffen de aanleg van een Wavepool in het water voor het strand met een surfcentre, de bouw van beach houses en surf shacks' en de uitbreiding van het aantal recreatiearken (ten koste van ligplaatsen in de jachthaven). Evenzeer betreft dit de realisatie van een kampeerterrein ten oosten van de jachthaven inclusief bijbehorende aanpassingen van het terrein. Op langere termijn moet het mogelijk zijn een hotel te bouwen ter plaatse van de bestaande botenloods.

Op 29 september 2016 heeft de gemeenteraad van Zeewolde het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016' vastgesteld. De gronden ter plaatse van de ontwikkelingen op De Eemhof liggen in dat bestemmingsplan. De ontwikkeling van de wavepool en de beach houses en surf shacks is in strijd met de vigerende bestemming 'Recreatie - Strand'. Op deze bestemming is geen (bebouwing ten behoeve van) surfsport toegestaan. De realisatie van de recreatiearken alsmede de realisatie van een hotel in de bestaande botenloods is in strijd met de bestemming 'Recreatie - Jachthaven'. Om de gewenste ontwikkelingen te realiseren is een herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016' noodzakelijk.

De geconstateerde strijdigheid van de gewenste ontwikkelingen met het geldende bestemmingsplan vormen aanleiding voor een nieuw bestemmingsplan.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied omvat het bestaande terrein van Jachthaven Marina de Eemhof. De jachthaven is gelegen aan de Slingerweg in Zeewolde in het zuiden van de gemeente tussen Centerparcs De Eemhof en het Nijkerkernauw. Het plangebied wordt begrensd door de waterkering aan de noordoostzijde en de gemeentegrens aan de zuidwestzijde.

De ligging van het plangebied is aangegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPMarinaDeEemhof-VS01_0001.png"

Figuur 1.1: Ligging en begrenzing plangebied

1.3 Vigerende plannen

Ter plaatse van het plangebied vigeert het volgende bestemmingsplan:

  • bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld 29 oktober 2016

Het bestemmingsplan Buitengebied is een conserverend plan. Dat wil zeggen dat het bestaande gebruik wordt geregeld en dat grote veranderingen niet rechtstreeks worden toegestaan. Het buitengebied wordt echter niet ‘op slot’ gezet; er wordt enige ruimte geboden voor nieuwe ontwikkelingen ten behoeve van de bestaande functies.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van de toelichting wordt de huidige situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het beleidskader van Europa, het Rijk, de provincie en betrokken gemeenten uiteen gezet. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de doelstelling en uitgangspunten. Hoofdstuk 5 gaat over de omgevingsaspecten die voor dit plangebied relevant zijn. Hoofdstuk 6 beschrijft de juridische opzet waarbij de plankaart en planregels worden besproken. Tot slot volgt in de hoofdstukken 7 een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan en de resultaten van de inspraak en overleg.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Historie

Landschap en cultuurhistorie

De geschiedenis van het (landschap in het) plangebied gaat niet ver terug. In de twintigste eeuw is het typisch Flevolandse landschap ontstaan zoals wij het nu kennen. In 1967 werd de dijk rondom Zuidelijk Flevoland gesloten en in 1968 werden de IJsselmeerpolders drooggelegd. Vele bouwkundige objecten en landschappelijke structuren herinneren aan deze inpolderings- en ontginningsfase en zijn nog steeds in het landschap zichtbaar.

De provincie wil de Flevolandse karakteristieken behouden door deze in te zetten als ruimtelijke kwaliteit ter versterking van nieuwe ontwikkelingen. Daartoe maakt de provincie onderscheid tussen landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten en basiskwaliteiten. Tot de kernkwaliteiten worden die elementen en patronen gerekend die bepalend zijn voor het karakter van Flevoland, waarmee de essentie van het polderconcept wordt gewaarborgd.

Het plangebied maakt landschappelijk gezien onderdeel uit van een open en rationeel polderlandschap van Zeewolde, dat voor een belangrijk deel door de landbouw wordt gebruikt. Het jonge agrarische landschap kenmerkt zich grotendeels als productielandschap met een rationele blokverkaveling en veel verspreid staande windturbines. In het zuidoosten van de gemeente komt zand voor als restant van voormalige zandplaten.

Het plangebied maakt onderdeel uit van een gebied dat unieke potenties heeft voor toerisme en recreatie die in harmonie met natuurwaarden ontwikkeld kunnen worden.

 

Archeologische waarden

In Flevoland worden veel (resten van) scheepswrakken in de ondergrond gevonden. Iets dieper bevinden zich ook resten uit de steentijd. Aanvullend op het provinciaal beleid dat inzet op de archeologische en aardkundige kerngebieden (PArK'en), heeft de gemeente Zeewolde een eigen archeologiebeleid. Zie hiervoor paragraaf 5.11.

Van cultuurhistorische waarde voor het buitengebied van Zeewolde zijn elementen die verwijzen naar de ontstaansgeschiedenis van Flevoland; de vaarten, tochten en dijken.

2.2 Ruimtelijke structuur

Jachthaven Marina de Eemhof ligt in het speerpuntgebied ‘Oostrand van Flevoland’. Dit gebied, dat gekenmerkt wordt door een langgerekte zone van bos- en natuurgebieden, gelegen naast de randmeren, heeft een grote betekenis voor zowel de (water)natuur als de recreatie.

Jachthaven Marina de Eemhof grenst aan het Hulkesteinse bos en daardoor ook aan het Natuurnetwerk Nederland. Op 1 kilometer ten zuidoosten van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Arkemheen. Op circa 1,5 kilometer ten oosten van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Eemmeer, Gooimeer en IJmeer en op ruim 4,5 kilometer het Natura 2000-gebied Veluwerandmeren. Het plangebied maakt zelf geen deel uit van een beschermd gebied. Uit de natuurtoets blijken de effecten van het plan op de natuurwaarden. Zie hiervoor paragraaf 5.10.

Terrein Jachthaven Marina de Eemhof

De havenkommen en het strand van Jachthaven Marina de Eemhof worden gevormd door drie landtongen, verschillende oeverdammen en drie strekdammen voor het strand. Het terrein grenst, met uitzondering van de noordoostzijde, aan het water. Aan de noordoostzijde ligt de dijk. Achter de dijk ligt het bungalowpark Center Parcs de Eemhof. Via de dijk loopt door het bos van Staatsbosbeheer de toegangsweg naar de jachthaven. Het totale terrein van Jachthaven Marina de Eemhof is momenteel 13,7 hectare groot en bestaat voor bijna de helft uit water.

In het gebied ten noordwesten van de jachthaven, ter plaatse van de geplande wavepool bevindt zich nu natuur, strand en water (figuur 2.2.1). Dit deel is rond 2012 aangelegd met als doel een recreatieve baai met strandjes te ontwikkelen terwijl deze tegelijkertijd een rol speelt als rustplaats voor wintervogels tijdens slecht weer. Omdat er op het moment van slecht weer toch geen recreatief gebruik is, zijn de beide functies in tijd van elkaar gescheiden en dus prima met elkaar te combineren. In de praktijk blijkt dat de baai en de graslandjes buiten het broedseizoen gebruikt worden als rust- en foerageergebied door met name meerkoeten en in mindere mate ook door grauwe ganzen, wilde zwanen, smienten, kuifeenden en krakeenden (rapport 'Nieuwe ontwikkelingen Marina de Eemhof en natuur- en watervergunningen', Bijlage 1). Het noordwestelijke deel bestaat thans uit ondiep water, gras en strandjes en kades.

In het gebied ten zuidoosten van de jachthaven is momenteel een deels verwilderd voormalig recreatieterrein aanwezig (figuur 2.2.2). Een natuurkampeerterrein is hier beoogd. In de huidige situatie bestaat het zuidoostelijk deel van het terrein van de jachthaven uit gras, wilgen (bomen en struweel), een brede rietkraag en ondiep water. Tot voorkort werd het gras gemaaid door Rijkswaterstaat ten behoeve van recreatief gebruik waardoor er relatief open grasland was naast en tussen de toen al bestaande bomen. Langs de oever is een 20 tot 40 meter brede rietkraag aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPMarinaDeEemhof-VS01_0002.png"

Figuur 2.2.1: Noordwestelijk deel terrein jachthaven Marina de Eemhof

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPMarinaDeEemhof-VS01_0003.png"

Figuur 2.2.2: Zuidoostelijk deel terrein jachthaven Marina de Eemhof

2.3 Functionele inrichting

Tussen de beide nieuw te ontwikkelen delen ligt de bestaande jachthaven en Marina met appartementen, restaurant, havenkommen en pieren (figuur 2.3).

Jachthaven Marina de Eemhof bestaat uit twee havenkommen. De zuidoostelijke havenkom is de 'oude haven' die sinds 1980 bestaat. De noordwestelijke havenkom, de 'nieuwe haven', is gerealiseerd in 2011 en ingericht in 2012. Deze havenkom is ingericht met ligplaatsen voor boten vanaf 16 meter. In de havenkom is ook een kom met langszijplekken gerealiseerd voor passanten. Jachthaven Marina de Eemhof heeft in totaal circa 260 ligplaatsen. De havenkommen zijn van elkaar gescheiden door een landtong waarop een rij appartementen is gebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPMarinaDeEemhof-VS01_0004.jpg"

Figuur 2.3: Huidige situatie met locaties nieuwe ontwikkelingen

Op de begane grond van deze havenappartementen bevinden zich Brasserie Zuiderzoet, Meander Dialysecentrum Midden-Nederland, jachtmakelaardij Dolman Yachting, de sanitaire ruimtes voor de gasten van de jachthaven, het havenkantoor en de bedrijfswoning. Gasten van de jachthaven kunnen parkeren op het parkeerterrein langs de dijk of op het parkeerterrein van de oude haven. Gasten van Center Parcs de Eemhof die in de appartementen overnachten kunnen parkeren achter de dijkappartementen. Er zijn ruim voldoende parkeermogelijkheden voor de huidige situatie.

Op de meest noordwestelijke landtong staat het strandpaviljoen. Het strandpaviljoen functioneert als horecagelegenheid in de vorm van een beachclub en als watersportcentrum voor de verhuur en het geven van lessen in verschillende watersportactiviteiten. Ten noordwesten van de nieuwe havenkom ligt het strand dat eigendom is van Hulkestein Natuurbeheer BV. Dit strand wordt in de maanden mei tot oktober, naast het gebruik voor dagrecreanten, gebruikt als opstapplaats voor huurders van surfplanken, optimisten, sups en kano’s.

Op het strand staat tevens nog een kiosk waar een tijdelijke vergunning voor verleend is. De kiosk wordt gebruikt voor verkoop van ijsjes, drinken en verhuur van kano’s/surfplanken. Ten zuidoosten van de oude haven zijn de botenloods, trailerhelling en het kampeerveld gevestigd. De trailerhelling wordt, naast de

gasten van de haven, ook gebruikt door de gasten van Center Parcs die hun boot hebben meegenomen op vakantie. De botenloods wordt gebruikt voor opslag van boten en spullen van de jachthaven. Op het kampeerveld naast de loods mogen van 1 april tot 1 november kampeermiddelen staan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, 2012) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Dit beleid heeft onder meer de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de Structuurvisie Randstad 2040 vervangen. De structuurvisie heeft betrekking op:

  • rijksverantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water-)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden;
  • rijksbelangen inzake (inter-)nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie;
  • rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de economische structuur.

Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies.

Voldoende recreatiemogelijkheden wordt genoemd als een van de voorwaarden voor het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland. Een vitaal en mooi landelijk gebied is van belang voor een goed leef- en vestigingsklimaat en voor recreatie en toerisme. Provincies en gemeenten zijn verantwoordelijk voor het versterken van het vestigingsklimaat. Daar horen ook natuur, hoogwaardige landschappen en recreatieve voorzieningen bij.

Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen heeft het Rijk in de SVIR een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. De ladder voor duurzame verstedelijking is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. Onder het kopje Ladder voor duurzame verstedelijking wordt nader ingegaan op de ladder.

Conclusie

Het bestemmingsplan sluit aan bij de rijksdoelen uit de SVIR en voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In de Structuurvisie Infrastructuur (SVIR) en Ruimte heeft de Rijksoverheid de nationale belangen omschreven waarvoor het Rijk zelf verantwoordelijkheid draagt. Een goede doorwerking van deze nationale belangen wordt juridisch geborgd via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

De nationale belangen betreffen onder meer onderwerpen op het gebied van de hoofdinfrastructuur (reserveringen rond hoofdwegen en hoofdspoorwegen, vrijwaring rond rijksvaarwegen en hoofdbuisleidingen), de elektriciteitsvoorziening, het vereenvoudigde regime van de ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied).

Voor dit bestemmingsplan zijn de regels ten aanzien van het IJsselmeergebied en het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) van belang. Op grond van artikel 2.12.2 van het Barro heeft de gemeente Zeewolde nog de mogelijkheid voor 5 hectare buitendijkse ontwikkelruimte, aansluitend op de bestaande bebouwing. De buitendijkse ontwikkeling wordt als volgt bepaald: de oppervlakte die aan het randmeer wordt onttrokken vermeerderd met buitendijkse bebouwing op niet verhard oppervlak. Het plan voorziet in afgerond 3 hectare buitendijkse ontwikkeling. Dit betekent dat de gemeente Zeewolde 2 hectare buitendijkse ontwikkelingsruimte overhoudt. 

Bij provinciale verordening worden de gebieden aangewezen die de NNN vormen.

Conclusie

Het Barro vormt geen belemmering voor de boogde ontwikkeling in het plangebied.

Ladder voor Duurzame Verstedelijking

De 'Ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd. Doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking is een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden, door een zorgvuldige afweging van de behoefte en locatiekeuze van nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen en overaanbod van plancapaciteit van nieuwe stedelijke ontwikkelingen voorkomen.

Op 1 oktober 2012 is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De ladder vormt daarmee een bindend toetsingskader voor alle gemeentelijke bestemmingsplannen, provinciale inpassingsplannen en provinciale ruimtelijke verordeningen.

Op 1 juli 2017 is een wijziging van de Ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden. Met deze wijziging is een aantal definities gewijzigd, zijn de begrippen 'actuele' en 'regionale' geschrapt. Daar waar de oude ladder nog drie te doorlopen treden bevatte, kent de gewijzigde ladder geen treden meer. De voormalige treden 1 en 2 zijn samengevoegd en trede 3 is komen te vervallen.

De nieuwe regeling luidt als volgt:

“De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.”

