direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Veendammer Poort N33
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0047.02BPDrieborghN33-0401

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De N33 is verdubbeld en ter hoogte van de aansluiting op de N366 bij Veendam buigt de nieuwe N33 ter wille van de constructie van een geheel nieuwe aansluiting (half klaverblad) uit naar het oosten. Daardoor is tussen het bestaande bedrijventerrein 'De Zwaaikom' en de nieuwe N33 een te ontwikkelen bedrijvenlocatie van 6 hectare ontstaan. Vanwege de ligging aan dit belangrijke verkeersknooppunt krijgt het nieuwe gedeelte bedrijventerrein een extra potentie en een gezichtsbepalende functie. Tevens liggen er kansen om de (hoofd)entree van de plaats Veendam hier goed vorm te geven. Deze hoofdentree sluit rechtstreeks aan op het OV-knooppunt Veendam èn (iets verder weg) op het centrum met het kernwinkelgebied. Gelet op de positieve kenmerken van het terrein (uitstekende zichtbaarheid, uitstekende bereikbaarheid, het is een A1-locatie) en de behoefte van de gemeente Veendam om te komen tot een bedrijventerrein dat onderscheidend is van/in de regio en het areaal van reguliere bedrijventerreinen in de gemeente, wordt gedacht aan een invulling met een (boven)regionale functie. De beoogde invulling daarvan bestaat uit perifere detailhandel en andere grootschalige detailhandel, horeca, leisure en maatschappelijke voorzieningen/doeleinden.

McDonald's ziet potentie op deze locatie om bij te dragen aan de ambities van de gemeente Veendam. De gemeente Veendam is eigenaar van de grond en is enthousiast om McDonald's binnen de gemeentegrenzen te krijgen. Zodoende heeft McDonald's het plan om op deze locatie een wegrestaurant met drive-thru functie te realiseren.

De ontwikkeling van deze kavel geeft een eerste invulling aan de open ruimte die is ontstaan na verlegging van de N33.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

De projectlocatie heeft betrekking op het zuidelijk gedeelte van een braakliggend perceel van een nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein. De projectlocatie bevindt zich ten westen van de N33, ten noorden van de N366 en ten oosten van bedrijventerrein De Zwaaikom in Veendam. Op onderstaande afbeeldingen is de ligging ten opzichte van de omgeving weergegeven en op de ingezoomde luchtfoto de globale begrenzing van de projectlocatie waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0047.02BPDrieborghN33-0401_0001.png"

Afbeelding: ligging en begrenzing plangebied (bron: GoogleEarth)

1.3 Juridische opzet en leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit regels en een verbeelding, dit gaat vergezeld van een toelichting.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. Deze bestemmingen zijn gerelateerd aan de in de regels opgenomen juridische regeling. De verbeelding en de regels vormen samen de bestemmingsplanregeling zoals deze door de gemeenteraad wordt vastgesteld. Op de landelijke website "www.ruimtelijkeplannen.nl" moeten de relevante regels zichtbaar zijn bij het 'aanklikken' van de desbetreffende gronden. De digitale verbeelding waarop de herziening betrekking heeft, geeft weer op welke gronden het bestemmingsplan betrekking heeft. Daarop zijn tevens de van toepassing zijnde bestemming, de bouw- en maatvoeringsaanduidingen en de functieaanduidingen zichtbaar.

De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit vijf hoofdstukken. Na dit eerste inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het ruimtelijk kader waarin de uitgangspunten voor het bestemmingsplan zijn beschreven en wat de gevolgen zijn van de wijzigingen die voorzien zijn in het plan. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de omgevingsaspecten in relatie tot de wijzigingen van deze herziening. De economische uitvoerbaarheid volgt in hoofdstuk 4 en tot slot behandelt hoofdstuk 5 de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk kader

2.1 Bestemmingsplan

2.1.1 Bestemmingsplannen

Ter plaatse van het onderhavige plangebied vervangt het voorliggende bestemmingsplan de volgende drie bestemmingsplannen:

  • a. Het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen' is op 11 juni 2011 door de raad van de gemeente Veendam vastgesteld.
  • b. De beheersverordening 'Buitengebied Veendam' is op 17 juni 2013 door de raad van de gemeente Veendam vastgesteld.
  • c. Het Inpassingsplan 'Agrarische bouwpercelen' is op 31 januari 2018 door Provinciale Staten van de provincie Groningen vastgesteld.

ad b: In afwachting van de ontwikkeling van de locatie Veendammer Poort N33 is dit deel steeds buiten planactualisaties gelaten, vandaar dat hier de beheersverordening nog geldt en niet het bestemmingsplan 'Buitengebied'.

