direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied 2009, gedeeltelijke herziening 2015, geconsolideerde versie, mei 2016
Status: geconsolideerd
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0048.BP1602-gc01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen


In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Buitengebied 2009, gedeeltelijke herziening 2015 geconsolideerde versie van de gemeente Vlagtwedde;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan-huis-verbonden beroep:

een beroep, dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 meter van de voorkant van het recreatieverblijf;

1.7 agrarisch aanverwant bedrijf:

een bedrijf, dat in nauwe relatie staat tot het agrarisch bedrijf, waar-van de werkzaamheden in hoofdzaak bestaan in de vorm van het hou-den van dieren en/of het telen en bewerken van gewassen, al dan niet in combinatie met het verlenen van diensten aan derden, zoals een bijzondere paardenhouderij;

1.8 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.9 agrarisch dienstverlenend bedrijf:

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven;

1.10 archeologisch monument:

terreinen welke van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde en die daarom op grond van de Monumentenwet worden beschermd;

1.11 archeologisch waardevol terrein:

een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;

1.12 bassin:

een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water ten behoeve van agrarische activiteiten;

1.13 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.14 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en bijbehorende bouwwerken;

1.15 bed and breakfast:

een bedrijfsmatige voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als toeristisch-recreatieve activiteit, welke bedrijfsmatige voorziening ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;

1.16 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.17 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf of een aan-huis-verbonden beroep, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.18 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.19 bestaand:
  • a. Bebouwing die op het tijdstip van terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp, aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning met uitzondering van bebouwing die gebouwd is zon-der bouw- of omgevingsvergunning en in strijd is met het op dat tijdstip geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat bestemmingsplan;
  • b. Gebruik van gronden en bebouwing dat op het tijdstip van het van kracht worden van het gebruiksverbod bestond, met uitzondering van gebruik dat in strijd is met het op dat tijdstip geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat bestemmingsplan;
1.20 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.21 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.22 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.23 boomteelt:

de teelt van boomkwekerijgewassen;

1.24 bosbouw:

het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;

1.25 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of ver-anderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.26 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.27 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.28 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.29 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.30 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.31 bijgebouw:

een gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;

1.32 bijzondere paardenhouderij:

een agrarisch aanverwant bedrijf dat is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's, alsmede de verhuur van koetsen en huifkarren en het organiseren van rondritten;

1.33 chalet:

een demontabel bouwwerk, bestaande uit hout of kunststof en zonder vaste verankering in de grond;

1.34 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die hobbymatig in gebruik zijn en niet worden gebruikt ten behoeve van een volwaardige agrarische bedrijfsvoering;

1.35 cultuurlandschappelijk waardevol terrein:

een terrein met een toegekende waarde, ontstaan door het gebruik van dat terrein in de loop van de geschiedenis door de mens;

1.36 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.37 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.38 extensief dagrecreatief medegebruik:

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden, dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, een vissteiger, een picknickplaats, of een naar de aard daar-mee gelijk te stellen medegebruik;

1.39 fruitteelt:

de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;

1.40 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.41 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een spoorweg en/of een industrieterrein;

1.42 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.43 geluidsgevoelige functies:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

1.44 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.45 groepsaccommodatie:

een verblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als groepsverblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;

1.46 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, waaronder een melkrundveehouderijbedrijf, een melkgeitenhouderijbedrijf, een schapenhouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een volle-gronds tuinbouwbedrijf, een productiegericht paardenhouderijbedrijf, en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijven;

1.47 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.48 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.49 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.50 horecavloeroppervlakte:

de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies (exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten en dergelijke);

1.51 houtsingel:

een met bomen en struiken begroeide strook langs bijvoorbeeld een sloot of een greppel, waarbij de begroeiing zich niet bevindt op een aarden wal;

1.52 houtteelt:

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend het kweken van bomen ten behoeve van de houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

1.53 houtwal:

een door mensen opgeworpen langgerekte aarden wal met daarop aaneengesloten beplanting van verschillende houtsoorten en een veelal rijke onderbegroeiing;

1.54 huishouden:

een of meer personen in een woning of een woonruimte, waaronder mede begrepen de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg, met eigen voorzieningen van verwanten of andere personen en met een gezin gelijk te stellen samenlevingsvormen;

1.55 intensief kwekerijbedrijf:

een agrarisch bedrijf in de vorm van het telen of kweken van dieren en gewassen, op de wijze van een paddenstoelenkwekerij, een wormen- en/of madenkwekerij, een vis- schaaldier- en schelpdierkwekerij, een witlofkwekerij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met (nagenoeg) geen gebruik van daglicht;

1.56 intensief veehouderijbedrijf:

een agrarisch bedrijf in de vorm van het houden van dieren, op de wijze van een rundveemesterij (exclusief vetweiderij), een varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij, of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van bedrijfsvoeringen waarin dieren worden gehouden overeenkomstig de regels ten aanzien van de biologische productiemethoden;

1.57 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.58 kleinschalige duurzame energieopwekking:

winning van energie uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, water, aard- en omgevingswarmte;

1.59 kas:

een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen of planten;

1.60 landschappelijke waarden:

de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap;

1.61 logiesverstrekkend bedrijf:

een bedrijf waar, tegen vergoeding, logies worden verstrekt, waarbij de logieseenheden enkel zijn ingericht voor nachtverblijf; naast het verstrekken van logies worden accommodaties aangeboden voor dag-verblijf en maaltijdbereiding;

1.62 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, zorgvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.63 manege-activiteiten:

bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen);

1.64 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.65 natuurlijke waarden:

de abiotische en biotische waarden van een gebied. Onderdeel van de natuurlijke waarden vormt steeds een beoordeling van de soortbescherming op basis van de Flora- en faunawet;

1.66 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering op de wijze van een intensief veehouderijbedrijf of een intensief kwekerijbedrijf;

1.67 normaal agrarisch gebruik:

het gebruik, dat gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goede grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en grondgebonden agrarisch gebruik van de gronden;

1.68 normaal bosbeheer:

het onderhoud en beheer, dat gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goede instandhouding van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van de bosgebieden;

1.69 normaal natuurbeheer:

het onderhoud en beheer, dat gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goede instandhouding van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de natuurgebieden;

1.70 normaal onderhoud:

het onderhoud, dat gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.71 ondergeschikte tweede tak:

een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een agrarisch bedrijf, zoals een intensieve tak veehouderij of een bedrijfseigen mestvergisting;

1.72 ondersteunende horeca:

horeca die ondergeschikt en gerelateerd is aan de bestemming en tot doel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en dranken. Er is sprake van ondersteunende horeca indien:

  • de horeca-activiteit ondergeschikt is aan de toegestane hoofdactiviteit;
  • de openingstijden van de horeca-activiteit gelijk zijn aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
  • de toegang van de horeca-activiteit uitsluitend mogelijk is via de hoofdactiviteit;
1.73 overige opgaande teeltvormen:

de teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken, het kweken van fruit aan houtige gewassen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van opgaande teelt van meerjarige gewassen;

1.74 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.75 peil:
  • a. indien op het land wordt gebouwd:
    • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofd-toegang direct aan de weg grenst:

de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

    • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofd-toegang bij voltooiing van de bouw;

  • b. indien op of in het water wordt gebouwd:
    • 1. de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest na-bijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.76 paardrijbak:

een daarvoor ingericht stukje terrein ten behoeve van paardrijdactiviteiten, met een hek er om heen en al dan niet in combinatie met verlichting;

1.77 plattelandswoning:

een woonhuis in de vorm van een voormalige agrarische bedrijfswoning, die bewoond mag worden door een persoon of diens huishouden die geen functionele binding heeft met het nabijgelegen agrarisch bedrijf, waartoe het woonhuis in het verleden als bedrijfswoning heeft behoord;

1.78 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.79 recreatieverblijf:

een permanent aanwezig gebouw, geen stacaravan zijnde, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve bewoning;

1.80 risicogevoelig bouwwerk c.q. object:


een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het (ontwerp-)Besluit kwaliteitseisen externe veiligheid inrichtingen milieubeheer, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;

1.81 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.82 silo:

een bouwwerk ten behoeve van opslag van veevoeders en mest;

1.83 theetuin:

het verlenen van diensten in de vorm van het, hoofdzakelijk overdag, openstellen van tuinen bij woningen met als nevenactiviteit het verstrekken van niet alcoholische dranken en daarbij behorende versnaperingen op een tuinterras, veranda en dergelijke;

1.84 torensilo:

een gebouw ten behoeve van opslag van veevoeders;

1.85 trekkershut:

een gebouw met een eenvoudige constructie en van beperkte om-vang ten behoeve van een kortstondig recreatief nachtverblijf voor passanten;

1.86 tunnelkas:

elke constructie van hout, metaal of enig ander materiaal, welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten;

1.87 veldschuur:

een vrij in het open veld staande schuur, uitsluitend bedoeld voor het stallen van vee, kleinschalige bedrijvigheid en/of de opslag van machines, agrarische producten en/of niet-agrarische producten;

1.88 voorkeurgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.89 vrijstaand bijgebouw:

een niet met het (hoofd)gebouw verbonden gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;

1.90 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.91 woning:

een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden en tevens bedoeld voor de bij het wonen toegestane functies als bed and breakfast, mantelzorg, aan-huis-verbonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, kamer-verhuur en dergelijke;

1.92 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten


Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

Hoofdstuk 2 GEBIEDSBESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch gebruik;
  • b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding 'bouw-perceel';
  • c. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in combinatie met een loonbedrijf, ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel' en 'agrarisch loonbedrijf';
  • d. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in combinatie met een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding "bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf" of "specifieke vorm van agrarisch - specifieke regeling";
  • e. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding 'bouwperceel niet-grondgebonden agrarisch bedrijf';
  • f. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel', 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel niet-grondgebonden agrarisch bedrijf' of "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf";
  • g. het in stand houden van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen, waaronder die van de al dan niet binnen het aanduidingsvlak in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", zoals die per adres zijn beschreven in bijlage 9;
  • h. het in stand houden van de kenmerken van de bebouwing met een streekeigen architectuur-/bouwstijl waaronder die van de al dan niet binnen het aanduidingsvlak in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - streekeigen";
    en mede bestemd voor:
  • i. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van een geluidsgevoelige bestemming vanwege geluidszoneringsplichtige inrichtingen, alsmede het waarborgen van voldoende geluidsruimte voor de activiteiten op het gezoneerde industrieterrein, ter plaatse van de aanduiding 'Geluidszone industrie';
  • j. het beschermen van de gronden tegen fysische bodemaantasting, ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone fysische bodemaantasting';
  • k. het beschermen van de drinkwaterwinning, de drinkwaterproductie, de drinkwaterdistributie en de grondwaterkwaliteit van een grondwaterbeschermingsgebied, ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone grondwaterbeschermingsgebied';
  • l. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone molenbiotoop';

    met daaraan ondergeschikt:
  • m. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van het open land-schap;
  • n. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijk, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van het grootschalig open gebied, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - grootschalig open gebied";
  • o. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van houtwallen en houtsingels;
  • p. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van afschermende erfbeplanting, met de daarbijbehorende erfsloot, direct aan-sluitend aan de zij- en achtergrenzen van het bouwvlak;
  • q. cultuurgrond;
  • r. doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer;
  • s. openbare nutsvoorzieningen;
  • t. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • u. infrastructurele voorzieningen;
  • v. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • w. evenementen;
  • x. de opslag van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten buiten het bouwperceel, ter plaatse van de aanduiding "opslag";

    met de daarbijbehorende:
  • y. bedrijfsgebouwen, waaronder bijbehorende bouwwerken;
  • z. bedrijfswoningen, bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met ruimten voor mantelzorg, logiesverstrekking, dan wel een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit die zijn genoemd in bijlage 6;
  • aa. bestaande torensilo's;
  • ab. kassen;
  • ac. veldschuren, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - veldschuur", al dan niet met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;
  • ad. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er zullen uitsluitend gebouwen en overkappingen, niet zijnde kassen, ten behoeve van de in 3.1. genoemde functies worden gebouwd, waarbij deze bouwregels eveneens van toepassing zijn voor functies die na ontheffing van de gebruiksregels aan de agrarische bedrijven zijn toegevoegd;
  • b. de gebouwen en overkappingen zullen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel", "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel niet-grondgebonden agrarisch bedrijf" of "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf";
  • c. per gebied, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel", "specifieke vorm van agrarisch - bouw-perceel niet-grondgebonden agrarisch bedrijf" of "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf", mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde agrarische bedrijvigheid worden gebouwd;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen ten behoeve van een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, zal per bouwperceel niet meer bedragen dan de opper-vlakte voor stalruimte in combinatie met het bestaande aantal die-ren, zoals opgenomen in bijlage 8;
  • e. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bouwperceel bedragen, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aan-duiding "specifieke vorm van agrarisch - twee bedrijfswoningen toegestaan";
  • f. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, tenzij sprake is van het verplaatsen van de voorgevel waarbij aangesloten wordt bij de bestaande bebouwingskarakteristiek;
  • g. er zullen geen torensilo's worden gebouwd;
  • h. bijbehorende bouwwerken zullen tenminste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • i. vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zullen volledig binnen een afstand van 25,00 m vanuit het dichtst-bijzijnde punt van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • j. de maatvoering van een gebouw zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale
oppervlakte  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
  per gebouw of overkapping   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw en overkapping   #   -   7,00   20 =   60   15,00  
Bedrijfswoning   150 m² +   -   3,50   30   60   10,00  
Bijbehorende bouwwerken   -   70 m²   3,50   -   60    
Torensilo   bestaand   -   -   -   -   bestaand  
Veldschuur   bestaand   -   bestaand   bestaand   bestaand   bestaand  
Bijbehorende bouwwerken bij een veldschuur   *   *   *   -   60   *  

# Bij gebouwen of overkappingen, die groter zijn dan 2.000 m³, op bouwpercelen gelegen binnen de gele en rode gebieden, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 7, dient het bouwplan vergezeld te gaan van een erfinrichtingsplan ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing en een goede ruimtelijke kwaliteitsverhouding tot de bestaande bebouwing;


* de (gezamenlijke) oppervlakte zal ten hoogste de oppervlakte van de bijbehorende veldschuur bedragen, met een maximum van 50 m². De goot- en bouwhoogte zal ten hoogste de goot- en bouwhoogte van de bijbehorende veldschuur bedragen;


= over een oppervlakte van ten hoogste 100 m² mag een bedrijfsgebouw of overkapping worden voorzien van een platte afdekking.


+ tenzij de bedrijfswoning inpandig is gevestigd in het oorspronkelijke boerderijpand, in welk geval de oppervlakte van de bedrijfswoning ten hoogste gelijk is aan de oppervlakte van het oorspronkelijke boerderijpand.


Ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", alsmede voor de in de-zelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken, gelden de volgende bouwregels:

  • k. een gebouw met een karakteristieke hoofdvorm zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" worden gebouwd, tenzij het een buiten het aanduidingsvlak gelegen bijbehorend bouwwerk betreft;
  • l. de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een karakteristieke hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste de bestaande opper-vlakte, goothoogte en dakhelling bedragen.

    Ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - streekeigen" , alsmede voor de in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken, gelden de volgende bouwregels:
  • m. een gebouw met een hoofdvorm in een streekeigen architectuur-/bouwstijl zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - streekeigen" worden gebouwd, tenzij het een buiten het aanduidingsvlak gelegen bijbehorend bouwwerk betreft;
  • n. de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een streekeigen hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste voldoen aan de kenmerkende afmetingen van de verschillende streekeigen architectuur-/bouwstijlen, zoals beschreven in bijlage 9, waarbij deels buiten de aanduidingsgrenzen mag worden gebouwd;
  • o. indien sprake is van een boerderijpand met een oorspronkelijke hoofdvorm, alsmede voor de in dezelfde bouwstijl gebouwde bij-behorende bouwwerken (en geen aanduiding "karakteristiek of "specifieke bouwaanduiding - streekeigen" is aangegeven) geldt de volgende bouwregel:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - oorspronkelijke hoofdvorm": de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een oorspronkelijke hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste voldoen aan de bestaande hoofdvorm dan wel een daarmee minimaal gelijkwaardige hoofdvorm voor wat betreft de streekeigen vormgeving waarbij deels buiten de bestaande plattegrond mag worden gebouwd;
3.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. silo's, platen en bassins zullen uitsluitend worden gebouwd binnen het ter plaatse aangegeven bouwvlak, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - mestsilo", in welk geval een mestsilo buiten het bouwvlak is toegestaan;
  • b. de hoogte van perceelafscheidingen buiten de bouwpercelen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;

de hoogte van erf- en terreinafscheidingen op de bouwpercelen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoog-te van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en het verlengde daarvan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen;

  • c. er zullen geen windmolens worden gebouwd;
  • d. de hoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal binnen het bouwperceel ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • f. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal buiten het bouwperceel ten hoogste 5,00 m bedragen.
3.3 Specifieke nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, in aanvulling op hetgeen in artikel 39 en 45 en bijlage 1 is geregeld, specifieke nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van een goede ordening en afstemming van de nieuwe bebouwing ten opzichte van de bestaande bebouwing en erfinrichting, de landschappelijk karakteristiek en/of de landschappelijke structuur.

