direct naar inhoud van 5.8 Externe veiligheid
Plan: Ter Apelervenen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0048.BP0901-vs01

5.8 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid ten aanzien van inrichtingen zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichting (Bevi).

Ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water geldt vooralsnog de Circulaire Risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen. Op grond van deze circulaire geldt een grenswaarde ten opzichte van het plaatsgebonden risico (PR) en een oriënterende waarde voor het groepsrisico (GR).

Per 1 juli 2012 de regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen veranderd. Op basis van het Besluit transportroutes externe veiligheid moet rekening worden gehouden met het zogenaamde basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uitgangspunt van het basisnet is dat door het vastleggen van veiligheidszones de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkelingen op elkaar kunnen worden afgestemd. Het Rijk stelt het basisnet vast voor de rijksinfrastructuur. Provincies kunnen een eigen basisnet vastleggen. Dit heeft de provincie Groningen gedaan.

Op 20 april 2010 heeft de Provincie Groningen een basisnet vastgesteld en opgenomen in de Omgevingsverordening. Op grond van dit beleid geldt dat langs verschillende rijks- en provinciale wegen PR 10-6-contouren zijn vastgelegd, waarbinnen geen kwetsbare objecten kunnen worden gerealiseerd. Daarnaast geldt langs deze wegen een zogenaamde plasbrandaandachtszone (PAG): een zone van 30 meter waarin geen objecten mogen worden geprojecteerd waar verminderd zelfredzame personen voorkomen (bijvoorbeeld scholen of verzorgingstehuizen).

Risicobronnen

Op basis van de risicokaart van de provincie Groningen is geconstateerd dat er geen risicocontouren van inrichtingen en buisleidingen over het plangebied liggen. Dit is tevens geconcludeerd in de overlegreactie die is toegezonden door de regionale brandweer. Wel ligt het plangebied binnen de invloedssfeer van de N366, de provinciale weg nabij het plangebied. De weg maakt tevens onderdeel uit van het provinciale basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Verantwoording

Het Steunpunt externe veiligheid heeft (in eerste instantie ten behoeve van het voorontwerp van dit bestemmingsplan) in een risicoberekening (RBM-II) aangetoond dat het huisvesten van extra personen bij het COA niet leidt tot een significante toename van het groepsrisico of tot overschrijding van de oriënterende waarde. Een uitgebreide verantwoording is zodoende niet noodzakelijk.

In een aanvullende notitie van het Steunpunt Externe Veiligheid (7 december 2012) is, gelet op de inmiddels uitgewerkte plannen voor het COA, een aanvullende externe veiligheidstoets gedaan (zie ook bijlage 3).

Het Steunpunt concludeert het volgende:

  • De uitbreiding vindt plaats in de richting van een hogedruk aardgastransportleiding van de NV Nederlandse Gasunie. Deze ligt op circa 500 m van het huidige complex. De uitbreiding zal niet plaatsvinden binnen het invloedsgebied van deze leiding.
  • De uitbreiding vindt plaats nabij de provinciale we (N366). Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling, aangezien deze 0 m is.
  • Ook ligt de ontwikkeling niet binnen het 30- m zone van deze provinciale weg. Wel ligt de beoogde ontwikkeling binnen het invloedsgebied van de N366 en moet het groepsrisico verantwoord worden. Met het oog daarop heeft het Steunpunt Externe Veiligheid een berekening uitgevoerd. Daaruit blijkt dat de beoogde uitbreiding beneden de oriënterende waarde blijft. Voor de verantwoording van het groepsrisico is een advies van de Regionale brandweer nodig met betrekking tot rampenbestrijding en zelfredzaamheid; dit laatste tevens vanwege de verminderde zelfredzaamheid van personen die hier verblijven.

Advies regionale brandweer.

De regionale brandweer heeft in haar overlegreactie in eerste instantie gereageerd op het voorontwerp van 2009. Zij komt daarbij tot de volgende conclusie:

  • ten aanzien van de bereikbaarheid van het plangebied geldt dat de opkomsttijd minder dan 8 minuten bedraagt. Het gebied is in voldoende mate tweezijdig bereikbaar via de Nulweg en de Westerstraat;
  • ten aanzien van de bluswatervoorzieningen geldt dat er onvoldoende (secundaire) bluswatervoorzieningen aanwezig zijn om grote incidenten te kunnen bestrijden;
  • in het kader van zelfredzaamheid geldt dat er in het plangebied geen verminderd zelfredzame personen worden gehuisvest. Wel is er voor een deel van het gebied sprake van onvrijwillig verblijf. Dit verblijf vindt echter plaats buiten het invloedsgebied.

Op grond van het bovenstaande wordt geadviseerd secundaire blusvoorzieningen langs de N366 te realiseren, bijvoorbeeld door het verbreden en/of uitdiepen van de bestaande sloot.

De voorgestelde aanpassing van secundaire blusvoorzieningen kan niet binnen het bestemmingsplan worden geregeld, aangezien de sloot buiten het plangebied valt. De uitvoering van deze maatregel zal in overleg met de Regionale Brandweer worden ingevuld. Gelet op de beperkte omvang van het groepsrisico (onder de oriënterende waarde), de mogelijkheden voor rampenbestrijding en zelfredzaamheid, worden eventuele restrisico's door het bevoegd gezag aanvaardbaar geacht. Daarmee is het groepsrisico afdoende verantwoord.

Over de omstandigheid dat het plangebied is uitgebreid wordt een aanvullend advies van de regionale brandweer gevraagd, gelet ook het hiervoor genoemde advies van het Steunpunt Externe Veiligheid.