Op de navolgende afbeeldingen is een weergave van de bestemmingsplannen en het inpassingsplan weergeven. Het onderhavige plangebied is rood omlijnd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0047.02BPDrieborghN33-0401_0002.png"

2.1.2 Bestemmingsplan 'Bedrijventerrein'

Het plandeel, dat valt binnen het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein' is bestemd voor 'Verkeer'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0047.02BPDrieborghN33-0401_0003.png"

2.1.3 Beheersverordening 'Buitengebied Veendam'

Het plandeel dat valt binnen de beheerserordening 'Buitengebied Veendam' is bestemd voor 'Agrarisch'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0047.02BPDrieborghN33-0401_0004.png"

2.1.4 Inpassingsplan 'Agrarische bouwpercelen'

Inpassingsplan 'Agrarische bouwpercelen' heeft betrekking op de bouwmogelijkheden op agrarische bouwpercelen, wat voor onderhavige ontwikkeling niet relevant is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0047.02BPDrieborghN33-0401_0005.png"

2.1.5 Bestemmingsplan 'Veegplan Buitengebied Veendam 2019'

Op 28 oktober 2019 heeft de raad van de gemeente Veendam het bestemmingsplan 'Veegplan Buitengebied Veendam 2019' vastgesteld. Dat veegplan heeft geen betrekking op de gronden van het onderhavige plangebied.

Het bestemmingsplan 'Veegplan Buitengebied Veendam 2019' herstelt enkele onvolkomenheden, is geactualiseerd naar aanleiding van wijzigingen in het provinciale beleid en naar aanleiding van de in de tussentijd verleende omgevingsvergunningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0047.02BPDrieborghN33-0401_0006.png"

2.2 Beleid

2.2.1 Rijksbeleid
2.2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 14 juni 2011 heeft het kabinet het ontwerp van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) aan de Tweede Kamer gestuurd met daarbij een ontwerp Algemene maatregel van bestuur (Amvb) Ruimte (het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening: Barro).

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. Het Barro is op 22 augustus 2011 vastgesteld en op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro zijn bepalingen opgenomen ter bescherming van nationale belangen, zoals de mainportontwikkeling van Schiphol, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, de uitoefening van defensietaken en bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam.

Op 1 oktober 2012 is het Barro gewijzigd en traden delen van het Barro in werking die al waren vastgesteld, maar die voor hun inwerkingtreding wachtten op deze wetswijziging. Met deze aanpassingen in de regelgeving is de wettelijke borging van het beleid in de SVIR nagenoeg voltooid. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond Rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.

Het plangebied is geen binnenstedelijke locatie, met de ontwikkeling van het plangebied en de aanleg van de N33 wordt wel aangesloten op het bestaand stedelijk gebied en gaat het daarvan deel uitmaken. Zodoende komt het plangebied wel in aanmerking voor een binnenstedelijke locatie waarbij de in het Barro aangegeven Rijksbelangen niet in het geding zijn.

2.2.1.2 NOVI

NOVI staat voor Nationale Omgevingsvisie. Het Ontwerp van de NOVI is in juni 2019 verschenen, zie www.ontwerpnovi.nl. De periode van officiële ter inzage legging liep van 20 augustus 2019 t/m 30 september 2019. Indien ten tijde van vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan de NOVI ook is vastgesteld zal hier rekening mee gehouden moeten worden.

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) richt zich op vier prioriteiten. Deze onderwerpen hebben onderling veel met elkaar te maken en ze hebben gevolgen voor hoe we onze fysieke leefomgeving inrichten. De Nationale Omgevingsvisie helpt bij het maken van de noodzakelijke keuzes.

  • Ruimte maken voor de klimaatverandering en energietransitie
  • De economie van Nederland verduurzamen en ons groeipotentieel behouden
  • Onze steden en regio's sterker en leefbaarder maken
  • Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen

Het bestemmingsplan is niet in strijd met de NOVI.