Behoefte

Ten behoeve van de ontwikkeling van de wavepool heeft 'We Want Waves' een businesscase (januari 2017) opgesteld waarin zij ondermeer de behoefte aan de wavepool heeft onderzocht. Aanvullend heeft de initiatiefnemer een onderbouwing opgesteld voro de laddertoets (Duurzame verstedelijking, holding Zijl, Bijlage 2)

Een wavepool is nieuw voor de surf community. Wereldwijd zijn er momenteel twee wavepools; één in het Verenigd Koninkrijk en één in de Verenigde Staten. Op het Europese vasteland zijn nog geen wavepools. Er bestaan wel al jaren kunstmatige golfsurfmachines, maar deze genereren geen natuurlijk golven die de wavepool wel genereerd. De wavepool genereert de perfecte golven die sneller achter elkaar komen dan in de oceaan, langer duren dan de golven in Nederland en elke golf is identiek aan de voorgaande. De wavepool biedt golven voor beginners, intermediates en gevorderden, waarmee de wavepool toegankelijk is voor elk niveau.

Het surfen is als vrijetijdsbesteding de laatste jaren populairder geworden; zowel wereldwijd als in Nederland. De massamarkt is dan ook een belangrijke doelgroep. Uit ervaringen in het Verenigd Koninkrijk blijkt dat de beginners een belangrijke doelgroep vormen. De wavepool in Zeewolde zal echter ook gevorderde surfers trekken omdat de Nederlandse golf vaak niet goed genoeg is en de Nederlandse surfer hiervoor uit moet wijken naar landen met goede oceaangolven.

De wavepool heeft een aantal belangrijke meerwaarden:

  • er kan op elk gewenst moment gesurft worden;
  • er kan op relatief korte afstand gesurft worden;
  • er kan door alle niveau's surfers gesurft worden;
  • toename van het aantal toeristen en recreanten in het gebied, wat ten goede komt aan de lokale economie.

Uit onderzoek blijkt dat er behoefte is aan een wavepool centraal gelegen in Nederland. De verwachte bezoekersaantallen liggen tussen de 84.500 en 196.500 bezoekers per jaar. Deze bezoekers komen uit Nederland, maar ook uit België en Duitsland. Er bestaat dus een duidelijke behoefte aan de wavepool.

Een uitbreiding van het aantal recreatiewoningen past goed bij de uitbreiding van de activiteiten van Marina De Eemhof. Vooral het bieden van overnachtingen in surf shacks past goed bij de wavepool.

Marina De Eemhof en Center Parcs trekken gezamenlijk voldoende bezoekers dat er voldoende behoefte is aan een uitbreiding van 58 recreatiewoningen (16 beach houses, 32 surf shacks en 10 recreatiearken. Daarbij zal het aantal recreatieplaatsen niet toenemen, omdat de jachthaven 75 ligplaatsen inlevert.

Motivering voor ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied

Gezien de aard en schaal van de activiteiten passen een wavepool en een recreatieterrein niet in stedelijk gebied. Aangesloten wordt op een bestaand recreatieterrein (bestaande Marina en Center Parcs).

Conclusie

Er bestaat ruim voldoende behoefte aan een wavepool van deze orde centraal gelegen in Nederland. Gezien de huidige bezetting van zowel Marina De Eemhof als Center Parcs wordt ook met de omzetting van ligplaatsen in een jachthaven naar recreatiewoningen voorzien in een behoefte. Omdat de voorgenomen activiteiten qua aard en schaal niet passen in bestaand stedelijk gebied wordt aangesloten bij bestaande recreatieterreinen. Hiermee is de ladder voor duurzame verstedelijking voldoende doorlopen.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsplan 2006-2015

In het provinciaal omgevingsplan (geconsolideerd 2012) is het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 opgenomen, met een doorkijk naar 2030. Om de vitaliteit van het landelijk gebied te vergroten zet de provincie enerzijds in op de schaalvergroting van de landbouw. Anderzijds is er ook ruimte voor nieuwe functies in het landelijk gebied.

Het Omgevingsplan bevat uitgangspunten voor onder andere de volgende onderwerpen:

  • Schaalvergroting in de landbouw;
  • Intensieve veehouderij;
  • Bollenteelt;
  • Hergebruik (voormalig) agrarische bebouwing;
  • Nevenfuncties bij agrarische bedrijven;
  • Windenergie;
  • Recreatie en toerisme;
  • Natuur;
  • Landschap en cultuurhistorie;
  • Archeologie.

Voor zowel de cultuurhistorische als de landschappelijke kernkwaliteiten als de landschapskunstwerken is het beleid gericht op behoud en versterking. Hierin vervult de provincie een actieve rol. De provincie verwacht van de gemeenten dat zij bij de besluitvorming over nieuwe ontwikkelingen expliciet rekening houden met de cultuurhistorische en landschappelijke kern- en basiskwaliteiten en dat zij nieuwe ontwikkelingen zo goed mogelijk inpassen. De cultuurhistorie kan ook als inspiratie dienen voor nieuwe ontwerpen.

De provincie wil samen met de gemeenten uitwerking geven aan landschappelijke en cultuurhistorische waarden door hieraan in de speerpuntgebieden vroegtijdige en volwaardige aandacht te besteden in de vorm van een ontwerpvisie of landschapsontwikkelingsplan.

Archeologie 

De provincie maakt in haar beleid onderscheid in Provinciaal Archeologische en Aardkundige Kerngebieden (PArK'en), archeologische aandachtsgebieden en de Top-10 archeologische locaties. De provincie richt zich in PArK'en op de ontsluiting en integrale instandhouding van de archeologische waarden in samenhang met aardkundige en landschappelijke waarden. De Top-10 vertegenwoordigt een dwarsdoorsnede van de Flevolandse archeologie. De provincie vindt het van wezenlijk belang dat de Top-10 locaties behouden blijven. Archeologische aandachtsgebieden tot slot, zijn gebieden met een relatief hoge dichtheid aan goed geconserveerde archeologische waarden.

Het plangebied is niet gelegen in één van de PArK'en, archeologische aandachtsgebieden of Top-10 archeologische locaties.

Natuur 

Ongeveer de helft van Flevoland (de Oostvaardersplassen, de Lepelaarplassen en vrijwel alle grote wateren) is aangewezen als speciale beschermingszone (SBZ) onder de Europese Vogelrichtlijn en maakt daarmee onderdeel uit van het internationale natuurnetwerk Natura 2000. Enkele delen van deze gebieden zijn tevens aangemeld als beschermingszone onder de Habitatrichtlijn. De Natura 2000 gebieden vormen samen met een groot deel van de binnendijkse natuurgebieden het Flevolandse deel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS)). Doel van het NNN is de realisatie van een robuust landelijk samenhangend netwerk van natuurgebieden dat voldoende (leef-)ruimte biedt voor soorten en waarden die karakteristiek zijn voor de Nederlandse natuur. Het NNN moet in 2018 gereed zijn.

In het provinciale gebiedsplan voor natuur en landschap is verder uitgewerkt welke natuurkwaliteit gerealiseerd moet worden en welke gebieden, aanvullend op reeds bestaande natuurgebieden, begrensd zijn als nieuwe natuur. De robuustheid, samenhang en specifieke kwaliteiten zijn nog te gering. De ambitie van de provincie is om het NNN en het Natura 2000 netwerk een robuustheid te geven die voldoet aan de opgaven vanuit de Europese Unie en het Rijk. In Flevoland zijn er vooral opgaven voor het instandhouden en verder ontwikkelen van de natuurwaarden voor moerassen, open water, natte bosgebieden en het open agrarisch gebied. De relatie tussen de binnendijkse en de buitendijkse natuurgebieden kan versterkt worden door binnendijks meer natte leefgebieden te realiseren. De provincie Flevoland wil natuur beschermen en ontwikkelen, maar ook ruimte hebben om andere maatschappelijke ontwikkelingen zoals woningbouw en recreatie optimaal vorm te geven. De natuurwetgeving hanteert een 'nee, tenzij'-regime: nieuwe activiteiten zijn niet toegestaan, tenzij kan worden aangetoond dat de beschermde habitats en soorten daarvan geen schade ondervinden. Slechts indien een blijvende gunstige staat van instandhouding voor soorten en habitats gegarandeerd is, kan 'nee, tenzij' worden omgebogen in een door de provincie gewenst 'ja, want'. De provincie maakt hiervoor gebruik van een systeem van saldobenadering. Het uitgangspunt van deze benadering is dat de maatschappelijke en ecologische ontwikkelingen zodanig vorm worden gegeven dat zij elkaar niet belemmeren, maar versterken. Als elders binnen het Flevolandse natuursysteem een vergelijkbare of grotere verbetering wordt gerealiseerd, kan plaatselijk een verslechtering van de natuurkwaliteit acceptabel zijn. De uitwerking van de saldobenadering is voor het Natura 2000 netwerk en het NNN verschillend, omdat op grond van de wettelijke kaders voor beide verschillende afwegingscriteria gelden.

Conclusie

Voor het plangebied is het beleid ten aanzien van het NNN van belang. Het plangebied is namelijk gelegen in de nabijheid van het NNN. Zie voor een beoordeling van de natuurwaarden, paragraaf 5.10.

Verordening voor de Fysieke Leefomgeving

In de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving (2012) zijn juridische regels opgenomen ter bescherming van:

  • de bodem;
  • het (grond)water;
  • provinciale wegen;
  • regionale waterkeringen;
  • stiltegebieden;
  • Provinciaal Archeologische en Aardkundige Kerngebieden.


In 2014 zijn ook regels vastgelegd voor de Ecologische Hoofdstructuur (thans NNN).

De boringsvrije zones betreffen de gehele gemeente. Daarvoor is geen specifieke regeling opgenomen. Verwezen wordt naar de provinciale verordening. De boringsvrije zone is bedoeld om te voorkomen dat voor bepaalde werkzaamheden vanaf een zekere diepte de bodem niet wordt geroerd, doorboord of anderszins doordrongen.

Conclusie

Voor zover relevant zijn de regels uit de verordening doorvertaald in dit bestemmingsplan.

Beleidsnota recreatie en toerisme 2016

In december 2016 werd het nieuwe beleidsplan Recreatie & Toerisme Flevoland vastgesteld door Provinciale Staten. De vrijetijdssector is een sector die volop in beweging is en vraagt daarom om een nieuw beleidskader. Het nieuwe beleidsplan is gericht op het aantrekken van meer bezoekers en hen langer in de provincie vast te houden. Hiermee kunnen de bestedingen in Flevoland toenemen. De provincie wil dit bereiken door in te zetten op een betere profilering van Flevoland.

Op basis van het huidige profiel van de vrijetijdssector, de veranderende vraag en beschreven visie zet de provincie Flevoland in op de volgende strategie voor de vrijetijdssector: "Het generen van meer bezoekers en bestedingen door het unieke en onderscheidende karakter van Flevoland beter te benutten, uit te dragen en beleefbaar te maken."

De provincie hanteert voor deze strategie de volgende uitgangspunten met betrekking tot de vrijetijdssector:

  • De provincie ondersteunt initiatieven waarin het unieke en onderscheidende karakter van Flevoland centraal staat en die in potentie bijdragen aan het vergroten van het aantal dag- en/of verblijfsrecreanten.
  • Het verbinden van het aanbod (bijvoorbeeld verblijfsaccommodaties en dagattracties) is een belangrijk onderdeel van de strategie. Ook crossovers met onder meer sport, cultuur en natuur bieden kansen op nieuwe producten.
  • De provincie zet in op slimme coalities tussen Flevolandse ondernemers, overheden en overige belanghebbenden. Waar kansrijk trekt de provincie ook op met de omliggende regio’s. Iedere samenwerking dient gericht te zijn op het ontwikkelen van aanbod dat past bij de vraag van kansrijke doelgroepen.
  • De provincie richt zich op bovenlokale opgaven en initiatieven.
  • De provincie vraagt bij alle initiatieven aandacht voor een duurzame instandhouding.

Conclusie

Met het uitbreiden van de activiteiten op Marina De Eemhof wordt bijgedragen aan het toeristische karakter van Flevoland en het trekken van bezoekers en het genereren van bestedingen in de provincie. Met het ruimte bieden aan een tiental extra recreatiearken in ruil voor het inleveren van 75 ligplaatsen in de jachthaven draagt bij aan een meer constante bezetting ten behoeve van verblijfsrecreatie. Hiermee sluit dit plan ook aan bij het provinciaal belang om verblijfsrecreatie te bieden.

3.3 Regionaal beleid

Waterbeheerplan Zuiderzeeland 2016-2021

Het Waterbeheerplan Zuiderzeeland 2016-2021 (vastgesteld 27 oktober 2015) bevat het beleid van het waterschap over de zorg voor waterveiligheid en voldoende en schoon water. In het plan staan de doelen en de maatregelen die het waterschap in de periode 2016-2021 neemt om die doelen te realiseren.

Het voorkomen van overstromingen heeft in Flevoland de hoogste prioriteit. De veiligheid van het buitendijks gelegen De Eemhof is een verantwoordelijkheid van het waterschap Zuiderzeeland. Het waterschap is derhalve verantwoordelijk voor de ter plaatse aanwezige waterkeringen. Samen met betrokkenen zorgt het waterschap ervoor dat de regionale buitendijkse keringen voldoen aan de veiligheidsnorm.

Conclusie

Ter bescherming van de waterkering langs het Nijkerkernauw worden een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' en twee gebiedsaanduidingen 'vrijwaringszone - dijk 1' en vrijwaringszone - dijk 2' opgenomen. Zie hiervoor ook paragraaf 6.2.

3.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Zeewolde 2022

Op 25 april 2013 heeft de gemeenteraad van Zeewolde de Structuurvisie 2022 vastgesteld. De Structuurvisie vormt een richtinggevend kader voor ruimtelijke ontwikkelingen in de periode tot aan 2022.

In de structuurvisie wordt duidelijk hoe de gemeente Zeewolde zich de komende jaren wil gaan ontwikkelen. Kleinschalige initiatieven, in de vorm van bijzondere locaties in het groen en op het water, het vasthouden van de werkgelegenheid, de interesse voor ontwikkelingen op het gebied van gezondheid, wellness en recreatie en de aandacht voor een duurzame ontwikkeling zijn belangrijke onderwerpen die op de agenda staan.

Ambitieniveau 

De ambities voor recreatie en toerisme spelen zich af op drie niveaus:

1. De prioriteit ligt bij het behouden en versterken van het huidige recreatieve aanbod in en rondom de kern.

2. Het toevoegen van bij Zeewolde passende, toeristisch-recreatieve ontwikkelingen aan de rand van het Horsterwold. Er is met name behoefte aan betere dagrecreatie. Een belangrijke voorwaarde hierbij is dat ze een bijdrage leveren aan de gebiedskwaliteit.