3.4 Ontheffing van de Bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het ge-stelde in bijlage 1, ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.1. onder a en toestaan dat kassen als ondersteunend glas ten behoeve van een agrarisch bedrijf worden gebouwd, mits:
    • 1. de kassen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel" of "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf";
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de kassen per bouwperceel ten hoogste 1.000 m² zal bedragen;
    • 3. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.3.3., 1.3.4., 1.3.5. en 1.24.;
  • b. het bepaalde in lid 3.2.1. onder d en toestaan dat ten behoeve van een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het houden van dieren de oppervlakte aan stalruimte, al dan niet in combinatie met een uitbreiding van het aantal dieren, wordt vergroot, mits:
    • 1. de uitbreiding van het aantal dieren ten hoogste het in bij-lage 8 aangegeven aantal dieren zal bedragen, waarbij, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding "speci-fieke regeling, het gezamenlijke aantal dieren per bedrijf niet meer zal bedragen dan is aangegeven in bijlage 8;
    • 2. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.3.1., 1.3.3., 1.3.4. en 1.24.;
  • c. het bepaalde in 3.2.1. onder l in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de karakteristieke hoofdvorm, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm en gevelindeling van het karakteristieke gebouw; dan wel
    • 2. indien afgeweken wordt van de karakteristieke hoofdvorm en gevelindeling van het karakteristieke gebouw advies wordt ingewonnen bij een onafhankelijk deskundige op het gebied van stedenbouw en landschap, waarbij de criteria van de nota "karakteristieke objecten in Vlagtwedde" van toepassing zijn.
  • d. het bepaalde in lid 3.2.1. onder n in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen van een streekeigen boerderij-pand en bijbehorende bouwwerken, mits:
    • 1. er vanuit architectonisch oogpunt een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en het omgevingsbeeld wordt bewerkstelligd;
    • 2. de bouwhoogte van het woonhuis ten hoogste 12,00 m zal bedragen en het woonhuis zal worden voorzien van een kap;
    • 3. de bouwregels voor bijbehorende bouwwerken zijn van overeenkomstige toepassing;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waar-den en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • e. het bepaalde in lid 3.2.1. onder c in die zin dat schuilstallen ten behoeve van hobbymatig agrarisch gebruik buiten een bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van een schuur ten hoogste 25 m² zal bedragen;
    • 2. de goothoogte van een schuur ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
    • 3. de schuur op een afstand van ten minste 30 m vanaf het meest nabij gelegen woonperceel wordt gebouwd;
    • 4. het perceel op een goede wijze zal worden ontsloten;
    • 5. ten hoogste 1 schuilstal per gebruiker wordt gebouwd en gebruikt;
    • 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waar-den en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten buiten het bouwvlak, met uitzondering van tijdelijke opslag van akkerbouwproducten (maximaal zes maanden);
  • b. het opslaan van niet-agrarische producten, auto's, caravans en boten, anders dan in gebouwen;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen en paden, anders dan paden ten behoeve van het agrarisch gebruik of ruiterpaden;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel niet-grondgebonden agrarisch bedrijf", "bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf" of "specifieke vorm van agrarisch - specifieke regeling";
  • e. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de verkoop van eigen en streekeigen producten;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan logiesverstrekking in de bedrijfswoning, bijbehorende behorende bouwwerken, en in karakteristieke vrijstaande, oude boerderijschuren bij de bedrijfswoning, waarbij niet meer dan 3 of, in geval van deelname aan het project 'Sprong over het veen', 6 logieseenheden per agrarisch bedrijf mogen worden gevestigd;
  • h. het gebruik van de gronden ten behoeve van bosbouw, houtteelt of andere opgaande teeltvormen, niet zijnde boomgaarden op erven bij woonhuizen en boerderijen;
  • i. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, bijbehorende bouwwerken, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 90 m² bedraagt, met dien verstande dat delen van bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken die op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet worden gebruikt voor het wonen ook mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
    • 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 4. detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft bij een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit vervaardigd worden;
  • j. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
    • 1. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bouwwerken;
    • 2. het gebruik van gronden en bouwwerken zodanig dat de licht-uitstraling vanuit de gevels van kassen, met minder dan 95% wordt gereduceerd;
    • 3. het gebruiken van de gronden ten behoeve van de bestemming Agrarisch - 1 zonder aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in bijlage 10, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - instandhoudingsverplichting";
    • 4. het verwijderen, vernielen en/of aantasten van (afschermen-de) beplanting anders dan ten behoeve van het normale onderhoud in afwijking van het per adres opgenomen inpassingsplan, zoals opgenomen in bijlage 10, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - instandhoudingsverplichting".
3.6 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het ge-stelde in bijlage 1, ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 3.1. en toestaan dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in bijlage 5 opgenomen bedrijvigheid, mits:
    • 1. het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel", "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel niet-grondgebonden agrarisch bedrijf" of "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf";
    • 2. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 lid 1.3.6. en 1.24.;
  • b. het bepaalde in lid 3.5. onder a en toestaan dat gronden en bouwwerken buiten het bouwvlak worden gebruikt voor het op-slaan van mest, mits:
    • 1. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 lid 1.3.2. en 1.24.;
  • c. het bepaalde in lid 3.5. onder e en toestaan dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één bedrijfswoning, mits:
    • 1. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 lid 1.4.1. onder b en 1.24.;
  • d. het bepaalde in lid 3.5. onder h en toestaan dat bomen en/of houtgewas ten behoeve van houtteelt, sier- en fruitteelt en/of andere opgaande teeltvormen worden aangeplant, mits:
    • 1. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 lid 1.3.7., 1.7. en 1.24.;
  • e. het bepaalde in lid 3.5. onder k en toestaan dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, mits:
    • 1. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 lid 1.11. en 1.24.
3.7 Aanlegvergunningen
3.7.1 Werken, geen bouwwerken zijnde

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijk ver-gunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas al dan niet aanwezig als erfbeplanting, wegbeplanting of schuilgelegenheid voor vee, niet zijnde bomen en/of houtgewas onderdeel uitmakend van een grondgebonden agrarische teelt, voorzover de Boswet en/of de gemeentelijke Kap- of Bomenverordening niet van toepassing is;
  • b. het aanplanten van bomen en/of houtgewas ten behoeve van wegbeplanting of schuilgelegenheid voor vee;
  • c. het verharden van perceel- en/of kavelontsluitingswegen buiten het bouwperceel met een grotere breedte dan 4,00 m;
  • d. het wijzigen van het verkavelings- en/of wijkenpatroon door het dempen en/of graven van (erf)sloten en/of andere watergangen, en het aanbrengen van kunstwerken, zoals dammen en stuwen;
  • e. het verwijderen en/of het aanleggen van een houtwal en/of hout-singel, voorzover de Boswet en/of de gemeentelijke Kap- of Bomenverordening niet van toepassing is;
  • f. het aanleggen van ondergrondse en/of bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen met een lengte minder dan 5 km;
  • g. het gedeeltelijk verwijderen van delen van karakteristieke ge-bouwen, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", of delen van de in 3.1. onder g bedoelde bijbehorende bouwwerken;
  • h. het gedeeltelijk verwijderen van delen van gebouwen met een streekeigen architectuur-/bouwstijl anders dan ten behoeve van de verbouw op grond van 3.2.1. onder m en n, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - streekeigen", of delen van de in 3.1. onder h bedoelde bijbehorende bouwwerken.
3.7.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.7.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a. het normale onderhoud of het normale agrarische gebruik betreffen;

b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

3.7.3 Voorwaarden

De in lid 3.7.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend met inachtneming van het gestelde in bijlage 1 onder 1.6.1., 1.6.2., 1.7., 1.8.a., 1.12. en 1.24.

De omgevingsvergunning bedoeld in 3.7.1. onder g en h kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is; of
  • b. het delen van een pand betreft, die op zichzelf niet als waardevol zijn aan te merken, en door het verwijderen daarvan geen on-evenredige aantasting van de karakteristieke waarden; of
  • c. toepassing wordt gegeven aan de afwijking genoemd in 3.4. onder c.;
  • d. advies wordt ingewonnen bij een onafhankelijk deskundige op het gebied van stedenbouw en landschap.
3.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het ge-stelde in bijlage 1, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de aan een bouwperceel grenzende gronden worden voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel", "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf" of "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel niet-grondgebonden agrarisch bedrijf", met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:
    • 1. de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 1,50 hectare, indien het bouwperceel gelegen is binnen een rood of geel gebied, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 7;
    • 2. de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 3,00 hectare, indien het bouwperceel gelegen is binnen een groen gebied, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 7;
    • 3. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 lid 1.3.1., 1.3.3., 1.3.4., 1.3.8.a. en 1.24.;
  • b. de aan een bouwperceel grenzende gronden worden voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel niet-grondgebonden agrarisch bedrijf", met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:
    • 1. deze wijzigingsbevoegdheid niet van toepassing is op bouw-percelen die gelegen zijn in de rode en gele gebieden, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 7;
    • 2. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de verbreding van de agrarische bedrijfsactiviteiten, zoals met de bouw van een biomassavergistingsinstallatie of een kleinschalig kampeerterrein;
    • 3. de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot met ten hoogste 0,50 hectare;
    • 4. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 lid 1.3.3., 1.3.4., 1.3.8.b. en 1.24.;
  • c. een ter plaatse aangegeven bouwperceel geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd of qua situering wordt gewijzigd, met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:
    • 1. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 lid 1.3.3., 1.3.4., 1.3.10. en 1.24.;
  • d. ter plaatse een nieuw bouwperceel ten behoeve van een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering wordt aangegeven, met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:
    • 1. de aanduiding 'bouwperceel niet-grondgebonden agrarisch bedrijf' of "bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf", met in-begrip van het daarbinnen gelegen bouwvlak wordt verwijderd, indien de bedrijfsactiviteiten van het niet-grondgebonden agrarisch bedrijf op een bestaand bouwperceel zijn beëindigd, dan wel vestiging op een bestaand bouw-perceel niet mogelijk is, in welk geval een nieuw bouwperceel wordt gelegd;
    • 2. deze wijzigingsbevoegdheid niet van toepassing is voor bouw-percelen die gelegen zijn in kwetsbare gebieden, zoals weer-gegeven in bijlage 10 van de toelichting, en de rode en gele gebieden, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 7, tenzij sprake is van vestiging op een bestaand bouwperceel;
    • 3. de aanduiding 'bouwperceel', met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, ter plaatse wordt aangebracht;
    • 4. de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste:
      • 1,00 hectare zal bedragen in een rood gebied;
      • 1,50 hectare zal bedragen in een geel gebied;
      • 3,00 hectare zal bedragen in een groen gebied;

zoals de gebieden zijn weergegeven op de kaart in bijlage 7;

    • 1. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 lid 1.3.9., 1.7. en 1.24.;
  • e. de aanduiding "opslag" ten behoeve van de opslag van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten buiten het bouw-perceel ter plaatse wordt aangebracht, mits:
    • 1. de oppervlakte van een opslagplaats al dan niet bestaande uit verharding ten behoeve van de opslag ten hoogste 1.000 m² zal bedragen;
    • 2. de oppervlakte van een mestsilo ten hoogste 1.500 m² zal bedragen;
    • 3. de hoogte van een mestsilo, exclusief afdekking, ten hoogste 6,00 m zal bedragen;
    • 4. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.3.2., 1.3.4., 1.7. en 1.24.;
  • f. de bestemming 'Agrarisch - 1' wordt gewijzigd in de bestemming 'Natuur' ten behoeve van natuurontwikkeling dan wel de aanleg van ecologische verbindingszones, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 6 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.17. onder a en c en 1.24.;
  • g. de bestemming 'Agrarisch - 1' wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf', 'Bedrijf - Agrarisch aanverwant', 'Dienstverlening - Agrarisch', 'Horeca', 'Maatschappelijk' (zorg en sociaal cultureel), 'Wonen' door het verwijderen van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel" of "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel niet-grondgebonden agrarisch bedrijf", met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van artikel 8, 9, 17, 18, 19, 31 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel", "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel niet-grondgebonden agrarisch bedrijf" of "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf";
    • 3. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.18. en 1.24.;
  • h. de bestemming 'Agrarisch - 1' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', ten behoeve van de nieuwbouw van een woonhuis op een invullocatie, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 31 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. deze wijzigingsbevoegdheid voor wat betreft de reeds bekend zijnde invullocaties wordt toegepast, ter plaatse van de aan-duiding "wijziging naar wonen van toepassing";
    • 3. deze wijzigingsbevoegdheid tevens moet voldoen aan de volgende criteria:
      • de woningbouw moet passen binnen de kaders van het gemeentelijk Woonplan en de afspraken binnen het provinciaal volkshuisvestingsbeleid;
      • bij de inrichting wordt een goede beeldkwaliteit nagestreefd middels het welstandstoezicht;
    • 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aan-grenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 5. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.24.


 

Artikel 4 Agrarisch - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch gebruik;
  • b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel”;
  • c. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in combinatie met een bestaande niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf” of “specifieke vorm van agrarisch - specifieke regeling”;
  • d. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel niet-grondgebonden agrarisch bedrijf”;
  • e. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bouwperceel bedragen, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - twee bedrijfswoningen toegestaan”;
  • f. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduidingen “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel”, “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel niet-grondgebonden agrarisch bedrijf” of “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf”;
  • g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van het esdorpenlandschap;
  • h. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van afschermende erfbeplanting, met de daarbij behorende erfsloot, direct aansluitend aan de zij- en achtergrenzen van het bouwvlak;
  • i. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van houtwallen en houtsingels;
  • j. doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer, waaronder waterberging;
  • k. cultuurgrond;
  • l. het in stand houden van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen, waaronder die van de al dan niet binnen het aanduidingsvlak in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zoals die per adres zijn beschreven in bijlage 9;
  • m. het in stand houden van de kenmerken van de bebouwing met een streekeigen architectuur-/bouwstijl waaronder die van de al dan niet binnen het aanduidingsvlak in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - streekeigen";

en mede bestemd voor:

  • n. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van een geluidsgevoelige bestemming vanwege geluidszoneringsplichtige inrichtingen, alsmede het waarborgen van voldoende geluidsruimte voor de activiteiten op het gezoneerde industrieterrein, ter plaatse van de aanduiding “Geluidszone industrie”;
  • o. het beschermen van de drinkwaterwinning, de drinkwaterproductie, de drinkwaterdistributie en de grondwaterkwaliteit van een grondwaterbeschermingsgebied, ter plaatse van de aanduiding “Milieuzone grondwaterbeschermingsgebied”;
  • p. de bescherming van de veiligheid als gevolg van de nabijheid van een LPG-punt, ter plaatse van de aanduiding “Veiligheidszone”;
  • q. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding “Vrijwaringszone molenbiotoop”;

met daaraan ondergeschikt:

  • r. openbare nutsvoorzieningen;
  • s. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • t. infrastructurele voorzieningen;
  • u. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • v. evenementen;
  • w. de opslag van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten buiten het bouwperceel, ter plaatse van de aanduiding “opslag”;

met de daarbijbehorende:

  • x. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
  • y. bedrijfswoningen, bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met ruimten voor mantelzorg, logiesverstrekking, dan wel een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit die zijn genoemd in bijlage 6;
  • z. bestaande torensilo's;
  • aa. veldschuren, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – veldschuur”, al dan niet met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;
  • ab. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er zullen uitsluitend gebouwen en overkappingen, niet zijnde kassen, ten behoeve van de in 4.1. genoemde functies worden gebouwd, waarbij deze bouwregels eveneens van toepassing zijn voor functies die na ontheffing van de gebruiksregels aan de agrarische bedrijven zijn toegevoegd;
  • b. de gebouwen en overkappingen zullen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel”, “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel niet-grondgebonden agrarisch bedrijf” of “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf”;
  • c. per gebied, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel”, “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel niet-grondgebonden agrarisch bedrijf” of “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf”, mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde agrarische bedrijvigheid worden gebouwd;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen ten behoeve van een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, zal per bouwperceel niet meer bedragen dan de oppervlakte voor stalruimte in combinatie met het bestaande aantal dieren, zoals opgenomen in bijlage 8;
  • e. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bouwvlak bedragen, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – twee bedrijfswoningen toegestaan”;
  • f. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, tenzij sprake is van het verplaatsen van de voorgevel waarbij aangesloten wordt bij de bestaande bebouwingskarakteristiek;
  • g. er zullen geen kassen, tunnelkassen en torensilo's worden gebouwd;
  • h. bijbehorende bouwwerken zullen tenminste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • i. vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zullen volledig binnen een afstand van 25,00 m vanuit het dichtstbijzijnde punt van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • j. de maatvoering van een gebouw zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale
oppervlakte  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
  per gebouw of overkapping   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw en overkappingen   #   -   7,00   20 =   60   15,00  
Bedrijfswoning   150 m² +   -   3,50   30   60   10,00  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   70 m²   3,50   -   60    
Torensilo   bestaand   -   -   -   -   bestaand  
Veldschuur   be-staand   -   bestaand   be-staand   be-staand   bestaand  
Bijbehorende bouwwerken bij een veldschuur   *   *   *   -   60   *  

# Bij gebouwen of overkappingen, die groter zijn dan 2.000 m³, op bouwpercelen gelegen binnen de gele en rode gebieden, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 7, dient het bouwplan vergezeld te gaan van een erfinrichtingsplan ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing en een goede ruimtelijke kwaliteitsverhouding tot de bestaande bebouwing;

* de (gezamenlijke) oppervlakte zal ten hoogste de oppervlakte van de bijbehorende veldschuur bedragen, met een maximum van 50 m². De goot- en bouwhoogte zal ten hoogste de goot- en bouwhoogte van de bijbehorende veldschuur bedragen;

= over een oppervlakte van ten hoogste 100 m² mag een bedrijfsgebouw of overkapping worden voorzien van een platte afdekking;

+ tenzij de bedrijfswoning inpandig is gevestigd in het oorspronkelijke boerderijpand, in welk geval de oppervlakte van de bedrijfswoning ten hoogste gelijk is aan de oppervlakte van het oorspronkelijke boerderijpand.

Ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", alsmede voor de in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken, gelden de volgende bouwregels:

  • k. een gebouw met een karakteristieke hoofdvorm zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" worden gebouwd, tenzij het een buiten het aanduidingsvlak gelegen bijbehorend bouwwerk betreft;
  • l. de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een karakteristieke hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, goothoogte en dakhelling bedragen.

Ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - streekeigen", alsmede voor de in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken, gelden de volgende bouwregels:

  • m. een gebouw met een hoofdvorm in een streekeigen architectuur-/bouwstijl zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - streekeigen" worden gebouwd, tenzij het een buiten het aanduidingsvlak gelegen bijbehorend bouwwerk betreft;
  • n. de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een streekeigen hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste voldoen aan de kenmerkende afmetingen van de verschillende streekeigen architectuur-/bouwstijlen, zoals beschreven in bijlage 9, waarbij deels buiten de aanduidingsgrenzen mag worden gebouwd;
  • o. indien sprake is van een boerderijpand met een oorspronkelijke hoofdvorm, alsmede voor de in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken (en geen aanduiding "karakteristiek of "specifieke bouwaanduiding - streekeigen" is aangegeven) geldt de volgende bouwregel: de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een oorspronkelijke hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste voldoen aan de bestaande hoofdvorm dan wel een daarmee minimaal gelijkwaardige hoofdvorm voor wat betreft de streekeigen vormgeving waarbij deels buiten de bestaande plattegrond mag worden gebouwd.
4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. silo's, platen en bassins zullen uitsluitend worden gebouwd binnen het ter plaatse aangegeven bouwvlak, tenzij het betreft de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - sleufsilo” en/of “specifieke vorm van agrarisch – mestsilo”, in welk geval een bestaande sleufsilo buiten het bouwvlak is toegestaan;
  • b. de hoogte van perceelafscheidingen buiten de bouwpercelen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • c. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen op de bouwpercelen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en het verlengde daarvan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • d. er zullen geen windmolens worden gebouwd;
  • e. de hoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • f. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal binnen het bouwperceel ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • g. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal buiten het bouwperceel ten hoogste 5,00 m bedragen.

Specifieke nadere eisen

4.3 Specifieke nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, in aanvulling op hetgeen in artikel 39 en 45 en bijlage 1 is geregeld, specifieke nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van een goede ordening en afstemming van de nieuwe bebouwing ten opzichte van de bestaande bebouwing en erfinrichting, de landschappelijk karakteristiek en/of de landschappelijke structuur.