2.2.2 Provinciaal beleid
2.2.2.1 Geconsolideerde Omgevingsverordening

Op 3 februari 2021 heeft Provinciale Staten van de provincie Groningen besloten de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016 op diverse onderdelen aan te passen. Punt J van dat besluit luidt:

Kaart 1 Buitengebied wordt gewijzigd als volgt:

- Ter plaatse van de aanduiding "Buitengebied - ERAF" vervalt de aanduiding "Buitengebied"

Daarmee zijn de gronden van het plangebied komen te vallen binnen het het bestaand stedelijk gebied. Voor bestaand stedelijk gebied zijn in de Omgevingsverordening geen verdere voorschriften gegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0047.02BPDrieborghN33-0401_0007.png"

Daarover is in de toelichting beschreven dat de grens van het buitengebied wijzigt ter hoogte van een gebied aan de oostzijde van Veendam. Dit gebeurt op verzoek van de gemeente Veendam. Het verzoek heeft tot doel om de vestiging van nieuwe stedelijke functies in dit gebied mogelijk te maken. Het gebied waarop het verzoek betrekking heeft is ontstaan doordat bij de verdubbeling van de weg N33 ter plaatse van de kruising met de N366 het nieuwe tracé een uitbuiging maakt. Deze uitbuiging was nodig om voor de aansluiting van de N33 op de weg N366 een half klaverblad aan te kunnen leggen. Het gebied is als gevolg hiervan ingeklemd tussen het bedrijventerrein De Zwaaikom, de N366 en de N33. De omvang van het gebied bedraagt 6 hectare. Omdat het gebied ligt ingeklemd tussen de N33 en het bedrijventerrein De Zwaaikom, waardoor het feitelijk deel uitmaakt van het stedelijk weefsel van de plaats Veendam en het gebruik voor agrarische doeleinden niet voor de hand ligt, wordt dit gebied betrokken bij het bestaand stedelijk gebied. Kaart 1 van de Omgevingsverordening is hierop aangepast.

De ontwikkeling van het restaurant op deze locatie is daardoor in overeenstemming met de Omgevingsverordening.

2.2.3 Gemeentelijk beleid
2.2.3.1 Structuurvisie gemeente Veendam

De structuurvisie is op 16 februari 2015 vastgesteld door de gemeente Veendam.

Centrale thema’s van het beleid in deze structuurvisie zijn, dat:

  • Veendam streeft naar een goed woon- en leefklimaat. Het woonbeleid voor de komende jaren is meer gericht op inbreiding in het centrum en het temporiseren van de uitbreidingslocaties. Daarnaast wordt het beleid zo geformuleerd (o.a. in de nota accommodatie- en voorzieningenbeleid), dat tijdig kan worden geanticipeerd op ontwikkelingen in onderwijs, sport, welzijn, zorg en cultuur. (A)
  • Veendam streeft naar een versterking van de regionale centrumfunctie. Het centrum dient daartoe goed bereikbaar te zijn en een aantrekkelijk winkel- en woongebied te zijn. (B)
  • Veendam streeft naar een sterk bedrijfsleven en wil hiervoor waar mogelijk faciliteren. Hiervoor is een goede zonering van de diverse bedrijvigheid van belang en tevens goede ontsluitingen over weg, rails en water. (C)
  • Veendam streeft naar een behoud en een versterking van de landschappelijke, cultuurhistorische en recreatieve mogelijkheden. Met name het gebied aan de westzijde van Veendam biedt hiervoor kansrijk ontwikkelpotentieel (Randvenen, Borgerswold, Langebosch, etc.) (D)

In de structuurvisie is de locatie aangewezen als 'bedrijven-industriezone' en 'te verbeteren oostelijke entree'. De provincie heeft bij brief van 25 november 2014 ingestemd met deze aanwijzing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0047.02BPDrieborghN33-0401_0008.png"

5. Bedrijven- en industriezone

Binnen deze zone kan een veelheid aan werkmilieus worden aangeboden met een bijzondere aantrekkingskracht. Gemikt wordt op het nastreven van een hoogwaardige beeld- en inrichtingskwaliteit en minder op een strakke functionele indeling. Een deel van de bestaande bedrijventerreinen zal hiertoe moeten worden gerevitaliseerd (bijvoorbeeld Meihuizenweg/ Industrieweg, Ommelanderwijk) danwel worden getransformeerd. Het gebied heeft een uitstekende ontsluiting op de hoofdwegenstructuur, een verscheidenheid aan mogelijke werkmilieus en een strategisch voordeel door de aanwezigheid van spoor, weg en water.