3. Op ruime afstand van het dorp is een grootschalige recreatieve trekker - met aanzienlijke bezoekersaantallen zoals een attractiepark - in beginsel bespreekbaar.

In de Transformatiezone Randmeer wordt ingezet op een versterking van de recreatieve functie (figuur 3.1). Daarbij geldt dat de bestaande gebiedskwaliteiten de basis moeten vormen in de ontwikkelingen. Bij deze ontwikkelingen staat de diversiteit in de leefomgeving voorop. Er ontstaan op deze scheidingslijnen nieuwe, hoogwaardige, afwisselende leefmilieus met een toegevoegde waarde voor Zeewolde. Deze zone loopt van de uiterste hoek in het noordoosten van de gemeente tot Jachthaven Marina de Eemhof in de zuidwesthoek.

In de zuidwesthoek van de transformatiezone, ter plaatse van Jachthaven Marina de Eemhof, is een indicatieve reservering voor een grootschalige recreatieve ontwikkeling aangegeven (figuur 3.1). De locatie is via de bestaande (en eventueel toekomstige infrastructuur) goed bereikbaar en ligt op ruime afstand van de kern.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPMarinaDeEemhof-VS01_0005.png"

Figuur 3.1: reservering van locatie voor grootschalige recreatie (bron: Structuurvisie Zeewolde 2022)

Conclusie

De plannen dragen zowel bij aan de tijdelijke als blijvende werkgelegenheid en hebben een positief effect op de economische structuur van de gemeente. Dit draagt op zijn beurt bij aan de doelstellingen van de gemeentelijke structuurvisie en beleidsnota.

Archeologische beleidskaart Zeewolde

Op 24 maart 2016 heeft de gemeenteraad de actualisatie van haar eigen archeologiebeleid vastgesteld. Op basis van een archeologische beleidskaart kan worden vastgesteld of voor gebieden een archeologische verwachtingswaarde geldt. Gekoppeld aan de verwachtingswaarde geldt een onderzoeksverplichting bij bodemingrepen van een bepaalde omvang. De meest streng beschermde categorie betreft archeologisch waardevolle gebieden die op grond van de Erfgoedwet zijn beschermd. Gebieden waar weinig of geen archeologische sporen worden verwacht, zijn vrijgegeven voor bodemingrepen.

Conclusie

Ter plaatse van het bestaande land is het plangebied gelegen in een archeologievrij gebied. In dit gebied is de bodem al dermate verstoord of heeft onderzoek reeds aangetoond dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Ter plaatse van het bestaande water is het plangebied gelegen in een gebied met waarde - archeologie 6. Dit betreffen de buitendijkse gebieden. Voor deze gebieden geldt dat bij bodemingrepen per geval door de gemeente moet worden beoordeeld in hoeverre sprake is van een risico op verstoring van archeologische waarden. Voor het archeologisch onderzoek dient per project een Programma van Eisen te worden opgesteld, dat rekening houdt met de specifieke prospectiemethoden voor het opsporen van archeologische waarden in waterbodems.

Het gedeelte van het plangebied waar een waarde - archeologie 6 geldt krijgt een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6' met een bijhorend beschermend regime welke is geregeld in de planregels.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

Jachthaven Marina de Eemhof heeft een Masterplan voor toekomstige ontwikkelingen opgesteld. Het Masterplan gaat uit van het in de toekomst uitbreiden van de bestaande en potentiële kwaliteiten van Jachthaven Marina de Eemhof. Als basis voor de uitbreiding van Jachthaven Marina de

Eemhof is gebruik gemaakt van de bestaande kwaliteiten van de locatie en de omgeving. De jachthaven wil dan ook haar ligplaatsen verminderen en zich meer gaan richten op verblijfsrecreatie.

Het plangebied zal onderverdeeld worden in een westelijk deel waar de wavepool, de beach houses en de surf shacks ontwikkeld zullen worden. Het oostelijke deel omvat het hotel, woonarken, de kampeerplaats en de nieuw te ontwikkelen baai met natuureilanden. Deze ontwikkelingen zijn in figuur 4.1 aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPMarinaDeEemhof-VS01_0006.jpg"

Figuur 4.1: Onderdelen Masterplan

Hieronder wordt kort de inhoud van dit masterplan toegelicht. Leidend in de uitvoering van de concepten is de aanleg van de wavepool.

  • I. Wavepool in het water (westzijde jachthaven)

Ter plaatse van het geplande wavepool systeem bevindt zich nu natuur, strand en water. Om de aanleg van de wavepool mogelijk te maken is landaanwinning van ca. 1 ha nodig. De wavepool bestaat uit een gesloten bassin. Het bassin is ca. 250 meter lang + golfinstallatie van 35 meter en 50 meter (smalste punt) tot 100 meter (breedste punt) breed. Het bassin bestaat uit een betonnen bak welke aangelegd wordt in de baai. Het rif bestaat uit een A-frame wat zorgt voor zowel een links als recht brekende golf. Het bassin maakt geen direct onderdeel uit van de Randmeren maar kan bij zeer hoge peilen (vanaf + 0,80 NAP) wel overstromen. Het bassin wordt gevuld met water uit het Randmeer. Door middel van een pomp wordt het water door een filter geleid en stroomt daarna uit in het bassin. Machines zorgen voor golfwerking in het bassin. De machines staan in afgesloten betonnen kamers en waterbeweging wordt hydraulisch of door perslucht opgewekt.

De strekdammen voor het strand komen door de aanleg van de Wavepool deels te vervallen. Langs

de Wavepool wordt een talud aangelegd zoals deze destijds is aangelegd bij de realisatie van de nieuwe jachthaven en landtong. De strekdam bij de achterste baai zal verlegd moeten worden.

Aan de oostzijde van de wavepool wordt het surfcentre gebouwd. Hier vinden de uitgifte van surfspullen en de instructies plaats. Aan de noordwestzijde van de wavepool wordt een beheergebouw/machinegebouw gebouwd.

In figuur 4.2 is deze ontwikkeling op de plankaart uit het masterplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPMarinaDeEemhof-VS01_0007.png"

Figuur 4.2: Huidige situatie en plankaart masterplan wavepool

  • II. Beach Houses op het strand

De Beach Houses worden gerealiseerd op het strand ten westen van de toekomstige Wavepool. Er wordt uitgegaan van 16 beachhouses verdeeld over 8 bouwblokken. Deze worden ruim boven het hoogste waterpeil gebouwd. De beachhouses hebben geen gasaansluiting, alle energie voorzieningen zijn elektrisch. De bouw is deels prefab. Ze worden aangesloten op de bestaande riolering. De Beach Houses moeten voldoen aan de volgende randvoorwaarden:

  • 1. Maximale oppervlakte bedraagt 100 m2 per recreatiewoning, de reactiewoningen bestaan uit één bouwlaag en worden per 2 gestapeld in een bouwvlak gebouwd;
  • 2. Maximale inhoud bedraagt 275 m3 per recreatiewoning op de eerste bouwlaag en 300 m2 per recreatiewoning op de tweede bouwlaag;
  • 3. Er worden geen losstaande bijbehorende bouwwerken gebouwd;
  • 4. Een aangebouwde veranda van maximaal 25 m2 per recreatiewoning is toegestaan;
  • 5. De recreatiewoningen krijgen een vloerpeil van minimaal + 2,00 meter

  • III. Surf Shacks rond de wavepool

Rond de wavepool komen Surf Shacks te staan. Er wordt uitgegaan van 32 chalets in de vorm van surf shacks met een maximale omvang van 30 m2 per stuk. Deze worden ruim boven het hoogste waterpeil gebouwd. De shacks hebben geen gasaansluiting, alle energievoorzieningen zijn elektrisch. De bouw is vrijwel geheel prefab. Ze worden aangesloten op de bestaande riolering.

  • IV. Recreatiearken (woonarken) in de oude havenkom

Er wordt uitgegaan van 10 nieuwe arken naast de 5 bestaande. In het plan voor de oude haven komen drie steigers (75 ligplaatsen) te vervallen voor tien nieuwe recreatiearken. De arken hebben geen gasaansluiting, alle energie voorzieningen zijn elektrisch. De bouw is vrijwel geheel elders op een werf en daarna worden ze over water vervoerd naar de jachthaven. Ze worden aangesloten op de bestaande riolering. In figuur 4.3 is deze ontwikkeling weergegeven.

  • V. Hotel in botenloods

De bestaande bebouwing blijft grotendeels gelijk, de veranderingen zijn vooral binnen in het gebouw. De beoogde ontwikkelingen in het plan leiden er toe dat de winterstalling op het terrein en in de loods komen te vervallen. De combinatie van recreatieterrein en winterstalling gaan niet samen vanwege eventuele overlast die wordt veroorzaakt door de werkzaamheden. Brasserie Zuiderzoet kan regelmatig grote congressen en partijen niet aannemen, doordat er bij Center Parcs geen hotelovernachtingen geboekt kunnen worden. Door de botenloods om te bouwen naar een hotel met 100 kamers, waar gasten elkaar kunnen ontmoeten in de grote open sociale ruimte, wordt niet alleen ingespeeld op dit probleem. Ook kunnen de bezoekers van de Wavepool na een dag surfen, gedurende het gehele jaar,

een overnachting eraan vastplakken.

  • VI. Kampeerterrein ten oosten van de oude havenkom

Het gebied ten oosten van de jachthaven is momenteel een deels verwilderd voormalig recreatieterrein. Om de kwaliteiten van dit gebied te behouden en benutten, wil Jachthaven Marina de Eemhof hier een natuurkampeerterrein realiseren.

Het gebied ten oosten van de jachthaven is momenteel nog ongerepte opgaande natuur aan het water.

Om de natuurlijke kwaliteiten van dit gebied te waarborgen, wil Jachthaven Marina de Eemhof hier een kampeerterrein met een natuurlijk thema realiseren op het huidige terrein van Staatsbosbeheer. Dit kampeerterrein zal bestaan uit kampeerplekken op het land. Glampingtenten en/of tipi's zijn beoogd bij het hotel op het huidige terrein van de jachthaven.

De extra voorzieningen die nodig zijn voor het kampeerterrein, zoals toiletten en douches, worden in principe ondergebracht in de huidige botenloods en het toekomstige hotel.

In figuur 4.3 is deze ontwikkeling op de plankaart uit het masterplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPMarinaDeEemhof-VS01_0008.png" Figuur 4.3: Huidige situatie en kaart masterplan uitbreiding kampeerterrein

Opgemerkt dient te worden dat het aantal ligplaatsen met 75 afneemt en niet met 106 en dat de afgebeelde pier rondom de natuurontwikkeling een strekdam dient te zijn.

Tegelijk met deze recreatieve voorzieningen worden de natuurlijke waarden in het oosten van het gebied versterkt. Deze bestaan uit een luwe baai met een paar kleine eilandjes welke vooral kunnen dienen als rustplek voor watervogels tijdens harde westen en noordwesten wind. Die functie is vrijwel alleen tijdens het winterseizoen als er veel trekvogels in de Randmeren, Markermeer en IJsselmeer verblijven van belang.

Daarnaast zal dit gebied ook van belang zijn als foerageergebied voor watervogels en als opgroei gebied voor jonge vis. Mede ten behoeve hiervan zullen ook enkele ondieptes/eilanden in de baai aangelegd worden waar riet en moerasontwikkeling verwacht wordt.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Algemene beoordeling milieueffecten (m.e.r.)

Wettelijk kader

Op grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is het noodzakelijk om ten behoeve van een bestemmingsplan dat kaderstellend is voor of een besluit neemt over projecten met grote milieugevolgen een milieueffectrapportage te doorlopen. Onderdeel C van de bijlage Besluit m.e.r. geeft de omvang van dergelijke projecten. Van andere projecten moet het bevoegd gezag beoordelen of deze projecten belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Deze projecten staan in onderdeel D van de bijlage Besluit m.e.r.

Hierbij geldt de omvang van een project als richtwaarde, en niet als absolute drempelwaarde. Daarom is vrijwel altijd een toets noodzakelijk of sprake is van een project met grote milieugevolgen. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria van Bijlage III, van de EU-richtlijn m.e.r. De hoofdcriteria waaraan moet worden getoetst zijn: kenmerken van de projecten, plaats van de projecten en kenmerken van het potentiële effect. Het mag duidelijk zijn dat wanneer een project ruim beneden de omvang uit de bijlage van het Besluit m.e.r. blijft, deze beoordeling beknopt kan zijn. Als blijkt dat aanzienlijke nadelige milieugevolgen niet zijn uit te sluiten, is alsnog een volledige m.e.r.-beoordeling of m.e.r.-procedure nodig.

In aanvulling op het voorgaande is er nog een zijspoor waardoor een plan m.e.r.-plicht kan gelden. Dit is het geval wanneer significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten. Dan geldt de verplichting tot uitvoeren van een Passende Beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet en daarmee de verplichting tot het uitvoeren van een planm.e.r.

Toetsing

Ten behoeve van het bestemmingsplan is een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd (Vormvrije m.e.r.-beoordeling Marina de Eemhof, Royal HaskoningDHV, 11 december 2017, Bijlage 3).

Eerst wordt beoordeeld of de activiteiten voorkomen in de C- of D-lijsten van de bijlage van het Besluit m.e.r. en of de activiteiten de (indicatieve) drempelwaarden overschrijden. Tevens is beoordeeld of significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden op voorhand zijn uit te sluiten.