Ontheffing van de Bouwregels

4.4 Ontheffing van de Bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.1. onder d en toestaan dat ten behoeve van een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het houden van dieren de oppervlakte aan stalruimte, al dan niet in combinatie met een uitbreiding van het aantal dieren, wordt vergroot, mits:
    • 1. de uitbreiding van het aantal dieren ten hoogste het in bij-lage 8 aangegeven aantal dieren zal bedragen, waarbij, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding "speci-fieke regeling, het gezamenlijke aantal dieren per bedrijf niet meer zal bedragen dan is aangegeven in bijlage 8;
    • 2. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.3.1., 1.3.3., 1.3.4. en 1.24.;
  • b. het bepaalde in lid 4.2.2. onder d en toestaan dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 15,00 m, mits:
    • 1. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 lid 1.24;
  • c. het bepaalde in 4.2.1. onder l in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de karakteristieke hoofdvorm, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm en gevelindeling van het karakteristieke gebouw; dan wel
    • 2. indien afgeweken wordt van de karakteristieke hoofdvorm en gevelindeling van het karakteristieke gebouw advies wordt ingewonnen bij een onafhankelijk deskundige op het gebied van stedenbouw en landschap, waarbij de criteria van de nota "karakteristieke objecten in Vlagtwedde" van toepassing zijn.
  • d. het bepaalde in lid 4.2.1. onder n in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen van een streekeigen boerderijpand en bijbehorende bouwwerken, mits:
    • 1. er vanuit architectonisch oogpunt een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en het omgevingsbeeld wordt bewerkstelligd;
    • 2. de bouwhoogte van het woonhuis ten hoogste 12,00 m zal bedragen en het woonhuis zal worden voorzien van een kap;
    • 3. de bouwregels voor bijbehorende bouwwerken zijn van overeenkomstige toepassing;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • e. het bepaalde in lid 4.2.1. onder b in die zin dat schuilstallen ten behoeve van hobbymatig agrarisch gebruik buiten een bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van een schuur ten hoogste 25 m² zal bedragen;
    • 2. de goothoogte van een schuur ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
    • 3. de schuur op een afstand van ten minste 30 m vanaf het meest nabij gelegen woonperceel wordt gebouwd;
    • 4. het perceel op een goede wijze zal worden ontsloten;
    • 5. ten hoogste 1 schuilstal per gebruiker wordt gebouwd en gebruikt;
    • 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten buiten het bouwvlak, met uitzondering van tijdelijke opslag van akkerbouwproducten (maximaal zes maanden);
  • b. het opslaan van niet-agrarische producten, auto's, caravans en boten, anders dan in gebouwen;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen en paden, anders paden dan ten behoeve van het agrarisch gebruik of ruiterpaden;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel niet-grondgebonden agrarisch bedrijf”, “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf” of “specifieke vorm van agrarisch - specifieke regeling”;
  • e. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de verkoop van eigen en streekeigen producten;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan logiesverstrekking in de bedrijfswoning, bijbehorende bouwwerken en karakteristieke vrijstaande, oude in ren bij de bedrijfswoning waarbij niet meer dan 3 of, in geval van deelname aan het project 'Sprong over het veen', 6 logieseenheden per agrarisch bedrijf mogen worden gevestigd;
  • h. het gebruik van de gronden ten behoeve van bosbouw, houtteelt of andere opgaande teeltvormen, niet zijnde boomgaarden op erven bij woonhuizen en boerderijen;
  • i. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 90 m² bedraagt, met dien verstande dat delen van bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken die op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet worden gebruikt voor het wonen ook mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
    • 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 4. detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft bij een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit vervaardigd worden;
  • j. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  • k. het scheuren en frezen van de zode anders dan ten behoeve van graslandverbetering en/of herinzaai, ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied natuur';
  • l. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;
  • m. het gebruik van gronden en bouwwerken zodanig dat de lichtuitstraling vanuit de gevels van kassen, met minder dan 95% wordt gereduceerd;
  • n. het gebruiken van de gronden ten behoeve van de bestemming Agrarisch - 2 zonder aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in bijlage 10, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - instandhoudingsverplichting";
  • o. het verwijderen, vernielen en/of aantasten van (afschermende) beplanting anders dan ten behoeve van het normale onderhoud in afwijking van het per adres opgenomen inpassingsplan, zoals opgenomen in bijlage 10, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - instandhoudingsverplichting".
4.6 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 4.1. en toestaan dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in bijlage 5 opgenomen bedrijvigheid, mits:
    • 1. het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel”, “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel niet-grondgebonden agrarisch bedrijf” of “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf”;
    • 2. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 lid 1.3.6., 1.16. en 1.24.;
  • b. het bepaalde in lid 4.5. onder e en toestaan dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één bedrijfswoning, mits:
    • 1. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 lid 1.4.1. onder b en 1.24.;
  • c. het bepaalde in lid 4.5. onder h en toestaan dat bomen en/of houtgewas ten behoeve van houtteelt, sier- en fruitteelt en/of andere opgaande teeltvormen worden aangeplant, mits:
  • d. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 lid 1.3.7., 1.7. en 1.24.;
  • e. het bepaalde in lid 4.5. onder l en toestaan dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bouwwerken, mits:
    • 1. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 lid 1.11. en 1.24.
4.7 Aanlegvergunningen
4.7.1 Werken, geen bouwwerken zijnde

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijk vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas al dan niet aanwezig als erfbeplanting, wegbeplanting of schuilgelegenheid voor vee, niet zijnde bomen en/of houtgewas onderdeel uitmakend van een grondgebonden agrarische teelt, voorzover de Boswet en/of de gemeentelijke Kap- of Bomenverordening niet van toepassing is;
  • b. het aanplanten van bomen en/of houtgewas ten behoeve van wegbeplanting of schuilgelegenheid voor vee;
  • c. het verharden van perceel- en/of kavelontsluitingswegen buiten het bouwperceel met een grotere breedte dan 4,00 m;
  • d. het wijzigen van het verkavelings- en/of wijkenpatroon door het dempen en/of graven van (erf)sloten en/of andere watergangen, en het aanbrengen van kunstwerken zoals dammen en stuwen;
  • e. het verwijderen en/of aanleggen van houtwallen en/of houtsingels, voorzover de Boswet en/of de gemeentelijke Kap- of Bomenverordening niet van toepassing is;
  • f. het aanleggen van ondergrondse en/of bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen met een lengte minder dan 5 km;
  • g. het bezanden, egaliseren, diepploegen en mengwoelen van gronden en/of het op een andere wijze ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur en/of de bodemsamenstelling dan wel de bodemopbouw, ter plaatse van de aanduiding “Wetgevingszone - wijzigingsgebied natuur”;
  • h. het scheuren en frezen van de zode ten behoeve van graslandverbetering en/of herinzaai, ter plaatse van de aanduiding “Wetgevingszone - wijzigingsgebied natuur”;
  • i. het gedeeltelijk verwijderen van delen van karakteristieke gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" , of delen van de in 4.1. onder aa bedoelde bijbehorende bouwwerken;
  • j. het gedeeltelijk verwijderen van delen van gebouwen met een streekeigen architectuur-/bouwstijl anders dan ten behoeve van de verbouw op grond van 4.2.1. onder m en n, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - streekeigen", of delen van de in 4.1. onder aa bedoelde bijbehorende bouwwerken.
4.7.2 Uitzondering

Het in lid 4.7.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud of het normale agrarische gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.7.3 Voorwaarden

De in lid 4.7.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend met inachtneming van het gestelde in bijlage 1 onder 1.6.1., 1.6.3., 1.7., 1.8.a., 1.12., 1.16. en 1.23.

De omgevingsvergunning bedoeld in 4.7.1. onder i en j kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is; of
  • b. het delen van een pand betreft, die op zichzelf niet als waardevol zijn aan te merken, en door het verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke waarden; of
  • c. toepassing wordt gegeven aan de afwijking genoemd in 4.4. onder c.;
  • d. advies wordt ingewonnen bij een onafhankelijk deskundige op het gebied van stedenbouw en landschap.
4.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de aan een bouwperceel grenzende gronden worden voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel” of “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf”, met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:
    • 1. de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 1,50 hectare, waarbij het bebouwingspercentage van het totale bouwvlak niet meer dan 50% mag bedragen, indien het bouwperceel gelegen is binnen een rood of geel gebied, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 7;
    • 2. de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 3,00 hectare, indien het bouwperceel gelegen is binnen een groen gebied, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 7;
    • 3. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 lid 1.3.3., 1.3.4., 1.3.8. onder a, 1.16. en 1.24.;
  • b. een ter plaatse aangegeven bouwperceel geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd of qua situering wordt gewijzigd, met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:
    • 1. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 lid 1.3.3., 1.3.4., 1.3.10., 1.16. en 1.24.;
  • c. ter plaatse een nieuw bouwperceel ten behoeve van een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering wordt aangegeven, met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouw-vlak, mits:
    • 1. de aanduiding 'bouwperceel niet-grondgebonden agrarisch bedrijf' of "bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf", met inbegrip van het daarbinnen gelegen bouwvlak wordt ver-wijderd, indien de bedrijfsactiviteiten van het niet-grondgebonden agrarisch bedrijf op een bestaand bouw-perceel zijn beëindigd;
    • 2. de aanduiding 'bouwperceel', met inbegrip van een daar-binnen gelegen bouwvlak, ter plaatse wordt aangebracht;
    • 3. de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste:
      • 1,00 hectare zal bedragen in een rood gebied;
      • 1,50 hectare zal bedragen in een geel gebied;
      • 3,00 hectare zal bedragen in een groen gebied;

zoals die gebieden zijn weergegeven op de kaart in bijlage 7;

    • 1. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 lid 1.3.9., 1.7., 1.16. en 1.24.;
  • d. ter plaatse een nieuw bouwperceel ten behoeve van een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering wordt aangegeven, met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:
    • 1. de aanduiding 'bouwperceel niet-grondgebonden agrarisch bedrijf' of “bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf”, met inbegrip van het daarbinnen gelegen bouwvlak wordt verwijderd, indien de bedrijfsactiviteiten van het niet-grondgebonden agrarisch bedrijf op een bestaand bouwperceel zijn beëindigd;
    • 2. de aanduiding 'bouwperceel', met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, ter plaatse wordt aangebracht;
    • 3. de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste
    • 4. 1,00 hectare zal bedragen in een rood gebied;
    • 5. 1,50 hectare zal bedragen in een geel gebied;
    • 6. 3,00 hectare zal bedragen in een groen gebied;
    • 7. zoals die gebieden zijn weergegeven op de kaart in bijlage 7;
    • 8. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 lid 1.3.9., 1.7., 1.16. en 1.24.;
  • e. de aanduiding “opslag” ten behoeve van de opslag van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten buiten het bouwperceel ter plaatse wordt aangebracht, mits:
    • 1. de oppervlakte van een opslagplaats al dan niet bestaande uit verharding ten behoeve van de opslag ten hoogste 1.000 m² zal bedragen;
    • 2. de oppervlakte van een mestsilo ten hoogste 1.500 m² zal bedragen;
    • 3. de hoogte van een mestsilo, exclusief afdekking, ten hoogste 6,00 m zal bedragen;
    • 4. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.3.2., 1.3.4., 1.7. en 1.24.;
  • f. de bestemming 'Agrarisch - 2' wordt gewijzigd in de bestemming 'Natuur' ten behoeve van natuurontwikkeling en/of de verwerving van reservaatsgebieden, mits:
    • 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend toegepast mag worden op gronden die ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “Wetgevingszone - wijzigingsgebied natuur”;
    • 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 6 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 3. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.16., 1.17. onder a en b en 1.24.;
  • g. de bestemming 'Agrarisch - 2' wordt gewijzigd in de bestemming 'Natuur' ten behoeve van natuurontwikkeling dan wel de aanleg van ecologische verbindingszones, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 6 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.16., 1.17. onder a en c en 1.24.;
  • h. de bestemming 'Agrarisch - 2' wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf', 'Bedrijf - Agrarisch aanverwant', 'Dienstverlening - Agrarisch', 'Horeca', 'Maatschappelijk (zorg en sociaal cultureel)' of 'Wonen' of door het verwijderen van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel” of “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel niet-grondgebonden agrarisch bedrijf”, met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van artikel 8, 9, 17, 18, 19 of 31 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel” of “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel niet-grondgebonden agrarisch bedrijf”;
    • 3. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.18. en 1.24.

Artikel 5 Bos

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bosbeheer en houtproductie;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van de bosgebieden;
  • c. een gronddepot, ter plaatse van de aanduiding “gronddepot”;
  • d. de bescherming van het gebied Lieftinghsbroek, dat ter plaatse is voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van bos - Natura 2000-gebied Lieftinghsbroek”, door het voorkómen van significant negatieve aantasting van de natuurlijke kenmerken van het gebied;

en mede bestemd voor:

  • e. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van een geluidsgevoelige bestemming vanwege geluidszoneringsplichtige inrichtingen, alsmede het waarborgen van voldoende geluidsruimte voor de activiteiten op het gezoneerde industrieterrein, ter plaatse van de aanduiding “Geluidszone industrie”;
  • f. het beschermen van de gronden tegen fysische bodemaantasting, ter plaatse van de aanduiding “Milieuzone fysische bodemaantasting”;
  • g. het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een LPG-station, ter plaatse van de aanduiding “Veiligheidszone”;
  • h. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding “Vrijwaringszone molenbiotoop”;
  • i. met daaraan ondergeschikt:
  • j. het extensief agrarisch medegebruik;
  • k. het extensief dagrecreatief medegebruik en het educatief medegebruik;
  • l. infrastructurele voorzieningen;
  • m. openbare nutsvoorzieningen;
  • n. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder waterberging;
  • o. sloten, poelen, beken, en daarmee gelijk te stellen water;
  • p. met de daarbijbehorende:
  • q. gebouwen ten behoeve van de jacht of de natuurbeleving;
  • r. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 5.1. onder o genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste 5,00 m² bedragen;
  • b. de hoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
  • c. Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met de bestemming, zoals bedoel in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  • b. het egaliseren, ontgronden en/of diepploegen van gronden;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden.
5.4 Aanlegvergunningen

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van bomen en/of houtgewas, voorzover de Boswet en/of de gemeentelijke kap- of bomenverordening niet van toepassing is;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het dempen, graven, baggeren en/of verbreden van sloten, poelen, beken en/of andere watergangen en/of -partijen;
  • d. het verbreden van bestaande en/of het aanleggen van nieuwe halfverharde en/of verharde wegen en paden;
  • e. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
  • f. het afgraven en/of ophogen van de gronden.
5.4.1 Uitzonderingen

Het in lid 5.4.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of het normale bos- en natuurbeheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. het gebruik van gronddepots betreffen, indien sprake is van werken en werkzaamheden genoemd onder 5.4.1. onder a, c en f, en voorzover de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “gronddepot”.
5.4.2 Voorwaarden

De in lid 5.4.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend met inachtneming van het gestelde in bijlage 1 onder 1.6.1., 1.6.5., 1.7., 1.9.1. en 1.24.

Artikel 6 Natuur

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • b. waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterberging;
  • c. sloten, poelen, beken, en daarmee gelijk te stellen water;
  • d. een helofytenfilterveld, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van natuur – helofytenveld”;

en mede bestemd voor:

  • e. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding “Vrijwaringszone molenbiotoop”;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. het extensief agrarisch medegebruik;
  • g. het extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  • h. infrastructurele voorzieningen;
  • i. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • j. gebouwen ten behoeve van de jacht of de natuurbeleving;
  • k. een gebouw ten behoeve van een schaapskooi, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - schaapskooi";
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen in lid 6.1. onder j

Voor het bouwen van de in lid 6.1. onder j genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste 5,00 m² bedragen;
  • b. de hoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
6.2.2 Gebouw ten behoeve van een schaapskooi

Voor het bouwen van een gebouw ten behoeve van een schaapskooi gelden de volgende regels:

  • a. het gebouw zal uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - schaapskooi";
  • b. de goothoogte van het gebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • c. de dakhelling van het gebouw zal ten minste 20° bedragen.
6.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen windmolens worden gebouwd;
  • b. de hoogte van een overig bouwwerk ten behoeve van vogelobservatie zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  • b. het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander grondgebruik;
  • c. het aanleggen van drainage;
  • d. het dempen van sloten, poelen, beken en/of andere watergangen en/of -partijen;
  • e. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
6.4 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 6.3. onder f en toestaan dat ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik (half)verharding wordt aangebracht in de vorm van ondergeschikte parkeervoorzieningen, mits:
    • 1. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 lid 1.24.
6.5 Aanlegvergunningen
6.5.1 Aanlegvergunningplichtige werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het af- en/of vergraven van gronden;
  • b. het aanplanten en/of verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de aanplant en/of verwijdering van bodem- en oevervegetaties, voorzover de Boswet en/of de gemeentelijke kap- of bomenverordening niet van toepassing is;
  • c. het dempen, graven, baggeren en/of verbreden van sloten, poelen, beken en/of andere watergangen en/of -partijen;
  • d. het verbreden van bestaande en/of het aanleggen van nieuwe halfverharde en/of verharde wegen en paden;
  • e. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik.
6.5.2 Uitzondering

Het in lid 6.4.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of het normale natuurbeheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
6.5.3 Voorwaarden

De in lid 6.4.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend met inachtneming van het gestelde in bijlage 1 onder 1.6.1., 1.6.4., 1.9.1. en 1.24.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kanalen, beken, sloten, vaarten, plassen, en daarmee gelijk te stellen waterlopen en -partijen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging, het behoud van de natuurlijke en landschappelijke waarden en de recreatievaart;
  • b. kaden, dijken en oeverstroken en het behoud van de landschappelijke en natuurlijke waarden daarvan;
  • c. een glacis, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van water – glacis”;
  • d. bruggen, dammen en duikers;
  • e. paden;
  • f. recreatief medegebruik van het water en de oevers;
  • g. en mede bestemd voor:
  • h. diepe waterplassen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water - diepe waterplas";
  • i. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van een geluidsgevoelige bestemming vanwege geluidszoneringsplichtige inrichtingen, alsmede het waarborgen van voldoende geluidsruimte voor de activiteiten op het gezoneerde industrieterrein, ter plaatse van de aanduiding “Geluidszone industrie”;
  • j. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding “Vrijwaringszone molenbiotoop”;
  • k. met de daarbijbehorende:
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

7.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. er zullen geen windmolens worden gebouwd;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
7.3 Ontheffing van de Bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 7.2.2. en toestaan dat tevens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op de wijze van bruggen, dammen en/of duikers worden gebouwd ten behoeve van een landbouwkundige noodzaak, mits:
    • 1. met name rekening wordt gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.24.
7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden als permanente ligplaats voor vaartuigen en/of woonschepen;
  • b. het dempen en/of het geheel of gedeeltelijk verondiepen van diepe waterplassen, anders dan ten behoeve van het afwerken van diepe waterplassen en aanpassingen aan de oevers, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water - diepe waterplas".

Hoofdstuk 3 OVERIGE BESTEMMINGSREGELS

Artikel 8 Bedrijf

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van bedrijven, welke zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2, alsmede bedrijven die zijn genoemd in bijlage 3 bij het volgnummer dat in het bestemmingsvlak is aangegeven, niet zijnde geluidszoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  • b. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van bedrijven in combinatie met detailhandel, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;
  • c. een verkooppunt van motorbrandstoffen, inclusief LPG, ter plaatse van de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen met lpg”;
  • d. bedrijfswoningen, bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met ruimten voor mantelzorg, logiesverstrekking, dan wel een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit die zijn genoemd in bijlage 6;
  • e. het in stand houden van de ruimtelijke relevante kenmerken van de gebouwen, dan wel een minimaal daarmee voor wat betreft de streekeigen vormgeving gelijkwaardige hoofdvorm, alsmede voor de al dan niet binnen het aanduidingsvlak in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - oorspronkelijke hoofdvorm";
  • f. het in stand houden van de kenmerken van de bebouwing met een streekeigen architectuur-/bouwstij, waaronder die van de al dan niet binnen het aanduidingsvlak in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding ”specifieke bouwaanduiding – streekeigen”;

en mede bestemd voor:

  • g. het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een LPG-station, ter plaatse van de aanduiding “Veiligheidszone”;
  • h. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding “Vrijwaringszone molenbiotoop”;
  • i. specifieke vorm van bedrijven, voorzien van de volgende aanduidingen:

Specifieke vorm van bedrijf – 1   Ambachtelijke smederij  
Specifieke vorm van bedrijf – 2   Loonwerk en onderhoud  
Specifieke vorm van bedrijf - 3   Verkooppunt van motorbrandstoffen met LPG  
Specifieke vorm van bedrijf - 4   Autoschadeherstelbedrijf  
Specifieke vorm van bedrijf - 7   Kantoor Staatsbosbeheer in combinatie met agrarische activiteiten  
Specifieke vorm van bedrijf - 8   Assemblage aanhangwagens, carports, overkappingen en tuinhuisjes en daarmee verband houdende las- en constructiewerkzaamheden  
Specifieke vorm van bedrijf - 9   Tegelkachelfabrikant  
Specifieke vorm van bedrijf - 11   Stomerij/wasserij  
Specifieke vorm van bedrijf - 12   Landbouwmechanisatiebedrijf, verkoop van landbouwmachines en aardappelbewaring  
Specifieke vorm van bedrijf - 14   Depot Waterschap  
Specifieke vorm van bedrijf - 17   Garagebedrijf met verkooppunt van motorbrandstoffen met LPG  
Specifieke vorm van bedrijf - 21   Dakbedekkingsbedrijf  
Specifieke vorm van bedrijf - 22.   Houthandel en bouwtechnisch advies- en montagebedrijf  
Specifieke vorm van bedrijf - 23   Timmer-, schilders- en bestratingsbedrijf  
Specifieke vorm van bedrijf - 27   Bouwbedrijf  
Specifieke vorm van bedrijf - 28   Kraanverhuur  
Specifieke vorm van bedrijf - 32   Vleesbedrijf  
Specifieke vorm van bedrijf - 33   Waterschap  
Specifieke vorm van bedrijf - 36   Constructiebedrijf  
Specifieke vorm van bedrijf - 37   Aannemersbedrijf  

met daaraan ondergeschikt:

  • j. wegen en paden;
  • k. water;

met de daarbijbehorende:

  • l. tuinen, erven en terreinen;
  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 8.1. sub a t/m d genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de in 8.1. genoemde functies worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “bedrijfswoning uitgesloten”;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, zal per bestemmingsvlak ten hoogste 120% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, bedragen;
  • d. de oppervlakte van een bedrijfswoning zal niet meer bedragen dan 150 m², tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen en tenzij de bedrijfswoning inpandig is gevestigd in het oorspronkelijke boerderijpand, in welk geval de oppervlakte van de bedrijfswoning ten hoogste gelijk is aan de oppervlakte van het oorspronkelijke boerderijpand;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, tenzij sprake is van het verplaatsen van de voorgevel waarbij aangesloten wordt bij de bestaande bebouwingskarakteristiek;
  • f. de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, bijbehorende bouwwerken zullen tenminste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • g. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw of overkapping   Maximale gezamenlijke
oppervlakte  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
    max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   5,00   20   60   12,00  
Bedrijfswoning   -   3,50   30   60   10,00  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   70 m²   3,50   -   60   -  

Ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - streekeigen", alsmede voor de in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken, gelden de volgende bouwregels:

  • h. een gebouw met een hoofdvorm in een streekeigen architectuur-/bouwstijl zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - streekeigen" worden gebouwd, tenzij het een buiten het aanduidingsvlak gelegen bijbehorend bouwwerk betreft;
  • i. de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een streekeigen hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste voldoen aan de kenmerkende afmetingen van de verschillende streekeigen architectuur-/bouwstijlen, zoals beschreven in bijlage 9, waarbij deels buiten de aanduidingsgrenzen mag worden gebouwd.

Ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - oorspronkelijke hoofdvorm", alsmede voor de in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken, gelden de volgende bouwregels:

  • j. een gebouw met waardevolle ruimtelijk relevante kenmerken voor wat betreft de streekeigen vormgeving zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - oorspronkelijke hoofdvorm" worden gebouwd, tenzij het een buiten het aanduidingsvlak gelegen bijbehorend bouwwerk betreft;
  • k. de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een oorspronkelijke hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste voldoen aan de bestaande hoofdvorm dan wel een daarmee minimaal gelijkwaardige hoofdvorm voor wat betreft de streekeigen vormgeving waarbij deels buiten de aanduidingsgrenzen mag worden gebouwd.
8.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en het verlengde daarvan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen windmolens worden gebouwd;
  • c. de hoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
8.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 8.2.1. onder c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, per bestemmingsvlak wordt vergroot tot ten hoogste 150% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, mits:
    • 1. deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast in combinatie met de sanering van overtollige bouwwerken, waaronder silo's, bassins, overkappingen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken;
    • 2. de oppervlakte van de uitbreiding van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, niet meer bedraagt dan 70% van de te saneren oppervlakte aan bouwwerken;
    • 3. de toepassing van deze ontheffing tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing bij bedrijven plaatsvindt ten gunste van de landschappelijke waarden en de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld;
    • 4. met name rekening wordt gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.24.
  • b. het bepaalde in lid 8.2.1. onder i in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen van een streekeigen boerderijpand en bijbehorende bouwwerken, mits:
    • 1. er vanuit architectonisch oogpunt een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en het omgevingsbeeld wordt bewerkstelligd;
    • 2. de bouwhoogte van het woonhuis ten hoogste 12,00 m zal bedragen en het woonhuis zal worden voorzien van een kap;
    • 3. de bouwregels voor bijbehorende bouwwerken zijn van overeenkomstige toepassing;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan logiesverstrekking in de bedrijfswoning, bijbehorende bouwwerken en in karakteristieke vrijstaande, oude boerderijschuren bij de bedrijfswoning, waarbij niet meer dan 3 of, in geval van deelname aan het project 'Sprong over het veen', 6 logieseenheden per bedrijfswoning mogen worden gevestigd;
  • b. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'detailhandel' dan wel het detailhandel in motorbrandstoffen betreft, ter plaatse van de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen met lpg”;
  • d. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, bijbehorende bouwwerken, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het bedrijf of beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 90 m² bedraagt, met dien verstande dat delen van bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken die op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet worden gebruikt voor het wonen ook mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
    • 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 4. detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft bij een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit vervaardigd worden;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  • f. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken.
8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouwen en zijnde, of van werkzaamheden
8.5.1 Vergunningen

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het gedeeltelijk verwijderen van delen van gebouwen met een streekeigen architectuur-/bouwstijl anders dan ten behoeve van de verbouw op grond van 8.2.1. onder h en i, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - streekeigen", of delen van de in 8.1. onder f bedoelde bijbehorende bouwwerken.
8.5.2 Uitzondering

Het in 8.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.

8.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is; of
  • b. het delen van een pand betreft, die op zichzelf niet als waardevol zijn aan te merken, en door het verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke waarden; of
  • c. toepassing wordt gegeven aan de afwijking genoemd in 8.3. onder b.;
  • d. advies wordt ingewonnen bij een onafhankelijk deskundige op het gebied van stedenbouw en landschap.
8.6 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 8.1. onder a en toestaan dat de gronden en bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bedrijven, welke naar de aard en de invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de genoemde bedrijven, alsmede met bedrijven begrepen onder de categorieën 1 en 2 in bijlage 2, mits:
    • 1. het niet betreft geluidszoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    • 2. het niet betreft detailhandelsbedrijven;
    • 3. met name rekening wordt gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.5. en 1.24.;
  • b. het bepaalde in lid 8.4. onder c en toestaan dat de gronden en bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:
    • 1. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 60 m², zal bedragen;
    • 2. met name rekening wordt gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.10. en 1.24.;
  • c. het bepaalde in lid 8.4. onder f en toestaan dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bouwwerken, mits:
    • 1. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 lid 1.11. en 1.24.
8.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - oorspronkelijke hoofdvorm" wordt verwijderd, mits:
    • 1. er vanuit architectonisch oogpunt een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en het omgevingsbeeld wordt bewerkstelligd;
    • 2. de bouwhoogte van het woonhuis ten hoogste 12,00 m zal bedragen en het woonhuis zal worden voorzien van een kap;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. de bestemming 'Bedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch aanverwant', 'Dienstverlening - Agrarisch', 'Horeca', 'Maatschappelijk' (zorg en sociaal cultureel) of 'Wonen' ten behoeve van een functieverandering van een bestemmingsvlak, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van artikel 9, 17, 18, 19 of 31 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.20., 1.21. en 1.24.

Artikel 9 Bedrijf - Agrarisch aanverwant

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Agrarisch aanverwant' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van agrarisch aanverwante bedrijven, bijvoorbeeld in de vorm van bijzondere paardenhouderijen, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen aanverwante agrarische bedrijvigheid, al dan niet in combinatie een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. bedrijfswoningen, bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met ruimten voor mantelzorg, logiesverstrekking, dan wel een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit die zijn genoemd in bijlage 6;
  • c. het in stand houden van de kenmerken van de bebouwing met een streekeigen architectuur-/bouwstijl, waaronder die van de al dan niet binnen het aanduidingsvlak in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding ”specifieke bouwaanduiding – streekeigen”;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. wegen en paden;
  • e. water;

met de daarbijbehorende:

  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 9.1. sub a en b genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de in 9.1. genoemde functies worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. het bebouwingspercentage zal per bestemmingsvlak ten hoogste 50% bedragen;
  • d. de oppervlakte van een bedrijfswoning zal niet meer bedragen dan 150 m², tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen en tenzij de bedrijfswoning inpandig is gevestigd in het oorspronkelijke boerderijpand, in welk geval de oppervlakte van de bedrijfswoning ten hoogste gelijk is aan de oppervlakte van het oorspronkelijke boerderijpand;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, tenzij sprake is van het verplaatsen van de voorgevel waarbij aangesloten wordt bij de bestaande bebouwingskarakteristiek;
  • f. de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, bijbehorende bouwwerken zullen tenminste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • g. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw of overkapping   Maximale gezamenlijke
oppervlakte  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
    max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   5,00   20   60   12,00  
Bedrijfswoning   -   3,50   30   60   10,00  
Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning   70 m²   3,50   -   60   -  

  • h. indien sprake is van een boerderijpand met een oorspronkelijke, alsmede voor de in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken (en geen aanduiding "karakteristiek of "specifieke bouwaanduiding - streekeigen" is aangegeven) geldt de volgende bouwregel: de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een oorspronkelijke hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste voldoen aan de bestaande hoofdvorm dan wel een daarmee minimaal gelijkwaardige hoofdvorm voor wat betreft de streekeigen vormgeving waarbij deels buiten de bestaande plattegrond mag worden gebouwd;

Ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding – streekeigen" , alsmede voor de in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken, gelden de volgende bouwregels:

  • i. een gebouw met een hoofdvorm in een streekeigen architectuur-/bouwstijl zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - streekeigen" worden gebouwd, tenzij het een buiten het aanduidingsvlak gelegen bijbehorend bouwwerk betreft;
  • j. de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een streekeigen hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste voldoen aan de kenmerkende afmetingen van de verschillende streekeigen architectuur-/bouwstijlen, zoals beschreven in bijlage 9, waarbij deels buiten de aanduidingsgrenzen mag worden gebouwd.
9.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en het verlengde daarvan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen windmolens worden gebouwd;
  • c. de hoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
9.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, ontheffing verlenen van:

  • e. het bepaalde in lid 9.2.1. onder c en toestaan dat het bebouwingspercentage per bestemmingsvlak wordt vergroot met ten hoogste 10%, mits:
    • 1. deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast in combinatie met de sanering van overtollige bouwwerken, waaronder silo's, bassins, overkappingen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken;
    • 2. de oppervlakte van de uitbreiding van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, niet meer bedraagt dan 70% van de te saneren oppervlakte aan bouwwerken;
    • 3. de toepassing van deze ontheffing tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing bij agrarisch aanverwante bedrijven plaatsvindt ten gunste van de landschappelijke waarden en de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld;
    • 4. met name rekening wordt gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.24.
  • f. het bepaalde in lid 9.2.1. onder i in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen van een streekeigen boerderijpand en bijbehorende bouwwerken, mits:
  • g. er vanuit architectonisch oogpunt een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en het omgevingsbeeld wordt bewerkstelligd;
  • h. de bouwhoogte van het woonhuis ten hoogste 12,00 m zal bedragen en het woonhuis zal worden voorzien van een kap;
  • i. de bouwregels voor bijbehorende bouwwerken zijn van overeenkomstige toepassing;
  • j. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan logiesverstrekking in de bedrijfswoning, bijbehorende bouwwerken en in karakteristieke vrijstaande, oude boerderijschuren bij de bedrijfswoning, waarbij niet meer dan 3 of, in geval van deelname aan het project 'Sprong over het veen', 6 logieseenheden per bedrijfswoning mogen worden gevestigd;
  • b. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van manegeactiviteiten met de daarbijbehorende horecadoeleinden, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “manege”;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • e. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het bedrijf of beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 90 m² bedraagt, met dien verstande dat delen van bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken die op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet worden gebruikt voor het wonen ook mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
    • 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 4. detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft bij een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit vervaardigd worden;
  • f. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  • g. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken.
9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5.1 Vergunningen

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het gedeeltelijk verwijderen van delen van gebouwen met een streekeigen architectuur-/bouwstijl anders dan ten behoeve van de verbouw op grond van 9.2.1. onder i en j, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - streekeigen", of delen van de in 9.1. onder c bedoelde bijbehorende bouwwerken;
9.5.2 Uitzondering

Het in 9.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.

9.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is; of
  • b. het delen van een pand betreft, die op zichzelf niet als waardevol zijn aan te merken, en door het verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke waarden; of
  • c. toepassing wordt gegeven aan de afwijking genoemd in 9.3. onder b.;
  • d. advies wordt ingewonnen bij een onafhankelijk deskundige op het gebied van stedenbouw en landschap.
9.6 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 9.4. onder d en toestaan dat de gronden en bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:
    • 1. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 60 m², zal bedragen;
    • 2. met name rekening wordt gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.10. en 1.24.;
  • b. het bepaalde in lid 9.4. onder g en toestaan dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, mits:
    • 1. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 lid 1.11. en 1.24.
9.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch aanverwant' wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf', 'Dienstverlening - Agrarisch', 'Horeca', 'Maatschappelijk' (zorg en sociaal cultureel) of 'Wonen' ten behoeve van een functieverandering van een bestemmingsvlak, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van artikel 8, 17, 18, 19 of 31 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.20., 1.21. en 1.24.

Artikel 10 Bedrijf - Kwekerij

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Kwekerij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen, waaronder kassen en overkappingen, ten behoeve van een kwekerijbedrijf, al dan niet in combinatie met detailhandel in planten, struiken en andere gewassen;
  • b. bedrijfswoningen, bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met ruimten voor mantelzorg, logiesverstrekking, dan wel een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit die zijn genoemd in bijlage 6;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. wegen en paden:
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 10.1. sub a en b genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de in 10.1. genoemde functies worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder kassen en overkappingen, zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan de 120% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder kassen en overkappingen;
  • d. de oppervlakte van een bedrijfswoning zal niet meer bedragen dan 150 m², tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen en tenzij de bedrijfswoning inpandig is gevestigd in het oorspronkelijke boerderijpand, in welk geval de oppervlakte van de bedrijfswoning ten hoogste gelijk is aan de oppervlakte van het oorspronkelijke boerderijpand;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, tenzij sprake is van het verplaatsen van de voorgevel waarbij aangesloten wordt bij de bestaande bebouwingskarakteristiek;
  • f. de bedrijfsgebouwen, waaronder kassen en overkappingen, bijbehorende bouwwerken zullen tenminste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • g. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw of overkapping   Maximale gezamenlijke
oppervlakte  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
    max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   5,00   20   60   12,00  
Bedrijfswoning   -   3,50   30   60   10,00  
Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning   70 m²   3,50   -   60   -  

  • h. indien sprake is van een boerderijpand met een oorspronkelijke hoofdvorm, alsmede voor de in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken (en geen aanduiding "karakteristiek of "specifieke bouwaanduiding - streekeigen" is aangegeven) geldt de volgende bouwregel: de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een oorspronkelijke hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste voldoen aan de bestaande hoofdvorm dan wel een daarmee minimaal gelijkwaardige hoofdvorm voor wat betreft de streekeigen vormgeving waarbij deels buiten de bestaande plattegrond mag worden gebouwd.
10.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en het verlengde daarvan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen windmolens worden gebouwd;
  • c. de hoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • d. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
10.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan logiesverstrekking in de bedrijfswoning, bijbehorende bouwwerken en in karakteristieke vrijstaande, oude boerderijschuren bij de bedrijfswoning, waarbij niet meer dan 3 of, in geval van deelname aan het project 'Sprong over het veen', 6 logieseenheden per bedrijfswoning mogen worden gevestigd;
  • b. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandelsdoeleinden, indien de verkoopvloeroppervlakte groter is dan 10% van de bestaande bedrijfsgebouwen, met een maximum van 100 m²;
  • d. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het bedrijf of beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 90 m² bedraagt, met dien verstande dat delen van bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken die op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet worden gebruikt voor het wonen ook mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
    • 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 4. detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft bij een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit vervaardigd worden;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming 'Bedrijf - Kwekerij' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van artikel 31 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. met name rekening wordt gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.20. en 1.24.

Artikel 11 Bedrijf - Manege

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van een manege;
  • b. bedrijfswoningen, bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met ruimten voor mantelzorg, logiesverstrekking, dan wel een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit die zijn genoemd in bijlage 6;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels

Voor het bouwen van de in lid 11.1. sub a en b genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de in 11.1. genoemde functies worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan ten hoogste 120% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
  • d. de oppervlakte van een bedrijfswoning zal niet meer bedragen dan 150 m², tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen en tenzij de bedrijfswoning inpandig is gevestigd in het oorspronkelijke boerderijpand, in welk geval de oppervlakte van de bedrijfswoning ten hoogste gelijk is aan de oppervlakte van het oorspronkelijke boerderijpand;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, tenzij sprake is van het verplaatsen van de voorgevel waarbij aangesloten wordt bij de bestaande bebouwingskarakteristiek;
  • f. de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, bijbehorende bouwwerken zullen tenminste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • g. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw of overkapping   Maximale gezamenlijke
oppervlakte  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
    max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   7,00   20   60   12,00  
Bedrijfswoning   -   3,50   30   60   10,00  
Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning   70 m²   3,50   -   60   -  

  • h. indien sprake is van een boerderijpand met een oorspronkelijke hoofdvorm, alsmede voor de in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken (en geen aanduiding "karakteristiek of "specifieke bouwaanduiding - streekeigen" is aangegeven) geldt de volgende bouwregel: de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een oorspronkelijke hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste voldoen aan de bestaande hoofdvorm dan wel een daarmee minimaal gelijkwaardige hoofdvorm voor wat betreft de streekeigen vormgeving waarbij deels buiten de bestaande plattegrond mag worden gebouwd.
11.2.1 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en het verlengde daarvan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen windmolens worden gebouwd;
  • c. de hoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan logiesverstrekking in de bedrijfswoning, bijbehorende bouwwerken en in karakteristieke vrijstaande, oude boerderijschuren bij de bedrijfswoning, waarbij niet meer dan 3 of, in geval van deelname aan het project 'Sprong over het veen', 6 logieseenheden per bedrijfswoning mogen worden gevestigd;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, indien de gezamenlijke horecavloeroppervlakte groter is dan 100 m²;
  • e. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, bijbehorende bouwwerken, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het bedrijf of beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 90 m² bedraagt, met dien verstande dat delen van bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken die op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet worden gebruikt voor het wonen ook mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
    • 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 4. detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft bij een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit vervaardigd worden;
  • f. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  • g. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor bewoning.
11.4 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 2, ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 11.3. onder g en toestaan dat de bedrijfsgebouwen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor het inrichten van ruimten ten behoeve van de huisvesting van personeel en stagiaires, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de ruimten ten behoeve van de huisvesting van personeel en stagiaires ten hoogste 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen zal bedragen;
    • 2. de verblijven uitsluiten worden ingericht ten behoeve van de huisvesting van personeel en stagiaires;
    • 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 12 Bedrijf - Nutsvoorziening

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. terreinen en gebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van de energievoorziening, en naar de aard daarmee gelijk te stellen openbare nutsvoorzieningen, niet zijnde geluidszoneringsplichtige en/of risicovolle inrichtingen;

en mede bestemd voor:

  • b. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding “Vrijwaringszone molenbiotoop”;

met de daarbijbehorende:

  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, zal per bestemmingsvlak ten hoogste 110% van de bestaande oppervlakte bedragen;
  • b. de hoogte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 4,00 m bedragen.
12.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. er zullen geen windmolens worden gebouwd;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

Artikel 13 Bedrijf - Zandwinning

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Zandwinning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. zandwinning;
  • b. water;

met de daarbijbehorende:

  • c. gebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van het beheer en onderhoud;
  • d. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • e. terreinen;
  • f. wegen en paden;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 14.1. onder c bedoelde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, zal per bestemmingsvlak ten hoogste 250 m² bedragen;
  • b. de hoogte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
13.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. er zullen geen windmolens worden gebouwd;
  • c. de hoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 20,00 m bedragen.
13.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de gronden tevens bestemd worden voor dagrecreatie, mits:
    • 1. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 lid 1.24.

