direct naar inhoud van REGELS
Plan: Buitengebied 2016
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0050.BPBuitengebied2016-va01

REGELS

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan Buitengebied 2016 als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0050.BPBuitengebied2016-va01 van de gemeente Zeewolde;

1.2 het bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde plan objecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.6 agrarische bedrijfskavel:

een op de verbeelding weergegeven aaneengesloten stuk grond, het agrarisch erf, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing en bijbehorende voorzieningen ten behoeve van een agrarisch bedrijf zijn toegelaten;

1.7 agrarisch grondgebruik:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die bedrijfsmatig in gebruik zijn, daaronder ook begrepen de teelt van vruchtbomen tot een periode van maximaal 3 jaar en onderstammen met jaarlijks terugkerende opgaande teelt;

1.8 agrarisch loonbedrijf:

een bedrijf waarbinnen arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven;

1.9 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw, overkapping of bijbehorend bouwwerk zijnde;

1.10 bassin:

een voorziening voor de opslag van mest of (percolaat)water ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten;

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bebouwingsbeeld:

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar is georiënteerd;

1.13 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein, bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.14 (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting:

de verwerking van op het bedrijf zelf geproduceerde en van andere bedrijven aangevoerde mest, waaraan eigen en/of van derden afkomstige co-substraten (bijvoorbeeld maïs) worden toegevoegd. Het digestaat (restproduct) wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt of naar derden afgevoerd;

1.15 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.16 bedrijfsmatige exploitatie van recreatieverblijven:

het door middel van een bedrijf beheren en/of exploiteren van recreatieverblijven, waarbij geldt dat daar permanente wisselende recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden

1.17 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de winkelvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.18 bedrijfswoning:

een gebouw op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.19 bed & breakfast:

het bieden van de, ten opzichte van het wonen ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.20 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.21 bestaand:
  • a. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan aanwezig zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, daaronder vallen niet bouwwerken die bestaan op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan;
  • b. bestaand gebruik: het gebruik van gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het moment van inwerkingtreding van het plan, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan;
1.22 bestaande ammoniakemissie:

bestaande aantal dierplaatsen voor de bestaande diersoorten, vermenigvuldigd met de emissiefactoren van het bestaande stalsysteem, waarbij geldt:

  • a. bestaand stalsysteem: het stalsysteem ten tijde van de vaststelling van het plan;
  • b. bestaande aantal dierplaatsen: het aantal legaal gerealiseerde dierplaatsen zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het plan;
  • c. bestaande diersoorten: de diersoorten, waarvoor de legaal gerealiseerde dierplaatsen zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het plan zijn gebouwd;

Onder bestaande ammoniakemissie wordt voorts gerekend de ammoniakemissie afkomstig uit een nog niet gerealiseerd stalsysteem, indien daarvoor ten tijde van de vaststelling van het plan sprake was van een volledig onherroepelijk vergunde situatie. Van een volledig onherroepelijk vergunde situatie is in ieder geval sprake indien ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan beschikt werd over een vergunning als bedoeld in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998.

1.23 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.24 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.25 boerderijvergisters:

vergisters waarin de mest van uitsluitend het eigen agrarisch bedrijf, al dan niet met co-vergistingsmateriaal, vergist wordt (mono- of co-vergister). Hieruit vloeit voort dat het benodigde ruimtebeslag voor deze installatie beperkt is. Bij boerderijvergisters wordt de vergisting als een onderdeel van de agrarische bedrijfsvoering beschouwd;

1.26 boomteelt:

de teelt van boomkwekerijgewassen, zoals laanbomen, klimplanten, rozen en buitenrozen, coniferen, sierheesters, kerstbomen, heidesoorten, bos en haagplantsoen. Hieronder niet begrepen de teelt van vruchtbomen tot een periode van maximaal 3 jaar en onderstammen met jaarlijks terugkerende opgaande teelt;

1.27 bosbouw:

het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;

1.28 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.29 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.30 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.31 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.32 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken, zijn toegelaten;

1.33 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.34 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.35 centrale voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het recreatieterrein als geheel, zoals een kampwinkel, voorzieningen voor sport, spel en ontspanning, dienstverlening, een kantine/restaurant en een ontvangstkantoor;

1.36 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.37 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.38 educatief medegebruik:

een gebruik van gronden en bouwwerken gericht op het overbrengen van kennis dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit educatieve gebruik is toegestaan;

1.39 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een woonhuis of een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.40 erfbeplanting:

opgaande beplanting, zijnde bomen en struiken, die een scherm vormt op of binnen de grens van een bouwperceel waarop bebouwing voorkomt of die verspreid over een dergelijk bouwperceel voorkomt, en welke beplanting mede bepalend is voor de inpassing van de betreffende bebouwing in het landschap;

1.41 erfinrichtingsplan:

een plan waarin inzichtelijk wordt gemaakt op welke wijze een ontwikkeling wordt ingepast op het betreffende perceel en in relatie tot de omgeving, waarbij het beleid zoals opgenomen in bijlage 1 van de toelichting leidraad is bij het maken van een erfinrichtingsplan;

1.42 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.43 evenement:

elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

1.44 extensief dagrecreatief medegebruik:

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, vissen, picknicken, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik, niet zijnde een gebruik met paramotoren;

1.45 fruitteelt:

de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;

1.46 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.47 gebruiksgerichte paardenhouderij:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.48 groepskamperen:

het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen voor groepen of verenigingen;

1.49 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een bedrijfsvoering gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van vee, nader te onderscheiden in:

  • a. land- en tuinbouw op open grond; de teelt van gewassen op open grond daaronder begrepen, uitgezonderd bosbouw, sierteelt en fruitteelt;
  • b. veehouderijbedrijf op open grond; het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel met gebruikmaking van de open grond;
1.50 grootschalige scoutingevenementen:

aan scouting en aan de doelstelling van scouting gerelateerde evenementen tot 10.000 bezoekers en een frequentie van ten hoogste 1 evenement per jaar;

1.51 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is;

1.52 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, zoals genoemd in de bij deze regels behorende bijlage Staat van horeca-activiteiten;

1.53 houtteelt:

de bedrijfsmatige uitoefening van het kweken van bomen ten behoeve van de houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

1.54 intensief kwekerijbedrijf:

een agrarisch bedrijf in de vorm van het telen of kweken van dieren en gewassen, op de wijze van een paddenstoelenkwekerij, een wormen- en/of madenkwekerij, een vis- schaaldier- en schelpdierkwekerij, een witlofkwekerij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met (nagenoeg) geen gebruik van daglicht;

1.55 intensief veehouderijbedrijf:

een agrarisch bedrijf in de vorm van het houden van dieren, op de wijze van een rundveemesterij (exclusief vetweiderij), een varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij, of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van bedrijfsvoeringen waarin dieren worden gehouden overeenkomstig de regels ten aanzien van de biologische productiemethoden, dan wel daarmee gelijk te stellen dierenhouderijen waarbij grond vereist is voor de wijze van bedrijfsvoering;

1.56 internetverkoop:

een specifieke vorm van detailhandel, waarbij:

  • a. de transactie via internet tot stand komt;
  • b. ter plaatse alleen opslag en distributie plaatsvindt;
  • c. afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;
1.57 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan, een trekkershut of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.58 kampeerterrein:

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.59 kamperen:

gebruik van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.60 kas:

een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen of planten;

1.61 kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten:

de in bijlage 3 genoemde beroepen en bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner en de aan de beroepen en bedrijvigheid bij woningen gebonden medewerkers;

1.62 kleinschalige duurzame energieopwekking:

winning op bouwpercelen van energie uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en waarvan de bronnen in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar zijn, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;

1.63 kleinschalige scoutingevenementen:

aan scouting en aan de doelstelling van scouting gerelateerde evenementen tot 1.000 bezoekers met een frequentie van ten hoogste 10 evenementen per jaar;

1.64 kwekerijbedrijf:

een bedrijf met een bedrijfsvoering die in hoofdzaak is gericht op tuinbouw, waarbij de productie geheel of gedeeltelijk in kassen en/of warenhuizen plaatsvindt;

1.65 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico dan wel een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.66 landschappelijke waarden:

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied. Bij de afweging van de landschappelijke waarden zal paragraaf 5.1.3 in de toelichting mede toetsingskader zijn;

1.67 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en opvang, alsook productiegebonden detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.68 manege-activiteiten:

bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen);

1.69 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.70 milieusituatie:

de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden, externe veiligheid en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient er bij de situering en omvang van milieubelastende functies (o.a. bedrijven) op te worden gelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (o.a. woningen) zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt;

1.71 mobiel kampeermiddel:

een kampeermiddel in de vorm van een tent, kampeerauto of toercaravan;

1.72 natuurkampeerterrein:

terrein ten behoeve van mobiele kampeermiddelen (exclusief stacaravans) en voorzieningen voor onderhoud en beheer;

1.73 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied. Onderdeel van de natuurlijke waarden vormt steeds een beoordeling van de soortbescherming op basis van de Flora- en faunawet;

1.74 normaal agrarisch gebruik:

het gebruik, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en grondgebonden agrarisch gebruik van de gronden;

1.75 normaal onderhoud:

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.76 nutsvoorzieningen:

voorzieningen voor algemeen nut, zoals afvalinzameling, elektriciteit, gas, (tele)communicatie en dataverkeer, openbaar vervoer en water. Het gaat hierbij om andere bouwwerken zoals antennes, bakken, borden, containers, hekken, kastjes, palen, zuilen en wat met deze bouwwerken te vergelijken is. Onder nutsvoorziening wordt ook verstaan een schakelstation, een rioolwaterzuiveringsinstallatie, een telecommunicatiestation en een transformatorstation;

1.77 ondergeschikte lichte horeca:

horeca die ondergeschikt en gerelateerd is aan de bestemming en tot doel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en dranken, vergelijkbaar met de horeca genoemd in Bijlage 4 onder categorie 1a. Tot ondergeschikte horeca worden mede gerekend mobiele horecastands, drankautomaten, en dergelijke;

1.78 opgaande meerjarige teelt:

de meerjarige teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken, het kweken van fruit aan houtige gewassen en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van opgaande teelt van meerjarige gewassen. Hieronder wordt niet begrepen de teelt van vruchtbomen tot een periode van maximaal 3 jaar en onderstammen met jaarlijks terugkerende opgaande teelt;

1.79 overkapping:

een bouwwerk met een dak met maximaal 2 wanden, al dan niet tot de constructie zelf behorend;

1.80 paalkamperen:

vorm van kamperen met tenten, waarbij behalve een waterkraan of pomp geen voorzieningen op het terrein aanwezig zijn;

1.81 peil:
  • a. indien op land wordt gebouwd:
    • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de door of namens het bevoegd gezag vastgestelde hoogte;
    • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • b. indien op of over het water wordt gebouwd:
    • 1. het door of namens het bevoegd gezag vastgestelde peil;
1.82 permanente bewoning:

het gebruik van een recreatieverblijf als hoofdverblijf, daaronder mede begrepen tijdelijke bewoning;

1.83 plattelandswoning:

een woonhuis in de vorm van een voormalige agrarische bedrijfswoning, die bewoond mag worden door een persoon of diens huishouden die geen functionele binding heeft met het nabijgelegen agrarisch bedrijf, waartoe het woonhuis in het verleden als bedrijfswoning heeft behoord;

1.84 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.85 recreatie-ark:

een drijvend recreatieverblijf bestemd voor recreatief (nacht)verblijf door wisselende gebruikers;

1.86 recreatiewoning:

een gebouw, geen stacaravan zijnde, al dan niet met vaste fundering, dat dient als recreatief verblijf, waarvan de gebruikers hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben;

1.87 risicogevoelig bouwwerk c.q. object

een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit kwaliteitseisen externe veiligheid inrichtingen milieubeheer, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;

1.88 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.89 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch / pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.90 silo:

een ander bouwwerk ten behoeve van agrarische opslagdoeleinden;

1.91 stacaravan:

een kampeermiddel, voorzien van een as/wielstelsel, dat niet zonder uitgebreide demontage werkzaamheden op een oplegger vervoerbaar is over de weg en mede gelet op de afmetingen kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;

1.92 statische opslag:

opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zonder dat deze ter plaatse bewerkt, verwerkt, gerepareerd of verhandeld worden. Hieronder wordt onder andere verstaan de opslag van (antieke) auto's, boten en caravans, maar ook opslag van agrarische producten en/of stalling van agrarische machines;

1.93 stiltegebied:

een natuur- en/of bosgebied waarin de natuurgeluiden niet door lawaai mogen worden verstoord;

1.94 teeltondersteunende kassen:

kassen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt ter verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen of ten behoeve van het voorkomen van schade door vorst;

1.95 teeltondersteunende voorzieningen:

voorzieningen (niet zijnde kassen) in, op of boven de grond, die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden, zoals hagelnetten;

1.96 toeristische standplaats:

het terreingedeelte dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel, niet zijnde een bouwwerk, dat slechts gedurende een beperkte periode van ten hoogste enige weken (maximaal drie maanden) op het kampeerterrein aanwezig is;

1.97 trekkershut:

een gebouw met een eenvoudige constructie en beperkte omvang ten behoeve van een kortstondig recreatief nachtverblijf voor passanten;

1.98 tunnelkas:

elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, die met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten;

1.99 tweede woning:

het gebruik van een recreatieverblijf anders dan door middel van bedrijfsmatige exploitatie, waaronder begrepen het gebruik van een recreatieverblijf door één vaste gebruiker of groep van gebruikers;

1.100 verkeersveiligheid:

de veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

1.101 vetweiderij:

het in de wei vetmesten van vee voor de slacht;

1.102 vollegronds tuinbouwbedrijf:

een grondgebonden agrarisch bedrijf dat overwegend of uitsluitend is gericht op het telen van tuinbouwgewassen in de volle grond;

1.103 voorgevel:

de naar de openbare ruimte (weg, voet-/fietspad) gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan de openbare ruimte grenst, geldt de als zodanig door het bevoegd gezag aan de te wijzen gevel(s);

1.104 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage of de handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.105 windturbine:

een bouwwerk ten behoeve van de opwekking van windenergie;

1.106 woning:

een complex van ruimten, dat krachtens aard en indeling geschikt en/of bestemd is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.107 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat;

1.108 woonschip:

elk in gebruik, in aanbouw of buiten gebruik zijnd vaar- of drijftuig, in hoofdzaak bestemd om te worden gebruikt als woning;

1.109 woonsituatie:

een situatie waarbij, mede door de situering van om de woonfunctie liggende functies en bebouwing, in ieder geval sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bestaande uit een redelijke daglichttoetreding, een redelijke mate van uitzicht en voldoende privacy, alsmede van afwezigheid van hinder.

1.110 zorgboerderij:

een zorgfunctie als neventak waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, gecombineerd wordt met agrarische activiteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of natuurbeherende activiteiten.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenwerkse constructiedelen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:

de kortste afstand vanaf enig punt van een (hoofd)gebouw tot de zijdelingse perceelgrens;

2.8 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch grondgebruik, niet zijnde permanente bollenteelt of houtteelt, bosbouw, fruitteelt, boomteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen, tenzij fruitteelt of boomteelt ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - fruit- en bomenteelt";
  • b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch bedrijf”;
  • c. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in combinatie met een intensieve neventak veehouderij, ter plaatse van de aanduidingen “specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch bedrijf” en “specifieke vorm van agrarisch – intensieve veehouderij neventak”;
  • d. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en/of intensieve veehouderij, ter plaatse van de aanduidingen “specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch bedrijf” en "intensieve veehouderij";
  • e. de uitoefening van het agrarisch bedrijf als genoemd in 3.1 onder b, c of d in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor:
    • 1. caravanstalling, ter plaatse van de aanduiding "caravanstalling";
    • 2. een algenkwekerijbedrijf , ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - algenkwekerij";
    • 3. bed & breakfast, ter plaatse van de aanduiding "bed & breakfast";
    • 4. zuivelverwerking, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - zuivelverwerking";
    • 5. een paardenhouderij, ter plaatse van de aanduiding "paardenhouderij";
    • 6. een atelier, ter plaatse van de aanduiding "atelier";
    • 7. logieshuisvesting door seizoensarbeiders, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - seizoensarbeiders";
    • 8. een madenkwekerij, ter plaatse van de aanduiding "intensieve kwekerij";
    • 9. een agrarisch zaadveredelingsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - veredelingsbedrijf";
    • 10. verhuur van paardenboxen, een activiteitenhal ten behoeve van de paardensport, 24-uurs zorg en dagopvang, logiesgebouwen, bakkerij, inclusief het malen van graan, een webwinkel, een stapmolen voor paarden en een stagiairverblijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - 1";
    • 11. evenementen(theater), ter plaatse van de aanduiding "theater";
    • 12. een hondenkennel, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - hondenkennel";
    • 13. agrarisch loonwerk, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch loonwerk';
    • 14. zorgboerderij, ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';
  • f. het bedrijfswonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch bedrijf”;
  • g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden, waaronder begrepen het beeld van agrarische bebouwing binnen de randbeplanting;
  • h. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschapselementen, die als oriëntatie- en herkenningspunten aanwezig zijn;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. een mestvergistingsinstallatie, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - mestvergisting";
  • j. een mestbassin, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - mestbassin";
  • k. mestvergisting van mest afkomstig van en geproduceerd op het eigen agrarisch bedrijf in de vorm van boerderijvergisters;
  • l. kleinschalige duurzame energieopwekking;
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • o. bestaande ontsluitingswegen en agrarische kavelpaden;
  • p. bestaande openbare fiets- en voetpaden;
  • q. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder waterberging;
  • r. verwerking van streekeigen producten al dan niet in combinatie met productiegebonden detailhandel;
  • s. een paardenweide, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - paardenweide";
  • t. een tijdelijk parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - tijdelijk parkeerterrein";

met de daarbij behorende:

  • u. bedrijfsgebouwen en overkappingen;
  • v. bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, welke zijn genoemd in Bijlage 3, en/of mantelzorg;
  • w. bestaande torensilo's;
  • x. teeltondersteunende kassen;
  • y. windturbine, ter plaatse van de aanduiding 'windturbine';
  • z. tuinen, erven en terreinen ter plaatse van een bouwvlak;
  • aa. andere bouwwerken.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in 3.1. onder i en u t/m x genoemde gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, gelden de volgende regels:

  • a. er zullen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van agrarische bedrijven, alsmede de in 3.1 onder e.1 t/m 14 genoemde bedrijvigheid, met de daarbij behorende bedrijfswoningen worden gebouwd;
  • b. de gebouwen en overkappingen, waaronder tunnelkassen en blaastunnels, zullen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. binnen een bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf, alsmede de in 3.1 genoemde overige bedrijvigheid, worden gebouwd;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een intensieve neventak veehouderij ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – intensieve veehouderij neventak” zal ten hoogste 2.500 m² bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van de in 3.1 onder e.1 t/m 14 genoemde bedrijvigheid zal:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "caravanstalling" ten hoogste 2.000 m² bedragen;
    • 2. ter plaatse van de overige aanduidingen ten hoogste de bestaande gezamenlijke oppervlakte bedragen;
  • f. het aantal bedrijfswoningen zal ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch bedrijf” ten hoogste één bedragen, met uitzondering van:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning”, in welk geval het aantal bedrijfswoningen ten hoogste twee per bouwvlak zal bedragen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten", in welk geval geen bedrijfswoning zal worden gebouwd;
  • g. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, dan wel een afstand waarbij de gevelbelasting van de bedrijfswoning als gevolg van het verkeerslawaai niet meer dan 48 dB bedraagt;
  • h. de bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • i. een bedrijfswoning zal worden voorzien van een kap;
  • j. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale
oppervlakte/inhoud  
Goothoogte in m   Bouwhoogte in m  
  per
gebouw  
gezamenlijk   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   9,00   13,00  
Bedrijfswoning   1.000 m³   -   4,00   9,00  
Torensilo   bestaand   -   -   30,00  
Teeltondersteunende kassen   -   2.500 m²   6,00   8,00  
Tunnelkassen en blaastunnels   -   -   -   2,50  
Mestvergistingsinstallatie+   -   bestaand   -   8,00  

+ uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - mestvergisting"

3.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen/plattelandswoningen

Voor het bouwen van de in 3.1. onder v genoemde bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen geldt de volgende regel:

  • bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen anders dan vergunningvrije bijbehorende bouwwerken zullen niet worden gebouwd, tenzij hiervan afwijkende bestaande bijbehorende bouwwerken, in welk geval die bestaande bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten.
3.2.3 Windturbine

Voor het bouwen van een windturbine gelden de volgende regels:

  • a. een windturbine zal uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'windturbine';
  • b. de bouwhoogte van een windturbine zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte bedragen.
3.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijven, alsmede de in 3.1 genoemde bedrijvigheid, met de daarbij behorende bedrijfswoningen worden gebouwd;
  • b. silo's en bassins zullen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, met uitzondering van mestbassins, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - mestbassin";
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) en/of bedrijfsgebouwen binnen de bouwvlakken ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • d. er zullen geen andere bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van:
    • 1. de opwekking van windenergie en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken;
    • 2. reclamemasten;
    • 3. paardrijbakken buiten de bouwvlakken;
  • e. de bouwhoogte van teeltondersteunende voorzieningen zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal binnen het bouwvlak ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal buiten het bouwvlak ten hoogste 3,00 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Nevenactiviteiten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 onder a in die zin dat bouwwerken ten behoeve van een nevenactiviteit worden gebouwd, mits:

  • a. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf ten hoogste de in bijlage 1 genoemde oppervlakte per nevenactiviteit, met een gezamenlijk maximum van 30% van de oppervlakte van het bouwvlak, zal bedragen;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • c. tevens de in 3.5.1 genoemde vergunning wordt verleend.
3.3.2 Bouwen buiten het bouwvlak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 onder b in die zin dat bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en/of overkappingen buiten de grenzen van het aanduidingsvlak en het bouwvlak worden gebouwd, mits:

  • a. het om een afwijking gaat die volgt uit een concreet bouwplan;
  • b. de bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en/of overkappingen aansluitend aan het bestaande bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en/of overkappingen binnen een rechthoek worden gebouwd waarvan de breedte en de diepte ten hoogste 200 m mag bedragen;
  • d. de oppervlakte van het bouwvlak inclusief de daarbuiten gebouwde bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en/of overkappingen ten hoogste 2,50 hectare bedraagt;
  • e. er binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
  • f. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.3 Tunnelkassen en blaastunnels buiten het bouwvlak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 onder b in die zin dat tunnelkassen en blaastunnels buiten de grenzen van het aanduidingsvlak en het bouwvlak worden gebouwd, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de tunnelkassen en boogkassen buiten de grenzen van het aanduidingsvlak en het bouwvlak ten hoogste 2.000 m² bedraagt;
  • b. de bouw buiten de grenzen van het aanduidingsvlak en het bouwvlak noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.4 Tweede bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 onder f in die zin dat een tweede bedrijfswoning wordt gerealiseerd, mits:

  • a. de tweede bedrijfswoning noodzakelijk is voor de doelmatige bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf, waarbij de noodzaak enkel kan bestaan bij agrarische bedrijven gericht op het houden van levende have op de wijze van melk- en zoogkoeien, fokzeugen (varkenshouderij), fokschapen, fokgeiten, boerderijen voor pluimvee of fokpaarden, waarbij het gehele jaar door veel jonge dieren worden geboren en waarvoor een continu toezicht noodzakelijk is, dan wel bij agrarische bedrijven waar sprake is van kwetsbare gewassen waarvoor continu toezicht noodzakelijk is;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun bestaande mogelijkheden en ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. een positief advies omtrent de noodzakelijkheid is verkregen van een onafhankelijk agrarisch deskundige;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.5 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.4 onder d in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten of naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken ten behoeve van de verlichting van paardrijbakken ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • b. de lichtmasten uitsluitend gericht zijn op de paardrijbak;
  • c. de bouwhoogte van een omheining van de paardenbak zal ten hoogste 1,50 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
  • e. tevens de in 3.5.6 bedoelde vergunning is verleend.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in Artikel 38 in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van mestvergisting en/of de plaatsing van een mestvergistingsinstallatie of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk, tenzij:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - mestvergisting";
    • 2. mestvergisting bedoeld in 3.1 onder k;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid, horeca, verblijfsrecreatie en detailhandel anders dan:
    • 1. genoemd in 3.1;
    • 2. bedrijvigheid waarvoor in het verleden onherroepelijke planologische medewerking is verleend;
  • c. het gebruik van gronden voor buitenopslag ten behoeve van agrarische doeleinden, zoals het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten, buiten het bouwvlak, tenzij het gronden ter plaatse van een specifieke aanduiding betreft;
  • d. opslag binnen het bouwvlak voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor (het verlengde van) de voorgevel van een bedrijfswoning;
  • e. het gebruik van gronden voor buitenopslag ten behoeve van niet-agrarische doeleinden, waaronder nevenactiviteiten, zowel binnen als buiten het bouwvlak;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor intensieve veehouderij, tenzij ter plaatse van de aanduidingen "intensieve veehouderij" en “specifieke vorm van agrarisch – intensieve veehouderij neventak”;
  • g. de aanleg van oppervlakteverhardingen buiten het bouwvlak anders dan ten behoeve van het agrarisch gebruik of de noodzakelijke bereikbaarheid van bebouwde percelen tot een breedte van ten hoogste 4,00 m;
  • h. het gebruik van een bedrijfswoning voor de huisvesting van meer dan één huishouden;
  • i. het gebruik van gebouwen ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - seizoensarbeiders" in welk geval logieshuisvesting van seizoensarbeiders is toegestaan in de periode van 15 maart tot 1 november van ieder jaar dan wel de vergunde periode voor logieshuisvesting;
  • j. het gebruik van een bedrijfswoning anders dan voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
  • k. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
    • 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  • l. het gebruik van vrijstaande bijbehorend bouwwerken voor bewoning anders dan ten behoeve van mantelzorg overeenkomstig de regels voor mantelzorg zoals opgenomen in het Besluit omgevingsrecht;
  • m. het gebruik van gronden ten behoeve van de houtteelt en de bosbouw;
  • n. het gebruik van gronden ten behoeve van permanente bollenteelt;
  • o. het gebruik van gronden ten behoeve van de sierteelt, fruitteelt, boomteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - fruit- en bomenteelt";
  • p. het gebruik van gronden voor het aanplanten van bebossing en/of opgaande beplanting anders dan ten behoeve van erfbeplanting, wegbeplanting en schuilgelegenheid voor vee;
  • q. het gebruik van gronden voor de aanleg van nieuwe fiets- en voetpaden;
  • r. het wijzigen van het profiel van bestaande wegen;
  • s. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbij behorende bouwwerken;
  • t. het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "theater" voor meer dan 5 theatervoorstellingen;
  • u. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de verwerking van streekeigen producten indien de gebruiksoppervlakte meer bedraagt dan 500 m² en waarvan meer dan 100 m² wordt gebruikt voor productiegebonden detailhandel.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Nevenactiviteiten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4 onder b in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf, al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten, wordt gecombineerd met een nevenactiviteit in de vorm van de in bijlage 1 opgenomen bedrijvigheid dan wel naar de aard en invloed daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, waarbij de omvang niet meer mag bedragen dan de maximaal toelaatbare omvang van de functie waarmee de functie naar de aard en invloed vergelijkbaar is geacht, mits:

  • a. de gronden ter plaatse zijn voorzien van een bouwvlak;
  • b. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de nevenactiviteit per agrarisch bedrijf ten hoogste de in bijlage 1 genoemde oppervlakte per nevenactiviteit, met een gezamenlijk maximum van 30% van de oppervlakte van het bouwvlak, zal bedragen;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun bestaande mogelijkheden en ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
  • e. er geen sprake is van buitenopslag;
  • f. voldaan wordt aan het gestelde in de Beleidsregel Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied 2008 van de provincie Flevoland;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.2 Mest- en foliebassins

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4 onder c in die zin dat gronden buiten het bouwvlak worden gebruikt voor het plaatsen van folie- en mestbassins, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de mest- en foliebassins per bouwvlak ten hoogste 500 m² zal bedragen;
  • b. de hoogte van een mest- en foliebassin ten hoogste 2,50 m zal bedragen;
  • c. het een mest- en/of foliebassin betreft behorende bij een bouwvlak met een omvang van 2,5 ha en het bouwvlak geen ruimte biedt voor de folie- en mestbassins;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijk en natuurlijke waarden, de archeologische en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.3 Fruitteelt, boomteelt en andere opgaande meerjarige teeltvormen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4 onder o in die zin dat gronden ten behoeve van fruitteelt, boomteelt en andere opgaande meerjarige teeltvormen worden gebruikt, mits:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast in aansluiting op bestaande fruit-/boomteeltgronden of bestaande opgaande landschapselementen, dan wel uitsluitend wordt toegepast ten dienste van De Vermeerderingstuinen op percelen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – zoekgebied vermeerderingstuinen;
  • b. geen sprake is van schadeveroorzakende schaduwwerking op aangrenzende productiegronden;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.4 Nieuwe fiets- en voetpaden

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4 onder q in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van nieuwe fiets- en/of voetpaden, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.5 Afwijken profiel bestaande wegen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4 onder r in die zin dat bestaande wegen worden verbreed en het aantal rijstroken wordt vergroot, mits:

  • a. de breedte van een weg, inclusief fiets- en uitwijkstroken, ten hoogste 6,00 m zal bedragen;
  • b. de gevelbelasting voor geluidgevoelige functies niet meer bedraagt dan 48 dB;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
3.5.6 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4 onder s in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbij behorende bouwwerken, mits:

  • a. er vanwege de paardrijbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden. De afstand tot de woonbestemmingsgrens zal minimaal 50 m bedragen;
  • b. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² bedraagt;
  • c. tevens de in 3.3.5 bedoelde vergunning is verleend dan wel de daar genoemde criteria van overeenkomstige toepassing zijn toegepast.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen, uitgezonderd gelegen binnen het bouwvlak;
  • b. het vellen en rooien van houtgewas deel uitmakend van de randbeplanting van agrarische percelen;
  • c. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik, niet zijnde fiets- en voetpaden, en/of het educatief medegebruik;
  • d. de aanleg van oppervlakteverhardingen buiten de bouwvlakken, waaronder niet begrepen de aanleg van agrarische kavelpaden en de noodzakelijke bereikbaarheid van bebouwde percelen tot een breedte van 4,00 m;
  • e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen.
3.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in 3.6.1. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of het normale agrarische gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
3.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Vergroten bouwvlak naar 2,50 hectare

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan een bouwvlak grenzende gronden worden voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch bedrijf", al dan niet in combinatie met de aanduiding "intensieve veehouderij" of “specifieke vorm van agrarisch – intensieve veehouderij neventak”, met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 2,50 hectare;
  • b. er binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
  • c. er sprake is van een eenmalige of gefaseerde uitbreiding waarbij een toekomstbestendig bouwvlak noodzakelijk is;
  • d. er zicht is op een langdurige vergroting van de productie omvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzaak van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
  • e. het bouwvlak rechthoekig wordt vormgegeven met een breedte en diepte van ten hoogste 200 m;
  • f. de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een intensieve neventak veehouderij ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – intensieve veehouderij neventak” ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
  • g. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.2 Nieuw agrarische bedrijfskavel agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch bedrijf ' ter plaatse wordt aangebracht, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend zal worden toegepast, ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - nieuwe agrarische bedrijfskavel";
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid niet wordt gebruikt voor de vestiging van een intensief veehouderijbedrijf;
  • c. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • d. met een bedrijfsplan wordt aangetoond dat er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn een duurzaam perspectief biedt als zelfstandig bedrijf;
  • e. de omvang van het agrarische bouwvlak met inbegrip van het daarbinnen gelegen bouwvlak maximaal 2,50 hectare zal bedragen;
  • f. aangetoond is dat het nieuwe agrarische bedrijf, gelet op de ligging, de omvang en de aard van het agrarische bedrijf op de nieuwe locatie, ten opzichte van de in de nabijheid gelegen functies, de belangen van deze functies niet onevenredig schaadt;
  • g. de mest-, natuur- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • h. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • j. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm;
3.7.3 Verwijderen aanduiding plattelandswoning

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' wordt verwijderd, in geval de voormalige bedrijfswoning weer als agrarische bedrijfswoning onderdeel uit gaat maken van de agrarische bedrijfsvoering dat op het resterende deel van het erf (bedrijfsbebouwing) plaatsvindt.