Directe m.e.r-plicht op grond van onderdeel C of op grond van de noodzaak tot een passende beoordeling

De voornemens uit het Masterplan zijn overgenomen in dit bestemmingsplan en samenvattend beschreven in de volgende tabel:

Tabel 5.1: voorgenomen werkzaamheden Marina De Eemhof

Onderdeel   Karakteristieken  
Wavepool   250 m lang + golfinstallatie van 35 m, gemiddeld 75 m breed (50 – 100m)
Gemiddelde waterdiepte 1,40 m = 30.000 m3 water
Aanleg in de droge (eerst kade aanleggen rond werkterrein, dan uitgraven met kraan).
Overtollige grond wordt elders in het project gebruikt = gesloten grondbalans.
De bodem zal bestaan uit de aanwezige grond die verdicht wordt, de wanden zullen voornamelijk van beton zijn, het ondiepe deel wordt zachter afgewerkt.
De golfmachines worden geïnstalleerd in een waterdichte betonnen kelder afgedekt met grond en gras.
De golfmachines hebben geen direct contact met het water en er is daardoor geen kans op vervuiling van oppervlaktewater;
De wavepool is afgesloten van het Nijkerkernauw door een kade van minimaal +0,80 NAP. Het streefpeil van het Nijkerkernauw is in de zomer– 0,05 NAP.
De wavepool heeft tijdens het functioneren een vast peil;
Er is een inlaat van water via een pomp met tfilter vanuit het Nijkerkernauw.
Er is ook een uitlaat van water via een pomp met filter naar het Nijkerkernauw.
De waterkwaliteit van de wavepool is daarom in principe identiek aan die van het Nijkerkernauw maar met minder zwevende deeltjes;
Bij extreem hoog water (boven + 0,80 NAP stroomt water onder vrij verval in de wavepool en draagt deze bij aan de waterberging in het Nijkerkernauw.
De wavepool is geen zwembad en ook geen zwemwater.  
Beach houses   Er wordt uitgegaan 16 beachhouses verdeeld over 8 gebouwen. Deze worden ruim boven het hoogste waterpeil gebouwd. De beachhouses hebben geen gasaansluiting, alle energie voorzieningen zijn elektrisch. De bouw is deels prefab. Ze worden aangesloten op de bestaande riolering.
De beachhouses liggen aan een baai met zandstrand.  
Surf shacks   Er wordt uitgegaan 32 surf shacks. Deze worden ruim boven het hoogste waterpeil gebouwd. De shacks hebben geen gasaansluiting, alle energievoorzieningen zijn elektrisch. De bouw is vrijwel geheel prefab. Ze worden aangesloten op de bestaande riolering.  
Surfcentre   Deze wordt ruim boven het hoogste waterpeil gebouwd. Er is geen gasaansluiting, alle energievoorzieningen zijn elektrisch. De bouw is deels prefab. Er wordt aangesloten op de bestaande riolering.  
Recreatiearken   Er wordt uitgegaan van 10 nieuwe arken naast de 5 bestaande. De arken hebben geen gasaansluiting, alle energie voorzieningen zijn elektrisch. De bouw is vrijwel geheel elders op een werf en daarna worden ze over water vervoerd naar de jachthaven. Ze worden aangesloten op de bestaande riolering.  
Hotel   De bestaande bebouwing blijft grotendeels gelijk, de veranderingen zijn vooral binnen in het gebouw. Ook hier zijn alle energievoorzieningen elektrisch.  
Kampeerterrein   Het kampeerterrein zal gebruikt worden voor een natuurcamping op het huidige terrein van Staatsbosbeheer en glampingtenten en/of tipi's bij het hotel op het huidige terrein van de jachthaven.
In de huidige situatie bestaat het terrein van de jachthaven uit kort gemaaid gras en het terrein van Staatsbosbeheer heeft opgaande vegetatie (vooral wilgen) die ongeveer de helft van het terrein beslaat en de rest is gras. Langs de oever is een 20 – 40 meter brede rietkraag.
Een deel van de recent opgeschoten struiken en boompjes van het huidige SBB-terrein zal gekapt worden. De grotere bomen blijven grotendeels behouden.
De natuurcamping wordt alleen in het zomerseizoen gebruikt (1 april – 1 november). Alleen de glampingtenten en/of tipis op het terrein direct bij het hotel zullen mogelijk ook in het winterseizoen gebruikt worden.
Op het kampeerterrein komen waterpunten en electrapaaltjes. Sanitaire voorzieningen komen in het hotelgebouw.
Voor het kampeerterrein wordt een nieuwe grote beschutte baai gevormd door een kade op ongeveer 80 m uit de oever. In de baai komen een paar kleine eilandjes en ondieptes voor natuurontwikkeling. Hier zullen met name riet en wilgen tot ontwikkeling komen
De rietkraag voor de oever zal verwijderd worden om de oever vrij te stellen. Daar komt een kreekje waardoor er een oever met open water ontstaat en er aan het water gerecreëerd kan worden. De kreek loopt door bij de nieuwe kade rond de baai en zorgt zo voor voldoende wateruitwisseling tussen de baai en het Nijkerkernauw.  

Uit deze tabel komen geen relevante activiteiten naar voren die aansluiten bij de activiteiten genoemd in onderdeel C van het Besluit m.e.r. Het bestemmingsplan is dus niet direct m.e.r-plichtig vanwege kenmerken van het project die voldoen aan criteria van onderdeel C.

Een directe m.e.r-plicht van het bestemmingsplan kan ook voortkomen uit het gegeven dat van een plan niet op voorhand kan worden uitgesloten dat het leidt tot significante effecten op Natura 2000-instandhoudingsdoelen. In het rapport 'Nieuwe ontwikkelingen Marina de Eemhof en natuur- en watervergunningen' (Royal HaskoningDHV, 2017, Bijlage 1) is daartoe onderzoek verricht en is geconcludeerd dat significante effecten van het Masterplan op voorhand zijn uitgesloten, zonder daartoe specifieke mitigerende maatregelen te treffen. Dat betekent dat het bestemmingsplan ook langs die weg niet direct m.e.r-plichtig is.

De conclusie is dat er op grond van onderdeel C of op grond van de noodzaak tot een passende beoordeling geen sprake is van een directe m.e.r-plicht.

M.e.r-(beoordelings)plicht op grond van Onderdeel D van het Besluit m.e.r

Voor plannen (zoals dit bestemmingsplan) kan ook sprake zijn van een m.e.r-plicht indien de activiteiten uit het plan overeenkomen met activiteiten genoemd in onderdeel D van het Besluit m.e.r en waarvan de omvang op of boven de in dat onderdeel genoemde drempelwaarden ligt. De voornemens uit het Masterplan zijn samenvattend beschreven in tabel 2.1. Uit deze tabel komen de volgende activiteiten naar voren die aansluiten bij onderdeel D van het Besluit m.e.r:

  • Onderdeel D9: een landinrichtingsproject1 , dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan
  • Onderdeel D10: De aanleg, wijziging of uitbreiding van:
    • 1. skihellingen, skiliften, kabelspoorwegen en bijbehorende voorzieningen;
    • 2. jachthavens;
    • 3. vakantiedorpen en hotelcomplexen buiten stedelijke zones met bijbehorende voorzieningen;
    • 4. permanente kampeer- en caravanterreinen, of
    • 5. themaparken

Van onderdeel D10 zijn onderdeel 2, 3 en 4 relevant.

Van de activiteiten dient te worden nagegaan of de omvang ervan, zoals het bestemmingsplan die mogelijk maakt, de drempelwaarde overschrijdt. Hieronder wordt dit verkend.

Onderdeel D9

De drempelwaarde is in onderdeel D9 als volgt omschreven:

'een functiewijziging met een oppervlakte van 125 hectare of meer van water, natuur, recreatie of landbouw'

Het bestemmingsplan ziet op een functiewijziging van in totaal 6 hectare en ligt daarmee (ruim) onder de drempelwaarde genoemd in onderdeel D.

Onderdeel D10:

De drempelwaarde is in onderdeel D10 als volgt omschreven:

1°. 250.000 bezoekers of meer per jaar,

2°. een oppervlakte van 25 hectare of meer,

3°. 100 ligplaatsen of meer of

4°. een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied.

Het verwachte maximale aantal bezoekers ligt ruim onder de drempelwaarde van 250.000 bezoekers per jaar.

Voor de jachthaven in het Masterplan geldt dat deze met 75 ligplaatsen afneemt. Er is dus sprake van een wijziging van een jachthaven. De drempelwaardes in het Besluit m.e.r zien echter op toenames (van ligplaatsen, bezoekers, oppervlaktes, etcetera). Een afname van 75 ligplaatsen leidt dan ook niet tot overschrijding van de drempelwaarde voor jachthavens.

De oppervlakte van het voornemen in het Masterplan (voor zover betrekking hebbend op de elementen 2, 3 en 4 van onderdeel D10 bedraagt maximaal 6 hectare. Daarmee ligt deze oppervlakte ver onder de drempelwaarde van 25 hectare. Ook geldt dat het Masterplan niet wordt gerealiseerd in gevoelig gebied als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wet natuurbescherming.

Conclusie

De conclusie is dat het bestemmingsplan niet leidt tot een plan-m.e.r-plicht, omdat de kenmerken van het plan geen van allen leiden tot overschrijving van de drempelwaarden genoemd bij de onderdelen D9 en D10 van het Besluit m.e.r. Er is echter wel sprake van de noodzaak tot een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Vormvrije m.e.r-beoordeling

De vormvrije m.e.r-beoordeling dient de vraag te beantwoorden of belangrijke nadelige milieugevolgen van het plan kunnen worden uitgesloten. De vormvrije m.e.r.-beoordeling is opgenomen in Bijlage 3.

Op grond van het rapport 'Nieuwe ontwikkelingen Marina de Eemhof en natuur- en watervergunningen' (Royal HaskoningDHV, 2017, Bijlage 1) wordt de conclusie getrokken, dat belangrijke nadelige milieugevolgen voor wat betreft natuur en water kunnen uitgesloten. Het plan ligt buiten Natura 2000 en NNN en externe effecten op deze gebieden kunnen worden uitgesloten. Er komen enkele beschermde soorten voor in het plangebied, maar door relatief eenvoudige maatregelen is te voorkomen dat verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming overtreden worden. Het plan heeft effect op doelen van de KRW, maar deze effecten doen zich over minder dan 1% van het waterlichaam waarvoor de doelen gelden voor en zijn om die reden dan ook niet als mogelijk aanzienlijke milieueffecten aan te merken.

Vanuit de overige milieuaspecten zijn ook geen significant negatieve effecten te verwachten. Deze milieuaspecten worden in navolgende paragrafen behandeld.

5.2 Bedrijven en milieuzonering

Beleidsmatig kader

Bedrijfsactiviteiten kunnen hinder voor de (woon-)omgeving veroorzaken door lawaai, onaangename geuren, stof, trillingen, verkeers- en parkeeroverlast. Daarom is het nodig om bedrijfsactiviteiten (of andere functies die het leefmilieu belasten) op een aanvaardbare afstand van woningen of andere hindergevoelige functies te situeren, al dan niet gecombineerd met het treffen van speciale maatregelen. Voor de milieuzonering in dit plan is gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering (VNG, 2009).

Milieu-
categorie  
Richtafstanden tot 'rustige woonwijk'   Richtafstanden tot 'gemengd gebied'  
1   10 meter   0 meter  
2   30 meter   10 meter  
3.1   50 meter   30 meter  
3.2   100 meter   50 meter  
4.1   200 meter   100 meter  
4.2   300 meter   200 meter  
5.1   500 meter   300 meter  
5.2   700 meter   500 meter  
5.3   1.000 meter   700 meter  
6   1.500 meter   1.000 meter  

Toetsing

Aan de hand van vorenstaande regeling heeft een toetsing plaatsgevonden van de situatie ten aanzien van bedrijven en milieuzonering.

Omgeving

In de omgeving van Marina De Eemhof komen de volgende relevante bedrijfsactiviteiten voor:

  • Center Parcs De Eemhof (Zeewolde);
  • bedrijventerrein Zuidwenk (Bunschoten-Spakenburg) op circa 615 meter afstand;
  • een viertal nutsbedrijven gelegen oostelijk van Bunschoten-Spakenburg op circa 550 meter afstand.

Center Parcs De Eemhof

Op circa 100 meter afstand van Marina De Eemhof ligt Center Parcs De Eemhof. Het recreatiepark Center Parcs kan gerekend worden tot een kampeerterrein danwel vakantiecentrum (SBI-code 552). Een dergelijke bedrijfsactiviteit behoort tot categorie 3.1 met een grootst aan te houden afstand van 50 meter tot aan rustige woonbebouwing. Marina De Eemhof ligt derhalve op ruim voldoende afstand van Center Parcs om geen hinder te ondervinden van dit recreatieterrein.

Bedrijventerrein Zuidwenk

Op circa 615 meter afstand ligt in Bunschoten-Spakenburg het bedrijventerrein Zuidwenk. Op dit bedrijventerrein zijn aan de randen bedrijven toegestaan tot en met categorie 3.1 en in het midden bedrijven tot en met categorie 3.2. Voor deze categorieën geldt een aan te houden afstand van 50 respectievelijk 100 meter tot aan rustige woonbebouwing. Marina De Eemhof ligt derhalve op ruim voldoende afstand van deze bedrijfsactiviteiten om geen hinder te ondervinden van de bedrijfsactiviteiten op bedrijventerrein Zuidwenk.

Een viertal nutsbedrijven gelegen oostelijk van Bunschoten-Spakenburg

Op circa 550 meter ligt oostelijk van Bunschoten-Spakenburg een viertal nutsbedrijven aan de Groeneweg en de Oostdijk. Het betreffen een vuiloverslagstation (SBI-code 381-C), een rioolwaterzuiveringsinstallatie (SBI-code 3700-A), een elektriciteitsdistributiebedrijf (SBI-code 35-C) en een gemaal (SBI-code 3700-B). Voor deze bedrijven gelden respectievelijk de volgende categorieën: 4.2, maximaal 5.1, maximaal 5.1 en 2 met respectievelijk de volgende bijhorende richtafstanden tot aan rustige woonbebouwing: 300, maximaal 500, maximaal 500 en 30 meter. Marina De Eemhof ligt derhalve op ruim voldoende afstand van deze bedrijfsactiviteiten om geen hinder te ondervinden.

Marina De Eemhof als hinderveroorzakende inrichting

Marina De Eemhof kan net als Center Parcs De Eemhof worden gezien als een kampeerterrein danwel vakantiecentrum (SBI-code 552) van categorie 3.1 met een grootst aan te houden afstand van 50 meter tot aan rustige woonbebouwing.

Een wavepool is geen specifiek genoemde bedrijfsactiviteit in de VNG-brochure. Gesteld kan worden dat de wavepool qua impact hetzelfde effect zal hebben als een openlucht zwembad (SBI-code 931-2). Voor openlucht zwembaden geldt een categorie 4.1 met een grootst aan te houden afstand van 200 meter tot aan rustige woonbebouwing.

Binnen een straal van 200 meter rondom Marina De Eemhof is geen gevoelige functie gelegen. Derhalve zal Marina De Eemhof geen hinder veroorzaken richting haar omgeving.

Conclusie

Het plan ondervindt geen hinder van omliggende bedrijfsactiviteiten, daarnaast veroorzaakt het plan ook geen onevenredige hinder voor de omgeving. Dit bestemmingsplan is dan ook uitvoerbaar met het oog op het aspect bedrijven en milieuzonering.