Artikel 14 Cultuur en ontspanning

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een openluchttheater, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van cultuur en ontspanning – openluchttheater”;
  • b. een manifestatieterrein, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van cultuur en ontspanning – manifestatieterrein”;
  • c. gebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van een galerie/atelier, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van cultuur en ontspanning – galerie/atelier”;
  • d. bedrijfswoningen, bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met ruimten voor mantelzorg, logiesverstrekking, dan wel een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit die zijn genoemd in bijlage 6;

en mede bestemd voor:

  • e. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding '”Vrijwaringszone molenbiotoop”;

met de daarbijbehorende:

  • f. terreinen;
  • g. wegen en paden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. water;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Op of in de gronden, ter plaatse van de aanduidingen “specifieke vorm van cultuur en ontspanning – openluchttheater” en “specifieke vorm van cultuur en ontspanning – manifestatieterrein”, zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

14.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 14.1. sub c en d genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de in 14.1. genoemde functies worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan ten hoogste 120% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen;
  • d. de oppervlakte van een bedrijfswoning zal niet meer bedragen dan 150 m², tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen en tenzij de bedrijfswoning inpandig is gevestigd in het oorspronkelijke boerderijpand, in welk geval de oppervlakte van de bedrijfswoning ten hoogste gelijk is aan de oppervlakte van het oorspronkelijke boerderijpand;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, tenzij sprake is van het verplaatsen van de voorgevel waarbij aangesloten wordt bij de bestaande bebouwingskarakteristiek;
  • f. de gebouwen, waaronder overkappingen, bijbehorende bouwwerken zullen tenminste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • g. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw of overkapping   Maximale gezamenlijke
oppervlakte  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
    max.   min.   max.   max.  
Gebouw of overkapping   -   3,50   20   60   10,00  
Bedrijfswoning   -   3,50   30   60   10,00  
Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning   70 m²   3,50   -   60   -  

  • h. indien sprake is van een boerderijpand met een oorspronkelijke hoofdvorm, alsmede voor de in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken (en geen aanduiding "karakteristiek of "specifieke bouwaanduiding - streekeigen" is aangegeven) geldt de volgende bouwregel: de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een oorspronkelijke hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste voldoen aan de bestaande hoofdvorm dan wel een daarmee minimaal gelijkwaardige hoofdvorm voor wat betreft de streekeigen vormgeving waarbij deels buiten de bestaande plattegrond mag worden gebouwd.
14.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen windmolens worden gebouwd;
  • c. de hoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
14.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan logiesverstrekking in de bedrijfswoning, bijbehorende bouwwerken, waarbij niet meer dan 3 logieseenheden per bedrijfswoning mogen worden gevestigd;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij het detailhandel betreft bij een galerie/atelier, in welk geval detailhandel is toegestaan in ter plaatse vervaardigde, tentoongestelde kunstwerken/producten en producten die een rechtstreekse relatie hebben met de aard van de activiteiten in het atelier/de galerie;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden anders dan ondergeschikte horeca ten dienste van de ter plaatse aanwezige functie. Er mag geen ruimte ten behoeve van een horecavoorziening worden ingericht;
  • e. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, bijbehorende bouwwerken, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het bedrijf of beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 90 m² bedraagt, met dien verstande dat delen van bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken die op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet worden gebruikt voor het wonen ook mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
    • 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 4. detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft bij een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit vervaardigd worden;
  • f. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning.

Artikel 15 Detailhandel

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van detailhandelsbedrijven, welke zijn genoemd in bijlage 4 bij het volgnummer dat in het bestemmingsvlak is aangegeven, niet zijnde risicovolle inrichtingen;

bedrijfswoningen, bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met ruimten voor mantelzorg, logiesverstrekking, dan wel een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit die zijn genoemd in bijlage 6;

detailhandelsbedrijven met een specifieke vorm van detailhandel, voorzien van de volgende aanduidingen:

Specifieke vorm van detailhandel - 12   Verkoop van landbouwmachines  
Specifieke vorm van detailhandel - 29   Welkoop/Agrifirm  
Specifieke vorm van detailhandel - 30   Steenhandel  

met daaraan ondergeschikt:

wegen en paden;

water;

met de daarbijbehorende:

tuinen, erven en terreinen;

bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 15.1. sub a en b genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de in 15.1. genoemde functies worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, zal per bestemmingsvlak ten hoogste 120% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, bedragen;
  • d. de oppervlakte van een bedrijfswoning zal niet meer bedragen dan 150 m², tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen en tenzij de bedrijfswoning inpandig is gevestigd in het oorspronkelijke boerderijpand, in welk geval de oppervlakte van de bedrijfswoning ten hoogste gelijk is aan de oppervlakte van het oorspronkelijke boerderijpand;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, tenzij sprake is van het verplaatsen van de voorgevel waarbij aangesloten wordt bij de bestaande bebouwingskarakteristiek;
  • f. de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, bijbehorende bouwwerken zullen tenminste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • g. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw of overkapping   Maximale gezamenlijke
oppervlakte  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
    max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   7,00   20   60   12,00  
Bedrijfswoning   -   3,50   30   60   10,00  
Bijbehorende bouwwerken   70 m²   3,50   -   60   -  

  • h. indien sprake is van een boerderijpand met een oorspronkelijke hoofdvorm, alsmede voor de in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken (en geen aanduiding "karakteristiek of "specifieke bouwaanduiding - streekeigen" is aangegeven) geldt de volgende bouwregel: de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een oorspronkelijke hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste voldoen aan de bestaande hoofdvorm dan wel een daarmee minimaal gelijkwaardige hoofdvorm voor wat betreft de streekeigen vormgeving waarbij deels buiten de bestaande plattegrond mag worden gebouwd.
15.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en het verlengde daarvan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen windmolens worden gebouwd;
  • c. de hoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
15.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan logiesverstrekking in de bedrijfswoning, bijbehorende bouwwerken en in karakteristieke vrijstaande, oude boerderijschuren bij de bedrijfswoning, waarbij niet meer dan 3 of, in geval van deelname aan het project 'Sprong over het veen', 6 logieseenheden per bedrijfswoning mogen worden gevestigd;
  • b. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
  • c. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, bijbehorende bouwwerken, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het bedrijf of beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 90 m² bedraagt, met dien verstande dat delen van bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken die op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet worden gebruikt voor het wonen ook mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
    • 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 4. detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft bij een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit vervaardigd worden;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  • e. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken.
15.4 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 15.3. onder e en toestaan dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, mits:
    • 1. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 lid 1.11. en 1.24.
15.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming 'Detailhandel' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 30 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. met name rekening wordt gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.20. en 1.24.

 

Artikel 16 Dienstverlening - Agrarisch

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening - Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van agrarisch dienstverlenende bedrijven, al dan niet in combinatie een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. bedrijfswoningen, bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met ruimten voor mantelzorg, logiesverstrekking, dan wel een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit die zijn genoemd in bijlage 6;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 16.1. sub a en b genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de in 16.1. genoemde functies worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'geen bedrijfswoning toegestaan';
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan ten hoogste 120% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen;
  • d. de oppervlakte van een bedrijfswoning zal niet meer bedragen dan 150 m², tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen en tenzij de bedrijfswoning inpandig is gevestigd in het oorspronkelijke boerderijpand, in welk geval de oppervlakte van de bedrijfswoning ten hoogste gelijk is aan de oppervlakte van het oorspronkelijke boerderijpand;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, tenzij sprake is van het verplaatsen van de voorgevel waarbij aangesloten wordt bij de bestaande bebouwingskarakteristiek;
  • f. de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, bijbehorende bouwwerken zullen tenminste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • g. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw of overkapping   Maximale gezamenlijke oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
    max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   5,00   20   60   12,00  
Bedrijfswoning   -   3,50   30   60   10,00  
bijbehorende bouwwerken   70 m²   3,50   -   60   -  

  • h. indien sprake is van een boerderijpand met een oorspronkelijke hoofdvorm, alsmede voor de in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken (en geen aanduiding "karakteristiek of "specifieke bouwaanduiding - streekeigen" is aangegeven) geldt de volgende bouwregel: de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een oorspronkelijke hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste voldoen aan de bestaande hoofdvorm dan wel een daarmee minimaal gelijkwaardige hoofdvorm voor wat betreft de streekeigen vormgeving waarbij deels buiten de bestaande plattegrond mag worden gebouwd.
16.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en het verlengde daarvan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen windmolens worden gebouwd;
  • c. de hoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
16.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 16.2.1. onder c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, per bestemmingsvlak wordt vergroot tot ten hoogste 150% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, mits:
    • 1. deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast in combinatie met de sanering van overtollige bouwwerken, waaronder silo's, bassins, overkappingen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken;
    • 2. de oppervlakte van de uitbreiding van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, niet meer bedraagt dan 70% van de te saneren oppervlakte aan bouwwerken;
    • 3. de toepassing van deze ontheffing tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing bij agrarisch dienstverlenende bedrijven plaatsvindt ten gunste van de landschappelijke waarden en de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld;
    • 4. met name rekening wordt gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.24.
16.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan logiesverstrekking in de bedrijfswoning, bijbehorende bouwwerken en in karakteristieke vrijstaande, oude boerderijschuren bij de bedrijfswoning, waarbij niet meer dan 3 of, in geval van deelname aan het project 'Sprong over het veen', 6 logieseenheden per bedrijfswoning mogen worden gevestigd;
  • b. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van manegeactiviteiten met de daarbijbehorende horecadoeleinden;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • e. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, bijbehorende bouwwerken, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het bedrijf of beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 90 m² bedraagt, met dien verstande dat delen van bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken die op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet worden gebruikt voor het wonen ook mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
    • 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 4. detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft bij een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit vervaardigd worden;
  • f. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  • g. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken.
16.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 16.4. onder d en toestaan dat de gronden en bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:
    • 1. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 60 m², zal bedragen;
    • 2. met name rekening wordt gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.10. en 1.24.;
  • b. het bepaalde in lid 16.4. onder g en toestaan dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, mits:
    • 1. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 lid 1.11. en 1.24.
16.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming 'Dienstverlening - Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf', 'Bedrijf - Agrarisch aanverwant', 'Horeca', 'Maatschappelijk' (zorg en sociaal cultureel) of 'Wonen' ten behoeve van een functieverandering van een bestemmingsvlak, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van artikel 8, 9, 17, 18 of 30 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.20., 1.21. en 1.24.

Artikel 17 Horeca

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van horecabedrijven, in de vorm van restaurants, hotels en pensions, al dan niet in combinatie met ruimten voor personeelsverblijven;
  • b. chalets ten behoeve van logiesverstrekking;
  • c. bedrijfswoningen, bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met ruimten voor mantelzorg, logiesverstrekking, dan wel een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit die zijn genoemd in bijlage 6;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. wegen en paden;
  • e. water;

met de daarbijbehorende:

  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. het in stand houden van de kenmerken van de bebouwing met een streekeigen architectuur-/bouwstijl, waaronder die van de al dan niet binnen het aanduidingsvlak in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding ”specifieke bouwaanduiding – streekeigen”.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 17.1. sub a t/m c genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de in 17.1. genoemde functies worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan ten hoogste 120% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
  • d. chalets zullen uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – chalets”, waarbij het aantal chalets ten hoogste twee zal bedragen;
  • e. de oppervlakte van een bedrijfswoning zal niet meer bedragen dan 150 m², tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen en tenzij de bedrijfswoning inpandig is gevestigd in het oorspronkelijke boerderijpand, in welk geval de oppervlakte van de bedrijfswoning ten hoogste gelijk is aan de oppervlakte van het oorspronkelijke boerderijpand;
  • f. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, tenzij sprake is van het verplaatsen van de voorgevel waarbij aangesloten wordt bij de bestaande bebouwingskarakteristiek;
  • g. de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, chalets, bijbehorende bouwwerken zullen tenminste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • h. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw of overkapping   Maximale
oppervlakte  
Goothoogte in m   Dakhelling in °  
  Per gebouw of overkapping   gezamenlijk   max.   min.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   7,00   20   60  
Chalets   50 m²   -   3,00   -   60  
Bedrijfswoning   -   -   3,50   30   60  
Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning   -   70 m²   3,50   -   60  

  • i. indien sprake is van een boerderijpand met een oorspronkelijke hoofdvorm, alsmede voor de in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken geldt de volgende bouwregel: de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een oorspronkelijke hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste voldoen aan de bestaande hoofdvorm dan wel een daarmee minimaal gelijkwaardige hoofdvorm voor wat betreft de streekeigen vormgeving waarbij deels buiten de bestaande plattegrond mag worden gebouwd;

Ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - streekeigen", alsmede voor de in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bouwregels:

  • j. een gebouw met een hoofdvorm in een streekeigen architectuur-/bouwstijl zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - streekeigen" worden gebouwd, tenzij het een buiten het aanduidingsvlak gelegen bijbehorend bouwwerk betreft;
  • k. de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een streekeigen hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste voldoen aan de kenmerkende afmetingen van de verschillende streekeigen architectuur-/bouwstijlen, zoals beschreven in bijlage 9, waarbij deels buiten de aanduidingsgrenzen mag worden gebouwd.
17.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en het verlengde daarvan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen windmolens worden gebouwd;
  • c. de hoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
17.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 17.2.1. onder c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, per bestemmingsvlak wordt vergroot tot ten hoogste 150% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, mits:
    • 1. deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast in combinatie met de sanering van overtollige bouwwerken, waaronder silo's, bassins, overkappingen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken;
    • 2. de oppervlakte van de uitbreiding van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, niet meer bedraagt dan 70% van de te saneren oppervlakte aan bouwwerken;
    • 3. de toepassing van deze ontheffing tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing bij horecabedrijven plaatsvindt ten gunste van de landschappelijke waarden en de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld;
    • 4. met name rekening wordt gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.24.
  • b. het bepaalde in lid 17.2.1. onder k in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen van een streekeigen boerderijpand en bijbehorende bouwwerken, mits:
    • 1. er vanuit architectonisch oogpunt een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en het omgevingsbeeld wordt bewerkstelligd;
    • 2. de bouwhoogte van het woonhuis ten hoogste 12,00 m zal bedragen en het woonhuis zal worden voorzien van een kap;
    • 3. de bouwregels voor bijbehorende bouwwerken zijn van overeenkomstige toepassing;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • b. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
  • c. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, bijbehorende bouwwerken, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het bedrijf of beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 90 m² bedraagt, met dien verstande dat delen van bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken die op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet worden gebruikt voor het wonen ook mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
    • 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 4. detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft bij een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit vervaardigd worden;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  • e. het gebruik van chalets ten behoeve van permanente bewoning;
  • f. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken.
17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.5.1 Vergunningen

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het gedeeltelijk verwijderen van delen van gebouwen met een streekeigen architectuur-/bouwstijl anders dan ten behoeve van de verbouw op grond van 17.2.1. onder j en k, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - streekeigen" , of delen van de in 17.1. onder h bedoelde bijbehorende bouwwerken;
17.5.2 Uitzondering

Het in 17.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.

17.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is; of
  • b. het delen van een pand betreft, die op zichzelf niet als waardevol zijn aan te merken, en door het verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke waarden; of
  • c. toepassing wordt gegeven aan de afwijking genoemd in 17.3. onder b.;
  • d. advies wordt ingewonnen bij een onafhankelijk deskundige op het gebied van stedenbouw en landschap.
17.6 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 17.4. onder f en toestaan dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, mits:
    • 1. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 lid 1.11. en 1.24.
17.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming 'Horeca' wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf', 'Bedrijf - Agrarisch aanverwant', 'Dienstverlening - Agrarisch', 'Maatschappelijk' (zorg en sociaal cultureel) of 'Wonen' ten behoeve van een functieverandering van een bestemmingsvlak, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van artikel 8, 9, 16, 18 of 30 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.20., 1.21. en 1.24.

Artikel 18 Maatschappelijk

Bestemmingsomschrijving

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van een buurt-/dorpshuis, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk – 1”;
  • b. gebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van religieuze doeleinden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk – 2”;
  • c. gebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van sociaal-medische doeleinden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijke – 3”;
  • d. gebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van de sociaal-medische opvang van personen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk – 4”;
  • e. gebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van onderwijsdoeleinden, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk – 5”;
  • f. gebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van een zorgboerderij met de daarbijbehorende grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten en productiegebonden detailhandel, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk – 6”;
  • g. gebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk – 7”;
  • h. het in stand houden van de ruimtelijke relevante kenmerken van de gebouwen, dan wel een minimaal daarmee voor wat betreft de streekeigen vormgeving gelijkwaardige hoofdvorm, alsmede voor de al dan niet binnen het aanduidingsvlak in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - oorspronkelijke hoofdvorm";
  • i. het in stand houden van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen, waaronder die van de al dan niet binnen het aanduidingsvlak in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, zoals die per adres zijn beschreven in bijlage 9;

met de daarbijbehorende:

  • j. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor mantelzorg, logiesverstrekking, dan wel een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit die zijn genoemd in bijlage 6;
  • k. terreinen:
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de in 18.1. genoemde functies worden gebouwd;
  • b. er zullen geen bedrijfswoningen worden gebouwd, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “bedrijfswoning”, in welke geval de oppervlakte van de bedrijfswoning ten hoogste 150 m², de goothoogte ten hoogste 3,50 m en de dakhelling minimaal 30º en maximaal 60º zal bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan ten hoogste 120% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, met dien verstande dat bij gebouwen, waaronder overkappingen, als bedoeld in lid 19.1 onder e uitgegaan wordt van een maximale gezamenlijke oppervlakte van 650 m2, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte niet meer zal bedragen dan 120% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte;
  • d. de goothoogte van een gebouw of overkapping zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • f. de dakhelling van een gebouw of overkapping zal ten minste 30º bedragen;
  • g. de dakhelling van een gebouw of overkapping zal ten hoogste 60º bedragen.
  • h. indien sprake is van een boerderijpand met een oorspronkelijke hoofdvorm, alsmede voor de in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken (en geen aanduiding "karakteristiek of "specifieke bouwaanduiding - streekeigen" is aangegeven) geldt de volgende bouwregel: de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een oorspronkelijke hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste voldoen aan de bestaande hoofdvorm dan wel een daarmee minimaal gelijkwaardige hoofdvorm voor wat betreft de streekeigen vormgeving waarbij deels buiten de bestaande plattegrond mag worden gebouwd;

Ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", alsmede voor de in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken, gelden de volgende bouwregels:

  • i. een gebouw met een karakteristieke hoofdvorm zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" worden, tenzij het een buiten het aanduidingsvlak gelegen bijbehorend bouwwerk betreft;
  • j. de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een karakteristieke hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, goothoogte en dakhelling bedragen.

Ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - oorspronkelijke hoofdvorm", alsmede voor de in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken, gelden de volgende bouwregels:

  • k. een gebouw met waardevolle ruimtelijk relevante kenmerken voor wat betreft de streekeigen vormgeving zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - oorspronkelijke hoofdvorm" worden gebouwd, tenzij het een buiten het aanduidingsvlak gelegen bijbehorend bouwwerk betreft;
  • l. de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een oorspronkelijke hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste voldoen aan de bestaande hoofdvorm dan wel een daarmee minimaal gelijkwaardige hoofdvorm voor wat betreft de streekeigen vormgeving waarbij deels buiten de aanduidingsgrenzen mag worden gebouwd.
18.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen gebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen windmolens worden gebouwd;
  • c. de hoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • d. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
18.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 18.2.1. onder c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, per bestemmingsvlak wordt vergroot tot ten hoogste 150% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, mits:
    • 1. deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast in combinatie met de sanering van overtollige bouwwerken, waaronder silo's, bassins, overkappingen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken;
    • 2. de oppervlakte van de uitbreiding van de gebouwen, waaronder overkappingen, niet meer bedraagt dan 70% van de te saneren oppervlakte aan bouwwerken;
    • 3. de toepassing van deze ontheffing tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing bij maatschappelijke voorzieningen plaatsvindt ten gunste van de landschappelijke waarden en de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld;
    • 4. met name rekening wordt gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.24.
  • b. het bepaalde in 18.2.1. onder j in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de karakteristieke hoofdvorm, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm en gevelindeling van het karakteristieke gebouw; dan wel
    • 2. indien afgeweken wordt van de karakteristieke hoofdvorm en gevelindeling van het karakteristieke gebouw advies wordt ingewonnen bij een onafhankelijk deskundige op het gebied van stedenbouw en landschap, waarbij de criteria van de nota "karakteristieke objecten in Vlagtwedde" van toepassing zijn.
18.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk – 6”, in welk geval productiegebonden detailhandel is toegestaan;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk – 1”of “specifieke vorm van maatschappelijk – 4”;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk – 4”, in welke geval een kleinschalig kampeerterrein is toegestaan met ten hoogste 25 standplaatsen voor kampeermiddelen gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
  • d. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
  • e. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het bedrijf of beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 90 m² bedraagt, met dien verstande dat delen van bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken die op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet worden gebruikt voor het wonen ook mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
    • 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 4. detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft bij een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit vervaardigd worden;
  • f. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.5.1 Vergunningen

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het gedeeltelijk verwijderen van delen van karakteristieke gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", of delen van de in 18.1. onder i bedoelde bijbehorende bouwwerken;
  • b. het gedeeltelijk verwijderen van delen van gebouwen met een streekeigen vormgeving anders dan ten behoeve van de verbouw op grond van 30.2.1. onder k en l, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - oorspronkelijke hoofdvorm", of delen van de in 30.1. onder k bedoelde bijbehorende bouwwerken.
18.5.2 Uitzondering

Het in 18.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.

18.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is; of
  • b. het delen van een pand betreft, die op zichzelf niet als waardevol zijn aan te merken, en door het verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke waarden; of
  • c. toepassing wordt gegeven aan de afwijking genoemd in 18.3. onder b.;
  • d. advies wordt ingewonnen bij een onafhankelijk deskundige op het gebied van stedenbouw en landschap.
18.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - oorspronkelijke hoofdvorm" wordt verwijderd, mits:
    • 1. er vanuit architectonisch oogpunt een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en het omgevingsbeeld wordt bewerkstelligd;
    • 2. de bouwhoogte van het woonhuis ten hoogste 12,00 m zal bedragen en het woonhuis zal worden voorzien van een kap;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • b. de bestemming 'Maatschappelijk' wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf', 'Bedrijf - Agrarisch aanverwant', 'Dienstverlening - Agrarisch', 'Horeca' of 'Wonen' ten behoeve van een functieverandering van een bestemmingsvlak, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van artikel 8, 9, 16, 17 of 30 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.20., 1.21. en 1.24.

Artikel 19 Maatschappelijk - Begraafplaats

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. begraafplaatsen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. verhardingen;

met de daarbijbehorende:

  • d. gebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van onderhoud en beheer;
  • e. terreinen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak zullen ten hoogste twee gebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van onderhoud en beheer worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de hoogte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
19.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

Artikel 20 Maatschappelijk - Molen

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Molen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een molen;

en mede bestemd voor:

  • b. de bescherming van de functie van de molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding
  • c. “Vrijwaringszone molenbiotoop”;

met de daarbijbehorende:

  • d. terreinen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van een molen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak zal ten hoogste één molen worden gebouwd;
  • b. de hoogte van een molen zal ten hoogste 30,00 m bedragen.
20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de molen en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m² bedragen;
  • c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
20.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

Artikel 21 Recreatie - 1

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. standplaatsen voor kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, waarbij de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden wordt nagestreefd;
  • b. gebouwen, waaronder overkappingen, voor zover ten dienste van het kampeerterrein, ten behoeve van:
    • 1. sanitaire voorzieningen;
    • 2. onderhoud en beheer;
    • 3. kampwinkels;
    • 4. bedrijfswoningen, bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met ruimten voor mantelzorg, logiesverstrekking, dan wel een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit die zijn genoemd in bijlage 6;
  • c. gebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van:
    • 1. een restaurant;
    • 2. een groepsaccommodatie;
    • 3. sanitaire voorzieningen;
    • 4. onderhoud en beheer;
    • 5. een kampwinkel;
    • 6. bedrijfswoningen, bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met ruimten voor mantelzorg, logiesverstrekking, dan wel een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit die zijn genoemd in bijlage 6,

ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - specifieke regeling”;

  • d. trekkershutten;
  • e. chalets;

met de daarbijbehorende:

  • f. tuinen en terreinen;
  • g. sport- en speelterreinen;
  • h. wegen en paden;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. water;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie uitgesloten – kampeermiddelen”, in welk geval geen kampeermiddelen en gebouwen zijn toegestaan.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van de in lid 21.1. sub b genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, zal ten hoogste 5% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedragen;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten", in welk geval geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • c. de oppervlakte van een bedrijfswoning zal niet meer bedragen dan 150 m², tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen, tenzij de bedrijfswoning inpandig is gevestigd in het oorspronkelijke boerderijpand, in welk geval de oppervlakte van de bedrijfswoning ten hoogste gelijk is aan de oppervlakte van het oorspronkelijke boerderijpand;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, tenzij sprake is van het verplaatsen van de voorgevel waarbij aangesloten wordt bij de bestaande bebouwingskarakteristiek;
  • e. vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zullen volledig binnen een afstand van 25,00 m vanuit het dichtstbijzijnde punt van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • f. bijbehorende bouwwerken zullen tenminste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • g. de goothoogte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • h. de dakhelling van de gebouwen en overkappingen zal ten minsten 30° en ten hoogste 60° bedragen;
  • i. de bouwhoogte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
21.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 21.1. sub c genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, zal ten hoogste 5% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedragen;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste twee bedragen;
  • c. de oppervlakte van een bedrijfswoning zal niet meer bedragen dan 150 m²;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, tenzij sprake is van het verplaatsen van de voorgevel waarbij aangesloten wordt bij de bestaande bebouwingskarakteristiek;
  • e. vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zullen volledig binnen een afstand van 25,00 m vanuit het dichtstbijzijnde punt van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • f. bijbehorende bouwwerken zullen tenminste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • g. de goothoogte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • h. de dakhelling van de gebouwen en overkappingen zal ten minsten 30° en ten hoogste 60° bedragen;
  • i. de bouwhoogte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
21.2.3 Trekkershutten

Voor het bouwen de in lid 21.1. onder d genoemde trekkershutten gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een trekkershut zal ten hoogste 30,00 m² bedragen;
  • b. de hoogte van een trekkershut zal ten hoogste 4,00 m bedragen.
21.2.4 Chalets

Voor het bouwen de in lid 21.1. onder e genoemde chalets gelden de volgende regels:

  • a. de chalets zullen uitsluitend worden gebouwd op de gronden die ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – chalets”;
  • b. het aantal chalets zal per aangeduid bestemmingsvlak ten hoogste drie bedragen;
  • c. de oppervlakte van een chalet zal ten hoogste 50,00 m² bedragen;
  • d. de hoogte van een chalet zal ten hoogste 3,80 m bedragen.
21.2.5 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen windmolens worden gebouwd;
  • c. de hoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
21.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 21.2.1. onder a en 21.2.2. onder a en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:
    • 1. deze oppervlakte noodzakelijk is voor het goed functioneren van het kampeerterrein;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 21.2.1. onder b en toestaan dat een tweede bedrijfswoning met de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken, wordt gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van het bestemmingsvlak minimaal 3,5 hectare bedraagt;
    • 2. de overige regels van lid 21.2.1. met betrekking tot de bedrijfswoningen van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 3. de tweede bedrijfswoning aan de wegzijde, in de directe omgeving van de eerste bedrijfswoning wordt gesitueerd;
    • 4. er nog niet eerder een tweede bedrijfswoning is gebouwd;
    • 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het bepaalde in lid 21.2.4. onder a en b en toestaan dat chalets worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - specifieke regeling”, mits:
    • 1. de regels van lid 21.2.4. onder c en d van overeenkomstige toepassing blijven;
    • 2. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing van de chalets;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
21.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen - uitgezonderd gebouwen ten behoeve van bedrijfswoningen - voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van gronden ten behoeve van de plaatsing van stacaravans en daarmee gelijk te stellen onderkomens;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van logiesverstrekking anders dan logiesverstrekking in de bedrijfswoning, de bijbehorende bouwwerken, waarbij niet meer dan 3 of, in geval van deelname aan het project 'Sprong over het veen', 6 logieseenheden per bedrijfswoning mogen worden gevestigd;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, tenzij er sprake is van een restaurant ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - specifieke regeling”, dan wel de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – kantine”, in welk geval de oppervlakte van een kantine ten hoogste 100 m² mag bedragen;
  • e. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
  • f. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, bijbehorende bouwwerken, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het bedrijf of beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 90 m² bedraagt, met dien verstande dat delen van bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken die op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet worden gebruikt voor het wonen ook mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
    • 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 4. detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft bij een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit vervaardigd worden;
  • g. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  • h. het gebruik van de gronden als erf behorende bij de bedrijfswoningen, buiten een zone van 25,00 m vanaf de zij- en achtergevel(s) van de bedrijfswoningen;
  • i. het gebruik van chalets en trekkershutten ten behoeve van permanente bewoning;
  • j. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan op de wijze van een kampwinkel;
21.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 22.4. onder a en toestaan dat de bedrijfswoning en/of de bijbehorende bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor het inrichten van ruimten ten behoeve van de huisvesting van tijdelijk personeel, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de ruimten ten behoeve van de huisvesting van personeel ten hoogste 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoning en/of de bijbehorende bouwwerken zal bedragen;
    • 2. de personeelsverblijven uitsluitend worden ingericht ten behoeve van de huisvesting van tijdelijk personeel;
    • 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
21.6 Aanlegvergunningen
21.6.1 Aanlegvergunningplichtige werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het graven en dempen van sloten en/of andere waterpartijen;
  • b. het verwijderen van bomen, heesters en struiken, voorzover de Boswet en/of de gemeentelijke kap- of bomenverordening niet van toepassing is;
  • c. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, niet zijnde de terreinontsluiting, met een oppervlakte van meer dan 100 m².
21.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 21.6.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
21.6.3 Voorwaarden

De in lid 21.6.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, met name het gestelde in 1.6.1. en 1.24.

Artikel 22 Recreatie - 2

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. standplaatsen voor kampeermiddelen, waaronder stacaravans;
  • b. gebouwen, waaronder overkappingen, voor zover ten dienste van het kampeerterrein, ten behoeve van:
    • 1. sanitaire voorzieningen;
    • 2. onderhoud en beheer;
    • 3. dienstverlening, waaronder een kampwinkel;
    • 4. sport- en recreatieve voorzieningen;
    • 5. horeca in de vorm van een nevenactiviteit, niet zijnde dancings, bar-dancings, discotheken en naar de aard daarmee gelijk te stellen zware horecafuncties;
    • 6. bedrijfswoningen, bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met ruimten voor mantelzorg, logiesverstrekking, dan wel een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit die zijn genoemd in bijlage 6;
    • 7. groepsaccommodaties;
  • c. bijgebouwen ten behoeve van bergruimte bij stacaravans en chalets;
  • d. recreatieverblijven en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;
  • e. recreatieverblijven al dan niet in gebruik voor permanente bewoning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, ter plaatse van de aanduidingen “specifieke vorm van recreatie – recreatieverblijven” en “specifieke vorm van recreatie - specifieke regeling”;
  • f. trekkershutten;bedrijf
  • g. chalets;
  • h. het in stand houden van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen, waaronder die van de al dan niet binnen het aanduidingsvlak in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, zoals die per adres zijn beschreven in bijlage 9;

met de daarbij behorende:

  • i. tuinen en terreinen;
  • j. sport- en speelterreinen;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen en bebossing;
  • m. wegen en paden;
  • n. water;
  • o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 22.1. sub b genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, zal ten hoogste 5% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedragen;
  • b. het aantal recreatieverblijven zal ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding “maximaal aantal recreatieverblijven” aangegeven aantal bedragen;
  • c. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • d. de oppervlakte van een bedrijfswoning zal niet meer bedragen dan 150 m², tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen en tenzij de bedrijfswoning inpandig is gevestigd in het oorspronkelijke boerderijpand, in welk geval de oppervlakte van de bedrijfswoning ten hoogste gelijk is aan de oppervlakte van het oorspronkelijke boerderijpand;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, tenzij sprake is van het verplaatsen van de voorgevel waarbij aangesloten wordt bij de bestaande bebouwingskarakteristiek;
  • f. vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zullen volledig binnen een afstand van 25,00 m vanuit het dichtstbijzijnde punt van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • g. de bijbehorende bouwwerken zullen tenminste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • h. de goothoogte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • i. de dakhelling van de gebouwen en overkappingen zal ten minsten 30° en ten hoogste 60° bedragen;
  • j. de bouwhoogte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
22.2.2 Stacaravans en bijgebouwen

Voor het plaatsen van stacaravans en de in lid 22.1. sub c genoemde bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een stacaravan zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • b. de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw zal ten hoogste 10,00 m² bedragen;
  • c. de hoogte van een stacaravan en een vrijstaand bijgebouw zal ten hoogste 3,80 m bedragen;
  • d. de onderlinge afstand tussen stacaravans zal ten minste 3,00 m bedragen.
22.2.3 Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 22.1. sub d en e genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal bijbehorende bouwwerken zal per recreatieverblijf ten hoogste één bedragen;
  • b. het aantal recreatieverblijven zal per aangeduid bestemmingsvlak ten hoogste het ter plaatse van het aangegeven aantal, dan wel ten hoogste het bestaande aantal bedragen;
  • c. de oppervlakte van een recreatieverblijf inclusief de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 100 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welke geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
  • d. de goothoogte van een recreatieverblijf en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • e. de dakhelling van een recreatieverblijf en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 35° bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde in sub c mag de oppervlakte van een recreatieverblijf worden vermeerderd met bijbehorende bouwwerken in het achtererfgebied, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken is maximaal 4,00 meter;
    • 2. de bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd tot maximaal 2,50 meter gerekend vanaf het oorspronkelijke woonhuis;
  • g. in afwijking van het bepaalde in sub a en c mogen vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, waarvoor de volgende regels gelden:
    • 1. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is maximaal 3,00 meter;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken is per perceel maximaal 15 m².

Ter plaats van de aanduiding "karakteristiek", alsmede voor de in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken, gelden de volgende bouwregels:

  • h. een gebouw met een karakteristieke hoofdvorm zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" worden gebouwd, tenzij het een buiten het aanduidingsvlak gelegen bijbehorend bouwwerk betreft;
  • i. de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een karakteristieke hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, goothoogte en dakhelling bedragen.
22.2.4 Trekkershutten

Voor het bouwen de in lid 22.1. onder e genoemde trekkershutten gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een trekkershut zal ten hoogste 30,00 m² bedragen;
  • b. de hoogte van een trekkershut zal ten hoogste 4,00 m bedragen.
22.2.5 Chalets

Voor het bouwen de in lid 22.1. onder f genoemde chalets gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een chalet zal ten hoogste 50,00 m² bedragen;
  • b. de hoogte van een chalet zal ten hoogste 3,80 m bedragen, bestaande uit ten hoogste één bouwlaag;
  • c. de onderlinge afstand tussen chalets zal ten minste 3,00 m bedragen.
22.2.6 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen windmolens worden gebouwd;
  • c. de hoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
22.3 Ontheffing van de Bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 22.2.1. onder a en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:
    • 1. deze oppervlakte noodzakelijk is voor het goed functioneren van het kampeerterrein;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 22.2.1. onder b en toestaan dat een tweede bedrijfswoning met de daarbij behorende (bijbehorende) bouwwerken, wordt gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van het bestemmingsvlak minimaal 3,5 hectare bedraagt;
    • 2. de overige regels van lid 22.2.1. met betrekking tot de bedrijfswoningen van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 3. de tweede bedrijfswoning aan de wegzijde, in de directe omgeving van de eerste bedrijfswoning wordt gesitueerd;
    • 4. er nog niet eerder een tweede bedrijfswoning is gebouwd;
    • 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het bepaalde in lid 22.2.3. onder e en toestaan dat de dakhelling wordt vergroot tot ten hoogste 60º, mits:
    • 1. de bouwhoogte van de gebouwen niet meer dan 8,00 m zal bedragen met dien verstande dat bij het bouwen van recreatiewoningen op palen als peil wordt gehanteerd de bovenkant van de vloer van de recreatiewoning;
    • 2. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing van de gebouwen;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. het bepaalde in lid 22.2.5. onder a en toestaan dat de oppervlakte van een chalet wordt vergroot tot ten hoogste 70 m², mits:
    • 1. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing van de chalets;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. het bepaalde in lid 22.2.5. onder c en toestaan dat de onderlinge afstand tussen chalets wordt verkleind, mits:
    • 1. hiervoor instemming van de brandweer is verkregen en eventuele brandwerende maatregelen zijn getroffen;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • f. het bepaalde in 22.2.3. onder i in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de karakteristieke hoofdvorm, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm en gevelindeling van het karakteristieke gebouw; dan wel
    • 2. indien afgeweken wordt van de karakteristieke hoofdvorm en gevelindeling van het karakteristieke gebouw advies wordt ingewonnen bij een onafhankelijk deskundige op het gebied van stedenbouw en landschap, waarbij de criteria van de nota "karakteristieke objecten in Vlagtwedde" van toepassing zijn.
22.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen - uitgezonderd gebouwen ten behoeve van bedrijfswoningen -, stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van logiesverstrekking anders dan logiesverstrekking in de bedrijfswoning, de bijbehorende bouwwerken en in karakteristieke vrijstaande, oude boerderijschuren bij de bedrijfswoning, waarbij niet meer dan 3 of, in geval van deelname aan het project 'Sprong over het veen', 6 logieseenheden per bedrijfswoning mogen worden gevestigd;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
  • d. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, bijbehorende bouwwerken, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het bedrijf of beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 90 m² bedraagt, met dien verstande dat delen van bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken die op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet worden gebruikt voor het wonen ook mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
    • 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 4. detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft bij een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit vervaardigd worden;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan op de wijze van een kampwinkel;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden, zodanig dat er sprake is van een zelfstandige bedrijfsvoering en de gezamenlijke horecavloeroppervlakte meer dan 150 m² bedraagt;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de verstrekking van maaltijden en dranken aan anderen dan campinggasten.
22.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 22.4. onder a en toestaan dat de bedrijfswoning en/of de bijbehorende bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor het inrichten van ruimten ten behoeve van de huisvesting van tijdelijk personeel, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de ruimten ten behoeve van de huisvesting van personeel ten hoogste 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoning en/of de bijbehorende bouwwerken zal bedragen;
    • 2. de personeelsverblijven uitsluiten worden ingericht ten behoeve van de huisvesting van tijdelijk personeel;
    • 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
22.6 Aanlegvergunningen
22.6.1 Aanlegvergunningplichtige werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het graven en dempen van sloten en/of andere waterpartijen;
  • b. het verwijderen van bomen, heesters en struiken, voorzover de Boswet en/of de gemeentelijke kap- of bomenverordening niet van toepassing is;
  • c. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, niet zijnde de terreinontsluiting, met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  • e. het gedeeltelijk verwijderen van delen van karakteristieke gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" , of delen van de in 23.1. onder o bedoelde bijbehorende bouwwerken.
22.6.2 Uitzondering

Het in lid 22.6.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
22.6.3 Voorwaarden

De in lid 22.6.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, met name het gestelde in 1.6.1. en 1.24.

De omgevingsvergunning bedoeld in 22.6.1. onder e kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is; of
  • b. het delen van een pand betreft, die op zichzelf niet als waardevol zijn aan te merken, en door het verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke waarden; of
  • c. toepassing wordt gegeven aan de afwijking genoemd in 22.3. onder f.;
  • d. advies wordt ingewonnen bij een onafhankelijk deskundige op het gebied van stedenbouw en landschap.