3.7.4 Aanbrengen aanduiding plattelandswoning

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' wordt aangebracht, mits:

  • a. een ander woongebruik dan op de wijze van een plattelandswoning is uitgesloten;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (agrarische) bedrijfsfunctie in de nabijheid, in die zin dat naburige (agrarische) bedrijven er door in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
3.7.5 Wijzigen naar natuur

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat gronden met de bestemming 'Agrarisch' worden gewijzigd in de bestemming 'Bos - Natuur', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 8 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun bestaande mogelijkheden en ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden in zijn geheel voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling zijn verworven of aangewezen;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.6 Wijzigen bedrijfskavel naar wonen met compensatie

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' een functieverandering in combinatie met de sloop van voormalige bedrijfsgebouwen en/of overkappingen van een bouwvlak, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 25 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. het bouwvlak ter plaatse van de bedrijfsbeëindiging worden verwijderd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun bestaande mogelijkheden en ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. op het betreffende voormalige bouwvlak ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ten minste 1.500 m² aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, wordt gesloopt;
  • e. ter compensatie van de sloop ten hoogste één nieuw woonhuis wordt gebouwd;
  • f. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • g. het ter compensatie van de sloop nieuw te bouwen woonhuis direct achter of naast de voormalige bedrijfswoning of het voormalig boerderijpand wordt gebouwd, zodat er ten hoogste twee bestemmingsvlakken met de bestemming 'Wonen' worden gerealiseerd;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.7 Wijzigen naar wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', al dan niet in combinatie met het toekennen van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning", van behoeve van een functieverandering van een bouwvlak, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 25 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van een bouwvlak;
  • c. het bouwvlak ter plaatse van de bedrijfsbeëindiging worden verwijderd, dan wel sprake is van het vervreemden van een bedrijfswoning van het agrarisch bedrijf, waarbij tevens de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" kan worden toegekend en waarbij ter plaatse van het agrarische bouwvlak indien nodig de aanduiding "specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning" wordt verwijderd, dan wel de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten" wordt toegekend;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun bestaande mogelijkheden en ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • f. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.8 Wijzigen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in een functie genoemd in bijlage 2, dan wel een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen functie, ten behoeve van een functieverandering van een bouwvlak, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 5 dan wel zoals per functie genoemd in bijlage 2 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van een bouwvlak;
  • c. het bouwvlak ter plaatse van de bedrijfsbeëindiging worden verwijderd;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun bestaande mogelijkheden en ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. de bedrijfsvloeroppervlakte na functiewijziging ten hoogste 30% van de oppervlakte van de bouwperceel zal bedragen;
  • f. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • g. parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
  • h. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.9 Wijzigen nieuwe landgoederen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat het agrarisch gebied mag worden ingericht ten behoeve van nieuwe landgoederen, mits:

  • a. aan de hand van een inrichtingsplan is aangetoond dat het landgoed meerwaarde heeft op het gebied van ecologie, landschap en cultuurhistorie, waarbij in het inrichtingsplan ten minste een beschrijving is opgenomen van:
    • 1. de inrichting van het nieuwe landgoed;
    • 2. de bijdrage die het nieuwe landgoed levert aan de realisering of uitbouw van de provinciale ecologische hoofdstructuur;
    • 3. de beeldkwaliteitsaspecten;
    • 4. de wijze waarop het nieuwe landgoed duurzaam beheerd zal worden;
  • b. de totale omvang van het nieuwe landgoed een aaneengesloten gebied van ten minste 5 hectare betreft waarvan ten minste 90% openbaar toegankelijk is;
  • c. op de gronden bos- en/of natuurgebieden worden gerealiseerd;
  • d. de ontwikkeling van het nieuwe landgoed bijdraagt aan een kwaliteitsverbetering van de omgeving;
  • e. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde;
  • f. ten hoogste één hoofdgebouw is toegelaten met een inhoud van ten minste 2.500 m³ en ten hoogste 4.000 m³, een goothoogte van ten hoogste 10,00 m en een bouwhoogte van ten hoogste 15,00 m;
  • g. het gebruik van het hoofdgebouw beperkt blijft tot de woonfunctie en aan de woonfunctie ondergeschikte kantooractiviteiten, waarbij per 5 hectare oppervlakte aan landgoed ten hoogste drie wooneenheden zijn toegelaten en ten hoogste 5% van de oppervlakte per wooneenheid voor kantooractiviteiten mag worden gebruikt;
  • h. bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 100 m² per wooneenheid, een goothoogte van ten hoogste 3,00 m en een bouwhoogte van ten hoogste 4,00 m;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.10 Wijziging voorzieningen 1

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd ten behoeve van de vestiging van medische, sociale, culturele, sportieve, verblijfs- en dagrecreatieve of educatieve voorzieningen, extensieve land- en tuinbouw (met daarbijbehorende ondergeschikte detailhandel tot ten hoogste 100 m² verkoopvloeroppervlakte) en horecavoorzieningen, alsmede conferentieoorden, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 1';
  • b. de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste 15,00 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 4,00 m bedraagt;
  • d. bedrijfswoningen zijn toegestaan;
  • e. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde;
  • f. functies die afbreuk doen aan het stiltegebied (een maximale geluidbelasting 35 dB(A) gemiddeld per uur op 50 meter in het milieubeschermingsgebied gerekend vanaf de grens van het milieubeschermingsgebied) niet zijn toegestaan;
  • g. uitsluitend horeca in de categorieën 1 en 2, zoals opgenomen in Bijlage 4, is toegestaan;
  • h. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen terrein aanwezig is;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.11 Wijziging voorzieningen 2

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd ten behoeve van de vestiging van medische, sociale, culturele, sportieve, verblijfs- en dagrecreatieve of educatieve voorzieningen en horecavoorzieningen, alsmede conferentieoorden, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 5';
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken niet meer dan 6.500 m² bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste 10,00 m bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 4,00 m bedraagt;
  • e. bedrijfswoningen zijn toegestaan;
  • f. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde;
  • g. functies die afbreuk doen aan het stiltegebied (een maximale geluidbelasting 35 dB(A) gemiddeld per uur op 50 meter in het milieubeschermingsgebied gerekend vanaf de grens van het milieubeschermingsgebied) niet zijn toegestaan;
  • h. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen terrein aanwezig is;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.12 Wijziging verbreden vaarroute

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' ten behoeve van de verbreding van een vaarroute wordt gewijzigd in de bestemming 'Water', mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 4";
  • b. de wijziging noodzakelijk is ten behoeve van de verbreding van een vaarroute;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Agrarisch - Paardenhouderij

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van gebruiksgerichte paardenhouderijen, al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor een agrarische bedrijfsvoering;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het beeld van bebouwing binnen de bestaande randbeplanting;
  • c. kleinschalige duurzame energieopwekking;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. wegen en paden;
  • f. water;

met de daarbij behorende:

  • g. bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen , al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, welke zijn genoemd in Bijlage 3, en/of mantelzorg;
  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. voorzieningen, zoals tredmolens en/of paardenbakken, en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. andere bouwwerken;
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in 4.1 onder a en g genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak zullen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde gebruiksgerichte paardenhouderijbedrijf worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan de bestaande gezamenlijke oppervlakte;
  • c. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, dan wel een afstand waarbij de gevelbelasting van de bedrijfswoning als gevolg van het verkeerslawaai niet meer dan 48 dB bedraagt;
  • e. de gebouwen en overkappingen zullen achter de gevellijn worden gebouwd;
  • f. de bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • g. een bedrijfswoning zal worden voorzien van een kap;
  • h. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Oppervlakte/inhoud   Goothoogte in m.   Bouwhoogte in m.  
  max. per gebouw   max. gezamenlijk     max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   (zie 4.2.1 onder b)   9,00   13,00  
Bedrijfswoning   1.000 m³   -   4,00   9,00  
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van de in 4.1 onder g genoemde bijbehorende bouwwerken geldt de volgende regel:

  • bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen anders dan vergunningvrije bijbehorende bouwwerken zullen niet worden gebouwd, tenzij hiervan afwijkende bestaande bijbehorende bouwwerken, in welk geval die bestaande bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten.
4.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie en reclamemasten worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten of naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken ten behoeve van de verlichting van paardrijbakken zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • d. de lichtmasten of naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken ten behoeve van de verlichting van paardrijbakken zullen uitsluitend gericht zijn op de paardrijbak;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Vergroten bedrijfsgebouw

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.1 onder b in die zin dat het maximum bebouwd oppervlak van de bedrijfsgebouwen en overkappingen met ten hoogste 25% wordt vergroot, mits:

  • a. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in Artikel 38 in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor andere bedrijvigheid dan bedoeld in 4.1;
  • b. het gebruik van de gronden en gebouwen voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • c. het gebruik van een bedrijfswoning voor de huisvesting van meer dan één huishouden;
  • d. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
    • 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorend bouwwerken voor bewoning anders dan ten behoeve van mantelzorg overeenkomstig de regels voor mantelzorg zoals opgenomen in het Besluit omgevingsrecht;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
  • g. opslag binnen het bestemmingsvlak voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor (het verlengde van) de voorgevel van een bedrijfswoning.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het vellen en rooien van houtgewas deel uitmakend van de randbeplanting van bedrijfspercelen.
4.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in 4.5.1. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
4.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van de randbeplanting.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Wijzigen naar agrarisch

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' ten behoeve van de vestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van de artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch bedrijf” met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak ter plaatse wordt aangebracht;
  • c. de omvang van het bouwvlak maximaal 2,50 hectare zal bedragen, waarbij de criteria van 3.7.1 bij de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid van overeenkomstige toepassing zijn;
  • d. met een bedrijfsplan wordt aangetoond dat sprake is van een duurzaam volwaardig en zelfstandig agrarisch bedrijf;
  • e. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.6.2 Wijziging naar wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' wordt, gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van een functieverandering van een bestemmingsvlak, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van respectievelijk artikel 25 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun bestaande mogelijkheden en ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen, ten behoeve van bedrijven, welke zijn genoemd in Bijlage 2, alsmede:
    • 1. agrarisch loonbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "agrarisch loonbedrijf";
    • 2. statische opslag, ter plaatse van de aanduiding "opslag";
    • 3. caravanstalling, ter plaatse van de aanduiding "caravanstalling";
    • 4. dagrecreatie in de vorm van een educatief centrum, kinderboerderij en kleinschalige recreatie, bed&breakfast ten behoeve van maximaal twaalf logieseenheden, kleinschalig kamperen en caravanstalling, zorgactiviteit voor dagbesteding, met bijbehorende lichte ondersteunende horeca, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - kleinschalige recreatie";
    • 5. bed & breakfast, ter plaatse van de aanduiding "bed & breakfast";

niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het beeld van bebouwing binnen de randbeplanting;
  • c. kleinschalige duurzame energieopwekking;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. wegen en paden;
  • f. water;

met de daarbij behorende:

  • g. bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen , al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, welke zijn genoemd in Bijlage 3, en/of mantelzorg;
  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. andere bouwwerken.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in 5.1 onder a en g bedoelde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde bedrijf worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan de ter plaatse aangegeven "maximum bebouwd oppervlak (m²)";
  • c. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van bed&breakfast bedraagt, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - kleinschalige recreatie", niet meer dan 30 m² per logieseenheid;
  • d. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, dan wel een afstand waarbij de gevelbelasting van de bedrijfswoning als gevolg van het verkeerslawaai niet meer dan 48 dB bedraagt;
  • f. de bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • g. een bedrijfswoning zal worden voorzien van een kap;
  • h. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Oppervlakte/inhoud   Goothoogte in m.   Bouwhoogte in m.  
  max. per gebouw   max. gezamenlijk     max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   (zie 5.2.1 onder b)   9,00   13,00  
Bedrijfswoning   1.000 m³   -   4,00   9,00  

5.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van de in 5.1 onder g genoemde bijbehorende bouwwerken geldt de volgende regel:

  • bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen anders dan vergunningvrije bijbehorende bouwwerken zullen niet worden gebouwd, tenzij hiervan afwijkende bestaande bijbehorende bouwwerken, in welk geval die bestaande bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten.
5.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie, reclamemasten en paardrijbakken worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Vergroten oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.1 onder b in die zin dat het maximum bebouwd oppervlak van de bedrijfsgebouwen en overkappingen met 15% wordt vergroot, mits:

  • a. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.3.2 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.3 onder b in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten of naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken ten behoeve van de verlichting van paardrijbakken ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • b. de lichtmasten uitsluitend gericht zijn op de paardrijbak;
  • c. de bouwhoogte van een omheining van de paardenbak zal ten hoogste 1,50 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
  • e. tevens de in 5.5.1 bedoelde vergunning is verleend.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in Artikel 38 in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor andere bedrijvigheid dan bedoeld in 5.1;
  • b. het gebruik van de gronden en gebouwen voor verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan bedoeld in 5.1, waarbij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - kleinschalige recreatie" geldt dat:
    • 1. de gronden uitsluitend binnen de periode van 15 maart tot 1 november van ieder kalenderjaar voor het kamperen gebruikt mogen worden;
    • 2. ten hoogste 20 mobiele kampeermiddelen zijn toegestaan;
  • c. het gebruik van een bedrijfswoning voor de huisvesting van meer dan één huishouden;
  • d. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
    • 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorend bouwwerken voor bewoning anders dan ten behoeve van mantelzorg overeenkomstig de regels voor mantelzorg zoals opgenomen in het Besluit omgevingsrecht;
  • f. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbij behorende bouwwerken.
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
  • h. opslag binnen het bestemmingsvlak voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor (het verlengde van) de voorgevel van een bedrijfswoning.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.4 onder f in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbij behorende bouwwerken, mits:

  • a. er vanwege de paardrijbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden. De afstand tot de woonbestemmingsgrens zal minimaal 50 m bedragen;
  • b. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² bedraagt;
  • c. tevens de in 5.3.2 bedoelde vergunning is verleend dan wel de daar genoemde criteria van overeenkomstige toepassing zijn toegepast.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het vellen en rooien van houtgewas deel uitmakend van de randbeplanting van bedrijfspercelen.
5.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in 5.6.1. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
5.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van de randbeplanting.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wijzigen naar agrarisch

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van de vestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van de artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch bedrijf” met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak ter plaatse wordt aangebracht;
  • c. de omvang van het bouwvlak maximaal 2,50 hectare zal bedragen, waarbij de criteria van 3.7.1 bij de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid van overeenkomstige toepassing zijn;
  • d. met een bedrijfsplan wordt aangetoond dat sprake is van een duurzaam volwaardig en zelfstandig agrarisch bedrijf;
  • e. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. deze wijzigingsbevoegdheid niet wordt toegepast op (woon)percelen die zijn afgesplitst van het (oorspronkelijke) agrarische bouwperceel.
5.7.2 Wijziging naar wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf' wordt, gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van een functieverandering van een bestemmingsvlak, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van respectievelijk artikel 25 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun bestaande mogelijkheden en ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.7.3 Wijziging dagrecreatie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalige recreatie' de toegestane activiteiten mogen worden gewijzigd in:

  • het aanbieden van 24 uurs particuliere zorg in maximaal 4 zorgeenheden tot een verblijfsduur van maximaal 4 maanden;
  • hotelaccommodatie met maximaal 20 kamers met inbegrip van een restaurant, trainingsfaciliteit, kantoorruimte en theetuin met 50 tot 70 zitplaatsen;
  • dagbesteding;
  • plattelandscamping met maximaal 20 kampeerplaatsen;
  • educatief centrum, kinderboerderij en kleinschalige dagrecreatie,

mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van artikel 5 van toepassing blijven;
  • b. aangetoond wordt, dat voor zover, deze activiteiten zijn aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling deze activiteiten ook uitvoerbaar zijn;
  • c. er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig is;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 6 Bedrijf - Nuts

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nuts' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. terreinen en bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van nutsvoorzieningen, niet zijnde inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, op de wijze van:
    • 1. een zend- en ontvanginstallatie met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van de midden golf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - middengolfzendstation";
    • 2. waterwinning, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - waterwinning";
    • 3. een telefooncentrale en antennemast, ter plaatse van de bouwaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - telefooncentrale";
    • 4. een electriciteitsvoorziening, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - electriciteitsvoorziening";

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energieopwekking;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbij behorende:

  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. andere bouwwerken;
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in 6.1 onder a bedoelde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde nutsvoorziening worden gebouwd;
  • b. er zullen geen bedrijfswoningen worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - middengolfzendstation" ten hoogste 1.500 m² bedragen;
    • 2. binnen de overige bestemmingsvlakken ten hoogste 115% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte bedragen;
  • d. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Oppervlakte/inhoud   Goothoogte in m.   Bouwhoogte in m.  
  max. per gebouw   max. gezamenlijk   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   (zie 6.2.1 onder c)   9,00   13,00  

6.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,50 m bedragen;
  • b. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie en reclamemasten worden gebouwd;
  • c. een antennemast zal uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - telefooncentrale";
  • d. de bouwhoogte van een antennemast zal ten hoogste 40 m bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - middengolfzendstation" zullen ten hoogste 2 masten worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 200 m;
  • f. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 20,00 m bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in Artikel 38 in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor andere bedrijvigheid dan bedoeld in 6.1;
  • b. het gebruik van de gronden en gebouwen voor verblijfsrecreatieve doeleinden.

Artikel 7 Bedrijf - Windturbinepark

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Windturbinepark' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de opwekking van windenergie door middel van windturbines;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening": een transformatorstation;
  • c. wegen met een maximale breedte van 5 m en opstelplekken ten behoeve van de bouw en het onderhoud van windturbines;
  • d. agrarische medegebruik, niet zijnde glastuinbouw of intensieve veehouderij;
  • e. verkeer, uitsluitend ter plaatse van bestaande wegen en met inachtneming van het bestaande aantal rijstroken;
  • f. kunstwerken, alsmede voorzieningen ten behoeve van de bediening van kunstwerken;
  • g. waterpartijen, watergangen, (natuurvriendelijke) oevers, taluds, (voorzieningen voor) waterhuishouding en waterrecreatie;
  • h. behoud en herstel van landschappelijke en natuurlijke waarden, waaronder is begrepen beplanting langs wegen;
  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen en voet- en fietspaden.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.2.1 Bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'
  • a. gebouwen en andere bouwwerken, ten behoeve van een transformatorstation worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening";
  • b. de bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken, bedraagt ten hoogste de met de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" aangegeven bouwhoogte, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte voor bliksemafleiders 20 m bedraagt;
  • c. in afwijking van het bepaalde in 7.2.1 onder b bedraagt de maximale bouwhoogte van erfafscheidingen 3 m.
7.2.2 Bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'windturbine'
  • a. windturbines worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'windturbine', waarbij één windturbine per aanduiding is toegestaan;
  • b. de minimum en maximum bouwhoogte van een windturbine bedraagt ten minste en ten hoogste de met de aanduiding 'minimum bouwhoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. de bouwhoogte van de fundering bedraagt ten hoogste 2 m vanaf peil;
  • d. de rotordiameter van een windturbine bedraagt ten minste 90 m;
  • e. de rotordiameter van een windturbine bedraagt ten hoogste 1,2 maal de bouwhoogte van de windturbine.
7.2.3 Overige bouwwerken
  • de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders van de gemeente Zeewolde kunnen nadere eisen stellen aan de gelijkvormigheid van windturbines, de exacte positie van windturbines en de verhouding tussen de bouwhoogte en rotordiameter in verband met mogelijke landschappelijke effecten.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in Artikel 38 in ieder geval gerekend:

  • a. het omputten en ophogen van gronden ten behoeve van bollenteelt;
  • b. het gebruik van gronden voor buitenopslag ten behoeve van niet agrarische nevenactiviteiten.
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van de dagrecreatie in de vorm van voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen en parkeerplaatsen;
  • b. het vellen en rooien van houtgewas ten behoeve van randbeplanting in agrarische bouwpercelen;
  • c. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
  • d. het verlagen van de bodem en het afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning krachtens de Ontgrondingswet is vereist, en het egaliseren van gronden.
7.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in 7.5.1 is niet van toepassing op:

  • a. werkzaamheden in het kader van bestemmingen zoals genoemd in het lid 7.1 onder a t/m c en bijbehorende functies;
  • b. andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • c. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
  • d. andere werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip gelden of aangevraagde vergunning.
7.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits door de uitvoering van het andere werk dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen. Bij de afweging wordt in ieder geval betrokken het bepaalde in lid 7.1.

