direct naar inhoud van Artikel 23 Waarde - Beschermd dorpsgezicht
Plan: Bourtange Dorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0048.BP0908-vs01

Artikel 23 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en de uitbouw van de in hoofdstuk 2 en bijlage 1 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied vesting Bourtange en zijn bebouwing;

23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen in vesting Bourtange

Voor het bouwen van gebouwen in de vesting Bourtange gelden de volgende regels:

  • a. de dakvorm en nokrichting van een gebouw worden gehandhaafd;
  • b. de dakhelling van een gebouw mag niet minder dan 50° en niet meer dan 55° mag bedragen;
  • c. de gevels van gebouwen mogen uitsluitend worden uitgevoerd in met de hand gevormde ongeglazuurde bakstenen, waarvan het formaat 6x13x27 cm of kleiner bedraagt en de kleur geel-rood genuanceerd is, behoudens gebruik van een andere steensoort voorzover dat expliciet is toegestaan;
  • d. de stenen van gebouwen mogen uitsluitend in staand- of kruisverband zijn vermetseld;
  • e. de dakbedekking van gebouwen mag uitsluitend uit gebakken blauwe gegolfde pannen bestaan dan wel uit een andere dakbedekking, welke in overeenstemming is met het historisch karakter van de omgeving;
  • f. de kozijnen, ramen en deuren van gebouwen mogen uitsluitend in hout zijn uitgevoerd;
  • g. van een gebouw mogen de gevelopeningen gezamenlijk niet meer oppervlakte beslaan dan 30% van het geveloppervlak waarin zij zijn aangebracht, (behoudens overschrijdingen van de oppervlakte van de gevelopeningen, die krachtens de regels zijn toegestaan) terwijl deze openingen naar indeling, grootte en schaal aangepast zijn aan die in de bestaande historische panden in de omgeving;
  • h. de houten mastgoten, in de afmetingen 16x25 cm, buiten het gevelvlak op uitgemetselde consoles zijn aangebracht.
23.2.2 Erfscheiding in vesting Bourtange

Voor het bouwen van erfscheiding in de vesting Bourtange gelden de volgende regels:

  • a. de erfscheidingsmuren mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - muur' of 'specifieke bouwaanduiding - haag';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - muur':
    • 1. mogen de erfscheidingsmuren uitsluitend zijn uitgevoerd in met de hand gevormde ongeglazuurde bakstenen, waarvan het formaat 6x13x27 cm of kleiner bedraagt en de kleur geel-rood genuanceerd is,
    • 2. mogen de stenen van de erfscheidingsmuren uitsluitend in staand- of kruisverband zijn vermetseld;
    • 3. mag de bouwhoogte van erfscheidingsmuren ten hoogste 2,20 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet minder dan 1,80 m mag bedragen gemeten ter plaatse vanaf de aansluitingen met de gevels;
  • c. ter plaatse van de aanduiding ' specifieke bouwaanduiding - haag':
    • 1. mag de erfscheiding uitsluitend bestaan uit hagen, eenvoudige houten hekwerken, gevormd door vierkant gezaagde palen met horizontale evenwijdige, rechthoekig gezaagde delen, zwart of wit geschilderd of zwart geïmpregneerd dan wel hardstenen palen met smeedijzeren kettingen verbonden;
    • 2. mag de bouwhoogte van erfscheiding ten hoogste 1,20 m bedragen.
23.2.3 Bouwwerken ten behoeve van het voeren van reclame

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken ten behoeve van het voeren van reclame worden opgericht.

23.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de hoofdvorm, de plaats, de situering, de afmetingen, de inrichting en het materiaal gebruik van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en/of karakteristieke waarden;
  • c. het bebouwingsbeeld en verschijningsvorm van het gebouw zoals omschreven in de documentatie van de vesting rond 1742.