5.3 Verkeer

Inleiding

In het belang van een goede ruimtelijke ordening moet sprake zijn van een aanvaardbare afwikkeling van alle soorten verkeer. Bij ruimtelijke planning dienen verkeerskundige aspecten afgewogen te worden, omdat deze van grote invloed zijn op het doelmatig functioneren van verschillende functies. Wanneer nieuwe ontwikkelingen worden gepland, is het van belang te onderzoeken welke effecten dit heeft op de verkeerskundige situatie om zo nodig passende maatregelen te kunnen nemen.

Toetsing

Verkeersontsluiting

Marina De Eemhof is gelegen aan de Slingerweg (N704). Het terrein behoud zijn huidige entree. Via de in 2011 gerealiseerde ontsluitingsweg naar de jachthaven door het bos, zullen ook de toekomstige gasten komen van de Wavepool, het hotel en de camping. De gasten van Center Parcs blijven aankomen via de entree van Center Parcs. Achter de Beach Houses langs wordt een weg aangelegd ten behoeve van de toegang naar deze Beach Houses. Hulpdiensten kunnen deze weg tevens gebruiken als toegangsweg via de reeds bestaande helling. Deze helling wordt door middel van halfverharding toegankelijk gemaakt en is afgesloten met een hek.

Het huidige gebruik van de toegangswegen is niet bekend omdat er geen recente tellingen beschikbaar

zijn. Ten behoeve van de beoordeling is uitgegaan van de volgende uitgangspunten:

  • Op de provinciale weg reden in april t/m juni 2017 ca. 1.500 motorvoertuigen per etmaal op een gemiddelde werkdag. Gegevens van weekend- of weekdagen zijn niet beschikbaar.
  • Verkeer van en naar Center Parcs maakt geen gebruik van de toegangsweg naar Marina de Eemhof.
  • De toegangsweg naar Marina de Eemhof is circa 5 meter breed over de gehele lengte.

Marina De Eemhof heeft na gereedkomen van de plannnen naar verwachting de volgende verkeersgeneratie tot gevolg:

Type verkeer   Intensiteit per etmaal (weekenddag - worst case)   Toelichting  
Gemotoriseerd verkeer:      
Personenauto's   2.130   Uitgaande van 150% bezetting van de 720 parkeerplaatsen. De toename ten opzichte van huidig bedraagt 357 parkeerplekken en circa 1.000 motorvoertuigen.  
Zwaar verkeer   20   Inschatting van bevoorrading verkeer en autobussen.  
(Broem)fietsers   100   Gezien aard en ligging van de Marina vinden meeste verkeersbeweingen naar verwachting plaats via personenauto. Een aantal van 100 (brom)fietsers per dag is wat maximaal verwacht kan worden voor een niet doorgaande verbinding. De knooppuntenroute wordt afgewikkeld via een vrijliggende fietsstructuur en is niet meegenomen in de beoordeling.  
Voetgangers   Nihil   Gezien de ligging in het buitengebied is de loopafstand tot nabije bestemmingen groot. Eventuele bezoekers vanaf het terrein van Center Parcs komen niet via de toegangsweg.  

Inclusief de verwachte toename van motorvoertuigen op een piekdag (weekenddag, zomermaanden) ontstaan op de provinciale weg N704 naar verwachting geen nieuwe knelpunten op het gebied van verkeersafwikkeling en/of verkeersveiligheid.

De inrichting van de ontsluitingsweg van de Marina voldoet aan de richtlijnen voor een dergelijke weg. Ter verbetering van de veiligheid van deze weg worden de volgende aanpassingen aan de weginrichting aanbevolen:

  • Halfverharding aanbrengen langs de toegangsweg ten behoeve van bermbehoud.
  • Voorrangsregeling aanbrengen op kruising tussen de fietsknooppunten route en de toegangsweg.

De toename van verkeer als gevolg van de planontwikkeling zal voor het overgrote deel overdag plaatsvinden. De gemeente ziet dan ook geen aanleiding de toegangsweg te verlichten. Indien er verlichting wordt aangelegd langs de weg dient deze verlichting voorzien te zijn van faunavriendelijke verlichting om de aanwezige natuurwaarden niet te storen.

Parkeren

In de huidige situatie beschikt de Marina over 363 parkeerplaatsen, waarvan een overschot van 5 parkeerplaatsen. In de nieuwe situatie wordt de parkeergelegenheid uitgebreid met 357 parkeerplaatsen conform de parkeernormering in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied.

Conclusie

Er treden geen problemen op als gevolg van de verkeersaantrekkende functies. De bestaande infrastructuur volstaat en er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Het bestemmingsplan is dan ook uitvoerbaar met het oog op het aspect verkeer.

5.4 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader

Het aspect luchtkwaliteit wordt bij de besluitvorming van ruimtelijke plannen betrokken. In dat kader wordt een plan of ontwikkeling getoetst aan de voorschriften van Titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Centraal daarbij staat artikel 5.16, eerste lid, van de wet.

Daarnaast moet het plan voorzien in een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, op grond van het beginsel van een goede ruimtelijke ordening. Het beginsel van een goede ruimtelijke ordening is altijd van toepassing op ruimtelijke ontwikkelingen, ook wanneer besluiten op grond van artikel 5.16, eerste lid, van de Wm niet beoordeeld hoeven te worden.

Tot slot heeft het bevoegd gezag volgens Algemene wet bestuursrecht (Awb) als taak om belangen op een evenwichtige wijze af te wegen (art. 3.4) en besluiten deugdelijk te onderbouwen (art. 3.46).

Luchtkwaliteitseisen

Op basis van artikel 5.16 Wm kan een bestemmingsplan worden vastgesteld indien:

  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde, die behoort bij de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
  • het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.


Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).


Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.


Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Onderzoek

De luchtkwaliteit levert in de huidige situatie van het plangebied geen negatieve effecten op.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Met behulp van de Nibm-tool (Infomil.nl versie 29 mei 2017, figuur 5.1) is berekend of voldaan wordt aan de grens voor Nibm.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPMarinaDeEemhof-VS01_0009.png"

Figuur 5.1 Berekening Nibm-tool

Dit bestemmingsplan laat geen nieuwe ontwikkelingen toe die de luchtkwaliteit in betekenende mate verslechteren.

Conclusie

De ontwikkeling valt zodoende binnen de categorie 'Niet in betekenende Mate' zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate. Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

5.5 Geluidhinder

Wettelijk kader

De Wet geluidhinder (Wgh) biedt een toetsingskader voor het geluidniveau op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen. De wet kent een ondergrens, de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Wanneer de geluidbelasting lager is dan deze waarde, zijn de voorwaarden die de Wet geluidhinder stelt aan het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen niet van toepassing. Daarnaast is er in de wet een bovengrens opgenomen, de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Indien de geluidbelasting hoger is dan deze waarde, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen in principe niet mogelijk. Wanneer de geluidbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidbelasting ligt, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen aan beperkingen gebonden en alleen onder voorwaarden mogelijk. Dit wordt een 'hogere waarde' genoemd ('hoger' in de zin van hoger dan de voorkeursgrenswaarde) en wordt via een formele procedure vastgelegd.

Toetsing

In het plangebied zijn recreatiewoningen aanwezig. Daarnaast bevindt zich binnen het plangebied één bedrijfswoning van de Marina. De recreatiewoningen zijn volgens de Wet geluidhinder niet geluidgevoelig. Een bedrijfswoning is wel geluidgevoelig in het geval dat deze bedrijfswoning onderdeel uitmaakt van een ander bedrijf. Omdat het hier de ontwikkeling van de Marina betreft, is de bedrijfswoning van de Marina niet geluidgevoelig. Toetsing aan de Wet geluidhinder is derhalve niet noodzakelijk.

Omdat water geluid draagt is gekeken naar de effecten van het stemgeluid als gevolg van de Wavepool. Op circa 1 kilometer van het plangebied is het Natura 2000-gebied Arkemheen gelegen. Daarnaast ligt aan de overzijde van het Nijkerkernauw op een afstand van circa 650 meter de woonkern Bunschoten-Spakenburg. Op deze afstanden heeft stemgeluid, voor zover nog te horen en ondanks de aanwezigheid van water, een aanvaardbaar niveau bereikt.

Daarnaast is in het Aktiviteitenbesluit het stemgeluid van beoordeling uitgesloten en kan hinder als gevolg van stemgeluid derhalve niet berekend worden.

Conclusie

Omdat zowel recreatiewoningen als de aanwezige bedrijfswoning in dit geval geen geluidgevoelige objecten zijn, is toetsing aan de Wet geluidhinder niet aan de orde. Het effect van het stemgeluid is aanvaardbaar.

Het bestemmingsplan is uitvoerbaar voor wat betreft het aspect geluidhinder.

5.6 Geurhinder

Wettelijk kader

Geur kan in de leefomgeving hinder veroorzaken en brengt om die reden ook gezondheidsrisico's met zich mee. Bij geur van bedrijven gaat het om de geuruitstoot (emissie) van bedrijven die zich verspreidt via de lucht en een geurbelasting veroorzaakt op de woon- en leefomgeving. Onder geurbelasting (of ‘immissie') verstaan we de hoeveelheid geur, uitgedrukt in odour units per kubieke meter lucht, die op een geurgevoelig object zoals een woning ‘terecht' komt. Deze hoeveelheid kan worden gemeten of berekend.

Voor geurhinder door industrie en bedrijven gelden planologisch gezien geen wettelijke kaders. Deze vorm van geurhinder maakt deel uit van de methode 'Bedrijven en milieuzonering' (VNG, 2009).

Voor geurhinder door veehouderijen gelden deels andere regels. Voor veehouderijen gelden de Wet Geurhinder en Veehouderij en het Besluit landbouw milieubeheer. In het Besluit landbouw zijn afstanden vastgelegd die aangehouden moeten worden tussen een veehouderij en een geurgevoelig object. Afhankelijk van de aard van het agrarisch bedrijf en het type geurgevoelig object kan deze afstand 20, 50 of 100 meter bedragen.

Toetsing

Binnen het plangebied zijn geen bedrijven met een relevante geuremissie of geurgevoelige objecten zoals woningen gelegen.

Geurhinder vormt daarom geen relevant aspect voor dit project en is daarom niet nader onderzocht.

Conclusie

Geurhinder vormt geen relevant aspect voor dit project en. Het bestemmingsplan is met het oog op het aspect geurhinder dan ook uitvoerbaar.

5.7 Externe veiligheid

Wettelijk kader

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het gaat daarbij onder meer om bedrijven die onder het BRZO vallen, LPG-tankstations, opslagplaatsen (PGS), ammoniakkoelinstallaties en spoorwegemplacementen. Het besluit bevat eisen voor het plaatsgebonden risico (PR) en regels voor het groepsrisico (GR). Het verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen hiermee rekening te houden.


Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)

In de regeling staan regels over de veiligheidsafstanden en berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Op grond van het Bevi zijn in de Revi voor een aantal bedrijfscategorieën (zoals LPG-tankstations, ammoniakkoelinstallaties, opslagplaatsen) vaste veiligheidsafstanden opgenomen.

Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Dit besluit is vergelijkbaar met het Bevi, maar dan van toepassing op buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Het gaat om buisleidingen voor aardgas met een uitwendige diameter van meer dan 50 mm (1,97 inch) en een druk van meer dan 1600 kPa (16 bar) en om buisleidingen voor aardolieproducten, met een uitwendige diameter van meer dan 70 mm (2,76 inch) en een druk van meer dan 1600 kPa. Buiten de regels over het plaatsgebonden risico en de verantwoording van het groepsrisico is in het Bevb bepaald dat in een bestemmingsplan de ligging van buisleidingen wordt weergeven en dat een regeling wordt opgenomen voor de belemmeringenstrook. Deze belemmeringenstrook ligt op vijf meter aan weerszijden van de buisleiding of vier meter in geval van aardgasleidingen met een druk tussen 1600 en 4000 kPa.

Toetsing

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Binnen en in de nabijheid van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen of routes gelegen. Er liggen eveneens geen relevante veiligheidszones over het gebied.

De Veiligheidsregio Flevoland heeft in het kader van het vooroverleg gereageerd op het voorontwerpbestemmingsplan (zie ook paragraaf 7.2.2). Bij de uitwerking van het plangebied dient de handreiking Bereikbaarheid Hulpdiensten te worden toegepast. Daarnaast dient, conform de handreiking Bluswater Brandweer Flevoland, in voldoende bluswater te worden voorzien.

Conclusie

Binnen en in de nabijheid van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen of routes gelegen. Het bestemmingsplan is derhalve uitvoerbaar met het oog op het aspect externe veiligheid.

5.8 Bodemkwaliteit

Wettelijk kader/inleiding

In verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dient onderzoek verricht te worden naar de (te verwachten) bodemkwaliteit in het plangebied door het raadplegen van beschikbare bodemgegevens. Een nieuwe bestemming mag pas worden toegekend als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Daar waar sprake is van consoliderend bestemmen van bestaande situaties kan een diepgaand inzicht in de bodemsituatie vooraf achterwege blijven, tenzij een redelijk vermoeden moet bestaan van een saneringssituatie.

Bij bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem benodigd. Het bouwen is alleen toelaatbaar als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom dient bij iedere nieuwe bouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te worden gebracht. De bodemonderzoeken voor eventuele nieuwe (vervangende) bouwactiviteiten mogen niet te oud zijn en moeten een vastgestelde informatiekwaliteit bieden. Indien aan die voorwaarden niet kan worden voldaan, dient aanvullend onderzoek plaats te vinden. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, dient vóór aanvang van de bouwwerkzaamheden een bodemsanering te worden uitgevoerd om de bodem wel geschikt te maken, of dient de omgevingsvergunning te worden geweigerd.

Onderzoek

Ten behoeve van de ontwikkelingen op Marina De Eemhof is een vooronderzoek naar de bodemkwaliteit uitgevoerd (Vooronderzoek bodem NEN 5725 bestemmingsplan Marina De Eemhof te Zeewolde, Royal HaskoningDHV, 28 augustus 2017, Bijlage 4).

Uit het vooronderzoek blijkt dat de bodem van het hele onderzoeksgebied geclassificeerd is als bodemkwaliteitsklasse Achtergrondwaarde, en plaatselijk Wonen of Industrie. De bodemkwaliteitsklasse Achtergrondwaarde is schoner dan de bodemfunctie Industrie waardoor er geen maatregelen nodig zijn om de functie en het gebruik op elkaar af te stemmen.