Artikel 8 Bos - Natuur

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos - Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bosbeheer en houtproductie;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van de gebieden;
  • c. water;
  • d. het inrichten en in stand houden van kunstzinnige en artistieke objecten met de daarbij behorende beplantingen, verhardingen en water, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - kunstroute";
  • e. een natuurkampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein";
  • f. een natuurkampeerterrein voor grootschalige scoutingevenementen zoals omschreven in 1.50, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein voor grootschalige scoutingevenementen";
  • g. kleinschalige scoutingevenementen uitsluitend ter plaatse van een natuurkampeerterrein;
  • h. een antennemast, ter plaatse van de aanduiding "antennemast";

met daaraan ondergeschikt:

  • i. het dagrecreatief medegebruik en het educatief medegebruik;
  • j. bestaande wegen;
  • k. bestaande openbare fiets- en voetpaden;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. het bewerken van zaden van houtgewas met de daarbij behorende opslag, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zadenbewerking';

met de daarbij behorende:

  • o. beheersgebouwen;
  • p. andere bouwwerken.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden zullen, behalve beheersgebouwen en de bestaande gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zadenbewerking', geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

8.2.2 Beheersgebouwen

Voor het bouwen van beheersgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. per 100 ha te beheren en binnen een aaneengesloten bestemmingsvlak gelegen bos en/of natuurgronden zal ten hoogste één beheersgebouw worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een beheersgebouw zal ten hoogste 500 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een beheersgebouw zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
8.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie en reclamemasten worden gebouwd;
  • b. een antennemast zal uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "antennemast";
  • c. de bouwhoogte van een antennemast zal ten hoogste 40,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van wegen zal ten hoogste 12,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal, ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein" en "specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein voor grootschalige scoutingevenementen", ten hoogste 15,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Toiletgebouwen en kiosken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.1 in die zin dat toiletgebouwen en kiosken ten behoeve van de verkoop van dranken en/of etenswaren en dergelijke worden gebouwd, mits:

  • a. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 100 m² zal bedragen;
  • b. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in Artikel 38 in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan bedoeld in 8.1 onder e;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bewoning;
  • d. het gebruik van gronden voor de aanleg van nieuwe fiets- en voetpaden;
  • e. het wijzigen van het profiel van bestaande wegen;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen anders dan kleinschalige scoutingevenementen genoemd in 8.1 onder g, alsmede de grootschalige scoutingevenementen genoemd in 8.1 onder f;
  • g. het gebruik van kampeermiddelen en gebouwen voor permanente bewoning;
  • h. het gebruik van gronden voor het kamperen buiten de periode van 15 maart tot 1 november van ieder kalenderjaar.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Paalkamperen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.4 onder b in die zin dat de gronden worden gebruikt voor het toestaan van verblijfsrecreatie in de vorm van paalkamperen, mits:

  • a. het bouwen ten behoeve van dit doeleinde beperkt is tot andere bouwwerken waarvan de bouwhoogte ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. aangetoond is dat de regelgeving inzake de Ecologische hoofdstructuur, de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet niet aan het verlenen van de afwijking in de weg staat.
8.5.2 Nieuwe fiets- en voetpaden

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.4 onder d in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van nieuwe fiets- en/of voetpaden, mits:

  • a. deze afwijkingsbevoegdheid niet wordt toegepast in de stille kern van het Horsterwold;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.5.3 Afwijken profiel bestaande wegen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.4 onder e in die zin dat bestaande wegen worden verbreed en het aantal rijstroken wordt vergroot, mits:

  • a. de breedte van een weg, inclusief fiets- en uitwijkstroken, ten hoogste 6,00 m zal bedragen;
  • b. de gevelbelasting voor geluidgevoelige functies niet meer bedraagt dan 48 dB;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, het stiltegebied en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
8.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanleggen van paden en/of het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het ophogen van gronden en aanleggen van geluidswallen;
  • c. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het dagrecreatief medegebruik, het educatief medegebruik en/of parkeervoorzieningen;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.
8.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in 8.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of het normale bosbeheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
8.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van de bosgebieden.

8.7 Wijzigingsbevoegdheid
8.7.1 Wijziging voorzieningen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bos - Natuur' wordt gewijzigd ten behoeve van de vestiging van medische, sociale, culturele, sportieve, verblijfs- en dagrecreatieve of educatieve voorzieningen, extensieve land- en tuinbouw (met daarbijbehorende ondergeschikte detailhandel tot ten hoogste 100 m² verkoopvloeroppervlakte) en horecavoorzieningen, alsmede conferentieoorden, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 1';
  • b. de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste 15,00 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 4,00 m bedraagt;
  • d. bedrijfswoningen zijn toegestaan;
  • e. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde;
  • f. functies die afbreuk doen aan het stiltegebied (maximale geluidbelasting 35 dB(A) gemiddeld per uur op 50 meter van de geluidsbron gelegen binnen het milieubeschermingsgebied of wanneer de geluidsbron gelegen is buiten het milieubeschermingsgebied een maximale geluidbelasting 35 dB(A) gemiddeld per uur op 50 meter in het milieubeschermingsgebied gerekend vanaf de grens van het milieubeschermingsgebied) niet zijn toegestaan;
  • g. uitsluitend horeca in de categorieën 1 en 2, zoals opgenomen in Bijlage 4, is toegestaan;
  • h. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen terrein aanwezig is;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.7.2 Wijziging naar dagrecreatie en horeca

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bos - Natuur' wordt gewijzigd in de bestemming 'Horeca', mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluiten wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 3';
  • b. de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste 15,00 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 4,00 m bedraagt;
  • d. geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;
  • e. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde;
  • f. uitsluitend horeca in de categorie 1a en 1b, zoals opgenomen in Bijlage 4, is toegestaan;
  • g. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen terrein aanwezig is;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 9 Gemengd - Scouting landgoed

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Scouting landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen voor centrale voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1' ten behoeve van:
    • 1. verblijfsrecreatie;
    • 2. opslag van materiaal;
    • 3. beheer en onderhoud;
  • b. gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 2' ten behoeve van:
    • 1. voorzieningen voor groepskamperen;
    • 2. sanitaire voorzieningen;
    • 3. groepsaccommodatie;
    • 4. horeca van categorie 1 zoals opgenomen in Bijlage 4, tot een maximum van 100 m² bedrijfsvloeroppervlakte;
    • 5. een museum;
  • c. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. wegen en paden;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. waterlopen en waterpartijen;
  • g. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • h. andere bouwwerken.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen en overkappingen, lid 9.1 onder a

Voor het bouwen van de in lid 9.1 onder a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen zullen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1' worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 700 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 9,00 m bedragen.
9.2.2 Gebouwen en overkappingen, lid 9.1 onder b

Voor het bouwen van de in lid 9.1 onder b genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen zullen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1'; worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 2.400 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 9,00 m bedragen.
9.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 15,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • d. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie en reclamemasten worden gebouwd.
9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in Artikel 38 in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan ondergeschikt aan de in lid 9.1 genoemde functies;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden anders dan ondergeschikt aan de in lid 9.1 genoemde functies.
9.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat gronden en gebouwen worden gebruikt en gebouwd voor detailhandel in scouting- en outdoorgerelateerde goederen, een bedrijfswoning en een kantoor, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2';
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten hoogste 3.200 m² zal bedragen;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Gemengd - Wijngoed

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Wijngoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een grondgebonden agrarisch gebruik op de wijze van druiventeelt, in combinatie met het produceren van wijn;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. dagrecreatieve en educatieve voorzieningen bestaande uit onder andere rondleidingen en wijnproeverijen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  • c. productiegebonden detailhandel;
  • d. horeca van categorie 1 zoals opgenomen in Bijlage 4, met uitzondering van een restaurant en hotel;
  • e. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het beeld van bebouwing binnen de bestaande randbeplanting;
  • f. kleinschalige duurzame energieopwekking;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. wegen en paden;
  • i. water;

met de daarbij behorende:

  • j. bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen , al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, welke zijn genoemd in Bijlage 3, en/of mantelzorg;
  • k. tuinen, erven en terreinen;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. andere bouwwerken;
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in 10.1 onder a en j genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 500 m² bedragen;
  • c. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één bedragen;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste een afstand bedragen waarbij de gevelbelasting van de bedrijfswoning als gevolg van het verkeerslawaai niet meer dan 48 dB bedraagt;
  • e. een bedrijfswoning zal worden voorzien van een kap;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Oppervlakte/inhoud   Goothoogte in m.   Bouwhoogte in m.  
  max. per gebouw   max. gezamenlijk     max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   (zie 10.2.1 onder b)   9,00   13,00  
Bedrijfswoning   1.000 m³   -   4,00   9,00  
10.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van de in 10.1 onder j genoemde bijbehorende bouwwerken geldt de volgende regel:

  • bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen anders dan vergunningvrije bijbehorende bouwwerken zullen niet worden gebouwd.
10.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie en reclamemasten worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Vergroten bedrijfsgebouw

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.2.1 onder c in die zin dat het maximum bebouwd oppervlak van de bedrijfsgebouwen en overkappingen met ten hoogste 10% wordt vergroot, mits:

  • a. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in Artikel 38 in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor andere bedrijvigheid dan bedoeld in 10.1;
  • b. het gebruik van bedrijfsgebouwen en overkappingen voor de in 10.1 onder b en c genoemde educatieve doeleinden en productiegebonden detailhandel indien de gebruiksoppervlakte meer bedraagt dan 100 m²;
  • c. het gebruik van bedrijfsgebouwen en overkappingen voor de in 10.1 onder d genoemde horeca indien de gebruiksoppervlakte meer bedraagt dan 150 m²;
  • d. het gebruik van de gronden en gebouwen voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • e. het gebruik van een bedrijfswoning voor de huisvesting van meer dan één huishouden;
  • f. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
    • 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  • g. het gebruik van vrijstaande bijbehorend bouwwerken voor bewoning anders dan ten behoeve van mantelzorg overeenkomstig de regels voor mantelzorg zoals opgenomen in het Besluit omgevingsrecht;
  • h. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbij behorende bouwwerken;
  • i. opslag binnen het bestemmingsvlak voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor (het verlengde van) de voorgevel van een bedrijfswoning;
  • j. het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - landschappelijke inpassing" zonder de aanleg en instandhouding van landschapsmaatregelen bestaande uit de aanleg van een 6,00 m brede randbeplanting.
10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het vellen en rooien van houtgewas deel uitmakend van de randbeplanting van bedrijfspercelen.
10.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in 10.5.1. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
10.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van de randbeplanting.

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. een ambulancepost, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - ambulancepost";
    • 2. de scouting, ter plaatse van de aanduiding "scouting";
    • 3. een jongerencentrum, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - jongerencentrum";
    • 4. een kantoor, opslag en activiteiten ten behoeve van klein onderhoud, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk – kantoor en opslag”;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energieopwekking;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. wegen en paden;
  • e. water;

met de daarbij behorende:

  • f. terreinen;
  • g. andere bouwwerken;
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde maatschappelijke voorziening worden gebouwd;
  • b. er zullen geen bedrijfswoningen worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan de bestaande gezamenlijke oppervlakte dan wel zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan de ter plaatse aangegeven "maximum bebouwd oppervlak (m²)" ;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 5,00 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande bouwhoogte geldt.
11.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie, reclamemasten en paardrijbakken worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Vergroten oppervlakte gebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 11.2.1 onder c in die zin dat het maximum bebouwd oppervlak van de gebouwen en overkappingen met 15% wordt vergroot, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in Artikel 38 in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en gebouwen voor verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan het kamperen ten behoeve van de scouting ter plaatse van de aanduiding "scouting";
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;
  • d. het gebruik van gebouwen en overkappingen voor bewoning.

Artikel 12 Maatschappelijk - Militaire zend- en ontvangstinstallatie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Militaire zend- en ontvangstinstallatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. terreinen en bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van nutsvoorzieningen, niet zijnde inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, op de wijze van militaire zend- en ontvanginstallaties met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van de korte golf;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energieopwekking;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbij behorende:

  • e. terreinen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. andere bouwwerken;
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in 12.1 onder a bedoelde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde nutsvoorziening worden gebouwd;
  • b. er zullen geen bedrijfswoningen worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 2.000 m² bedragen;
  • d. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Oppervlakte/inhoud   Goothoogte in m.   Bouwhoogte in m.  
  max. per gebouw   max. gezamenlijk   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   (zie 12.2.1 onder c)   9,00   13,00  

12.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,50 m bedragen;
  • b. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie en reclamemasten worden gebouwd;
  • c. het aantal zend- en ontvangmasten zal ten hoogste 20 bedragen;
  • d. de bouwhoogte van zend- en ontvangmasten zal ten hoogste 40,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 20,00 m bedragen.
12.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in Artikel 38 in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor andere bedrijvigheid dan bedoeld in 12.1;
  • b. het gebruik van de gronden en gebouwen voor verblijfsrecreatieve doeleinden.

Artikel 13 Recreatie - Dagrecreatie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Recreatie - Dagrecreatie" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. terreinen ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen, alsmede terreinen ten behoeve van:
    • 1. visvijvers, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - visvijver";
    • 2. een landschapskunstterrein, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - landschapskunst";
    • 3. dagrecreatie met een speeltuin en bijbehorende horeca tot ten hoogste categorie 2 zoals opgenomen in bijlage 4, ter plaatse van de aanduiding "speeltuin";
    • 4. een modelvliegtuigbaan, ter plaatse van de aanduiding "modelvliegtuigbaan";
    • 5. een horecabedrijf van categorie 1 zoals opgenomen in Bijlage 4, ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 1";
  • b. groenstroken, bebossing en beplanting;
  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de groenstroken, bebossing en beplanting;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. sport- en speeldoeleinden;
  • e. wegen en paden;
  • f. water;
  • g. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • h. gebouwen en overkappingen;
  • i. bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen , al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, welke zijn genoemd in Bijlage 3, en/of mantelzorg, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. andere bouwwerken.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in 13.1 bedoelde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen zullen uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen "modelvliegtuigbaan", "horeca van categorie 1" en "specifieke vorm van recreatie - visvijver" (voorzover voorzien van de aanduiding "maximum bebouwd oppervlak (m²)", ten behoeve van de ter plaatse gevestigde dagrecreatieve voorziening worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan de ter plaatse aangegeven "maximum bebouwd oppervlak (m²)";
  • c. een bedrijfswoning zal uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, dan wel een afstand waarbij de gevelbelasting van de bedrijfswoning als gevolg van het verkeerslawaai niet meer dan 48 dB bedraagt;
  • e. een bedrijfswoning zal worden voorzien van een kap;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Oppervlakte/inhoud   Goothoogte in m.   Bouwhoogte in m.  
  max. per gebouw   max. gezamenlijk     max.  
Gebouw of overkapping   -   (zie tevens 13.2.1 onder b)   -   5,00  
Bedrijfswoning   1.000 m³   -   4,00   9,00  
13.2.2 Gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken als bedoeld in 13.1 onder a.3, h en l

Voor het bouwen van gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken, zoals genoemd in 13.1 onder a.3., h en l, ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin', gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken zullen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ' bouwvlak';
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken ten behoeve van de horeca zal ten hoogste 950 m² bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken ten behoeve van de speeltuin zal ten hoogste 6% van het bouwvlak met een maximum van 100 m² per gebouw bedragen, waarbij andere bouwwerken die niet groter zijn dan 1 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 1,50 niet worden meegerekend in deze oppervlakte;
  • d. de bouwhoogte van de gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken zal ten hoogste 10 meter bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' zullen geen gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken worden gebouwd;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - helofytenfilter' zullen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van een helofytenfilter worden gebouwd.
13.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van de in 13.1 onder i genoemde bijbehorende bouwwerken geldt de volgende regel:

  • bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen anders dan vergunningvrije bijbehorende bouwwerken zullen niet worden gebouwd, tenzij hiervan afwijkende bestaande bijbehorende bouwwerken, in welk geval die bestaande bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten.
13.2.4 Overige andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie, reclamemasten en paardrijbakken worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
13.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in Artikel 38 in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden met een bedrijfsvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 1.200 m², ter plaatse van de aanduiding "speeltuin";
  • d. het gebruik van een bedrijfswoning voor de huisvesting van meer dan één huishouden;
  • e. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
    • 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  • f. het gebruik van vrijstaande bijbehorend bouwwerken voor bewoning anders dan ten behoeve van mantelzorg overeenkomstig de regels voor mantelzorg zoals opgenomen in het Besluit omgevingsrecht;
  • g. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbij behorende andere bouwwerken.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het kappen of rooien van bomen en struiken;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
13.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in 13.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
13.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of natuurlijke waarden.

