direct naar inhoud van Artikel 28 Algemene afwijkingsregels
Plan: Bourtange Dorp
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0048.BP0908-vo01

Artikel 28 Algemene afwijkingsregels

28.1 Bevoegdheid

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels in die zin dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst- en antennemasten wordt vergroot, mits:
    • 1. de antenne niet geplaatst kan worden op een bestaand bouwwerk, zoals een hoogspanningsmast, een windmolen, een reclamemast, een torensilo, of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk;
    • 2. de antenne niet geplaatst wordt in natuurgebieden en in grootschalige open gebieden;
    • 3. de mast radiografisch noodzakelijk is;
    • 4. bij plaatsing binnen de grenzen van een bouwperceel of binnen grenzen van een woon- of bedrijfsbestemming de hoogte van de mast ten hoogste 30,00 m mag bedragen;
    • 5. bij plaatsing binnen de grenzen van een bouwperceel of binnen grenzen van een woon- of bedrijfsbestemming gelegen aan een weg, een viaduct of een verkeersknooppunt, de hoogte van de mast ten hoogste 15,00 m mag bedragen;
    • 6. het aantal masten binnen de gemeente nier meer mag bedragen dan strikt noodzakelijk is voor de realisatie van een adequaat dekkend netwerk van voldoende capaciteit;
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van gebouwen in die zin dat ten behoeve van het kleinschalig kamperen bij woningen en agrarische bedrijven, gebouwtjes ten behoeve van sanitaire voorzieningen worden gebouwd, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen per kampeerterrein ten hoogste 50 m² zal bedragen;
    • 2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
    • 3. tevens de in artikel 26.2 genoemde afwijking van de gebruiksregels is verleend.
28.2 Toetsingscriteria

De in lid 28.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeleid;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de cultuurhistorische en/of karakteristieke waarden;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.