Verder zijn geen sterke verontreinigingen (boven de interventiewaarde) te verwachten en dus ook geen geval van ernstige bodemverontreiniging zoals de Wet bodembescherming deze definieert. Omdat er geen bodemverontreiniging is op de onderzoekslocatie is er ook geen belemmering voor de economische uitvoerbaarheid.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de bestemming (functie) die in het bestemmingsplan wordt toegelaten passend wordt geacht in relatie tot de bodemkwaliteit, omdat de aanwezige bodemkwaliteit voldoet en zelfs schoner is dan de toekomstige bestemming. De aanwezige bodemkwaliteit is niet van dien aard dat de kosten voor de te treffen maatregelen de (economische) uitvoerbaarheid in gevaar brengt.

5.9 Water

Wettelijk kader / inleiding

In Nederland heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de watertoets. De watertoets houdt in dat bij het maken van ruimtelijke plannen al in een vroeg stadium bekeken moet worden wat de gevolgen zijn voor water en de ruimtelijke ordening. De watertoets is een proces waarbij overleg wordt gevoerd met de waterbeheerder. De waterbeheerder stelt in dit proces de kaders vast en geeft een wateradvies voor verschillende waterhuishoudkundige aspecten. De watertoets resulteert uiteindelijk in een waterparagraaf, die in de toelichting van het ruimtelijke plan wordt opgenomen.

Kader richtlijn water (KRW)

De Kaderrichtlijn Water (KRW) is een Europese wet met als doel dat alle lidstaten in alle wateren in Europa uiteindelijk een goede chemische en ecologische waterkwaliteit weten te bereiken. Een goede ecologische kwaliteit betekent dat plant- en diersoorten die 'van nature' in bepaalde wateren voorkomen daar ook daadwerkelijk in (kunnen) leven en zich voortplanten. Daar wordt naar gestreefd in alle wateren.

Waterwet

De Waterwet is in 2009 van kracht geworden en regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbeterd ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Alle regelgeving op het gebied van water is verankerd in de Waterwet. Voor alle activiteiten op, in of met invloed op het oppervlakte- en grondwater en de waterkeringen dient een Watervergunning in het kader van de Waterwet te worden aangevraagd. Het aanbrengen van (bij)gebouwen bij bedrijven en particulieren is zonder een watervergunning op basis van de Keur Waterschap Zuiderzeeland, artikel 4.2 verboden. Dit leidt ertoe dat het geheel van ontwikkelingen vergunningplichtig wordt.


Uit het rapport 'Nieuwe ontwikkelingen Marina de Eemhof en natuur- en watervergunningen: Een vergunning waterwet is noodzakelijk. Voor de aanvraag is afstemming met RWS en meer informatie over de ingreep en de effecten noodzakelijk


In deze waterparagraaf zijn de keuzes gemotiveerd ten aanzien van waterhuishoudkundige aspecten die zijn gemaakt met betrekking tot dit bestemmingsplan.

Onderzoek

Waterkwaliteit 

Ten aanzien van de KRW zal het toetsingskader doorlopen worden waarbij vooral gekeken zal moeten worden of het plan negatieve effecten kan hebben op een KRW doelstelling of KRW-maatregel. Toetsing is namelijk noodzakelijk vanwege mogelijke aantasting van ecologisch relevant areaal in waterlichaam Zuidelijke randmeren. Als dat zo is kan daar namelijk een compensatieopgave uit voortkomen die in de plannen opgenomen zal moeten worden of het negatieve effect moet voorkomen worden door aanpassing van de plannen.

Voor de realisatie van deze ontwikkelingen worden werkzaamheden uitgevoerd die mogelijk van invloed zijn op de waterkwaliteit. In het rapport 'Nieuwe ontwikkelingen Marina de Eemhof en natuur- en watervergunningen' (Royal HaskoningDHV, 2017, Bijlage 1) is het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (BPRW) Toetsingskader Waterkwaliteit doorlopen ten aanzien van deze werkzaamheden.

Randmeren Zuid is een KRW waterlichaam, type M14 'matig grote en ondiepe gebufferde meren' in beheer bij Rijkswaterstaat. Het waterlichaam heeft een oppervlakte van 43 km2. In figuur 5.2 is de ligging van Randmeren Zuid weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPMarinaDeEemhof-VS01_0010.png"

Figuur 5.2: Randmeren Zuid

De KRW schrijft voor dat ingrepen in het watersysteem in principe geen achteruitgang in het watersysteem mogen veroorzaken. De impact van de realisatie van het Masterplan is in het rapport 'Nieuwe ontwikkelingen Marina de Eemhof en natuur- en watervergunningen' getoetst aan de beslisschema's van het Toetsingskader Waterkwaliteit.

De ontwikkelingen betreffen een ingreep die minder dan 1% van het ecologisch relevante areaal beslaat. Daarnaast worden zuidoostelijk van de jachthaven compenserende maatregelen uitgevoerd die een lokaal positief effect hebben op de ecologie. Daardoor heeft de realisatie van het Masterplan geen netto significant effect op de belangrijkste stuurparameters en daarmee op de relevante biologische kwaliteitselementen.

Waterkeringen 

Conform het Keur Waterschap Zuiderzeeland 2017 geldt voor de binnenbeschermingszone dat er in principe niet mag worden gebouwd. Hoe dichter bij de primaire kering wordt gebouwd hoe meer restricties er gelden. Het advies is om op basis van de legger te beoordelen of de strandhuisjes in de buitenbeschermingszone kunnen worden gerealiseerd. Het Waterschap is akkoord met de bouw van 3 beachhouses in de binnenbeschermingszone. In de watervergunning worden hier nadere eisen aan gesteld. De initiatiefnemer voert hierover overleg met het waterschap.

Watertoets

In het kader van de watertoets worden de waterhuiskundige aspecten in dit bestemmingsplan doorlopen met het Waterschap Zuiderzeeland en Rijkswaterstaat. De (on)mogelijkheden omtrent de situering van 3 van de 8 beach houses in de binnenbeschermingszone van het Waterschap Zuiderzeeland wordt hierin tevens meegenomen. Het geheel van ontwikkelingen is conform de Waterwet vergunningplichtig.

5.10 Ecologie

Wettelijk kader

De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. Voorheen was de soortenbescherming in Nederland geregeld in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998. Sinds 1 januari 2017 zijn de Natuurbeschermingswet, Flora- en faunawet en de Boswet opgegaan in één nieuwe wet: de Wet natuurbescherming.

Wet natuurbescherming

De Wet natuurbescherming (Wnb) heeft tot doel in het wild voorkomende planten- en diersoorten in stand te houden en te beschermen. De wet kent daardoor zowel verbodsbepalingen, gebiedsbescherming als een algemene zorgplicht. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kan worden afgeweken van de verbodsbepalingen middels ontheffingen. Door middel van gebiedsbescherming wordt een beschermingskader geboden voor de flora en fauna binnen aangewezen beschermde gebieden. Hieronder vallen de speciale beschermingszones volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voormalige EHS), beschermde monumenten en staatsnatuurmonumenten.

Toetsing

Ten behoeve van het plan is het rapport 'Nieuwe ontwikkelingen Marina de Eemhof en natuur- en watervergunningen' (Royal HaskoningDHV, 2017, Bijlage 1) opgesteld. In dit rapport is een natuurtoets opgenomen.

Gebiedsbescherming
Natura 2000

Door middel van gebiedsbescherming wordt een beschermingskader geboden voor de flora en fauna binnen aangewezen beschermde gebieden. Hieronder vallen de speciale beschermingszones volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voormalige EHS), beschermde monumenten en staatsnatuurmonumenten.

Het plangebied van dit bestemmingsplan grenst aan het Hulkesteinse bos (en daardoor ook aan het Natuurnetwerk Nederland) en het Natura 2000-gebied Arkemheen, op 1000 meter ten zuidoosten van het plangebied. Het Natura 2000-gebied is niet gevoelig voor stikstofdepositie. Op circa 1600 meter ten oosten van het plangebied bevindt zich het Natura 2000-gebied Eemmeer & Gooimeer Zuidoever en op ruim 4500 meter het Natura 2000-gebied Veluwerandmeren. Beide Natura 2000-gebieden zijn ook niet gevoelig voor stikstofdepositie. Andere, wel stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden liggen op grotere afstand, zoals de Veluwe en het Naardermeer. Het plangebied maakt zelf geen deel uit van een beschermd gebied.

Door de relatief grote afstand tussen het plangebied en de Natura 2000-gebieden is een effect voor de meeste storingsfactoren uit te sluiten. Er zijn geen directe effecten omdat de ontwikkelingen niet in het Natura 2000-gebied zelf plaatsvinden en externe effecten van trillingen, licht en geluid treden zeker niet op gezien het type activiteiten, de afstand en de barrièrewerking van het tussenliggende gebied.

De aanleg en het gebruik van de wavepool en andere ontwikkelingen zorgen voor een verandering van emissies vanuit het plangebied. Met name de emissie en vervolgens de depositie van stikstof (ammoniak, NOx) kan negatieve effecten hebben op daarvoor gevoelige natuur. Verschillende habitattypen en soorten waarvoor gebieden als het Naardermeer en de Veluwe zijn aangewezen, zijn gevoelig voor stikstofdepositie. De bijdrage van stikstof als gevolg van de voorgenomen ontwikkelingen op deze Natura 2000-gebieden is berekend. Uit de resultaten blijkt dat de bijdrage ten gevolge van de aanleg en het gebruik van de wavepool niet boven de drempelwaarde van 0,05 mol/ha/jaar uitkomen. Voor de aanleg en het gebruik van de wavepool Eemhof geldt daarmee geen meldings- of vergunningsplicht in het kader van het PAS. Bovendien geldt voor de categorie recreatie sowieso geen meldingsplicht.

Natuurnetwerk Nederland

Het Masterplan ligt in de buurt van verschillende natuurbeheertypen op het land (N16.02 Vochtig bos met productie binnendijks en N12.02 Kruiden en Faunarijkgrasland (vooral de dijk)) welke behoren tot de begrensde waardevolle gebieden van het NatuurNetwerk Nederland (NNN) volgens de site van http://ehs.flevoland.nl/(figuur 3). Ten aanzien van de deze natuurdoelen is er geen conflict qua ruimtebeslag met de plannen van het Masterplan. De ontwikkelingen van het Masterplan zijn wel dicht bij het NNN waardoor ook afgewogen moet worden of zij invloed hebben tot in het NNN (vergelijkbaar met externe werking). Er zullen echter nauwelijks effecten zijn, omdat de ontwikkelingen van het Masterplan maar beperkt emissies veroorzaken die tot in de NNN kunnen leiden (denk aan geluid of licht) en daarbij komt dat tussen de ontwikkelingen van het Masterplan en de NNN de dijk ligt die effectief dergelijke emissies afschermt. De verlichting zal dusdanig uitgevoerd worden dat er geen of nauwelijks uitstraling zal zijn (alleen verlichten wat en wanneer dat nodig is, gerichte armaturen en eventueel gebruik van amberkleurige lampen op relevante locaties). Hiertoe wordt een bepaling opgenomen in de planregels. Tijdens het functioneren van de wavepool zal de geluidsproductie zeer gering zijn en vergelijkbaar met het huidige recreatieve gebruik. Tijdens de aanleg zal ook zwaar materieel ingezet worden. Door te werken met een ecologisch werkprotocol zullen effecten op kwetsbare groepen zoals broedvogels gemitigeerd worden, zodat ook eventuele effecten op dergelijke soorten binnen de NNN voorkomen worden.

Voor het water van het Nijkerkernauw (Natura2000-gebied Veluwerandmeer) zijn de natuurdoelen minder duidelijk uitgewerkt en zal worden aangehaakt bij de KRW-doelen. De ontwikkelingen in het noordwestelijke deel van het Masterplan hebben tot gevolg dat hier geen natte natuurwaarden ontwikkeld kunnen worden omdat daar de wavepool komt en er landaanwinning plaatsvindt. Naar verwachting kunnen watervogels gebruik maken van de wavepool om te schuilen. In het Oostelijke plandeel worden positieve natuurontwikkelingen gerealiseerd en versterkt. Hier is beoogd beschut en ondiep water te realiseren, geschikt voor de ontwikkeling van waterplanten (leefgebied voor jonge vis en macrofauna en foerageergebied voor vogels), rieteilanden (broedgebied voor watervogels) en een beschutte baai als rustplek voor watervogels tijdens harde noorden- of noordwestenwind.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPMarinaDeEemhof-VS01_0011.png"

Figuur 5.3: Bestaande jachthaven, de voorgestelde ontwikkelingen in relatie tot het begrensde NNN (begrenzing van de http://ehs.flevoland.nl/ op 29-3-2017)

Soortenbescherming 
Het doel van de Wnb ten aanzien van flora en fauna, is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Wnb kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kan worden afgeweken van de verbodsbepalingen middels ontheffingen.

Ten aanzien van het vóórkomen van beschermde planten en dieren en mogelijke negatieve effecten daarop is een quickscan uitgevoerd. Voor de quickscan is gebruik gemaakt van de waarnemingen van de afgelopen 3 jaar in de NDFF en zijn twee oriënterende veldbezoeken gebracht. In figuur 5.4 is de spreiding van de waarnemingen over het projectgebied te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPMarinaDeEemhof-VS01_0012.png"

Figuur 5.4: Waarnemingen 2014-2016 NDFF. Het plangebied en de directe omgeving is begrenst met de zwarte polygoon.

Het eerste veldbezoek aan het projectgebied is uitgevoerd op 9 januari 2017, rond 12:00 uur. De weersomstandigheden waren goed, koud (rond 3 graden), maar zonnig en met weinig wind. Het tweede veldbezoek is uitgevoerd op 27 maart 2017 ook rond 12:00 uur. De weersomstandigheden waren zeer goed, bijna windstil, zeer zonnig en ongeveer 18 graden. Beide veldbezoeken zijn uitgevoerd door een ter zake kundig ecoloog. Het betrof oriënterende veldbezoeken waarbij op hoofdlijnen gekeken is naar de kwaliteit en het gebruik van de aanwezige habitats.

In de NDFF zijn 283 waarnemingen van het plangebied en de directe omgeving bekend:

  • 1 insect;
  • 140 vaatplanten;
  • vissen;
  • 137 vogels;
  • 1 zoogdier.

Planten

Er zijn geen beschermde planten bekend in het telgebied.