Artikel 14 Recreatie - Jachthaven

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. jachthavens;
  • b. recreatiearken ten behoeve van de bedrijfsmatige exploitatie, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - recreatiearken";
  • c. recreatiewoningen ten behoeve van een bedrijfsmatige exploitatie, ter plaatse van de aanduiding "recreatiewoning";

met daaraan ondergeschikt:

  • d. kleinschalige duurzame energieopwekking;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. wegen en paden;
  • g. water;

met de daarbij behorende:

  • h. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. het beheer en onderhoud van de jachthaven;
    • 2. detailhandel uitsluitend gerelateerd aan de watersport en horeca van ten hoogste categorie 2b zoals opgenomen in Bijlage 4;
    • 3. een strandpaviljoen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - strandpaviljoen";
    • 4. botenhuizen;
    • 5. toiletgebouwen;
    • 6. verkooppunten van motorbrandstoffen zonder lpg;

niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;

  • i. bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen , al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, welke zijn genoemd in Bijlage 3, en/of mantelzorg;
  • j. aanlegplaatsen van recreatie- en/of pleziervaartuigen;
  • k. een ligplaats voor ten hoogste één woonschip met een hoogte van maximaal 4,50 m, ter plaatse van de aanduiding "woonschepenligplaats";
  • l. tuinen, erven en terreinen;
  • m. andere bouwwerken;
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in 14.1 onder h en i bedoelde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde jachthaven worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan de ter plaatse aangegeven "maximum bebouwd oppervlak (m²);
  • c. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één dan wel het bestaande aantal per bestemmingsvlak bedragen met dien verstande, dat ter plaatse van de aanduiding "woonschepenligplaats" het woonschip mee wordt geteld als bedrijfswoning;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, dan wel een afstand waarbij de gevelbelasting van de bedrijfswoning als gevolg van het verkeerslawaai niet meer dan 48 dB bedraagt;
  • e. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Oppervlakte/inhoud   Goothoogte in m.   Bouwhoogte in m.  
  max. per gebouw   max. gezamenlijk   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   zie 14.2.1 onder b)   -   13,00, dan wel ten hoogste de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte  
Bedrijfswoning   1.000 m³   -   6,00   9,00  
14.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van de in 14.1 onder i genoemde bijbehorende bouwwerken geldt de volgende regel:

  • bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen anders dan vergunningvrije bijbehorende bouwwerken zullen niet worden gebouwd, tenzij hiervan afwijkende bestaande bijbehorende bouwwerken, in welk geval die bestaande bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten.
14.2.3 Recreatiewoningen

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. de recreatiewoningen zullen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "recreatiewoning";
  • b. het aantal recreatiewoningen zal ten hoogste 100 bedragen;
  • c. de bouwhoogte zal ten hoogste de op de verbeelding aangegeven "maximum bouwhoogte (m)" bedragen;
  • d. er zullen geen kelders onder een recreatiewoning worden gebouwd.
14.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie, reclamemasten en paardrijbakken worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
14.2.5 Recreatiearken

Voor het bouwen van recreatiearken gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een recreatieark zal ten hoogste 80 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een recreatieark zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • c. de onderlinge afstand tussen de recreatiearken zal tenminste 5,00 m bedragen.
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Vergroten oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 14.2.1 onder b in die zin dat het maximum bebouwd oppervlak van de bedrijfsgebouwen en overkappingen met 25% wordt vergroot, mits:

  • a. wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in Artikel 38 in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor andere bedrijvigheid dan bedoeld in 14.1;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken per bestemmingsvlak voor meer dan één verkooppunt van motorbrandstoffen;
  • c. het gebruik van de gronden en gebouwen voor verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan bedoeld in 14.1;
  • d. het gebruik van een bedrijfswoning voor de huisvesting van meer dan één huishouden;
  • e. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
    • 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  • f. het gebruik van vrijstaande bijbehorend bouwwerken voor bewoning anders dan ten behoeve van mantelzorg overeenkomstig de regels voor mantelzorg zoals opgenomen in het Besluit omgevingsrecht;
  • g. het gebruik van recreatiearken en recreatiewoningen ten behoeve van permanente bewoning of als tweede woning;
  • h. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbij behorende bouwwerken.
14.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat tien recreatiearken worden geplaatst, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 6";
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 14 van overeenkomstieg toepassing zijn;
  • c. het risico op hoog water in buitendijkse gebieden wordt meegewogen;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 15 Recreatie - Kampeerterrein

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Recreatie - Kampeerterrein" aangewezen gronden zijn bestemd voor het bedrijfsmatige exploiteren van verblijfsrecreatie met:

  • a. standplaatsen voor kampeermiddelen, waaronder stacaravans met aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energieopwekking;
  • c. dagrecreatieve voorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. wegen en paden;
  • f. water;

met de daarbij behorende:

  • g. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. beheer en onderhoud van het kampeerterrein;
    • 2. centrale voorzieningen ten behoeve van het kampeerterrein, waaronder horeca van categorie 2a zoals opgenomen in Bijlage 4;
    • 3. sanitaire voorzieningen
  • h. bedrijfswoningen met daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, welke zijn genoemd in Bijlage 3, en/of mantelzorg;
  • i. erven, tuinen en terreinen;
  • j. evenementen uitsluitend voorzover gerelateerd aan het verblijfsrecreatief gebruik van de bestemming;
  • k. sport- en speelterreinen;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. afschermende beplanting;
  • n. andere bouwwerken.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in 15.1 onder g en h genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen, niet zijnde trekkershutten, ten behoeve van het ter plaatse gevestigde kampeerterrein worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak ten hoogste 5% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedragen;
  • c. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten", in welk geval geen bedrijfswoning zal worden gebouwd;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, dan wel een afstand waarbij de gevelbelasting van de bedrijfswoning als gevolg van het verkeerslawaai niet meer dan 48 dB bedraagt;
  • e. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Inhoud per gebouw   Gezamenlijke oppervlakte   Goothoogte in m.   Bouwhoogte in m.  
  max.   max.   max.   max.  
Bedrijfsgebouwen en overkappingen   -   zie 15.2.1 onder b   -   10,00  
Bedrijfswoning   1.000 m³   -   6,00   9,00  

15.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van de in 15.1 onder h genoemde bijbehorende bouwwerken geldt de volgende regel:

  • bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen anders dan vergunningvrije bijbehorende bouwwerken zullen niet worden gebouwd, tenzij hiervan afwijkende bestaande bijbehorende bouwwerken, in welk geval die bestaande bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten.
15.2.3 Stacaravans, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het plaatsen van stacaravans, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een stacaravan zal, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken en exclusief overkappingen, ten hoogste 50 m² bedragen;
  • b. de goothoogte van een stacaravan, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een stacaravan, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken en/of overkappingen, zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • d. vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan; aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen geen overschrijding van de onder a genoemde oppervlaktemaat teweegbrengen, uitgezonderd een overkapping. Ten behoeve van een overkapping mag de maximaal toegestane oppervlakte per stacaravan met maximaal 15 m² worden overschreden.
15.2.4 Vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij stacaravans

Voor het bouwen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij stacaravans gelden de volgende regels:

  • a. per stacaravan zal ten hoogste één vrijstaand bijbehorend bouwwerk worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,00 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
15.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie, reclamemasten en paardrijbakken worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Trekkershutten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 15.2.1 onder a in die zin dat trekkershutten worden gebouwd, mits:

  • a. per bestemmingsvlak ten hoogste 20 trekkershutten worden gebouwd;
  • b. de afstand van een trekkershut tot de bestemmingsgrens ten minste 15 m bedraagt;
  • c. de oppervlakte van een trekkershut ten hoogste 30 m² bedraagt;
  • d. de goothoogte van een trekkershut ten hoogste 3,00 m bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van een trekkershut ten hoogste 5,00 m bedraagt;
  • f. de onderlinge afstand tussen de trekkershutten ten minste 5,00 m bedraagt;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.3.2 Tweede bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 15.2.1 onder c in die zin dat binnen een bestemmingsvlak een tweede bedrijfswoning wordt gebouwd, mits:

  • a. de tweede bedrijfswoning noodzakelijk is voor de doelmatige bedrijfsvoering van het verblijfsrecreatieve terrein;
  • b. de geluidsbelasting op de gevels van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere waarde;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.3.3 Vergroten bouwhoogte

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 15.2.1 onder e en/of in 15.2.5 onder c in die zin dat de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en overkappingen en/of andere bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 15,00, mits:

  • a. de bouwhoogte noodzakelijk is voor de doelmatige bedrijfsvoering van de bedrijfsgebouwen en overkappingen;
  • b. de bebouwing op een goede wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in Artikel 38 in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van kampeermiddelen en gebouwen, met uitzondering van de bedrijfswoning, voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van gronden voor het kamperen buiten de periode van 15 maart tot 1 november van ieder kalenderjaar, met uitzondering van het gebruik van maximaal 20 mobiele kampeermiddelen - uitsluitend in de vorm van tenten - en niet zijnde een gebruik ten behoeve van groepskamperen;
  • c. het gebruik van gronden voor het plaatsen van toeristische plaatsen indien het daarvoor ingericht terreinoppervlak per verblijfsrecreatief terrein minder bedraagt dan 20%;
  • d. het gebruik van de bedrijfswoning voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • e. het gebruik van een bedrijfswoning voor de huisvesting van meer dan één huishouden;
  • f. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
    • 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  • g. het gebruik van vrijstaande bijbehorend bouwwerken voor bewoning anders dan ten behoeve van mantelzorg overeenkomstig de regels voor mantelzorg zoals opgenomen in het Besluit omgevingsrecht;
  • h. het gebruik van overkappingen bij een stacaravan voor de stalling van (motor)voertuigen;
  • i. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbij behorende bouwwerken.
15.5 Afwijken van de gebruiksregels
15.5.1 Kamperen buiten de periode van 15 maart tot 1 november

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 15.4 onder b in die zin dat de gronden worden gebruikt voor het kamperen buiten de periode 15 maart tot 1 november van ieder kalenderjaar, mits:

  • a. het kamperen plaatsvindt in een aaneengesloten periode van ten hoogste twee weken tot ten hoogste tweemaal per kalenderjaar;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden, verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 16 Recreatie - Natuurkampeerterrein

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Recreatie - Natuurkampeerterrein" aangewezen gronden zijn bestemd voor het bedrijfsmatige exploiteren van verblijfsrecreatie met:

  • a. standplaatsen voor mobiele kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens;
  • b. het inrichten en in stand houden van kunstzinnige en artistieke objecten met de daarbij behorende beplantingen, verhardingen en water, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - kunstroute";
  • c. stacaravans met aangebouwde bijbehorende bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - stacaravans";
  • d. survivalactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - survivalterrein";
  • e. paalkamperen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - paalkamperen";

met daaraan ondergeschikt:

  • f. kleinschalige duurzame energieopwekking;
  • g. dagrecreatieve voorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. wegen en paden;
  • j. water;

met de daarbij behorende:

  • k. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. beheer en onderhoud van het natuurkampeerterrein;
    • 2. centrale voorzieningen ten behoeve van het natuurkampeerterrein;
    • 3. sanitaire voorzieningen
  • l. bedrijfswoningen met daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, welke zijn genoemd in Bijlage 3, en/of mantelzorg;
  • m. erven, tuinen en terreinen;
  • n. sport- en speelterreinen;
  • o. parkeervoorzieningen;
  • p. afschermende beplanting;
  • q. andere bouwwerken.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in 16.1 onder k en l genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde natuurkampeerterrein worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de in 16.1 onder i genoemde bouwwerken zal per bestemmingsvlak ten hoogste 3% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedragen;
  • c. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen, tenzij ter plaatse van:
    • 1. de aanduiding "specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning", in welk geval het aantal bedrijfswoningen ten hoogste twee zal bedragen;
    • 2. de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten", in welk geval geen bedrijfswoning zal worden gebouwd;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, dan wel een afstand waarbij de gevelbelasting van de bedrijfswoning als gevolg van het verkeerslawaai niet meer dan 48 dB bedraagt;
  • e. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Inhoud per gebouw   Gezamenlijke oppervlakte   Goothoogte in m.   Bouwhoogte in m.  
  max.   max.   max.   max.  
Bedrijfsgebouwen en overkappingen   -   zie 16.2.1 onder b   -   10,00  
Bedrijfswoning   1.000 m³   -   6,00   9,00  

16.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van de in 16.1 onder l genoemde bijbehorende bouwwerken geldt de volgende regel:

  • bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen anders dan vergunningvrije bijbehorende bouwwerken zullen niet worden gebouwd, tenzij hiervan afwijkende bestaande bijbehorende bouwwerken, in welk geval die bestaande bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten.
16.2.3 Stacaravans, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het plaatsen van stacaravans, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - stacaravans" zullen ten hoogste 5 stacaravans worden geplaatst;
  • b. de oppervlakte van een stacaravan zal, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken en exclusief overkappingen, ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een stacaravan, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een stacaravan, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken en/of overkappingen, zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • e. vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan; aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen geen overschrijding van de onder a genoemde oppervlaktemaat teweegbrengen, uitgezonderd een overkapping. Ten behoeve van een overkapping mag de maximaal toegestane oppervlakte per stacaravan met maximaal 15 m² worden overschreden.
16.2.4 Vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij stacaravans

Voor het bouwen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij stacaravans gelden de volgende regels:

  • a. per stacaravan zal ten hoogste één vrijstaand bijbehorend bouwwerk worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,00 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
16.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie, reclamemasten en paardrijbakken worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Trekkershutten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 16.2.1 onder a in die zin dat trekkershutten worden gebouwd, mits:

  • a. per bestemmingsvlak ten hoogste 20 trekkershutten worden gebouwd;
  • b. de afstand van een trekkershut tot de bestemmingsgrens ten minste 15 m bedraagt;
  • c. de oppervlakte van een trekkershut ten hoogste 30 m² bedraagt;
  • d. de goothoogte van een trekkershut ten hoogste 3,00 m bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van een trekkershut ten hoogste 5,00 m bedraagt;
  • f. de onderlinge afstand tussen de trekkershutten ten minste 5,00 m bedraagt;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.3.2 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van opslag van materiaal, beheer en onderhoud en toiletvoorzieningen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 16.2.1 onder a in die zin dat er gebouwen en overkappingen ten behoeve van opslag van materiaal, beheer en onderhoud en toiletvoorzieningen worden gebouwd, mits:

  • a. de gebouwen en overkappingen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 2";
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 100 m² zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping ten hoogste 7,00 m zal bedragen.
16.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in Artikel 38 in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van kampeermiddelen en gebouwen, met uitzondering van de bedrijfswoning, voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van gronden voor het kamperen buiten de periode van 15 maart tot 1 november van ieder kalenderjaar, tenzij:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - jaarrond gebruik" in welk geval ten hoogste 50 kampeerauto's jaarrond recreatief gebruikt mogen worden;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - paalkamperen";
    • 3. het gebruik van maximaal 20 mobiele kampeermiddelen - uitsluitend in de vorm van tenten - en niet zijnde een gebruik ten behoeve van groepskamperen;
  • c. het gebruik van gronden voor het plaatsen van toeristische plaatsen indien het daarvoor ingericht terreinoppervlak per verblijfsrecreatief terrein minder bedraagt dan 20%;
  • d. het gebruik van de bedrijfswoning voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • e. het gebruik van een bedrijfswoning voor de huisvesting van meer dan één huishouden;
  • f. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
    • 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  • g. het gebruik van vrijstaande bijbehorend bouwwerken voor bewoning anders dan ten behoeve van mantelzorg overeenkomstig de regels voor mantelzorg zoals opgenomen in het Besluit omgevingsrecht;
  • h. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbij behorende bouwwerken.
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
16.5.1 Kamperen buiten de periode van 15 maart tot 1 november

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 16.4 onder b in die zin dat de gronden worden gebruikt voor het kamperen buiten de periode 15 maart tot 1 november van ieder kalenderjaar, mits:

  • a. het kamperen plaatsvindt in een aaneengesloten periode van ten hoogste twee weken tot ten hoogste tweemaal per kalenderjaar;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden, verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 17 Recreatie - Recreatieterrein

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Recreatieterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoningen al dan niet ten behoeve van een bedrijfsmatige exploitatie met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;
  • b. standplaatsen voor kampeermiddelen, waaronder stacaravans met aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. kleinschalige duurzame energieopwekking;
  • d. dagrecreatieve voorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. wegen en paden;
  • g. water;

met de daarbij behorende:

  • h. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. beheer en onderhoud van het kampeerterrein;
    • 2. centrale voorzieningen ten behoeve van het kampeerterrein, waaronder horeca van ten hoogste categorie 2b zoals opgenomen in Bijlage 4;
    • 3. congrescentrum;
    • 4. sanitaire voorzieningen;
  • i. bedrijfswoningen met daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, welke zijn genoemd in Bijlage 3, en/of mantelzorg;
  • j. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening";
  • k. erven, tuinen en terreinen;
  • l. evenementen uitsluitend voorzover gerelateerd aan het verblijfsrecreatief gebruik van de bestemming;
  • m. sport- en speelterreinen;
  • n. parkeervoorzieningen;
  • o. andere bouwwerken.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Recreatiewoningen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van recreatiewoningen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het aantal recreatiewoningen zal per terrein ten hoogste het op de verbeelding aangegeven "maximum aantal recreatiewoningen" bedragen;
  • b. de oppervlakte van een recreatiewoning zal, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, ten hoogste 80 m² bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  • c. de inhoud van een recreatiewoning zal, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, ten hoogste 275 m³ bedragen dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;
  • d. aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen geen overschrijding van de onder b genoemde oppervlaktemaat en de onder c genoemde inhoudsmaat teweegbrengen, uitgezonderd een veranda. Ten behoeve van een veranda mag de maximaal toegestane oppervlakte en inhoud van een recreatiewoning worden overschreden waarbij de oppervlakte ten hoogste 25 m² en de bouwhoogte ten hoogste 3,50 m zal bedragen;
  • e. per recreatiewoning zal ten hoogste één vrijstaand bijbehorend bouwwerk, niet zijnde een overkapping, worden gebouwd met een oppervlakte van ten hoogste 6,00 m² dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  • f. de bouwhoogte van een recreatiewoning en een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5,50 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bouwhoogte van een recreatiewoning en een bijbehorend bouwwerk ten hoogste de bestaande bouwhoogte zal bedragen, met dien verstande dat de goothoogte van gestapelde recreatiewoningen ten hoogste 7,00 m zal bedragen;
  • g. er zullen geen kelders onder een recreatiewoning worden gebouwd.
17.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in 17.1 onder h en i genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde recreatieterrein worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de onder h genoemde bouwwerken zal per bestemmingsvlak ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedragen;
  • c. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één dan wel het bestaande aantal per bestemmingsvlak bedragen;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, dan wel een afstand waarbij de gevelbelasting van de bedrijfswoning als gevolg van het verkeerslawaai niet meer dan 48 dB bedraagt;
  • e. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Inhoud per gebouw   Gezamenlijke oppervlakte   Goothoogte in m.   Bouwhoogte in m.  
  max.   max.   max.   max.  
Bedrijfsgebouwen en overkappingen   -   zie 17.2.2 onder b   -   10,00  
Bedrijfswoning   1.000 m³   -   6,00   9,00  

17.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van de in 17.1 onder i genoemde bijbehorende bouwwerken geldt de volgende regel:

  • bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen anders dan vergunningvrije bijbehorende bouwwerken zullen niet worden gebouwd, tenzij hiervan afwijkende bestaande bijbehorende bouwwerken, in welk geval die bestaande bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten.
17.2.4 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw zal uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening";
  • b. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
17.2.5 Stacaravans, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het plaatsen van stacaravans, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een stacaravan zal, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken en exclusief overkappingen, ten hoogste 50 m² bedragen;
  • b. de goothoogte van een stacaravan, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een stacaravan, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken en/of overkappingen, zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • d. vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan; aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen geen overschrijding van de onder a genoemde oppervlaktemaat teweegbrengen, uitgezonderd een overkapping. Ten behoeve van een overkapping mag de maximaal toegestane oppervlakte per stacaravan met maximaal 15 m² worden overschreden.
17.2.6 Vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij stacaravans

Voor het bouwen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij stacaravans gelden de volgende regels:

  • a. per stacaravan zal ten hoogste één vrijstaand bijbehorend bouwwerk worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,00 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
17.2.7 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie, reclamemasten en paardrijbakken worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Trekkershutten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 17.2 onder a in die zin dat trekkershutten worden gebouwd, mits:

  • a. per bestemmingsvlak ten hoogste 20 trekkershutten worden gebouwd;
  • b. de afstand van een trekkershut tot de bestemmingsgrens ten minste 15 m bedraagt;
  • c. de oppervlakte van een trekkershut ten hoogste 30 m² bedraagt;
  • d. de goothoogte van een trekkershut ten hoogste 3,00 m bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van een trekkershut ten hoogste 5,00 m bedraagt;
  • f. de onderlinge afstand tussen de trekkershutten ten minste 5,00 m bedraagt;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.3.2 Extra bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 17.2.2 onder c in die zin dat binnen een bestemmingsvlak een extra bedrijfswoning wordt gebouwd, mits:

  • a. de extra bedrijfswoning noodzakelijk is voor de doelmatige bedrijfsvoering van het verblijfsrecreatieve terrein;
  • b. er in het verleden niet eerder een extra bedrijfswoning is gebouwd;
  • c. de geluidsbelasting op de gevels van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.3.3 Vergroten bouwhoogte

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 17.2.2 onder e in die zin dat de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste 20,00 m, mits:

  • a. de bouwhoogte noodzakelijk is voor de doelmatige bedrijfsvoering van de bedrijfsgebouwen en overkappingen;
  • b. de bebouwing op een goede wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in Artikel 38 in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van recreatiewoningen, kampeermiddelen en gebouwen, met uitzondering van de bedrijfswoning, voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van gronden voor het kamperen buiten de periode van 15 maart tot 1 november van ieder kalenderjaar, tenzij:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - geen wintersluiting", in welk geval de bestaande situatie mag worden voortgezet;
    • 2. het gebruik van maximaal 20 mobiele kampeermiddelen - uitsluitend in de vorm van tenten - en niet zijnde een gebruik ten behoeve van groepskamperen;
  • c. het gebruik van de bedrijfswoning voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • d. het gebruik van een bedrijfswoning voor de huisvesting van meer dan één huishouden;
  • e. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
    • 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  • f. het gebruik van vrijstaande bijbehorend bouwwerken voor bewoning anders dan ten behoeve van mantelzorg overeenkomstig de regels voor mantelzorg zoals opgenomen in het Besluit omgevingsrecht;
  • g. het gebruik van overkappingen bij een stacaravan voor de stalling van (motor)voertuigen;
  • h. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbij behorende bouwwerken.
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
17.5.1 Kamperen buiten de periode van 15 maart tot 1 november

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 17.4 onder b in die zin dat de gronden worden gebruikt voor het kamperen buiten de periode 15 maart tot 1 november van ieder kalenderjaar, mits:

  • a. het kamperen plaatsvindt in een aaneengesloten periode van ten hoogste twee weken tot ten hoogste tweemaal per kalenderjaar;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden, verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 18 Recreatie - Strand

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Strand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatief gebruik op de wijze van speel- en ligweiden en waterrecreatie;
  • b. water en oeverstroken;
  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden;
  • d. het inrichten en in stand houden van kunstzinnige en artistieke objecten met de daarbij behorende beplantingen, verhardingen en water, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - kunstroute";
  • e. een loswal, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - loswal";
  • f. evenementen, ter plaatse van de aanduiding "evenemententerrein";
  • g. een natuurkampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein";

met daaraan ondergeschikt:

  • h. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • i. ontsluitingswegen;
  • j. parkeer voorzieningen;
  • k. paden;
  • l. kleinschalig kamperen;
  • m. vis- en picknick plaatsen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • n. andere bouwwerken, waaronder bestaande steigers.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

18.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie en reclamemasten worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bestaande steigers zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Strandpaviljoens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 18.2.1 in die zin dat strandpaviljoens worden gebouwd, mits:

  • a. de oppervlakte van een strandpaviljoen ten hoogste 500 m² zal bedragen;
  • b. de goothoogte van een strandpaviljoen ten hoogste 6,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een strandpaviljoen ten hoogste 9,00 m zal bedragen;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
18.3.2 Toiletgebouwen en kiosken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 18.2.1 in die zin dat toiletgebouwen en kiosken ten behoeve van de verkoop van dranken en/of etenswaren en dergelijke worden gebouwd, mits:

  • a. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 50 m² zal bedragen;
  • b. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
18.3.3 Standplaatsen voor ambulante handel

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 18.2.1 ten behoeve van het gebruik van gronden voor standplaatsen voor ambulante handel, mits:

  • a. de bebouwde oppervlakte van een standplaats ten hoogste 50 m² zal bedragen;
  • b. de goothoogte van een bouwwerk ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bouwwerk ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
18.3.4 Nieuwe steigers

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 18.2.2 onder b in die zin dat nieuwe steigers worden gebouwd, mits:

  • de bouwhoogte van een steiger ten hoogste 3,00 m zal bedragen.
18.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in Artikel 38 in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "evenemententerrein" voor meer dan 25 evenementen per jaar en meer dan 500 bezoekers per evenement;
  • b. het gebruik van gronden voor het kamperen buiten de periode van 15 maart tot 1 november van ieder kalenderjaar.
18.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat tien recreatiewoningen worden gebouwd, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 6";
  • b. de oppervlakte van een recreatiewoning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, ten hoogste 80 m² zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een recreatiewoning zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • d. er geen vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij de recreatiewoningen worden gebouwd;
  • e. de recreatiewoningen uitsluitend bedrijfsmatig worden geëxploiteerd. Een gebruik als tweede woning is verboden;
  • f. er rekening wordt gehouden met het risico op hoog water in buitendijkse gebieden;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 19 Recreatie - Verblijfsrecreatie

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor het bedrijfsmatige exploiteren van verblijfsrecreatie met:

  • a. earthlodges;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energieopwekking;
  • c. dagrecreatieve voorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. paden;
  • f. water;

met de daarbij behorende:

  • g. terreinen;
  • h. andere bouwwerken.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Earthlodges

Voor het bouwen van earthlodges gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de earthlodges zal niet meer bedragen dan de ter plaatse aangegeven "maximum bebouwd oppervlak (m²)";
  • b. de bouwhoogte van een earthlodge zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
19.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • b. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie en reclamemasten worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
19.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in Artikel 38 in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van earthlodges voor permanente bewoning of als tweede woning.

Artikel 20 Sport - Golfbaan

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Golfbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een golfbaan, waarbij de instandhouding van de landschappelijke en natuurlijke waarden wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energieopwekking;
  • c. dagrecreatieve voorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. paden;
  • g. water;

met de daarbij behorende:

  • h. terreinen;
  • i. gebouwen en overkappingen ten behoeve van de golfbaan, waaronder horeca in de categorie 1a en 1 b zoals opgenomen in Bijlage 4, een receptie, een winkel ten behoeve van de golfsport, en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen ten behoeve van de golfsport en de golfbaan;
  • j. andere bouwwerken.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er zullen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de golfbaan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 1.500 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 9,00 m bedragen.
20.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie en reclamemasten worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Toiletgebouwen en kiosken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 20.2.1 in die zin dat toiletgebouwen en dergelijke worden gebouwd, mits:

  • a. er ten hoogste vijf gebouwen worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 50 m² zal bedragen;
  • c. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
20.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in Artikel 38 in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, anders dan in de vorm van een kantine ten behoeve van de ter plaatse uitgeoefende sportactiviteiten;
  • b. het gebruik van de gronden voor een golfbaan met meer dan 27 holes;
  • c. opslag binnen het bestemmingsvlak voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor (het verlengde van) de dichtst naar de weg gekeerde geval van de gebouwen.

Artikel 21 Sport - Manege

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een manege al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor:
    • 1. ondergeschikte lichte horeca;
    • 2. bestaande bed & breakfast;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energieopwekking;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. wegen en paden;
  • e. water;

met de daarbij behorende:

  • f. bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, welke zijn genoemd in Bijlage 3, en/of mantelzorg;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. andere bouwwerken.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in 21.1 onder a en f bedoelde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde manege worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan de ter plaatse aangegeven "maximum bebouwd oppervlak (m²)", tenzij ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", in welk geval de gezamenlijke oppervlakte niet meer zal bedragen dan 5.400 m² waarbij de gebouwen en overkappingen moeten worden geclusterd en niet meer dan 50% van de breedte van het bouwvlak mogen bedragen;
  • c. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, dan wel een afstand waarbij de gevelbelasting van de bedrijfswoning als gevolg van het verkeerslawaai niet meer dan 48 dB bedraagt;
  • e. de bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • f. een bedrijfswoning zal worden voorzien van een kap;
  • g. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Oppervlakte in m²   Goothoogte in m   Bouwhoogte in m  
  max. per gebouw   max. gezamenlijk   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   zie 21.2.1 onder b   -   9,00 of 10,00 ter plaatse van de aanduiding " bouwvlak"  
Bedrijfswoning   1.000 m³   -   6,00 of 7,00 ter plaatse van de aanduiding " bouwvlak"   9,00 of 10,00 ter plaatse van de aanduiding " bouwvlak"  

21.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van de in 21.1 onder f genoemde bijbehorende bouwwerken geldt de volgende regel:

  • bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen anders dan vergunningvrije bijbehorende bouwwerken zullen niet worden gebouwd, tenzij hiervan afwijkende bestaande bijbehorende bouwwerken, in welk geval die bestaande bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten.
21.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie en reclamemasten worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten of naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken ten behoeve van de verlichting van paardrijbakken zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • d. binnen het bestemmingsvlak met de aanduiding "bouwvlak" zullen ten hoogste 3 schuilhutten buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • e. de oppervlakte van een schuilhut zal ten hoogste 60 m² bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
21.3 Afwijken van de bouwregels
21.3.1 Vergroten oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 21.2.1 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen met ten hoogste 15% wordt vergroot, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
21.3.2 Schuilhutten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 21.2.3 onder d in die zin dat ten hoogste 5 schuilhutten buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

  • a. de behoefte daarvoor is aangetoond;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden.
21.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in Artikel 38 in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en gebouwen voor verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan bestaande bed & breakfast;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel;
  • c. het gebruik van een bedrijfswoning voor de huisvesting van meer dan één huishouden;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden anders dan bedoeld in 21.1 onder a.1.;
  • e. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
    • 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  • f. het gebruik van vrijstaande bijbehorend bouwwerken voor bewoning anders dan ten behoeve van mantelzorg overeenkomstig de regels voor mantelzorg zoals opgenomen in het Besluit omgevingsrecht;
  • g. het gebruik van lichtmasten ten behoeve van een paardrijbak anders dan gericht op de paardrijbak;
  • h. opslag binnen het bestemmingsvlak voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor (het verlengde van) de voorgevel van een bedrijfswoning.

Artikel 22 Verkeer

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. verkooppunten van motorbrandstoffen met opslag en verkoop van lpg, ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg", met de daarbij behorende gebouwen en overkappingen en detailhandel in de bij een verkooppunt behorende accessoires en benodigdheden voor motorvoertuigen, alsmede de bij een verkooppunt gebruikelijke voedings- en genotmiddelen, kranten, tijdschriften, snijbloemen, en dergelijke;
  • d. verkooppunten van motorbrandstoffen zonder opslag en verkoop van lpg, ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen", met de daarbij behorende gebouwen en overkappingen en detailhandel in de bij een verkooppunt behorende accessoires en benodigdheden voor motorvoertuigen, alsmede de bij een verkooppunt gebruikelijke voedings- en genotmiddelen, kranten, tijdschriften, snijbloemen, en dergelijke;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. het behoud en het herstel van waardevolle laan- en wegbeplanting;
  • f. een faunapassage, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van natuur - faunapassage";
  • g. sloten, bermen en beplanting;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. kleinschalige duurzame energieopwekking;

met de daarbij behorende;

  • k. gebouwen en overkappingen ten behoeve van verkooppunten van motorbrandstoffen;
  • l. andere bouwwerken, waaronder bruggen, dammen en duikers;
  • m. zonnepanelen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - zonnepanelen";

met dien verstande dat:

    • 1. behoudens verbeteringen met het oog op de verkeersveiligheid en/of vermindering van geluidsoverlast het wegprofiel wat betreft de ligging, de breedte van rijbanen en het aantal rijstroken gehandhaafd blijft;
    • 2. in de bestemming de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen zoals paden, bruggen, duikers, bermbeplanting, bushaltes en dergelijke zijn begrepen.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden zullen, behalve gebouwen en overkappingen ten behoeve van verkooppunten van motorbrandstoffen, geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

22.2.2 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van verkooppunten van motorbrandstoffen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van verkooppunten van motorbrandstoffen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduidingen "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg" en "verkooppunt motorbrandstoffen";
  • b. er zullen geen bedrijfswoningen worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zullen per verkooppunt ten hoogste 115% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte bedragen;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 7,00 m bedragen.
22.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, waaronder bruggen ten behoeve van de ontsluiting van erven, zal ten hoogste 12,00 m bedragen;
  • b. er zullen geen andere bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie en reclamemasten worden gebouwd;
  • c. zonnepanelen zullen uitsluitend worden geplaatst, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - zonnepanelen";
  • d. de bouwhoogte van de zonnepanelen zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
22.3 Afwijken van de bouwregels
22.3.1 Standplaatsen voor ambulante handel

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 22.2.1 ten behoeve van het gebruik van gronden voor standplaatsen voor ambulante handel, mits:

  • a. de bebouwde oppervlakte van een standplaats ten hoogste 50 m² zal bedragen;
  • b. de goothoogte van een bouwwerk ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bouwwerk ten hoogste 4,00 m zal bedragen;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 23 Water

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellen waterlopen en waterwegen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging, het behoud van de natuurlijke en landschappelijke waarden, het scheepvaartverkeer en de recreatievaart;
  • b. dagrecreatief medegebruik van het water en de oevers;
  • c. een keersluis, ter plaatse van de aanduiding 'sluis';

met de daarbij behorende:

  • d. kaden, dijken en oeverstroken;
  • e. bruggen, dammen, gemalen en duikers;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. kleinschalige duurzame energieopwekking;
  • h. natuurvriendelijke oevers;
  • i. andere bouwwerken.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

23.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen andere bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie en reclamemasten worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
23.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in Artikel 38 in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden als permanente ligplaats voor vaartuigen en/of woonschepen.