8. Verbeteren oostelijke entree

De hoofdentree van Veendam ligt bij het centrum en wordt in de komende jaren alleen maar versterkt. In de komende jaren gaat veel veranderen door de uitvoering van het Masterplan centrum Veendam en de verdubbeling van de N33. Het is de eerste indruk die een bezoeker van Veendam krijgt. Het entreegebied vanaf de N33 onderscheidt zich als kansrijk gebied voor een hoogwaardige entree. Het is een schakelgebied tussen de N33 en het knooppunt openbaar vervoer, personenvervoer via het spoor en het centrumgebied. Door een uitbuiging van de verdubbelde N33 ter hoogte van het knooppunt met de N366 is er aansluitend op de bestaande bedrijvenlocatie een locatie van 6 hectare ontstaan. Hiervoor dient een invulling met een (boven)regionale functie gezocht te worden. Al deze losse projecten vragen een samenhangende benadering waardoor ze ieder voor zich worden ervaren als onderdeel van één ruimtelijk-functioneel gebied. In de beeldkwaliteitsvisie Bedrijvenlocaties A7/N33 wordt voor deze oostelijke entree (stedelijke zichtlocatie Veendammer entree) de opgave meegegeven om dit samenhangende gebied een parkachtige uitstraling te geven, zodat direct bij binnenkomst Veendam als Parkstad wordt ervaren.

De beoogde ontwikkeling past binnen de gemeentelijke structuurvisie.

2.2.3.2 Beleidsnotitie over horeca in Veendam ‘Bruisend beheerst’

Op 30 juni 2014 heeft de gemeenteraad het horecabeleid voor Veendam vastgesteld. In deze beleidsnotitie worden enkel twee deelgebieden onderscheiden: het centrumgebied en het daar buiten gelegen gebied (het buiten-centrumgebied). Het centrumgebied wordt begrensd door: Jakob Bruggemalaan, Lloydsweg, Van Stolbergweg, Julianalaan, Sorghvlietlaan en Buitenwoellaan. Het gebied daarbuiten geldt als buiten-centrumgebied. Het onderhavige plangebied valt in het buiten-centrum gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0047.02BPDrieborghN33-0401_0009.png"

Afbeelding: bijlage 1 bij beleidsnotitie, Kaart centrumgebied/ buiten-centrumgebied 

Voor het buiten-centrumgebied wordt gekozen voor een conserverend-reducerend beleid, wat betekent dat bestaande horeca kan worden voortgezet en bij vrijkomende horeca per geval wordt bezien of tot het wegnemen van de horecafunctie kan worden overgegaan. Het wegnemen van de horecafunctie heeft - indien er mede op basis van recente ervaringen kan worden gesproken van een onaanvaardbare spanning op het woon- en leefmilieu te plaatse- daarbij de voorkeur. Uiteraard is hierbij ook het kostenaspect (planschade) een belangrijke beslisfactor. Per geval zal deze beoordeling moeten worden gemaakt. Horeca die een duidelijke toegevoegde waarde heeft voor toerisme en/ of recreatie, kan evenwel in het buiten-centrumgebied op een impuls of ondersteuning rekenen, zij het dat met bijzondere vergunningsvoorschriften (met name ook t.a.v. sluitingstijden) de spanning op het woon- en leefklimaat in dit buitengebied zal worden beperkt. Voorbeelden van toeristisch-recreatief ondersteunende horeca zijn: pensions, hotels, bed-and-breakfasts, maar ook op recreanten gerichte horecavoorzieningen zoals pannenkoekboerderijen, theehuizen, passantencafés et cetera.

Indien er sprake is van nieuwe horeca die een aantoonbare meerwaarde heeft voor het toeristisch of recreatief verblijf in de gemeente (bv. pensions, hotels, restaurants, pannenkoekenboerderij, kleinschalige horeca gericht op passanten) zal in het buiten-centrumgebied daar wel ruimte voor moeten zijn. Deze (nieuwe) categorie vormt daarmee de uitzondering op het in beginsel conserverend-reducerend beleid voor het buiten-centrumgebied.