Artikel 23 Recreatie - 3

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een bezoekerstuin annex kwekerij met rondleidingen en detailhandel in eigen producten en bijbehorende accessoires, ter plaatse van de aanduiding “bezoekerstuin annex kwekerij”;
  • b. een forellenvisvijver, ter plaatse van de aanduiding “forellenvisvijver”, met bijbehorende horeca, niet zijnde dancings, bar-dancings, discotheken en naar de aard daarmee gelijk te stellen zware horecafuncties;
  • c. een recreatieplas, ter plaatse van de aanduiding “recreatieplas”;

met de daarbijbehorende:

  • d. gebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van een bezoekerstuin en een forellenvisvijver;
  • e. terreinen;
  • f. wegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. water;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de in 24.1. genoemde functies worden gebouwd;
  • b. er zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd ten behoeve van een recreatieplas;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van de onder a genoemde functies, zal per gebied niet meer bedragen dan 120% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen;
  • d. de goothoogte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • e. de dakhelling van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 60° bedragen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'II' zal de afstand van de gebouwen en overkappingen tot de bestemmingsgrens ten minste 30,00 m bedragen.
23.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. er zullen geen windmolens worden gebouwd;
  • b. de hoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
23.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “bezoekerstuin annex kwekerij”;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden, indien de bij de voorzieningen behorende horecavloeroppervlakte meer bedraagt dan 100 m², tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - specifieke regeling”, in welke geval de horecavloeroppervlakte ten hoogste 200 m² mag bedragen;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden.
23.4 Aanlegvergunningen
23.4.1 Aanlegvergunningplichtige werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het graven en dempen van sloten en/of andere waterpartijen;
  • b. het verwijderen van bomen, heesters en struiken, voorzover de Boswet en/of de gemeentelijke kap- of bomenverordening niet van toepassing is;
  • c. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, niet zijnde de terreinontsluiting, met een oppervlakte van meer dan 100 m².
23.4.2 Uitzondering

Het in lid 24.4.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. betrekking hebben op gronden die ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'I'.
23.4.3 Voorwaarden

De in lid 24.4.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend met inachtneming van het gestelde in bijlage 1 onder 1.6.1. en 1.24.

Artikel 24 Sport

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een oval-racingbaan annex ijsbaan, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van sport – oval-racingbaan annex ijsbaan”;
  • b. een sportveldencomplex, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van sport – sportveldencomplex”;
  • c. een ijsbaan, ter plaatse van de aanduiding “ijsbaan”;
  • d. een openluchtzwembad, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van sport – openluchtzwembad”;
  • e. een vliegterrein voor modelvliegtuigen, ter plaatse van de aanduiding “modelvliegtuigbaan”;

en mede bestemd voor:

  • f. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van een geluidsgevoelige bestemming vanwege geluidszoneringsplichtige inrichtingen, alsmede het waarborgen van voldoende geluidsruimte voor de activiteiten op het gezoneerde industrieterrein, ter plaatse van de aanduiding 'Geluidszone industrie';

met de daarbijbehorende:

  • g. gebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van een oval-racingbaan annex ijsbaan, een sportveldencomplex, een ijsbaan, een openluchtzwembad en een vliegterrein voor modelvliegtuigen;
  • h. terreinen;
  • i. wegen en paden;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. water;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de in 24.1. genoemde functies worden gebouwd;
  • b. er zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd ten behoeve van een vliegterrein voor modelvliegtuigen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak ten hoogste 150 m² bedragen, tenzij de bestaande gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
  • d. de goothoogte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • e. de dakhelling van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 60° bedragen.
24.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. er zullen geen windmolens worden gebouwd;
  • b. de hoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
24.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden, indien de horecavloeroppervlakte meer bedraagt dan 100 m².

Artikel 25 Verkeer

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (ontsluitings)wegen;
  • b. paden;
  • c. bruggen, dammen en/of duikers;
  • d. sloten, onder meer ten behoeve van de aan- en afvoer en berging van water, bermen en beplanting en het behoud van de landschappelijke en natuurlijke waarden daarvan;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. extensief dagrecreatief medegebruik;

en mede bestemd voor:

  • g. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van een geluidsgevoelige bestemming vanwege geluidszoneringsplichtige inrichtingen, alsmede het waarborgen van voldoende geluidsruimte voor de activiteiten op het gezoneerde industrieterrein, ter plaatse van de aanduiding “Geluidszone industrie”;
  • h. het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een LPG-station, ter plaatse van de aanduiding “Veiligheidszone”;
  • i. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding “Vrijwaringszone molenbiotoop”;

met de daarbijbehorende;

  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

25.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bruggen, niet zijnde bruggen ten behoeve van de ontsluiting van erven, en/of viaducten zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • b. er zullen geen windmolens worden gebouwd;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, waaronder bruggen ten behoeve van de ontsluiting van erven, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
25.3 Ontheffing van de Bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 25.2.2. onder b en toestaan dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 15,00 m, mits:
    • 1. met name rekening wordt gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.24.
25.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het aanleggen van wegen of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak, zodanig dat wegen uit meer dan één rijstrook bestaan, indien de wegen ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer – 1”;
  • b. het aanleggen van wegen of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak, zodanig dat wegen uit meer dan twee rijstroken bestaan, indien de wegen ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer – 2”.

Artikel 26 Verkeer - Fiets- en voetpaden

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Fiets- en voetpaden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. fietspaden;
  • b. voetpaden;
  • c. bruggen, dammen en/of duikers;
  • d. sloten, onder meer ten behoeve van de aan- en afvoer en berging van water, bermen en beplanting;
  • e. extensief dagrecreatief medegebruik;

en mede bestemd voor:

  • f. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van een geluidsgevoelige bestemming vanwege geluidszoneringsplichtige inrichtingen, alsmede het waarborgen van voldoende geluidsruimte voor de activiteiten op het gezoneerde industrieterrein, ter plaatse van de aanduiding “Geluidszone industrie”;
  • g. met de daarbijbehorende:
26.2 Bouwregels
26.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

26.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

Artikel 27 Water - Waterbouwkundig

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Waterbouwkundig' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. werken ten behoeve van de waterkering;
  • b. het behoud van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • c. cultuurgrond;
  • d. sluizen, ter plaatse van de aanduiding “sluis”, waarbij de instandhouding van de kenmerken van een streekeigen architectuur-/bouwstijl wordt nagestreefd;

met de daarbijbehorende:

  • e. gebouwen, waaronder overkappingen;
  • f. wegen en paden;
  • g. water;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van de waterstaatsvoorzieningen, zal per gebouw niet meer bedragen dan 120% van de bestaande oppervlakte van de gebouwen;
  • b. de goothoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 8,00 m bedragen.
27.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen windmolens worden gebouwd;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

Artikel 28 Water - Waterwinning

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Waterwinning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterwinning;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;

met de daarbijbehorende:

  • c. gebouwen, waaronder overkappingen;
  • d. terreinen;
  • e. wegen en paden;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen uitsluitend worden gebouwd binnen het gebied dat op de kaart is voorzien van de aanduiding “gebouwen”;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, zal niet meer dan 80% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de hoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
28.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. er zullen geen windmolens worden gebouwd;
  • b. de hoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
28.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming 'Water - Waterwinning' wordt gewijzigd in de bestemming 'Bos', mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 5 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast op het moment dat de activiteiten van het waterwinningsbedrijf ter plaatse van de aanduiding “gebouwen” zijn beëindigd en de gronden ingericht zullen worden ten behoeve van de ontwikkeling van bos.

Artikel 29 Water - Waterzuivering

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Waterzuivering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van een afvalwaterzuiveringsinstallatie, niet zijnde een geluidszoneringsplichtige en/of risicovolle inrichting;

met de daarbijbehorende:

  • b. terreinen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
29.2 Bouwregels
29.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er zullen ten hoogste twee gebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van een afvalwaterzuiveringsinstallatie worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak ten hoogste 400 m² bedragen;
  • c. de hoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
29.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. er zullen geen windmolens worden gebouwd;
  • b. de hoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.

Artikel 30 Wonen

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, bijbehorende bouwwerken bij de woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimten voor mantelzorg, logiesverstrekking dan wel een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zoals die zijn genoemd in bijlage 6;
  • b. woonhuizen in de vorm van voormalige boerderijpanden, bijbehorende bouwwerken bij de woonhuizen, ter plaatse van de aanduidingen "karakteristiek", "specifieke bouwaanduiding - streekeigen" en "specifieke bouwaanduiding - oorspronkelijke hoofdvorm" alsmede voor de in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken, alsmede voor de in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met ruimten voor mantelzorg, logiesverstrekking, dan wel een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zoals die zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2, dan wel een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee vergelijkbare bedrijvigheid, niet zijnde geluidszoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerk-bedrijven, en bijlage 6;
  • c. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor mantelzorg, logiesverstrekking, dan wel een aan-huis-verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, zoals genoemd in bijlage 6, zijnde voormalige agrarische bedrijfswoningen;
  • d. het in stand houden van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen, waaronder die van de al dan niet binnen het aanduidingsvlak in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, zoals die per adres zijn beschreven in bijlage 9;
  • e. het in stand houden van de kenmerken van de bebouwing met een streekeigen architectuur-/bouwstijl, waaronder die van de al dan niet binnen het aanduidingsvlak in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding ”specifieke bouwaanduiding – streekeigen”;
  • f. het in stand houden van de ruimtelijke relevante kenmerken van de gebouwen, dan wel een minimaal daarmee voor wat betreft de streekeigen vormgeving gelijkwaardige hoofdvorm, alsmede voor de al dan niet binnen het aanduidingsvlak in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - oorspronkelijke hoofdvorm”;

en mede bestemd voor:

  • g. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van een geluidsgevoelige bestemming vanwege geluidszoneringsplichtige inrichtingen, alsmede het waarborgen van voldoende geluidsruimte voor de activiteiten op het gezoneerde industrieterrein, ter plaatse van de aanduiding “Geluidszone industrie”;
  • h. het beschermen van de gronden tegen fysische bodemaantasting, ter plaatse van de aanduiding “Milieuzone fysische bodemaantasting”;
  • i. het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een LPG-station, ter plaatse van de aanduiding “Veiligheidszone”;
  • j. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de aanduiding “Vrijwaringszone molenbiotoop”;

met de daarbij behorende:

  • k. tuinen, erven en terreinen;
  • l. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
30.2 Bouwregels
30.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van een hoofdgebouw met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 300 m² bedragen, tenzij de bestaande gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
  • b. er zullen geen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding uitgesloten – gebouwen”.
30.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. per bestemmingsvlak zal ten hoogste één hoofdgebouw worden gebouwd;
  • c. de afstand van een hoofdgebouw ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, tenzij sprake is van het verplaatsen van de voorgevel waarbij aangesloten wordt bij de bestaande bebouwingskarakteristiek;
  • d. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 4,50 m bedragen;
  • e. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° bedragen;
  • f. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen;

Ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", alsmede voor de in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken, gelden de volgende bouwregels:

  • g. een gebouw met een karakteristieke hoofdvorm zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" worden gebouwd, tenzij het een buiten het aanduidingsvlak gelegen bijbehorend bouwwerk betreft;
  • h. de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een karakteristieke hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, goothoogte en dakhelling bedragen.


Ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - streekeigen", alsmede voor de in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken, gelden de volgende bouwregels:

  • i. een gebouw met een hoofdvorm in een streekeigen architectuur-/bouwstijl zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - streekeigen" worden gebouwd, tenzij het een buiten het aanduidingsvlak gelegen bijbehorend bouwwerk betreft;
  • j. de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een streekeigen hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste voldoen aan de kenmerkende afmetingen van de verschillende streekeigen architectuur-/bouwstijlen, zoals beschreven in bijlage 9, waarbij deels buiten de aanduidingsgrenzen mag worden gebouwd.


Ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - oorspronkelijke hoofdvorm", alsmede voor de in dezelfde bouwstijl gebouwde bijbehorende bouwwerken, gelden de volgende bouwregels:

  • k. een gebouw met waardevolle ruimtelijk relevante kenmerken voor wat betreft de streekeigen vormgeving zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - oorspronkelijke hoofdvorm" worden gebouwd, tenzij het een buiten het aanduidingsvlak gelegen bijbehorend bouwwerk betreft;
  • l. de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een oorspronkelijke hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste voldoen aan de bestaande hoofdvorm dan wel een daarmee minimaal gelijkwaardige hoofdvorm voor wat betreft de streekeigen vormgeving waarbij deels buiten de aanduidingsgrenzen mag worden gebouwd.

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • m. de bijbehorende bouwwerken zullen tenminste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • n. in afwijking van het gestelde in 30.2.a. geldt ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - specifieke regeling” dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw ten behoeve van de uitoefening van particulier natuurbeheer vanaf het aangeduide perceel ten hoogste 270 m² zal bedragen;
  • o. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • p. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 60° bedragen.
30.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • q. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel verlengde daarvan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • r. er zullen geen windmolens worden gebouwd;
  • s. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
30.3 Ontheffing van de Bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in 30.2.1. onder i in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de karakteristieke hoofdvorm, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm en gevelindeling van het karakteristieke gebouw; dan wel
    • 2. indien afgeweken wordt van de karakteristieke hoofdvorm en gevelindeling van het karakteristieke gebouw advies wordt ingewonnen bij een onafhankelijk deskundige op het gebied van stedenbouw en landschap, waarbij de criteria van de nota
30.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van woonhuizen in combinatie met beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten anders dan genoemd in 31.1.;
  • b. het gebruik van gedeelten van een woonhuis, bijbehorende bouwwerken, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
  • c. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis;
  • d. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 90 m² bedraagt, met dien verstande dat delen van hoofdgebouwen en/of bijbehorende bouwwerken die op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet worden gebruikt voor het wonen ook mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  • e. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
  • f. detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft bij een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit vervaardigd worden;
  • g. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - twee woningen", in welk geval een woonhuis voor ten hoogste twee woningen gebruikt mag worden;
  • h. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  • i. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan logiesverstrekking in het woonhuis en de bijbehorende bouwwerken, waarbij niet meer dan 3 of, in geval van deelname aan het project 'Sprong over het veen', 6 logieseenheden per woonhuis mogen worden gevestigd;
  • j. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • k. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • l. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;
  • m. het gebruiken van de gronden ten behoeve van de bestemming Wonen zonder aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in bijlage 10, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - instandhoudingsverplichting";
  • n. het verwijderen, vernielen en/of aantasten van (afschermende) beplanting anders dan ten behoeve van het normale onderhoud in afwijking van het per adres opgenomen inpassingsplan, zoals opgenomen in bijlage 10, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde – instandhoudingsverplichting”.
30.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 30.4. onder c en toestaan dat een woonhuis, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor meer dan één woning, mits:
    • 1. de nieuwe woning moet passen binnen de door de provincie vastgestelde nieuwbouwruimte, dan wel binnen de daarvoor in de plaats komende intergemeentelijke afspraken over woningbouwcapaciteit;
    • 2. met name rekening wordt gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.4.1. onder b en 1.24.;
  • b. het bepaalde in lid 31.4. onder h en toestaan dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, mits:
    • 1. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 lid 1.11. en 1.24.
  • c. het bepaalde in lid 30.4. onder e en toestaan dat een woonhuis wordt gebruikt voor verblijfsrecreatief gebruik, mits:
    • 1. vanwege de al dan niet tijdelijke onverkoopbaarheid van het woonhuis het wenselijk is het woonhuis te verhuren voor verblijfsrecreatief gebruik ten behoeve van de instandhouding van de leefbaarheid en het voorkomen van langdurige leegstand;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
30.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.6.1 Vergunningen

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het gedeeltelijk verwijderen van delen van karakteristieke gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", of delen van de in 30.1. onder d bedoelde bijbehorende bouwwerken;
  • b. het gedeeltelijk verwijderen van delen van gebouwen met een streekeigen architectuur-/bouwstijl anders dan ten behoeve van de verbouw op grond van 30.2.1. onder j en k, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - streekeigen", of delen van de in 31.1. onder e bedoelde bijbehorende bouwwerken;
  • c. het gedeeltelijk verwijderen van delen van gebouwen met een streekeigen vormgeving anders dan ten behoeve van de verbouw op grond van 30.2.1. onder k en l, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - oorspronkelijke hoofdvorm", of delen van de in 31.1. onder f bedoelde bijbehorende bouwwerken.
30.6.2 Uitzondering

Het in 30.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.

30.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is; of
  • b. het delen van een pand betreft, die op zichzelf niet als waardevol zijn aan te merken, en door het verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke waarden of de streekeigen architectuur-/bouwstijl plaatsvindt; of
  • c. toepassing wordt gegeven aan de afwijking genoemd in 30.3. onder b.;
  • d. advies wordt ingewonnen bij een onafhankelijk deskundige op het gebied van stedenbouw en landschap.
30.6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen van een voormalig boerderijpand en de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - oorspronkelijke hoofdvorm" wordt verwijderd, mits:

  • a. er vanuit architectonisch oogpunt een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en het omgevingsbeeld wordt bewerkstelligd;
  • b. de bouwhoogte van het woonhuis ten hoogste 12,00 m zal bedragen en het woonhuis zal worden voorzien van een kap;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 31 Wonen - 1

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimten voor mantelzorg, logiesverstrekking dan wel een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zoals die zijn genoemd in bijlage 6;
  • b. recreatiewoningen;
  • c. bijbehorende bouwwerken;

met de daarbij behorende:

  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
31.2 Bouwregels
31.2.1 Hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen geldt de volgende regel:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van een hoofdgebouw met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen met een maximum van 300 m², tenzij de bestaande gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen.
31.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. per bouwperceel zal ten hoogste één hoofdgebouw worden gebouwd;
  • c. de afstand van een hoofdgebouw ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, tenzij sprake is van het verplaatsen van de voorgevel waarbij aangesloten wordt bij de bestaande bebouwingskarakteristiek;
  • d. de afstand van een hoofdgebouw tot de perceelsgrens zal ten minste 5,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • f. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 30° bedragen.
31.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • c. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 30° bedragen.
31.2.4 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel verlengde daarvan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen windmolens worden gebouwd;
  • c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
31.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van woonhuizen in combinatie met beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten anders dan genoemd in 32.1.;
  • b. het gebruik van gedeelten van een woonhuis en bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 90 m² bedraagt, met dien verstande dat delen van hoofdgebouwen en/of bijbehorende bouwwerken die op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet worden gebruikt voor het wonen ook mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
    • 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 4. detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft bij een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit vervaardigd worden;
  • c. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • g. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken.

Hoofdstuk 4 DUBBELBESTEMMINGSREGELS

Artikel 32 Waarde - Archeologie

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het herstel en behoud van de archeologische waarden.
32.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

32.3 Ontheffing van de Bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 33.2. en toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemmingen genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
    • 1. door een daartoe bevoegde instantie op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien door een daartoe bevoegde instantie op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
      • een verplichting tot het treffen van technische maatregels, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      • een verplichting tot het doen van opgravingen, of;
      • een verplichting de bouw van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
32.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor kleinschalig kamperen;
  • b. het aanbrengen en/of veroorzaken van veranderingen in de hoogte van een es, zoals die bestond ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan, als gevolg van het gebruik van de gronden.
32.5 Aanlegvergunningen
32.5.1 Vergunningplichtige werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen:

  • a. het ontgronden (voorzover niet geregeld bij of krachtens de Ontgrondingenwet), afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen van gronden, met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft dieper dan 40 cm;
  • b. het graven en dempen van watergangen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 40 cm;
  • d. het rooien van bomen en het slechten van houtwallen;
  • e. het verlagen van het waterpeil.
32.5.2 Uitzondering

Het in lid 32.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

het normale onderhoud dan wel het normale agrarische gebruik betreffen;

reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

32.5.3 Voorwaarden

De in lid 32.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend met inachtneming van het gestelde in bijlage 1 onder 1.6.1. en 1.6.6.