Artikel 24 Water - Randmeer

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Randmeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en oeverstroken;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden van het Natura 2000-gebied Veluwerandmeren;
  • c. beroepsvaart in de vaargeul;
  • d. dagrecreatie;

met de daarbij behorende:

  • e. andere bouwwerken uitsluitend in de vorm van bestaande steigers.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

24.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • als ander bouwwerk zullen uitsluitend bestaande steigers worden gebouwd tot een bouwhoogte van ten hoogste 3,00 m.
24.3 Afwijking van de bouwregels
24.3.1 Nieuwe steigers

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 24.2.2 in die zin dat nieuwe steigers worden gebouwd, mits:

  • de bouwhoogte van een steiger ten hoogste 3,00 m zal bedragen.
24.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat tien recreatiearken worden geplaatst, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 6";
  • b. de oppervlakte van een recreatieark ten hoogste 45 m² zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een recreatieark ten hoogste 3,50 m zal bedragen;
  • d. de onderlinge afstand tussen de recreatieark ten minste 5,00 m zal bedragen;
  • e. de recreatiearken alleen bedrijfsmatig worden geëxploiteerd. Een gebruik als tweede woning is verboden;
  • f. het risico op hoog water in buitendijkse gebieden wordt meegewogen;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 25 Wonen

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen met bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, welke zijn genoemd in Bijlage 3, en/of mantelzorg, alsmede in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor:
    • 1. caravanstalling, ter plaatse van de aanduiding "caravanstalling";
    • 2. bed & breakfast, ter plaatse van de aanduiding "bed & breakfast";
  • b. woonhuizen met bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, welke zijn genoemd in Bijlage 3, en/of mantelzorg op de wijze van een plattelandswoning, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning";

met daaraan ondergeschikt:

  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het beeld van bebouwing binnen de randbeplanting;
  • d. statische opslag in voormalige agrarische bedrijfsbebouwing;
  • e. tijdelijke opslag van akkerbouwproducten gedurende de oogstperiode;
  • f. kleinschalige duurzame energieopwekking;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. wegen en paden;
  • i. water;

met de daarbij behorende:

  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. andere bouwwerken.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. per bestemmingsvlak zal ten hoogste één woonhuis worden gebouwd;
  • c. de inhoud van een hoofdgebouw zal ten hoogste 1.000 m³ bedragen;
  • d. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • e. een hoofdgebouw zal worden voorzien van een kap;
  • f. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 9,00 m bedragen.
25.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken geldt de volgende regel:

  • bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen anders dan vergunningvrije bijbehorende bouwwerken zullen niet worden gebouwd, tenzij hiervan afwijkende bestaande bijbehorende bouwwerken, in welk geval die bestaande bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten.
25.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • c. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie, reclamemasten en paardrijbakken worden gebouwd;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
25.3 Afwijken van de bouwregels
25.3.1 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 25.2.3 onder c in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten of naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken ten behoeve van de verlichting van paardrijbakken ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • b. de lichtmasten uitsluitend gericht zijn op de paardrijbak;
  • c. de bouwhoogte van een omheining van de paardenbak zal ten hoogste 1,50 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
  • e. tevens de in 25.5.1 bedoelde vergunning is verleend.
25.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in Artikel 38 in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van woonhuizen in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit of anderszins genoemd in 25.1, waarbij de gebruiksoppervlakte ten behoeve van:
    • 1. caravanstalling ten hoogste 2.000 m² zal bedragen;
    • 2. bed & breakfast ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
  • b. het gebruik van een woonhuis voor de huisvesting van meer dan één huishouden;
  • c. het gebruik van gedeelten van een woonhuis, inclusief bijbehorende bouwwerken bij een woonhuis, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in het woonhuis meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van het woonhuis;
    • 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorend bouwwerken voor bewoning anders dan ten behoeve van mantelzorg overeenkomstig de regels voor mantelzorg zoals opgenomen in het Besluit omgevingsrecht;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten, anders dan genoemd in 25.1;
  • g. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbij behorende bouwwerken;
  • h. opslag binnen het bestemmingsvlak voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor (het verlengde van) de voorgevel van het woonhuis.
25.5 Afwijken van de gebruiksregels
25.5.1 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 25.4 onder g in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbij behorende bouwwerken, mits:

  • a. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
  • b. er vanwege de paardrijbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens).
  • c. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² bedraagt;
  • d. tevens de in 25.3.1 bedoelde vergunning is verleend dan wel de daar genoemde criteria van overeenkomstige toepassing zijn toegepast.
25.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het vellen en rooien van houtgewas deel uitmakend van de randbeplanting van woonpercelen.
25.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in 25.6.1. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
25.6.3 Toetsingscriteria a t/m d

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van de randbeplanting.

25.7 Wijzigingsbevoegdheid
25.7.1 Verwijderen aanduiding plattelandswoning

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' wordt verwijderd, in geval de inrichting waartoe de voormalige agrarische bedrijfswoning behoorde is beëindigd.

25.7.2 Aanbrengen aanduiding plattelandswoning

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' wordt aangebracht, mits:

  • a. een ander woongebruik dan op de wijze van een plattelandswoning is uitgesloten;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (agrarische) bedrijfsfunctie in de nabijheid, in die zin dat naburige (agrarische) bedrijven er door in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
25.7.3 Wijzigen naar agrarisch

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de vestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van de artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch bedrijf” met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak ter plaatse wordt aangebracht;
  • c. de omvang van het bouwvlak maximaal 2,50 hectare zal bedragen, waarbij de criteria van 3.7.1 bij de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid van overeenkomstige toepassing zijn;
  • d. met een bedrijfsplan wordt aangetoond dat sprake is van een duurzaam volwaardig en zelfstandig agrarisch bedrijf;
  • e. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. deze wijzigingsbevoegdheid niet wordt toegepast op (woon)percelen die zijn afgesplitst van het (oorspronkelijke) agrarische bouwperceel.

 

Artikel 26 Leiding - Gas

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen);

met de daarbij behorende:

  • b. belemmeringenstroken;
  • c. andere bouwwerken.
26.2 Voorrangsregel

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

26.3 Bouwregels
26.3.1 Gebouwen en overkappingen

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden geen gebouwen en andere bouwwerken, worden gebouwd, anders dan andere bouwwerken ten behoeve van deze dubbelbestemming.

26.3.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
26.4 Afwijken van de bouwregels
26.4.1 Gebouwen en andere bouwwerken

Mits de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten, kan met een vergunning worden afgeweken van het bepaalde in 26.3 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant;
  • b. de bouw verenigbaar is met de belangen van de gasleiding.
26.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in Artikel 38 in ieder geval gerekend:

  • het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.
26.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
26.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in 26.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en de belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • b. graafwerkzaamheden zijn als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
26.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de leiding omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 27 Leiding - Hoogspanningsverbinding

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een bovengrondse hoogspanningsleiding;

met de daarbij behorende:

  • b. veiligheidszones;
  • c. andere bouwwerken.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Gebouwen en andere bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden geen gebouwen en andere bouwwerken, worden gebouwd, anders dan andere bouwwerken ten behoeve van deze dubbelbestemming.

27.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 40,00 m bedragen.
27.3 Afwijken van de bouwregels
27.3.1 Gebouwen en andere bouwwerken

Mits de veiligheid met betrekking tot de hoogspanningsleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten, kan met een vergunning worden afgeweken van het bepaalde in 27.2 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. met een vooraf ingewonnen advies van de betreffende leidingbeheerder wordt aangetoond dat de bouw mogelijk is;
  • b. een positief advies van de brandweer is verkregen.
27.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in Artikel 38 in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken als risicogevoelig object binnen een ter plaatse aangegeven veiligheidszone.

Artikel 28 Leiding - Riool

 

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een strook ten behoeve van een rioolpersleiding en het onderhoud en beheer daarvan;

met de daarbij behorende:

  • b. andere bouwwerken.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden geen gebouwen en andere bouwwerken, worden gebouwd, anders dan andere bouwwerken ten behoeve van deze dubbelbestemming.

28.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
28.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 28.2 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen of andere bouwwerken, worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende nutsleiding;
  • b. met een vooraf ingewonnen advies van de betreffende leidingbeheerder wordt aangetoond dat de bouw mogelijk is.
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm;
  • c. het in de grond drijven van voorwerpen dieper dan 50 cm;
  • d. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 50 cm.
28.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 28.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
28.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien met een vooraf ingewonnen advies van de betreffende leidingbeheerder wordt aangetoond dat de werken of werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leidingen.

Artikel 29 Waarde - Archeologie 1

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

Deze bestemming heeft voorrang op de andere daar voorkomende dubbelbestemming(en).

29.2 Bouwregels
29.2.1 Verbod

Het is verboden om zonder vergunning te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen op de voor 'Waarde - Archeologie 1' mede bestemde gronden.

29.2.2 Uitzonderingen

Het onder 29.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing als aan tenminste één van de onderstaande voorwaarde wordt voldaan:

  • a. bebouwing waarbij de bodem tot maximaal 0,30 m onder het bestaande maaiveld wordt geroerd (en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst) en die daar kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en);
  • b. bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 5 meter;
  • c. bebouwing die krachtens artikel 11 van de Monumentenwet vergunningplichtig is.
29.3 Afwijking bouwregels
29.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het verbod in 29.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht te nemen van de aan de afwijking verbonden voorschriften.
29.3.2 Beperkingen

Burgemeester en wethouders kunnen de afwijking onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de afwijking verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door de burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
29.4 Werken en/of werkzaamheden
29.4.1 Verbod

Het is verboden om op de gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder vergunning:

  • a. het ophogen en ontgraven van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen, aanleggen van drainage, en de daarmee verband houdende constructie;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. het scheuren van grasland;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen.
29.4.2 Uitzonderingen

Lid 29.4.1 is niet van toepassing als aan tenminste één van de onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • a. op werken en/of werkzaamheden die het normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • b. op werken en/of werkzaamheden voor zover de bodemingrepen niet dieper gaan dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;
  • c. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. de werken of werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. de werken of werkzaamheden krachtens de Ontgrondingenwet vergunningsplichtig zijn;
  • f. de werken of werkzaamheden krachtens artikel 11 van de Monumentenwet vergunningsplichtig zijn.
29.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is aangetoond;

Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien uit rapport blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht te nemen van de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
29.4.4 Beperkingen

Burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door de burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 30 Waarde - Archeologie 2

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

Deze bestemming heeft voorrang op de andere daar voorkomende dubbelbestemming(en).

30.2 Bouwregels
30.2.1 Verbod

Het is verboden om zonder afwijking van burgemeester en wethouders te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie 2' mede bestemde gronden.

30.2.2 Uitzonderingen

Het onder 30.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing als aan tenminste één van de onderstaande voorwaarde wordt voldaan:

  • a. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer dan 100 m2 bedraagt en die daar kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en);
  • b. bebouwing waarbij de bodem tot maximaal 0,50 m onder het bestaande maaiveld wordt geroerd (en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst) en die daar kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en);
  • c. bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 5 meter;
  • d. bebouwing die wordt opgericht op bestaande (voormalige) agrarische bouwpercelen of wordt opgericht in relatie tot het vergroten van (voormalige) agrarische bouwpercelen tot 2,5 hectare.
30.3 Afwijking bouwregels
30.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het verbod in 30.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht te nemen van de aan de afwijking verbonden voorschriften.
30.3.2 Beperkingen

Burgemeester en wethouders kunnen de afwijking onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de afwijking verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door de burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
30.4 Omgevingsvergunning voor een werk of werkzaamheden
30.4.1 Verbod

Het is verboden om op de gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe in ieder geval wordt gerekend het ontgraven van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen of verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen, aanleggen van drainage, en de daarmee verband houdende constructie;
  • e. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd.
30.4.2 Uitzonderingen

Het onder 30.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing als aan tenminste één van de onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het werken of werkzaamheden betreft waarbij de bodem tot maximaal 0,50 meter onder het bestaande maaiveld wordt geroerd;
  • b. de werken of werkzaamheden een oppervlakte hebben van niet meer dan 100 m2;
  • c. de werken of werkzaamheden het normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • d. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • e. de werken of werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • f. de werken of werkzaamheden krachtens de Ontgrondingenwet vergunningsplichtig zijn;
  • g. de werken of werkzaamheden zien op het verbreden van bestaande wegen tot maximaal 6 meter;
  • h. de werken of werkzaamheden zien op het aanleggen van duurzame oevers, waarbij de oever tot maximaal 1,5 meter uit de waterlijn wordt verbreed.
30.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is aangetoond;

Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien uit rapport blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht te nemen van de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
30.4.4 Beperkingen

Burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door de burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
30.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan op de volgende wijze te wijzigen:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden;
  • b. de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' toe te voegen wanneer uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse sprake is van grond die op grond van de Monumentenwet moeten worden beschermd.

Artikel 31 Waarde - Archeologie 3

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

Deze bestemming heeft voorrang op de andere daar voorkomende dubbelbestemming(en).

31.2 Bouwregels
31.2.1 Verbod

Het is verboden om zonder afwijking van burgemeester en wethouders te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie 3' mede bestemde gronden

31.2.2 Uitzonderingen

Het onder 31.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing als aan tenminste één van de

onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • a. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer dan 500 m2 bedraagt en die daar kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en);'
  • b. bebouwing waarbij de bodem tot maximaal 0,50 meter onder het bestaande maaiveld wordt geroerd (en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst) en die daar kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en);
  • c. bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 5 meter.
  • d. bebouwing die wordt opgericht op bestaande (voormalige) agrarische bouwpercelen of wordt opgericht in relatie tot het vergroten van (voormalige) agrarische bouwpercelen tot 2,5 hectare.
31.3 Afwijking bouwregels
31.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het verbod in 31.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht te nemen van de aan de afwijking verbonden voorschriften.
31.3.2 Beperkingen

Burgemeester en wethouders kunnen de afwijking onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de afwijking verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door de burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
31.4 Omgevingsvergunning voor een werk of werkzaamheden

14.4.1 Verbod

31.4.1 Verbod

Het is verboden om op de gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe in ieder geval wordt gerekend het ontgraven van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen of verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen, aanleggen van drainage, en de daarmee verband houdende constructie;
  • e. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd.
31.4.2 Uitzonderingen

Het onder 31.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing als aan tenminste één van de onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het werken of werkzaamheden betreft waarbij de bodem tot maximaal 0.50 meter onder het bestaande maaiveld wordt geroerd;
  • b. de werken of werkzaamheden een oppervlakte hebben van niet meer dan 500 m2;
  • c. de werken of werkzaamheden het normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • d. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • e. de werken of werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • f. de werken of werkzaamheden krachtens de Ontgrondingenwet vergunningsplichtig zijn;
  • g. de werken of werkzaamheden zien op het verbreden van bestaande wegen tot maximaal 6 meter;
  • h. de werken of werkzaamheden zien op het aanleggen van duurzame oevers, waarbij de oever tot maximaal 1,5 meter uit de waterlijn wordt verbreed.
31.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is aangetoond.

Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien uit rapport blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht te nemen van de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
31.4.4 Beperkingen

Burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door de burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
31.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan op de volgende wijze te wijzigen:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden;
  • b. de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' of 'Waarde - Archeologie 2' toe te voegen wanneer uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse sprake is van grond die op grond van de Monumentenwet moeten worden beschermd.

Artikel 32 Waarde - Archeologie 4

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

Deze bestemming heeft voorrang op de andere daar voorkomende dubbelbestemming(en).

32.2 Bouwregels
32.2.1 Verbod

Het is verboden om zonder afwijking van burgemeester en wethouders te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie 4' mede bestemde gronden.

32.2.2 Uitzonderingen

Het onder 32.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing als aan tenminste één van de onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • a. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer dan 500 m2 bedraagt en die daar kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en);
  • b. bebouwing waarbij de bodem tot maximaal 1.00 meter onder het bestaande maaiveld wordt geroerd (en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst) en die daar kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en);
  • c. bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 5 meter;
  • d. bebouwing die wordt opgericht op bestaande (voormalige) agrarische bouwpercelen of wordt opgericht in relatie tot het vergroten van (voormalige) agrarische bouwpercelen tot 2,5 hectare.
32.3 Afwijking bouwregels
32.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het verbod in 32.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht te nemen van de aan de afwijking verbonden voorschriften.
32.3.2 Beperkingen

Burgemeester en wethouders kunnen de afwijking onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de afwijking verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door de burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
32.4 Omgevingsvergunning voor een werk of werkzaamheden
32.4.1 Verbod

Het is verboden om op de gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe in ieder geval wordt gerekend het ontgraven van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen of verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen, aanleggen van drainage, en de daarmee verband houdende constructie;
  • e. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
32.4.2 Uitzonderingen

Het onder 32.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing als aan tenminste één van de onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het werken of werkzaamheden betreft waarbij de bodem tot maximaal 1.00 meter onder het bestaande maaiveld wordt geroerd;
  • b. de werken of werkzaamheden een oppervlakte hebben van niet meer dan 500 m2;
  • c. de werken of werkzaamheden het normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • d. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • e. de werken of werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • f. de werken of werkzaamheden krachtens de Ontgrondingenwet vergunningsplichtig zijn;
  • g. de werken of werkzaamheden zien op het verbreden van bestaande wegen tot maximaal 6 meter;
  • h. de werken of werkzaamheden zien op het aanleggen van duurzame oevers, waarbij de oever tot maximaal 1,5 meter uit de waterlijn wordt verbreed.
32.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is aangetoond.

Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien uit rapport blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht te nemen van de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
32.4.4 Beperkingen

Burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door de burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
32.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan op de volgende wijze te wijzigen:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden;
  • b. de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' of 'Waarde - Archeologie 2' toe te voegen wanneer uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse sprake is van grond die op grond van de Monumentenwet moeten worden beschermd.

Artikel 33 Waarde - Archeologie 5

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

Deze bestemming heeft voorrang op de andere daar voorkomende dubbelbestemming(en).

33.2 Bouwregels
33.2.1 Verbod

Het is verboden om zonder afwijking van burgemeester en wethouders te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie 5' mede bestemde gronden.