Effectbeoordeling

Er is geen reden aan te nemen dat er voor het project rekening gehouden moet worden met beschermde plantensoorten. Overtreding van de verbodsbepalingen als gevolg van de voorziene ingreep kan worden uitgesloten.

 

Ontheffing & zorgplicht

De werkzaamheden in het plangebied leiden niet tot overtreding van de verbodsartikelen van de Wet Natuurbescherming. Een ontheffing is daarom niet nodig.

Zoogdieren 

Er is in de NDFF alleen een waarneming van de ree opgenomen. Tijdens de veldbezoeken zijn sporen van konijnen, mollen en muizen gevonden. In de ruimere omgeving komen meer soorten zoogdieren voor die mogelijk ook incidenteel gebruik maken van het plangebied zoals vossen, bunzing en verschillende vleermuissoorten (www.waarneming.nl). In het Hulkensteinse bos zijn in 2017 sporen van de bever gevonden en het is bekend dat op en langs de randmeren verschillende vleermuissoorten waaronder de watervleermuis en meervleermuis foerageren.

Verstoren van soorten als vleermuizen en bever is vergunningplichtig. Voor algemenere soorten als ree, konijn, bunzing, mol en veel muizensoorten geldt een provinciale vrijstelling.

Effectbeoordeling

De uitvoering van het project zal betekenen dat er mogelijk zoogdieren worden gedood en verblijfplaatsen worden verstoord en vernietigd. Dit betreft vooral de kleinere soorten zoals mol en muizen.

Ontheffing & zorgplicht

De werkzaamheden in het plangebied leiden niet tot overtreding van verbodsartikel 3.10 van de Wet Natuurbescherming. Voor meeste in de omgeving aangetroffen soorten geldt bovendien een provinciale vrijstelling. Er zal tijdens de werkzaamheden rekening gehouden worden met algemeen voorkomende soorten om zo aan de zorgplicht te voldoen. Een ontheffing is daarom naar verwachting niet nodig voor zoogdieren.

Vissen

Er zijn in de NDFF waarnemingen van de rivierdonderpad, de snoek en de zwartbekgrondel. Onder de Flora- en Faunawet was de rivierdonderpad beschermd. Onder de Wet Natuurbescherming heeft deze soort haar beschermingsstatus verloren en valt nu alleen onder de algemene zorgplicht. De overige twee soorten zijn ook niet beschermd. In de omgeving zijn ook soorten als riviergrondel, blankvoorn, ruisvoorn en baars waargenomen, terwijl ook soorten als pos, tiendoornige stekelbaars, aal en snoekbaars wel te verwachten zijn. Geen van deze soorten geniet bijzondere bescherming onder de Wet Natuurbescherming. Ingrepen aan het watersysteem moeten daarom rekening houden met de algemene zorgplicht en schade en verstoring zoveel als mogelijk voorkomen.

Effectbeoordeling

De uitvoering van het Masterplan zal een verschuiving geven van de kustlijn. Daarbij worden ook delen water drooggelegd ter plekke waar de wavepool komt. Er is door de afwezigheid van strenger beschermde soorten geen reden aan te nemen dat er voor het project rekening gehouden moet worden met een noodzaak tot een Wet Natuurbescherming vergunning voor beschermde vissoorten. Overtreding van de verbodsbepalingen op vissen als gevolg van de voorziene ingreep kan worden uitgesloten.

Ontheffing & zorgplicht

De werkzaamheden in het plangebied leiden niet tot overtreding van de verbodsartikelen van de Wet Natuurbescherming. Een ontheffing voor vissoorten is daarom niet nodig. Wel zal rekening gehouden moeten worden met de algemene zorgplicht.

Amfibieën

Er is in de NDFF alleen een waarneming van de bruine kikker. De bruine kikker valt onder artikel 3.10 van de Wet Natuurbescherming. Voor deze soort geldt een provinciale vrijstelling.

Ook uit de ruimere omgeving zijn geen andere soorten bekend (www.waarneming.nl voor het hele Hulkensteinse bos). Het is daarom waarschijnlijk dat er in dit gebied geen andere soorten voorkomen. Het Hulkensteinse bos biedt zeker geschikte habitats voor soorten als gewone pad en kleine watersalamander, maar het is goed mogelijk dat deze soorten, door hun relatief slechte mobiliteit, dit gebied nog niet hebben weten te bereiken. Het buitendijkse plangebied is vrijwel ongeschikt voor amfibieën. Het enige oppervlaktewater is het Nijkerkernauw en de daarmee verbonden baaien en havenkommen. Deze zijn ongeschikt als voortplantingswater voor amfibieën doordat ze erg helder en open zijn en veel vis hebben.

Effectbeoordeling
Er is geen reden aan te nemen dat er voor het project rekening gehouden moet worden met beschermde amfibieënsoorten. Overtreding van de verbodsbepalingen als gevolg van de voorziene ingreep kan worden uitgesloten.

Ontheffing & zorgplicht

De werkzaamheden in het plangebied leiden niet tot overtreding van de verbodsartikelen van de Wet Natuurbescherming. Een ontheffing voor amfibieënsoorten is daarom niet nodig. Wel zal rekening gehouden moeten worden met de algemene zorgplicht.

Vogels

Er zijn in de NDFF waarnemingen van 54 soorten vogels van de laatste drie jaar. Sommige soorten daarvan zijn typische bosvogels, en zijn waarschijnlijk alleen gehoord in het plangebied vanuit het nabijgelegen Hulkensteinse bos, zoals de nachtegaal, wielewaal en de koekoek, maar komen er niet voor.

Veel waargenomen soorten zijn typische soorten van oevers en open water zoals veel eendensoorten, ganzen, reiger, meerkoet etcetera. In de onderstaande tabel zijn alle waargenomen soorten weergegeven.

Verreweg de meeste soorten zijn niet broedend aangetroffen. Van de volgende soorten zijn waarnemingen (of indicaties zoals baltsend) dat er in of nabij het onderzochte gebied gebroed wordt:

  • huismus
  • huiszwaluw
  • ijsvogel
  • roodborst

De huismus en huiszwaluw zullen naar verwachting in/aan de appartementencomplexgebouwen van de Marina broeden. Het is ook mogelijk dat ze in/aan de botenloods broeden. De roodborst bouwt nesten in dichte struiken op de grond of laag in de struik. Er zijn veel geschikte struiken in het al bebouwde deel van de Marina en in het oostelijke plangebied. In het westelijke plangebied ontbreken geschikte locaties voor de roodborst.

De ijsvogel graaft een nestpijp uit in een steil oever of in de kluit van een omgevallen boom, meestal aan het water. Dergelijke plekken zijn niet aanwezig in het plangebied, dus is het onwaarschijnlijk dat de ijsvogel binnen het plangebied broedt. Wel kan het plangebied binnen het territorium liggen van een broedpaar dat hier voedsel zoekt.

Naast deze soorten kunnen bijvoorbeeld ook soorten als merel, spreeuw, houtduif, kauw en mezen geschikte nestlocaties vinden in het plangebied met name in het oostelijke deel van het plangebied, terwijl op de kades/eilandjes geschikte locaties voor wilde eend, fuut en meerkoet te vinden zijn.

Effectbeoordeling

Er zal rekening gehouden moeten worden met de aanwezigheid van broedvogels om negatieve effecten te voorkomen op deze door de Wet Natuurbescherming beschermde soorten.

Door op de juiste manier te werken kunnen negatieve effecten voorkomen of beheerst worden. De verwachting is dat daarom ook de onder de Wet Natuurbescherming beschermde vogels geen belemmering zijn het Masterplan uit te voeren

Ontheffing & zorgplicht

Omdat de werkzaamheden in het plangebied kunnen leiden tot overtreding van verbodsartikelen van de Wet Natuurbescherming, zullen mitigerende en mogelijk ook compenserende maatregelen getroffen moeten worden. Voor deze soorten is het relatief eenvoudig maatregelen te treffen om het gebied geschikt te houden of meer geschikt te maken om er te broeden. De huismus en huiszwaluw zijn gebouwbewonend en voor hen kunnen broedgelegenheden gecreëerd worden in met name de beachhouses en het surfcentre. In het kader van natuurontwikkeling kan voor de ijsvogel langs de oever van de baaien een geschikte broedlocatie ontwikkeld worden.

De maatregelen vanuit de Wet Natuurbescherming zullen vastgelegd moeten worden in een ecologisch werkprotocol. Omdat voor de betreffende soorten goed bekend is hoe te mitigeren en compenseren worden geen problemen verwacht voor de uitvoering hiervan.

Overige soortgroepen

Uit de NDFF blijken geen beschermde soorten uit andere soortgroepen zoals reptielen of ongewervelden voor te komen in of nabij het plangebied. De aanwezige habitats doen ook niet verwachten dat hier bijzondere of zeldzame soorten zullen leven. Ook vanuit de bescherming van deze soortengroepen is er geen belemmering vanuit de Wet Natuurbescherming om het bestemmingsplan uit te voeren.

Kappen van bomen

Sinds de inwerkingtreding van de Wet Natuurbescherming vervangt deze ook de Boswet. Op hoofdlijnen blijft gelden dat als een bos of een bomenrij gekapt wordt, er herplant plaats moet vinden.

Effectbeoordeling

In principe zal voor de kap van bomen een melding gedaan moeten worden; er kan gewerkt worden volgens een gedragscode of er zal in sommige gevallen een vergunning aangevraagd moeten worden. Omdat in dit stadium nog niet bekend is of, wanneer en zo ja welke bomen gekapt gaan worden, is nog niet vast te stellen welke vervolgstappen ten aanzien van bomenkap nodig zullen zijn. Van belang is dat er geen sprake zal zijn van de kap van bos (aaneengesloten stuk van meer dan 10 are) of bomenrijen (meer dan 20 bomen) maar dat er vooral sprake zal zijn van het verwijderen van jonge opslag, dunnen van bosopslag en het incidenteel verwijderen van een grotere boom. Verwijderen van opslag of dunnen is over het algemeen niet meldings- of vergunningplichtig. Juridisch is overigens pas sprake van een boom als deze, gemeten op 130 cm boven het maaiveld, een omtrek heeft van 63 cm (ongeveer 20 cm in diameter). Van dergelijk dikke bomen staan er maar enkele tientallen in het beoogde gebied voor de natuurcamping en deze zullen voor het grootste deel blijven staan. Voor het kappen van bomen is een melding veelal afdoende. In bepaalde gevallen kan daarbij een herplantplicht gelden.

Omdat het huidige karakter met veel bomen zeker behouden zal blijven wordt verwacht dat het bestemmingsplan daarom uitvoerbaar is in relatie tot de kap van bomen. Hierbij moet uiteraard wel rekening gehouden worden met de soortenbescherming (vooral broedvogels) uit de vorige paragrafen.

Conclusie en aanbevelingen

Beschermde soorten

  • In het onderzoeksgebied zijn geen beschermde plantensoorten aanwezig waarmee in het project rekening gehouden moet worden;
  • In het onderzoeksgebied zijn door de beoogde bouw van met name het hotel, de beachhouses en het surfcentre mogelijkheden om verblijfplaatsen voor gebouwbewonende vleermuizen toe te voegen aan het gebied, waardoor er, naast een foerageerfunctie, ook een verblijfsfunctie kan ontstaan. Tijdens de aanleg en het gebruik blijft het plangebied naar verwachting net zo geschikt als in de huidige omstandigheden als incidenteel foerageergebied voor vleermuizen. Negatieve effecten op eventuele vliegroutes en foerageergebieden zijn niet te verwachten;
  • (Vaste verblijfplaatsen van) zwaar beschermde grondgebonden zoogdieren zijn niet in het onderzoeksgebied te verwachten. In het plangebied zijn zoogdiersoorten als mol, konijn, muizensoorten, vos, bunzing, bever en ree aanwezig. In de toekomstige situatie blijft het plangebied ook geschikt als leef- en foerageergebied voor deze algemenere soorten. De uitvoering van het project zal betekenen dat er mogelijk zoogdieren worden gedood en verblijfplaatsen worden verstoord en vernietigd. Dit betreft vooral de kleinere soorten zoals mol en muizen. De werkzaamheden in het plangebied leiden niet tot overtreding van verbodsartikel 3.10 van de Wnb. Bovendien geldt voor de meeste in de omgeving aangetroffen soorten een provinciale vrijstelling. Een ontheffing is daarom naar verwachting niet nodig voor zoogdieren.
  • Geen van de aanwezige vissoorten geniet bijzondere bescherming onder de Wnb. Er is geen reden aan te nemen dat er voor het project rekening gehouden moet worden met een noodzaak tot een Wet Natuurbescherming vergunning voor beschermde vissoorten.
  • In de binnen het onderzoeksgebied aanwezige wateren zijn geen beschermde amfibieënsoorten aanwezig, afgezien van een waarneming van een bruine kikker. De bruine kikker valt onder artikel 3.10 van de Wet Natuurbescherming. Voor deze soort geldt een provinciale vrijstelling. Een ontheffing voor amfibieënsoorten is daarom niet nodig.
  • Er zal rekening gehouden moeten worden met de aanwezigheid van broedvogels om negatieve effecten te voorkomen op deze door de Wet Natuurbescherming beschermde soorten. Om effecten te voorkomen kunnen de volgende maatregelen getroffen worden:
      • a. buiten het broedseizoen werken;
      • b. de werkzaamheden vlak voor het broedseizoen inzetten en dan continu doorwerken (werkzaamheden niet langer dan enkele dagen stilleggen), zodat vogels niet gaan broeden in het gebied waar gewerkt wordt)
      • c. het gebied voorafgaand aan het broedseizoen ongeschikt maken voor broedvogels (bijvoorbeeld door te maaien of struweel te verwijderen)

Conclusie

Uit de natuurtoets blijken de effecten van het plan op de natuurwaarden. In algemene zin kan redelijkerwijs worden gesteld dat op grond van de mogelijke effecten de uitvoering van de ingreep niet door de Wet Natuurbescherming wordt verhinderd. Dit houdt in dat de ingreep doorgang kan vinden.

Lange termijneffecten tijdens de gebruiksfase treden niet op, doordat er voldoende geschikt leefgebied in de omgeving aanwezig is voor broedvogels en groeiplaatsen/biotopen voor beschermde flora en overige (streng beschermde) soorten niet aanwezig zijn.

Eventuele significant negatieve effecten op nabijgelegen beschermde gebieden zijn in het onderhavige geval niet aan de orde.

Met inachtneming van het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat er vanuit het oogpunt van

ecologie geen bezwaren zijn tegen het bestemmingsplan.