32.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie' ter plaatse wordt aangebracht, mits:
    • 1. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.15.;
  • b. de bestemming 'Waarde - Archeologie' wordt verwijderd, mits:
    • 1. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.15.

Artikel 33 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van de gebieden Smeerling en Bourtange en de bebouwing, zoals weergegeven in bijlage 5 van de toelichting.
33.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen nieuwe gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

33.3 Aanlegvergunning
33.3.1 Aanlegvergunningplichtige werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen:

  • a. het verwijderen van bomen, struiken en beplanting;
  • b. het aanleggen, verbreden, verleggen of verharden van wegen, paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het ophogen en/of afgraven van gronden.
33.3.2 Uitzondering

Het in lid 33.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

het normale onderhoud betreffen;

reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

33.3.3 Voorwaarden

De in lid 33.3.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het structurele groen en de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied.

Artikel 34 Waarde - Cultuurlandschappelijk en/of archeologisch verwachtingsgebied

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurlandschappelijk en/of archeologisch verwachtingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het bescherming en veiligstelling van de cultuurlandschappelijke waarden en/of archeologische verwachtingswaarden.
34.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor kleinschalig kamperen;
  • b. het aanbrengen en/of veroorzaken van veranderingen als gevolg van het gebruik van de gronden, zodanig dat een es in hoogte wordt verlaagd, waaronder het diepploegen, egaliseren en afschuiven van gronden, zoals die hoogte bestond ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan. Dit verbod geldt alleen voor esgronden en niet voor de archeologische verwachtingsgebieden, niet zijnde esgronden.
34.3 Aanlegvergunningen
34.3.1 Aanlegvergunningplichtige werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen:

  • a. het ophogen van gronden, waaronder esdekken en/of het herstellen van steilranden;
  • b. het verlagen, egaliseren of afgraven van de bodem. Deze vergunningplicht geldt alleen voor de archeologische verwachtingsgebieden, niet zijnde esgronden;
  • c. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • e. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • g. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, aanleggen van drainage en ontginnen of bij het bouwen van bouwwerken groter dan 300 m². Deze vergunningplicht geldt alleen voor de archeologische verwachtingsgebieden, niet zijnde esgronden;
  • h. het rooien van bomen en het slechten van houtwallen.
34.3.2 Uitzondering

Het in lid 34.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud dan wel het normale agrarische gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
34.3.3 Voorwaarden

De in lid 34.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend met inachtneming van het gestelde in bijlage 1 onder 1.6.1. en 1.6.6.

34.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming 'Waarde - Cultuurlandschappelijk en/of archeologisch verwachtingsgebied' ter plaatse wordt aangebracht, mits:
    • 1. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.15.;
  • b. de bestemming 'Waarde - Cultuurlandschappelijk en/of archeologisch verwachtingsgebied' wordt verwijderd, mits:
    • 1. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.15.

Artikel 35 Waarde - Cultuurlandschappelijke lijnen

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurlandschappelijke lijnen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. dijken en paden;
  • b. het behoud van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • c. met de daarbijbehorende:
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
35.2 Bouwregels
35.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de dubbelbestemming.

35.2.2 Gebouwen en overkappingen

Ten behoeve van deze dubbelbestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

35.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
35.3 Ontheffing van de Bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 35.2.1. en toestaan dat de in de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
    • 1. vooraf ontheffing is verkregen van de beheerder van de dijk.
35.4 Aanlegvergunningen
35.4.1 Aanlegvergunningplichtige werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen:

  • a. het wijzigen van het beloop en/of het profiel van de dijken- en padenstructuur;
  • b. het ontgronden, afgraven, egaliseren en/of ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur.
35.4.2 Uitzondering

Het in lid 35.4.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud dan wel het normale agrarisch gebruik betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de betreffende bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond.
35.4.3 Voorwaarden

De in lid 35.4.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend met inachtneming van het gestelde in bijlage 1 onder 1.6.1. en 1.24. en na het verkrijgen van een ontheffing van de dijkbeheerder.

Artikel 36 Leiding - Gas

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), voor het ter plaatse aangegeven aantal meters aan weerszijden van de as van de ter plaatse aangegeven strook, mede bestemd voor:

  • a. hoofdgastransportleidingen;
  • b. met de daarbijbehorende:
  • c. een veiligheidszone, indien en voorzover ter plaatse daarvoor een aantal meters is aangegeven;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
36.2 Bouwregels
36.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden, voor het ter plaatse aangegeven aantal meters voor de bebouwingsvrije zone aan weerszijden van de as van de ter plaatse aangegeven strook, geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

36.2.2 Gebouwen en overkappingen

Ten behoeve van deze dubbelbestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

36.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
36.3 Ontheffing van de Bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 36.2.1. en toestaan dat de in de ter plaatse voorkomende bestemmingen genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
    • 1. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
    • 2. rekening wordt gehouden met een doelmatig en veilig functioneren van nutsleidingen.
36.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het permanent opslaan van goederen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken als risicogevoelig object binnen een ter plaatse aangegeven veiligheidszone.
36.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 36.4. onder b en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt als risicogevoelig object, mits:
    • 1. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
    • 2. rekening wordt gehouden met de veiligheid van personen en goederen.
36.6 Aanlegvergunningen
36.6.1 Aanlegvergunningplichtige werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen:

  • a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
  • c. het in de grond drijven van voorwerpen dieper dan 30 cm;
  • d. het aanleggen of verharden van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm.
36.6.2 Uitzondering

Het in lid 36.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud dan wel het normale agrarische gebruik betreffen, indien dit niet dieper dan 30 cm betreft;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
36.6.3 Voorwaarden

De in lid 36.6.1. genoemde vergunning kan worden verleend, mits de belangen in verband met de betrokken leiding zich hier niet tegen verzetten, vooraf advies is ingewonnen van de leidingbeheerder en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van nutsleidingen.

36.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming 'Leiding - Gas' ter plaatse wordt aangebracht, mits:
    • 1. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het gestelde in bijlage 1 onder 1.8. onder c;
  • b. de bestemming 'Leiding - Gas' wordt verwijderd, mits:
    • 1. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het gestelde in bijlage 1 onder 1.8. onder c.

Artikel 37 Leiding - Riool

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), voor het ter plaatse aangegeven aantal meters aan weerszijden van de as van de ter plaatse aangegeven strook, mede bestemd voor:

  • a. rioolpersleidingen;

met de daarbijbehorende:

  • b. een veiligheidszone, indien en voorzover ter plaatse daarvoor een aantal meters is aangegeven;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
37.2 Bouwregels
37.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden, voor het ter plaatse aangegeven aantal meters voor de bebouwingsvrije zone aan weerszijden van de as van de ter plaatse aangegeven strook, geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

37.2.2 Gebouwen en overkappingen

Ten behoeve van deze dubbelbestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

37.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
37.3 Ontheffing van de Bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 37.2.1. en toestaan dat de in de ter plaatse voorkomende bestemmingen genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
    • 1. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
    • 2. rekening wordt gehouden met een doelmatig en veilig functioneren van nutsleidingen.
37.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het permanent opslaan van goederen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken als risicogevoelig object binnen een ter plaatse aangegeven veiligheidszone.
37.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 37.4. onder b en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt als risicogevoelig object, mits:
    • 1. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
    • 2. rekening wordt gehouden met de veiligheid van personen en goederen.
37.6 Aanlegvergunningen
37.6.1 Aanlegvergunningplichtige werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
  • c. het in de grond drijven van voorwerpen dieper dan 30 cm;
  • d. het aanleggen of verharden van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm.
37.6.2 Uitzondering

Het in lid 37.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud dan wel het normale agrarische gebruik betreffen, indien dit niet dieper dan 30 cm betreft;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
37.6.3 Voorwaarden

De in lid 37.6.1. genoemde vergunning kan worden verleend, mits de belangen in verband met de betrokken leiding zich hier niet tegen verzetten, vooraf advies is ingewonnen van de leidingbeheerder en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van nutsleidingen.

37.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming 'Leiding - Riool' ter plaatse wordt aangebracht, mits:
    • 1. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het gestelde in bijlage 1 onder 1.8. onder c;
  • b. de bestemming 'Leiding - Riool' wordt verwijderd, mits:
    • 1. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het gestelde in bijlage 1 onder 1.8. onder c.

Hoofdstuk 5 ALGEMENE REGELS

Artikel 38 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 39 Algemene bouwregel

De bouwgrenzen mogen, in afwijking van deze regels, uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.

Artikel 40 Algemene gebruiksregels

40.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met de bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de bestemming 'Recreatie 1' of 'Recreatie 2', dan wel de gronden waar met ontheffing een kampeerterrein voor klein kamperen is toegestaan, dan wel daar waar sprake is van tijdelijk kamperen of de inrichting van een gereguleerde overnachtingsplaats;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de bestemming 'Prostitutiebedrijf';
  • c. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • d. het storten van puin en afvalstoffen;
  • e. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • f. het gebruik van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen.
40.2 Ontheffing

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 40.1. onder a en toestaan dat de gronden tevens worden gebruikt als kampeerterrein voor klein kamperen, mits:
    • 1. er niet meer dan 15 kampeermiddelen worden geplaatst in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 2. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.9.2.
40.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, het plan wijzigen in díe zin dat:

  • a. de gronden behorende bij een bestaand kampeerterrein voor klein kamperen worden gebruikt als standplaats voor meer dan 15 kampeermiddelen, mits:
    • 1. er niet meer dan 25 kampeermiddelen worden geplaatst in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 2. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.9.2.
40.4 Uitzondering

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval niet gerekend:

kleinschalige duurzame energiewinning, waarbij gebruik ten behoeve van de opwekking van windenergie niet is toegestaan.

Artikel 41 Algemene aanduidingsregels

41.1 Geluidszone industrie
41.1.1 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • a. een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw, of de uitbreiding daarvan, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege de geluidszoneringsplichtige inrichtingen van de gevels van dit geluidsgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.
41.1.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van niet-geluidsgevoelige gronden en bouwwerken als geluidsgevoelig object.

Milieuzone fysische bodemaantasting

41.2 Milieuzone fysische bodemaantasting
41.2.1 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het oprichten, het in exploitatie nemen of hebben van boorputten;
  • b. het roeren van de grond dieper dan 2 m onder het maaiveld of het uitvoeren of doen uitvoeren van werken op of in de bodem, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de slecht doorlatende bodemlagen kunnen aantasten;
  • c. met uitzondering van:
  • d. het oprichten van boorputten ten behoeve van het grondwaterbeheer voor zover daarvoor een vergunning krachtens de Grondwaterwet is vereist of algemene voorschriften krachtens de Wet bodembescherming gelden;
  • e. het saneren van de bodem dan wel het verrichten van handelingen ten gevolge waarvan een verontreiniging van de bodem wordt verminderd of verplaatst, indien Gedeputeerde Staten voor dat saneren of die handelingen op grond van de Wet bodembescherming opdracht of toestemming hebben gegeven;
  • f. het verrichten van werkzaamheden ter uitvoering van een door Gedeputeerde Staten verleende vergunning als bedoeld in de Ontgrondingenwet.
41.3 Milieuzone grondwaterbeschermingsgebied
41.3.1 Bouwregels
  • a. Ten behoeve van de grondwaterbescherming mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  • b. Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
    • 1. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
41.3.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het hebben, gebruiken, vervoeren, dan wel op of in de bodem brengen van schadelijke stoffen;
  • b. het tot stand brengen, hebben of gebruiken van constructies van welke aard dan ook, leidingen en installaties daaronder begrepen, met het doel het vervoeren, het bergen, opslaan, overslaan, storten of verzinken van schadelijke stoffen door, op of in de bodem;
  • c. het oprichten, het in exploitatie nemen of hebben van boorputten;
  • d. het roeren van de grond dieper dan 2 m onder het maaiveld of het uitvoeren of doen uitvoeren van werken op of in de bodem, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de slecht doorlatende bodemlagen kunnen aantasten;
  • e. het aanleggen, hebben of reconstrueren van wegen, parkeergelegenheden en terreinen voor gemotoriseerd verkeer, waterwegen of spoorwegen;
  • f. het uitvoeren van een lozing in de bodem.

Waar in lid a tot en met g sprake is van oprichten, tot-stand-brengen of aanleggen, wordt daaronder mede verstaan wijzigen of uitbreiden.

Lid a is niet van toepassing op:

  • g. het voorhanden hebben, gebruiken en vervoeren van geringe hoeveelheden schadelijke stoffen in en bij woningen en andere gebouwen, die dienen of gediend hebben voor gebruik ter plaatse of afkomstig zijn van normaal gebruik van die woningen of gebouwen, mits bewaard in een deugdelijke verpakking en afdoende beschermd tegen invloeden van weersomstandigheden;
  • h. schadelijke stoffen aanwezig in en benodigd voor het doen functioneren van motorvoertuigen, motorwerktuigen of bromfietsen;
  • i. het vervoeren van schadelijke stoffen in afgesloten en vloeistofdichte tanks of in een deugdelijke gesloten verpakking, mits deugdelijk geladen, afdoende beschermd tegen invloeden van weersomstandigheden en op zodanig wijze dat geen gevaar voor verspreiding of verstuiving bestaat.

Lid e is niet van toepassing op:

  • j. wegen, parkeergelegenheden, terreinen voor gemotoriseerd verkeer, waterwegen of spoorwegen die op 15 februari 1989 bestonden of in aanleg waren, voor zover het de toestand betreft waarin zij op die datum verkeerden.

Lid c en d zijn niet van toepassing op:

  • k. het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van grondwateronttrekkingen met het oog op de openbare drinkwaterproductie;
  • l. het oprichten van boorputten ten behoeve van het grondwaterbeheer voor zover daarvoor een vergunning krachtens de Grondwaterwet is vereist of algemene voorschriften krachtens de Wet bodembescherming gelden;
  • m. het saneren van de bodem dan wel het verrichten van handelingen ten gevolge waarvan een verontreiniging van de bodem wordt verminderd of verplaatst, indien voor dat saneren of die handelingen Gedeputeerde Staten in het kader van de Wet bodembescherming opdracht of toestemming hebben gegeven.

Lid f is niet van toepassing op;

  • n. een lozing die was toegestaan op het tijdstip waarop dat artikel voor het gebied waarbinnen de lozing plaatsvindt, in werking treedt.
41.4 Veiligheidszone
41.4.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

41.4.2 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 41.4.1. en toestaan dat beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits:
    • 1. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
41.4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
41.4.4 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 41.4.3. en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als beperkt kwetsbare object, mits:
    • 1. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
41.4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:

  • a. de aanduidingsregel 'Veiligheidszone' wordt verwijderd van de plankaart, mits:
    • 1. de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd;
  • b. de aanduidingsregel 'Veiligheidszone' voor een risicovolle inrichting op de plankaart wordt gewijzigd (verkleind), mits:
    • 1. voor de risicovolle inrichting een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer is verleend of gewijzigd;
    • 2. de ligging van de zone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende veiligheidsafstand ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen;
    • 3. zich binnen de gewijzigde zone geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten bevinden.
41.5 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen
41.5.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van de bouw van nieuwe objecten en het gebruik van bestaande objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen.

41.5.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, gelden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding “veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen” de volgende regels:

  • a. er mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd;
  • b. de bouw van beperkt kwetsbare objecten is toegestaan, mits:
    • 1. er sprake is van zwaarwegende maatschappelijke, economische en/of planologische redenen;
    • 2. is aangetoond dat er hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen;
    • 3. de leidingbeheerder om advies is gevraagd.
41.5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze gebiedsaanduiding wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van minder zelfredzame personen.
41.5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding “veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen” wordt verwijderd, mits:
    • 1. de veiligheidszone is verlegd, verwijderd of buiten gebruik is gesteld;
    • 2. de verandering in de infrastructuur door Gedeputeerde Staten is gewijzigd in bijlage 17 van de provinciale Omgevingsverordening.
41.6 Vrijwaringszone molenbiotoop
41.6.1 Bebouwingsregels

Op of in deze gronden mag, in afwijking van het bepaalde in de andere daar ter plaatse voorkomende bestemmingen, niet hoger worden gebouwd dan:

  • a. binnen een afstand van 100 m van de molen: de hoogte die gelijk is aan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen;
  • b. binnen een afstand van 100 m tot 400 m van de molen: de hoogte genoemd onder a vermeerderd met 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen.
41.6.2 Ontheffing van de Bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 41.5.1. en toestaan dat de in de andere daar ter plaatse voorkomende bestemmingen genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
    • 1. vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen.
41.6.3 Aanlegvergunningen
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen van gronden hoger dan de op grond van de in lid 41.5.3. maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
    • 2. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting hoger dan de op grond van de in lid 41.5.3. maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
    • 3. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de in lid 41.5.3. maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken.
  • b. Het in lid 41.5.3. onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. De in lid 41.5.3. onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend met inachtneming van het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden. Voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen.

Artikel 42 Algemene ontheffingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, ontheffing verlenen van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst- en antennemasten wordt vergroot, mits:
    • 1. de antenne niet geplaatst kan worden op een bestaand bouwwerk, zoals een hoogspanningsmast, een windmolen, een reclamemast, een torensilo, of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk;
    • 2. de antenne niet geplaatst wordt in gebieden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur, in natuurgebieden en in grootschalige open gebieden;
    • 3. de mast radiografisch noodzakelijk is;
    • 4. bij plaatsing binnen de grenzen van een bouwperceel of binnen grenzen van een woon- of bedrijfsbestemming de hoogte van de mast ten hoogste 30,00 m mag bedragen;
    • 5. bij plaatsing binnen de grenzen van een bouwperceel of binnen grenzen van een woon- of bedrijfsbestemming gelegen aan een weg, een viaduct of een verkeersknooppunt, de hoogte van de mast ten hoogste 15,00 m mag bedragen;
    • 6. het aantal masten binnen de gemeente nier meer mag bedragen dan strikt noodzakelijk is voor de realisatie van een adequaat dekkend netwerk van voldoende capaciteit.
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van gebouwen en toestaan dat ten behoeve van het kleinschalig kamperen bij woningen en agrarische bedrijven, gebouwtjes ten behoeve van sanitaire voorzieningen worden gebouwd, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen per kampeerterrein ten hoogste 50 m² zal bedragen;
    • 2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
    • 3. tevens de in artikel 41. of 41.3. genoemde ontheffing of wijziging is verleend.

Artikel 43 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in bijlage 1, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer' dan wel de bestemming 'Verkeer' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 26 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.22. en 1.24.;
  • b. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer - Fiets- en voetpaden' dan wel de bestemming 'Verkeer - Fiets- en voetpaden' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 27 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.22. en 1.24.;
  • c. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Water' dan wel de bestemming 'Water' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 7 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.23. en 1.24.;
  • d. de bestemming 'Agrarisch - 2', 'Natuur' en/of 'Bos' wordt gewijzigd in de bestemming 'Water' en/of de bestemming 'Water' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - 2', 'Natuur' en/of 'Bos', alsmede de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurlandschappelijke lijnen' aan de gronden wordt toegekend, mits:
    • 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor het aanpassen van de bestemmingen ten behoeve van het wijzigen van het beloop van de Ruiten A;
    • 2. met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in bijlage 1 onder 1.24.
  • e. de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" wordt aangebracht dan wel wordt verwijderd, mits:
    • 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien een bedrijfswoning als plattelandswoning, dan wel een plattelandswoning opnieuw als bedrijfswoning in gebruik wordt genomen;
    • 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 44 Overige regels

44.1 Aanvullende werking welstandscriteria

De in de regels geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken kan nader worden ingevuld door de in de Woningwet bedoelde welstandscriteria.

44.2 Algemene nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

Hoofdstuk 6 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 45 Overgangsrecht

45.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van sublid a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
45.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 46 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

Regels deel uitmakende van het

Bestemmingsplan Buitengebied 2009, gedeeltelijke herziening 2015 geconsolideerde versie

van de gemeente Vlagtwedde.