33.2.2 Uitzonderingen

Het onder 33.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing als aan tenminste één van de onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • a. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer dan 500 m2 bedraagt en die daar kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en);
  • b. bebouwing waarbij de bodem tot maximaal 1.50 meter onder het bestaande maaiveld wordt geroerd (en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst) en die daar kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en);
  • c. bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 5 meter;
  • d. bebouwing die wordt opgericht op bestaande (voormalige) agrarische bouwpercelen of wordt opgericht in relatie tot het vergroten van (voormalige) agrarische bouwpercelen tot 2,5 hectare.
33.3 Afwijking bouwregels
33.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het verbod in 33.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht te nemen van de aan de afwijking verbonden voorschriften.
33.3.2 Beperkingen

Burgemeester en wethouders kunnen de afwijking onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de afwijking verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door de burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
33.4 Omgevingsvergunning voor een werk of werkzaamheden
33.4.1 Verbod

Het is verboden om op de gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe in ieder geval wordt gerekend het ontgraven van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen of verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen, aanleggen van drainage, en de daarmee verband houdende constructie;
  • e. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
33.4.2 Uitzonderingen

Het onder 33.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing als aan tenminste één van de onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het werken of werkzaamheden betreft waarbij de bodem tot maximaal 1.50 meter onder het bestaande maaiveld wordt geroerd;
  • b. de werken of werkzaamheden een oppervlakte hebben van niet meer dan 500 m2;
  • c. de werken of werkzaamheden het normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • d. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • e. de werken of werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • f. de werken of werkzaamheden krachtens de Ontgrondingenwet vergunningsplichtig zijn;
  • g. de werken of werkzaamheden zien op het verbreden van bestaande wegen tot maximaal 6 meter;
  • h. de werken of werkzaamheden zien op het aanleggen van duurzame oevers, waarbij de oever tot maximaal 1,5 meter uit de waterlijn wordt verbreed.
33.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is aangetoond.

Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien uit rapport blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht te nemen van de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
33.4.4 Beperkingen

Burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door de burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
33.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan op de volgende wijze te wijzigen:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden;
  • b. de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' of 'Waarde - Archeologie 2' toe te voegen wanneer uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse sprake is van grond die op grond van de Monumentenwet moeten worden beschermd.

Artikel 34 Waarde - Archeologie 6

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in de waterbodems.

Deze bestemming heeft voorrang op de andere daar voorkomende dubbelbestemming(en).

34.2 Bouwregels
34.2.1 Verbod

Het is verboden om zonder afwijking van burgemeester en wethouders te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie 6' mede bestemde gronden.

34.2.2 Uitzonderingen

Het onder 34.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing als aan tenminste één van de onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • a. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer dan 2,5 ha bedraagt en die daar kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en);
  • b. bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 5 meter.
34.3 Afwijking bouwregels
34.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het verbod in 34.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht te nemen van de aan de afwijking verbonden voorschriften.
34.3.2 Beperkingen

Burgemeester en wethouders kunnen de afwijking onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de afwijking verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door de burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
34.4 Omgevingsvergunning voor een werk of werkzaamheden
34.4.1 Verbod

Het is verboden om op de gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe in ieder geval wordt gerekend het ontgraven van de bodem;
  • b. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructie.
34.4.2 Uitzonderingen

Het onder 34.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing als aan tenminste één van de onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de werken of werkzaamheden een oppervlakte hebben van niet meer dan 2,5 ha;
  • b. de werken of werkzaamheden het normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. de werken of werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. de werken of werkzaamheden krachtens de Ontgrondingenwet vergunningsplichtig zijn.
34.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is aangetoond.

Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien uit rapport blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht te nemen van de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
34.4.4 Beperkingen

Burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door de burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
34.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan op de volgende wijze te wijzigen:

  • de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.

Artikel 35 Waterstaat - Waterkering

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. de berging en afvoer van oppervlaktewater, sediment en ijs;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit;

met de daarbijbehorende:

  • d. beplantingen en verhardingen
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
35.2 Bouwregels

Op de tot 'Waterstaat - Waterkering' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van waterstaatkundige doeleinden, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 3 m zal bedragen;
  • b. bestaande bouwwerken die op grond van de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen mogen worden gebouwd.
35.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
    • 1. het bepaalde in lid 35.2 onder b en worden toegestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen;
    • 2. het bepaalde in lid 35.2 onder a en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 9,00 m zal bedragen;
  • b. de onder a genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend:
    • 1. indien de waterstaatkundige belangen zich daartegen niet verzetten;
    • 2. nadat de dijkbeheerder daaromtrent is gehoord.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 36 Anti-dubbeltelbepaling

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Een eenmaal als bedrijfswoning gerealiseerd bouwwerk blijft bij de toepassing van deze regels aangemerkt als bedrijfswoning.

Artikel 37 Algemene bouwregels

37.1 Ondergeschikte bouwonderdelen

De grenzen van het bouwvlak en/of de bestemmingsgrens mogen naar de buitenzijde tot 0,50 meter worden overschreden door ondergeschikte bouwonderdelen zoals, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken.

37.2 Bestaande afwijkingen

Een bestaand bouwwerk, waarvan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de feitelijk aanwezige hoogte, oppervlakte of afstand tot een ander gebouw of een grenslijn in strijd is met een in dit plan voorgeschreven maximum dan wel minimum hoogte, oppervlakte of afstand, mag worden gehandhaafd, veranderd en/of vernieuwd, maar niet worden vergroot of anders gesitueerd.

Artikel 38 Algemene gebruiksregels

38.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met enige bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het plaatsen van kampeermiddelen anders dan:
    • 1. binnen de bestemmingsregels specifiek is toegelaten;
    • 2. het tijdelijk plaatsen van kleine tenten uitsluitend ten dienste van het nachtvissen;
  • c. het gebruik van de gronden voor de opslag van aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • d. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering dan wel de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • e. het gebruik van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en/of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen, tenzij hiervoor anderszins vergunning is verleend;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de plaatsing van zonnecollectoren anders dan op daken van bouwwerken;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het plaatsen van apparatuur ten behoeve van het produceren van laserstralen;
  • h. het wijzigen van het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of bestaande stalsystemen, indien dit leidt tot een toename van de bestaande ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf;
  • i. het gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de parkeernormen overeenkomstig bijlage 5 (Notitie toepassing parkeernormen).
38.2 Afwijking van de gebruiksregels
38.2.1 Toename ammoniakemissie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 38.1 onder h in die zin dat een toename van de bestaande ammoniakemissie wordt toegelaten, mits:

  • deze afwijking uitsluitend wordt toegepast om, in geval op vergunningenniveau toename van de bestaande ammoniakemissie is toegestaan, de strijdigheid tussen de vergunning en de planregels op te heffen.
38.2.2 Parkeernormen

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 38.1 sub i in die zin dat de gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt in strijd met de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 5 mits in de nabije omgeving voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn of kunnen worden gerealiseerd, overeenkomstig de regels ten aanzien van parkeren zoals opgenomen in bijlage 5.

Artikel 39 Algemene aanduidingsregels

39.1 geluidzone - industrie
39.1.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'geluidzone - industrie' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting van geluidgevoelige objecten vanwege geluidzoneringsplichtige inrichtingen op het bedrijventerrein.

39.1.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:

  • een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw, of de uitbreiding daarvan, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevel van dit geluidsgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
39.1.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in Artikel 38 in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van niet-geluidsgevoelige gronden en bouwwerken als geluidsgevoelig object.

39.2 geluidzone - vliegverkeer 2
39.2.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'geluidzone - vliegverkeer 2' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan een te hoge geluidbelasting van geluidgevoelige objecten vanwege de geluidzone van het vliegverkeer van luchthaven Lelystad.

39.2.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:

  • er zullen geen nieuwe geluidsgevoelige bouwwerken of uitbreidingen van bestaande geluidsgevoelige bouwwerken worden gebouwd.
39.3 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
39.3.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het behoud van de grondwaterkwaliteit als onderdeel van de drinkwatervoorziening en -winning van een grondwaterbeschermingsgebied.

39.3.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een gebruik ten behoeve van een binnen deze gebiedsaanduiding voorkomende bestemming of functie, waardoor verslechtering van de grondwaterkwaliteit wordt veroorzaakt en/of risico’s op verontreiniging van het grondwater wordt vergroot;
  • b. het gebruik als opslag-, stort-, lozings-, of bergplaats van afvalstoffen.
39.4 milieuzone - vogelaantrekkende werking
39.4.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'milieuzone - vogelaantrekkende werking' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van het gebruiken van gronden waarbij sprake is van een vogelaantrekkende werking.

39.4.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  • a. industrie in de voedingsopslag met extramurale opslag of overslag;
  • b. viskwekerij met extramurale opslag;
  • c. opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking;
  • d. natuurgebied of vogelgebied;
  • e. moerasgebied of oppervlaktewater of een combinatie daarvan groter dan 3 hectare dan wel waarvan het totaal van de opgesplitste delen groter is dan 3 hectare.


De verboden gelden niet voor zover de bestemming of het grondgebruik rechtmatig was op de dag vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het Luchthavenbesluit Lelystad van 1 april 2015.

39.5 milieuzone - waterwingebied
39.5.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'milieuzone - waterwingebied' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het behoud en herstel van de drinkwatervoorziening waaronder begrepen de winning en bewerking van drinkwater.

39.5.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  • b. Voor het bouwen van overige andere bouwwerken, ten behoeve van deze gebiedsaanduiding, geldt de volgende regel:
    • 1. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 2,50 m bedragen.
39.5.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • het bepaalde in 39.5.2 in die zin dat gebouwen en andere bouwwerken, ten behoeve van de daar voorkomende bestemming(en) worden gebouwd, mits:
    • 1. hierdoor de kwaliteit van de waterwinning niet wordt geschaad.
39.5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  • een gebruik van de gronden en bouwwerken dat (direct of indirect) de kwaliteit van de waterwinning aantast.

 

39.6 veiligheidszone - bedrijven kwetsbare objecten
39.6.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'veiligheidszone - bedrijven kwetsbare objecten' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van het bouwen en/of gebruiken van gebouwen als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object vanwege locaties voor risicovolle inrichtingen.

39.6.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

39.6.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 39.6.2 in die zin dat beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits:

  • hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
39.6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
39.7 vrijwaringszone - bouwbeperkingengebied zend- en ontvanginstallatie
39.7.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - bouwbeperkingengebied zend- en ontvanginstallatie' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van te hoge bebouwing ten behoeve van een goed functioneren van de zend- en ontvanginstallaties.

39.7.2 Bouwregels

Op de met 'vrijwaringszone - bouwbeperkingengebied zend- en ontvanginstallatie' aangeduide gronden zal de bouwhoogte van bouwwerken binnen de ter plaatse voorkomende bestemmingen ten hoogste de ter plaatse binnen de aanduiding 'vrijwaringszone - bouwbeperkingengebied zend- en ontvanginstallatie' aangegeven "maximum hoogte (m)", ten opzichte van NAP, dan wel de bestaande bouw- of tiphoogte bedragen.

39.8 vrijwaringszone - dijk 1

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 1' zijn de gronden mede bestemd voor de binnen- en tussenbeschermingszone rondom een primaire waterkering.

  • a. Op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere daar voorkomende bestemmingen, geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Deze regel is niet van toepassing op bestaande gebouwen en overkappingen.
  • b. Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, binnen de aanduidingsgrenzen geldt dat op of in deze gronden ongeacht het bepaalde in de regels bij de bestemmingen, geen bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde mogen worden gebouwd. Deze regel is niet van toepassing op bestaande bouwwerken.
  • c. Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de werking van de waterkering, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde onder a en b in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming genoemde bouwwerken worden gebouwd, mits vooraf advies is ontvangen van het Waterschap Zuiderzeeland.
39.9 vrijwaringszone - dijk 2

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2' zijn de gronden mede bestemd voor de buitenbeschermingszone rondom een primaire waterkering.

39.10 vrijwaringszone - ILS/DME
39.10.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - ILS/DME' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het voorkomen van verstoring van het ILS systeem van het vliegveld Lelystad.

39.10.2 Bouwregels

Op de met 'vrijwaringszone - ILS/DME' aangeduide gronden zal de bouwhoogte van bouwwerken binnen de ter plaatse voorkomende bestemmingen ten hoogste de binnen de gebiedaanduiding 'vrijwaringszone - ILS/DME' aangegeven 'maximum hoogte vrijwaringszone ILS/DME (m)', ten opzichte van NAP, dan wel de bestaande bouw- of tiphoogte bedragen. De maximaal toelaatbare bouwhoogte tussen de aangegeven contouren wordt door lineaire interpolatie bepaald.

39.11 vrijwaringszone - luchtvaart 1
39.11.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - luchtvaart 1' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het vrijhouden van een invliegstrook voor de luchtvaart.

39.11.2 Bouwregels

Op de met 'vrijwaringszone - luchtvaart 1' aangeduide gronden zal de bouwhoogte van bouwwerken binnen de ter plaatse voorkomende bestemmingen ten hoogste de binnen de gebiedaanduiding 'vrijwaringszone - luchtvaart 1' aangegeven bouwhoogte (m), ten opzichte van NAP, dan wel de bestaande bouw- of tiphoogte bedragen. De maximaal toelaatbare bouwhoogte tussen de aangegeven contouren wordt door lineaire interpolatie bepaald.

39.11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden voor opgaande beplanting met een grotere hoogte dan de ter plaatse van de aanduiding 'bouwhoogte luchtvaart 1' aangegeven hoogte.

39.12 vrijwaringszone - luchtvaart 2
39.12.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - luchtvaart 2' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het vrijhouden van een uitvliegstrook voor de luchtvaart.

39.12.2 Bouwregels

Op de met 'vrijwaringszone - luchtvaart 2' aangeduide gronden zal de bouwhoogte van bouwwerken binnen de ter plaatse voorkomende bestemmingen ten hoogste de binnen de gebiedaanduiding 'vrijwaringszone - luchtvaart 2' aangegeven bouwhoogte (m), ten opzichte van NAP, dan wel de bestaande bouw- of tiphoogte bedragen. De maximaal toelaatbare bouwhoogte tussen de aangegeven contouren wordt door lineaire interpolatie bepaald.

39.12.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden voor opgaande beplanting met een grotere hoogte dan de ter plaatse van de aanduiding 'bouwhoogte luchtvaart 2' aangegeven hoogte.
39.13 vrijwaringszone - luchtvaart 3
39.13.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - luchtvaart 3' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het vrijhouden van een noodgebied voor de bereikbaarheid van het vliegveld.

39.13.2 Bouwregels

Op de met 'vrijwaringszone - luchtvaart 3' aangeduide gronden zal de bouwhoogte van bouwwerken binnen de ter plaatse voorkomende bestemmingen ten hoogste de binnen de gebiedaanduiding 'vrijwaringszone - luchtvaart 3' aangegeven bouwhoogte (m), ten opzichte van NAP, dan wel de bestaande bouw- of tiphoogte bedragen. De maximaal toelaatbare bouwhoogte tussen de aangegeven contouren wordt door lineaire interpolatie bepaald.

39.13.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden voor opgaande beplanting met een grotere hoogte dan de ter plaatse van de aanduiding 'bouwhoogte luchtvaart 3' aangegeven hoogte.
39.14 vrijwaringszone-windturbine

Op de gronden met de aanduiding 'vrijwaringszone-windturbine' mogen ten behoeve van de windturbine tevens onderhoudswegen en opstelplaatsen worden opgericht en is wiekoverslag van de windturbine toegestaan.

Artikel 40 Algemene afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de voorgeschreven goot- en bouwhoogten, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% bedragen van de in deze regels genoemde afmetingen;
  • b. van de bestemmingsregels in die zin dat de bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. van de bestemmingsregels ten behoeve van de bouw van bouwwerken voor openbare en semi-openbare diensten, zoals nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van (de bediening van) kunstwerken, toiletgebouwtjes, en de naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud ten hoogste 100 m³ bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte ten hoogste 4,00 m bedraagt;
  • d. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde met niet meer dan 1,50 m worden overschreden door:
    • 1. ondergeschikte bouwdelen zoals: plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken met meer dan 0,5 m;
    • 2. (hoek-)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
  • e. van de bestemmingsregels ten behoeve van de bouw van sculpturen en andere kunstzinnige bouwwerken tot een bouwhoogte van 15,00 m.

Artikel 41 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer' dan wel de bestemming 'Verkeer' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van de artikel 22 dan wel de regels van enige bestemming van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, e.d. van wegen en paden;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden en de cultuurhistorische waarden;
  • b. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Water' dan wel de bestemming 'Water' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
    • 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor de incidentele aanleg van opvaarten, verbredingen van waterlopen ten behoeve van waterberging en/of het bevorderen van vaarroutes en/of de aanleg van natuurvriendelijke oevers, bochtafsnijdingen, kleine verleggingen, e.d. van vaarwegen c.a.;
    • 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van de artikel 23 dan wel de regels van enige bestemming van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden en de cultuurhistorische waarden;
  • c. de bestemming 'Leiding - Gas' ter plaatse wordt aangebracht, mits:
    • 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien er sprake is van het verleggen van een bestaande leiding;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de bodemkundige, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

Artikel 42 Overige regels

42.1 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de geomorfologische waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, het voorkomen van lichthinder en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 43 Overgangsrecht

43.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
43.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 44 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Bestemmingsplan Buitengebied

van de gemeente Zeewolde.

Behorend bij het besluit van 29 september 2016.