De voorgenomen vestiging van een fastfoodrestaurant nabij de Poort van Veendam (langs de N33) zal worden gekwalificeerd als dag- en vroege nachthoreca waarbij het risico op verstoring van de openbare orde als beperkt of gering wordt ingeschat. De meerwaarde van vestiging kan worden gevonden in het bieden van gelegenheid voor verkeersdeelnemers tot het nuttigen van dranken en spijzen ter plaatse met daarbij de kans op vervolgbezoek aan het centrum van Veendam. Hiermee wordt invulling gegeven aan het meerwaarde-criterium waardoor de uitzonderingsgrond wordt ingevuld. Vanuit het geldende horecabeleid bestaat dan ook reden mee te werken aan het initiatief.

 

2.2.3.3 Welstand

Volgens de Woningwet dient welstandstoezicht gebaseerd te zijn op door de gemeenteraad vastgesteld beleid: de welstandsnota. Per 7 juni 2004 beschikt de gemeente Veendam over een welstandsbeleidsnota. In de nota staan de welstandseisen omschreven die aan een bouwwerk worden gesteld. Het gaat om welstandscriteria die betrekking kunnen hebben op onder andere de hoofdvorm, het materiaalgebruik, de kleurkeuze en de detaillering van een concreet bouwwerk. Het doel van de nota is het streven naar behoud en zo nodig versterking van de beeldkwaliteit in het algemeen en die van beschermde dorpsgezichten in het bijzonder.

Bij de ruimtelijke toetsing van bouwaanvragen in het plangebied zijn twee toetsingsinstrumenten van belang, namelijk de welstandsnota en het bestemmingsplan. Als regel geldt dat de welstandscriteria in de welstandsnota zich bewegen binnen de bebouwingsmogelijkheden die door het bestemmingsplan worden gegeven.

De regels in dit bestemmingsplan gaan met name over de maatvoering en de plaatsing van gebouwen en andere bouwwerken. De zaken die niet in dit bestemmingsplan zijn geregeld of niet kunnen worden geregeld, maar vanuit het oogpunt van welstand wel belangrijk zijn, worden via de welstandsnota geregeld.

Volgens de Woningwet mogen in de welstandsnota criteria worden opgenomen die betrekking hebben op het uiterlijk en de plaatsing van bouwwerken. Het is duidelijk dat er een bepaalde overlap tussen het bestemmingsplan en de welstandsnota kan voorkomen. Daarom geldt dat bij strijdigheid tussen de welstandscriteria en de bestemmingsplanregels de laatste leidend zijn.

Op basis van ruimtelijke structuur en de daarmee samenhangende overeenkomsten in functionele, stedenbouwkundige en/of architectonische kenmerken vanuit welstandsoptiek is de gemeente in 21 deelgebieden onderverdeeld, waarop aanvullingen zijn gedaan voor diverse ontwikkelingen. Per deelgebied is een samenhangend beoordelingskader opgesteld.

het voor het onderhavige plangebied geldende beoordelingskader is niet toegespitst op de ontwikkeling van het gebied tussen de Zwaaikom en de N33. In het kader van de Gebiedsvisie voor deze ontwikkeling wordt een nieuw beeldkwaliteitsplan voorbereid. Dat beeldkwaliteitsplan dient dan als bindend gemeentelijk beleid voor de toekomstige welstandsbeoordeling van bouw- en verbouwplannen en vormt een aanvulling op de vastgestelde welstandsnota.

De ontwikkeling van het perceel voor McDonald's loopt vooruit op de Gebiedsvisie en het beeldkwaliteitsplan. Voor dit perceel is een afzonderlijk traject doorlopen waarbij de context vanuit de gebiedsvisie (in de vorm van de daarin verwoorde uitgangspunten en de reeds gedane gebiedsanalyse) als vertrekpunt zijn genomen voor de beoordeling van dit initiatief. Dit traject is inmiddels afgesloten met een positief advies vanuit welstand voor deze ontwikkeling.