23.4 Afwijken van de bouwregels
23.4.1 Bevoegdheid

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 23.2.1 onder b in die zin dat de dakhelling van een gebouw wordt vergroot of verkleind, indien blijkt dat dit past in het historische karakter van de vesting;
  • b. het bepaalde in lid 23.2.1 onder c in die zin dat de gevels van aangebouwde bijbehorende bouwwerken in hout worden uitgevoerd, met dien verstande dat dit materiaal moet worden gerabat of gepotdekseld in zwarte kleur;
  • c. het bepaalde in lid 23.2.1 onder c in die zin dat de gevels van gebouwen in een andere steensoort worden uitgevoerd, mits:
    • 1. het formaat 6x13x27 of kleiner bedraagt;
    • 2. de gevels worden gesaust in gebroken wit;
    • 3. geen afbreuk wordt gedaan aan het historische karakter van het betreffende gebouw;
  • d. het bepaalde in lid 23.2.1 onder g in die zin dat de gevelopeningen van een gebouw gezamenlijk ten hoogste 45% beslaan van het geveloppervlak waarin zij zijn aangebracht, mits:
    • 1. deze grotere gevelopeningen noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van het betreffende gebouw;
    • 2. geen afbreuk wordt gedaan aan het historische karakter van het betreffende gebouw.
  • e. het bepaalde in lid 23.2.3 in die zin dat bouwwerken ten behoeve van het voeren van reclame worden gebouwd, mits:
    • 1. hiervoor redenen van historische of maatschappelijke aard voor aanwezig zijn;
    • 2. de reclame in overeenstemming is met het historische karakter van de omgeving;
    • 3. deze afwijking in combinatie met de afwijking onder 23.6 wordt verleend.
23.4.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en/of karakteristieke waarden van de vesting Bourtange.

23.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - muur' voor erfafscheiding anders dan de in vorm van muren die voldoen aan de voorwaarden genoemd in lid 23.2.2 onder b;
  • b. het gebruiken van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - haag' voor erfafscheiding anders dan de in vorm van hagen en dergelijke, met dien verstande dat deze erfafscheiding uitsluitend mag bestaan uit hagen welke bestaan uit meidoorn, hulst of groene beuk en geen grotere hoogte mogen hebben dan 1,20 m, terwijl per perceel slechts één soort haag is toegestaan, dan wel uit eenvoudige houten hekwerken, gevormd door vierkant gezaagde palen met horizontale evenwijdige, rechthoekig gezaagde delen, zwart of wit geschilderd of zwart geïmpregneerd, dan wel uit hardstenen palen met smeedijzeren kettingen verbonden;
  • c. het inrichten van de vestingswallen en vestinggrachten in afwijking van het aangegeven dwarsprofiel;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - klinkers en veldkeien' het gebruik van gronden voor bestratingen uitgevoerd met andere materialen dan klinkers of veldkeien;
  • e. het gebruik van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van reclame.

23.6 Afwijken van de gebruiksregels
23.6.1 Bevoegdheid

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 23.5 onder e in die zin dat de gronden worden gebruikt ten behoeve van het voeren van reclame, mits:
    • 1. hiervoor redenen van historische of maatschappelijke aard voor aanwezig zijn;
    • 2. de reclame in overeenstemming is met het historische karakter van de omgeving;
    • 3. deze afwijking in combinatie met de afwijking onder 23.4.1 onder e wordt verleend.
23.6.2 Toetsingscriteria

De in lid 23.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de cultuurhistorische en/of karakteristieke waarden;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

23.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.7.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere daar voorkomende bestemming(en), een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het dempen van watergangen en waterpartijen;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen buiten gebouwen anders dan met zwerfkeien en gebakken klinkers;
  • d. het aanbrengen van een verkavelingsstructuur zodanig dat afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke indeling van de vijfhoekige vesting, bestaande uit een vijfhoekig plein en een aantal van daaruit radiaal gerichte straten, die onderling door dwarsstraatjes worden verbonden;
  • e. het verwijderen van karakteristieke hagen en bomen;
  • f. het planten en in stand houden van hagen, indien:
    • 1. het hagen hoger dan 1,20 m betreft;
    • 2. het geen meidoorn, hulst of groene beuk betreft, waarbij per perceel slechts één soort haag is toegestaan;
  • g. het verwijderen van vestingmuren;
  • h. het voeren van reclame.
23.7.2 Uitzondering

Het bepaalde in sublid 23.7.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
23.7.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning zal uitsluitend worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in hoofdstuk 2 en bijlage 1 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht.

23.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
23.8.1 Vergunningplicht

Voor het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken is een omgevingsvergunning vereist.

23.8.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 23.8.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
23.8.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke indeling van de vesting;
  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
  • c. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  • d. het delen van een gebouw betreft die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.