5.11 Archeologie en cultuurhistorie

Wettelijk kader

Erfgoedwet

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet bundelt meerdere wetten en regelingen op gebied van behoud en beheer van cultureel erfgoed, waaronder de Monumentenwet 1998. Het deel van de Monumentenwet dat betrekking heeft op de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet welke naar verwachting in 2019 in werking treedt. Tot die tijd valt dit onderdeel binnen de overgangsregeling van de Erfgoedwet. Hierin staat dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening dient te worden gehouden met de in de grond aanwezige danwel te verwachten monumenten.

arden.

Toetsing

Archeologie

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het plan getoetst aan de archeologische waarde van het plangebied. Gekeken is naar Provinciaal Archeologische en Aardkundige Kerngebieden (PArK'en), archeologische aandachtsgebieden, de Top-10 archeologische locaties en het Archeologiebeleid Zeewolde 2016.

Ter plaatse van het bestaande land is het plangebied gelegen in een archeologievrij gebied. In dit gebied is de bodem al dermate verstoord of heeft onderzoek reeds aangetoond dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn. Op basis van de archeologische verwachtingswaarde is nader onderzoek naar mogelijke archeologische waarden ter plaatse niet noodzakelijk.

Ter plaatse van het bestaande water is het plangebied gelegen in een gebied met waarde - archeologie 6. Dit betreffen de buitendijkse gebieden. Voor deze gebieden geldt dat bij bodemingrepen per geval door de gemeente moet worden beoordeeld in hoeverre sprake is van een risico op verstoring van archeologische waarden. Voor het archeologisch onderzoek dient per project een Programma van Eisen te worden opgesteld, dat rekening houdt met de specifieke prospectiemethoden voor het opsporen van archeologische waarden in waterbodems.

Eventuele vondsten gedaan tijdens werkzaamheden waarvoor geen vooronderzoek nodig is, vallen wel onder de meldingsplicht zoals vastgelegd in artikel 5.10 van de Erfgoedwet.

De archeologische verwachtingswaarden zijn overeenkomstig het Archeologiebeleid Zeewolde 2016 en het bestemmingsplan Buitengebied 2016 opgenomen op de verbeelding en in de planregels.

Cultuurhistorie

Van cultuurhistorische waarde voor het buitengebied van Zeewolde zijn elementen die verwijzen naar de ontstaansgeschiedenis van Flevoland; de vaarten, tochten en dijken. Deze elementen liggen niet buitendijks. Het plangebied is derhalve niet van cultuurhistorische waarde.

Conclusie

De aspecten archeologie en cultuurhistorie leveren geen belemmeringen op voor het uitvoeren van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan is een ruimtelijk besluit, waarin de regels voor het gebruik en het bebouwen van gronden worden vastgelegd. In een bestemmingsplan wordt door middel van bestemmingen en aanvullende aanduidingen aangegeven op welke gronden welke functies toegestaan zijn en hoe deze gronden bebouwd mogen worden.

Het bestemmingsplan is een digitaal bestand in gml-formaat, waarin geometrisch bepaalde planobjecten zijn vastgelegd. Technisch gezien is een bestemmingsplan zodoende een verzameling objecten (zoals bestemmingsvlakken), waaraan informatie (zoals ligging en naam) is gekoppeld. Om het plan te kunnen raadplegen zijn in feite drie onderdelen van belang:

  • een digitale en analoge verbeelding van de geometrisch bepaalde planobjecten (plankaart);
  • de juridisch bindende regels van het bestemmingsplan (planregels);
  • een bijbehorende toelichting (plantoelichting).

Het bestemmingsplan kan geraadpleegd worden door middel van computersoftware; in ieder geval via de internetpagina www.ruimtelijkeplannen.nl. Met de software kunnen verschillende kaarten van het bestemmingsplan opgeroepen worden door het aan- of uitvinken van planobjecten. Door interactie met het kaartbeeld worden de regels van de betreffende bestemmingen weergegeven. Ook kan de toelichting worden opgeroepen.

Om de vergelijkbaarheid te bevorderen bestaat er een landelijke standaard voor de verbeelding van bestemmingsplannen (SVBP2012). De toepassing van de SVBP2012 is verplicht. Hiermee wordt geborgd dat alle bestemmingsplannen overeenkomen voor wat betreft kleurgebruik, naamgeving, gebruik van arceringen en dergelijke.

Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de koppeling tussen de regels en de verbeelding. In de volgende paragraaf staat uitgelegd welke systematiek voor dit bestemmingsplan gehanteerd is en hoe de eigenschappen van het plangebied zich hebben vertaald in de toegekende bestemmingen. De paragraaf daarna geeft een korte toelichting per artikel van de planregels.

6.2 Plansystematiek

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. Alleen de regels en de verbeelding zijn juridisch bindend. De plantoelichting bevat de achtergronden, onderzoeken en motieven van het plan. De toelichting is enerzijds voor de besluitvorming van belang, maar kan daarnaast van belang zijn bij het interpreteren van de regels of de verbeelding. Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de vorige hoofdstukken, hebben in de regels en op de verbeelding van dit bestemmingsplan hun juridische vertaling gekregen in de vorm van bestemmingen. De juridische planopzet en de inhoud van de toegekende bestemmingen worden in dit hoofdstuk toegelicht.

Dit bestemmingsplan is opgezet conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Voortvloeiende uit de Wro is het plan mede gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012).

Op de verbeelding zijn bestemmingen toegekend aan de diverse aanwezige functies. Bij het opstellen van de verbeelding is gebruik gemaakt van de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN).

Toelichting op de gebruiksregeling ten aanzien van het vloerpeil

Omdat het plangebied buitendijks gelegen is dient de aanwezige en nieuw op te richten bebouwing beschermd te worden tegen overstromingen. Dit kan door de bebouwing op voldoende hoogte - een minimaal vloerpeil - te bouwen of door het treffen van maatregelen die overstromingen kunnen voorkomen. Voor de locatie van de bestaande bebouwing geldt dat deze op voldoende afstand van het open water zijn gelegen. Een minimaal vloerpeil van 2,00 meter boven NAP volstaat hier. De bestaande bebouwing is allemaal gelegen tussen 2,20 en 2,45 meter boven NAP en voldoet hier dus aan. Voor de nieuw op te richten beachhouses en surf shacks geldt dat deze dichter bij het open water zijn gelegen, hierdoor kunnen zij door golven belast worden. Voor deze woningen dient een minimaal vloerpeil van 2,50 meter boven NAP gehanteerd te worden. Het minimale vloerpeil is vastgelegd in de gebruiksregels.

6.3 Indeling regels

Het bestemmingsplan is opgesteld conform de (SVBP2012). Hierin zijn regels opgenomen over onder andere de indeling van de planregels en de naamgeving van bestemmingen. De planregels kennen standaard vier hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel is een aantal begrippen verklaard die genoemd worden in de planregels. Dit artikel voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel is bepaald hoe de voorgeschreven maatvoeringen in het plan gemeten moeten worden. Evenals de begripsbepalingen voorkomen de bepalingen inzake de wijze van meten interpretatieverschillen bij de toepassing van de planregels.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie - Jachthaven

De in het plangebied voorkomende jachthaven is bestemd als 'Recreatie - Jachthaven'. De aanwezige recreatiearken en recreatiewoningen zijn specifiek aangeduid.

Artikel 4 Recreatie - Natuurkampeerterrein

Het bestaande natuurkampeerterrein is bestemd als 'Recreatie - Natuurkampeerterrein'. Stacaravans zijn niet toegestaan. Trekkershutten zijn mogelijk via een afwijkingsbevoegdheid.

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de gebruiksregels ten behoeve van het jaarrond kamperen (artikel 4.5.1 Kamperen buiten de periode van 15 maart tot 1 november). Kamperen buiten de in dit artikel genoemde periode is op het natuurkampeerterrein toegestaan wanneer het kamperen plaatsvindt in mobiele kampeermiddelen in een aaneengesloten periode van ten hoogste twee weken, tot maximaal tweemaal per kalenderjaar.

Artikel 5 Recreatie - Recreatieterrein

Het terrein ten noordoosten van de wavepool waar de surf shacks gerealiseerd worden en het terrein ten noordwesten van de wavepool waar maximaal 16 recreatiewoningen gerealiseerd mogen worden, is bestemd als 'Recreatie – Recreatieterrein'. De surf shacks en recreatiewoningen zijn aangeduid op de verbeelding, waarbij de recreatiewoningen gerealiseerd dienen te worden binnen de aangegeven bouwvlakken.

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels ten behoeve van het vergroten van de bouwhoogte (artikel 5.3.2).

Artikel 6 Recreatie - Strand

Het in het plangebied gelegen strand is bestemd als 'Recreatie - Strand'. Het gaat om de speel- en ligweiden en de ten behoeve van de waterrecreatie in gebruik zijnde stranden. Op de stranden mag niet gebouwd worden.

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels ten behoeve van:

  • artikel 6.3.1 strandpaviljoens
  • artikel 6.3.2 toiletgebouwen en kiosken
  • artikel 6.3.3 standplaatsen voor ambulante handel
  • artikel 6.3.4 nieuwe steigers

Artikel 7 Recreatie - Watersport

De wavepool en bijbehorende gebouwen en bouwwerken zijn bestemd als 'Recreatie - Watersport'. De exacte ligging van de wavepool is vastgelegd middels een aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - wavepool'.

Artikel 8 Verkeer

Bestaande wegen zijn bestemd als 'Verkeer'. Vanuit het oogpunt van geluid mogen de wegen niet aangepast worden. Het wegprofiel (ligging, breedte van de rijbanen en het aantal rijstroken) mag alleen aangepast worden als dit leidt tot een verbetering van de verkeersveiligheid en/of een vermindering van de geluidsoverlast.

Voor het toestaan van standplaatsen voor ambulante handel is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.

Artikel 9 Water - Randmeer

Het Nijkerkernauw is bestemd als 'Water - Randmeer'. Deze bestemming ziet op water en oeverstroken. Bouwwerken zijn niet toegestaan, met uitzondering van bestaande steigers. Nieuwe steigers kunnen worden gerealiseerd middels een omgevingsvergunning.

Artikel 10 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Ten zuidoosten van het plangebied loopt een hoogspanningsleiding. De vrijwaringszone van deze hoogspanningsleiding loopt voor een klein gedeelte over het plangebied. Deze vrijwaringszone heeft de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'. Binnen de op de verbeelding aangegeven strook mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de hoogspanningsverbinding.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 6

Het archeologiebeleid van de gemeente Zeewolde is in dit bestemmingsplan overgenomen voor zover het de gronden betreft met een archeologische verwachtingswaarde 6. Indien de oppervlakte van een ingreep groter is dan 2,5 hectare kunnen een archeologisch onderzoek en omgevingsvergunning vereist zijn.

Artikel 12 Waterstaat - Waterkering

De dijk langs de randmeren heeft een waterkerende functie. Voor het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het overgebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 14 Algemene bouwregels

In deze regels zijn algemene bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen in het plan gelden, voor zover er geen voor de bestemming geldende bouwregels van toepassing zijn. Hierin zijn regels opgenomen ten behoeve van overschrijdingen van de bouwgrenzen.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

In deze regels zijn vormen van verboden gebruik opgenomen die algemeen gelden voor alle bestemmingen, voor zover er geen voor de bestemming geldende specifieke gebruiksregels van toepassing zijn.

Om gronden en bouwwerken in strijd met de parkeernormen te gebruiken kan een omgevingsvergunning verleend worden voor het afwijken van de gebruiksregels.

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels

In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden voor het hele plan. Dit artikel bevat algemene aanduidingsregels ten behoeve van het gebruik van gronden en bouwwerken gelegen binnen de binnen- en tussenbeschermingszone rondom de primaire waterkering (bestemming 'Waterstaat - Waterkering'), aangeduid als 'vrijwaringszone - dijk 1'. Dit artikel bevat eveneens de algemene aanduidingsregels ten behoeve van het gebruik van gronden en bouwwerken gelegen binnen de buitenbeschermingszone rondom de primaire waterkering, aangeduid als 'vrijwaringszone 2'.

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

In deze regels is aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn. Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.

Artikel 18 Algemene wijzigingsregels

Het bestemmingsplan bevat één algemene wijzigingsbevoegdheid. Elke bestemming mag gewijzigd worden in de bestemming 'Verkeer', daarnaast mag de bestemming 'Verkeer' gewijzigd worden in elke bestemming om op die manier verbredingen, bochtafsnijdingen en dergelijke van wegen en paden mogelijk te maken.

Artikel 19 Overige regels

In deze regels wordt de nadere eisen regeling voor het gehele plan vastgelegd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven.

Artikel 21 Slotregel

Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient de toelichting van een bestemmingsplan inzicht te geven over de uitvoerbaarheid van het plan.

Volgens de Wro moet de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, tenzij het kostenverhaal op een andere wijze is gegarandeerd. Van een dergelijk bouwplan is in dit geval sprake (artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening).

De gemeente Zeewolde heeft een anterieure overeenkomst gesloten met de initiatiefnemer van het project. De initiatiefnemer draagt alle kosten voor de procedures en de uitvoering van de herinrichting. Voor de gemeente is hiermede de financiële uitvoerbaarheid voldoende verzekerd.

De conclusie is dan ook dat het plan financiëel uitvoerbaar kan worden geacht.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.2.1 Inspraak

Op grond van artikel 3.1.6 onder e van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gaan een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor, vergezeld van een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.


Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 6 september 2017 tot en met 17 oktober 2017 voor een ieder voor inspraak ter inzage gelegen.

Gedurende deze termijn is één inspraakreactie binnen gekomen. De gemeente Zeewolde heeft de ontvangen inspraakreactie samengevat en beantwoord in een reactienota vooroverleg en inspraak. De reactienota is opgenomen in Bijlage 5 van dit bestemmingsplan.

7.2.2 Overleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan, overleg pleegt met instanties, zoals omliggende gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Het voorontwerpbestemmingsplan is in een vooroverleg besproken met de volgende relevante instanties:

  • Rijkswaterstaat Midden Nederland;
  • Provincie Flevoland;
  • Gemeente Bunschoten;
  • Waterschap Zuiderzeeland;
  • Veiligheidsregio Flevoland;
  • Gasunie Transport Services BV.

In het kader van het vooroverleg hebben alle instanties gereageerd. De gemeente Zeewolde heeft de ontvangen vooroverlegreacties samengevat en beantwoord in een reactienota vooroverleg en inspraak. De reactienota is opgenomen in Bijlage 5 van dit bestemmingsplan.

7.2.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) met ingang van 17 januari 2018 gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.