2.3 Inpasbaarheid ruimtelijke ontwikkelingen

2.3.1 Ruimtelijke kwaliteit Veendammer Poort N33

Dit bestemmingsplan ziet op de vestiging van het restaurant op zichzelf. Het is echter een ontwikkeling die de feitelijke start vormt voor het grotere geheel, het gehele terrein in deze oksel van N33 en N366. Dit gebied wordt inmiddels de Veendammer Poort N33 genoemd. De voorliggende ambitie is om hier een nieuwe invulling te geven aan de entree van Veendam. Daar waar voorheen (vóór de verdubbeling van de N33 en het uitbuigen van het tracé alhier) een afrit langs achterzijden van bedrijfspercelen was, wordt nu ingezet op een kwalitatieve entree. Vorm en inhoud wordt hieraan gegeven in een gebiedsvisie. Dit traject is inmiddels gestart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0047.02BPDrieborghN33-0401_0010.png"

De plek als markante locatie langs de N33 (tussen Gieten en A7), het gebied als onderdeel van de stadsrand aan de N33, en het gebied als entree aan de belangrijkste invalsweg van Veendam: deze 3 schaalniveaus zijn vertrekpunt bij het onderzoeken van de ruimtelijke betekenis van de Veendammer Poort N33. Deze analyse helpt bij een goede inbedding van de Veendammer Poort N33 in de bestaande landschappelijke structuren alsmede om het gebied aan te laten sluiten op de beleving langs de N33.

Uit de hiervoor beschreven aanvliegroute komt onder andere naar voren dat op deze plek, bezien langs de N33 ter hoogte van de bosschages bij de kruising met de Ommelanderwijk tot voorbij de groene omzoming van het bedrijventerrein 'De Zwaaikom' (ter hoogte van NEDMAG), het meest diffuse beeld bestaat in de beleving van Veendam langs de N33.

Een zone waarin opengewerkte achterkanten zichtbaar zijn, weinig consistentie in beeld bestaat en die daarmee weinig representativiteit bezit. Op dit hogere schaalniveau kan gezegd worden dat zowel ten noorden als ten zuiden van deze zone het ruimtelijk beeld veel meer helder en daarmee begrijpelijk is, en dus ook meer kwaliteit in zich heeft.

Dit is een van de constateringen die leidt tot een aantal uitgangspunten. In totaliteit gaat het om de volgende ruimtelijke uitgangspunten.

  • 1. Visiegebied ligt tussen bosschages aan de noord- en zuidflank
  • 2. Schaal van invulling met bebouwing en groen past bij de grote schaal van de omgeving. Geen verkruimeling in beeld en schaal
  • 3. Consistent beeld langs de N33
  • 4. Herkenbaar beeld voor Veendam, ondernemen en bezoeken
  • 5. Representatieve entree passend bij de Parkstad Veendam

De McDonald's is voorloper in het geheel. De functies in het grotere gebied zien op leisure & pleasure. En mogelijk op beperkte uitbreiding van aanpalende bedrijvigheid.

Functies met een publiekstrekkend karakter, evenals het restaurant. Van volumineuze detailhandel tot aan bioscoop of indoor spelen. Functies die een aanzienlijke parkeercapaciteit met zich meenemen en die zich in bebouwing tonen als relatief grootschalig. Het geheel zal zich richten op de N33 en N366 en tegelijkertijd afstand houden van de zone rondom de rijksweg.

Schaal bij schaal, consistent, herkenbaar en representatief.

In ruimtelijke zin zal het restaurant afleesbaar zijn als een 'portiersloge' voor het grotere gebied. Verder neemt McDonald's haar rol in de maatschappij en draagt onder andere bij door meer dan alleen een puur functionele inrichting van haar perceel te bewerkstelligen. Ze doet dat onder meer door een geschikte groene inpassing in het grotere geheel te verzorgen. Maar ook verder gaande maatregelen in duurzaamheid, zoals gasloos bouwen en protocollen voor zwerfafval.

2.3.2 De ontwikkeling

Het ruimtebeslag van het te realiseren gebouw is in het huidige ontwerp 512 m2 bvo. Uitgangspunt is verder dat alle activiteiten die verband houden met het restaurantbezoek, met inbegrip van de verkeersafwikkeling, op eigen terrein moeten worden afgewerkt. Op het terrein worden 71 parkeerplaatsen aangelegd. Dit betekent dat er een terreinbehoefte is van bijna 5.500 m2 voor de bedrijfsvoering van de McDonald's. In volgende afbeelding is de beoogde terreininrichting van McDonald's weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0047.02BPDrieborghN33-0401_0011.png"

Afbeelding: nieuwe situatie plandeel McDonald's vestiging

Het onderhavige kavel heeft voldoende oppervlakte voor een McDonald's restaurant met brede groene randen, voldoende parkeerplaatsen en een ruim terras. Uitbreiding in de toekomst naar een bruto vloeroppervlak van 620 m2 is op dit perceel nog mogelijk.

Voor een McDonald's vestiging is een goede bereikbaarheid en zichtbaarheid vanuit de omgeving van essentieel belang. De locatie is gelegen aan de N33 en N366. De locatie is vanaf die wegen goed zichtbaar en goed bereikbaar voor passerende reizigers.

Aan deze vestigingscriteria kan niet worden voldaan binnen een dorpskern, nog afgezien van de vraag of een restaurant met drive-thru daar wenselijk zou zijn. Om zich te kunnen vestigen is McDonald's daarom aangewezen op locaties aan de randen van stedelijk gebied.

Daarnaast bevinden zich in de directe omgeving een bedrijventerrein en woongebieden. De locatie is gezien de perceeloppervlakte, bereikbaarheid en ligging ideaal voor een McDonald's vestiging.

2.3.3 Afweging

De beoogde locatie sluit direct aan op het stedelijk gebied. Door de verlegging van de N33 is een restruimte ontstaan die zich leent voor de uitbreiding van het bedrijventerrein 'de Zwaaikom'. De vestiging van het restaurant van McDonald's is hierin passend.

Voor de invulling van het resterende gebied zal door de gemeente eerst een Gebiedsvisie worden opgesteld.

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

In het kader van het te onwtikkelen bestemmingsplan Veendammer Poort N33 moeten diverse (milieu)onderzoeken uitgevoerd worden naar de haalbaarheid van de ontwikkeling van horeca op deze locatie.

3.1 Verkeer en parkeren

Verkeerskundig adviesbureau Goudappel Coffeng heeft onderzoek uitgevoerd naar het verkeers- en parkeereffect voor het restaurant. Zie Bijlage 1 voor de notitie van 23 mei 2020. In de paragrafen 3.1.3 en 3.1.2 wordt op de uitkomsten daarvan ingegaan, nadat eerst in paragraaf 3.1.1 wordt toegelicht hoe het terrein wordt ontsloten en ingericht.

3.1.1 Ontsluiting en inrichting

De eerste industrie vestigde zich in de 19e eeuw in Veendam en Wildervank aan de oostzijde van het Oosterdiep. In aansluiting hierop heeft zich in de loop der jaren de langgerekte bedrijvenzone ontwikkeld. Voor de bereikbaarheid daarvan is niet meer het Oosterdiep, maar de later aangelegde grootschalige infrastructuur (A.G. Wildervanckkanaal (gegraven 1956-1965)), spoorlijn (1910) en de N33 (1962) van doorslaggevend belang. Het gebied tussen de historische linten en de grootschalige infrastructuur was de aangewezen plek voor bedrijvigheid. Eerst de locaties dicht op het stedelijk netwerk van Veendam en Wildervank en later lineair langs de N33 met een aansluiting op het spoor; zo ontstonden de huidige bedrijventerreinen.

Op grond van het tracébesluit (vastgesteld 24 mei 2012, gewijzigd 24 september 2014) is de aansluiting Veendam naar het oosten verplaatst en vormgegeven als half klaverblad. Ter hoogte van het plangebied heeft de verdubbelde N33 een gereconstrueerde aansluiting gekregen: in westelijke richting naar het centrum van Veendam (hoofdentree van de plaats) en in oostelijke richting op de (eveneens verdubbelde) N366 richting Pekela’s en Stadskanaal. Ook de N366 (een provinciale weg) is tussen Veendam en Pekela verdubbeld, als onderdeel van de gehele ombouw tot volwaardige stroomweg.

De Drieborghweg, de parallelweg aan de noordzijde van de G. Veenhuizenweg, tussen Ommelanderwijk en De Zwaaikom is in stand gebleven voor langzaam-en landbouwverkeer. Hierlangs wordt aan de zuidzijde een fietspad aangelegd dat aansluit op het fietspad tussen De Zwaaikom en het Lloydsplein.

De ontwikkellocatie kan bereikbaar worden gemaakt door aan te sluiten op de westelijke rotonde van de op/afrit van de N33. Dat is hieronder geïllustreerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0047.02BPDrieborghN33-0401_0012.png"

Vanaf de rotonde wordt de hoofdontsluiting het ontwikkelgebied in geleid, zoals hieronder schematisch weergegeven. Voor deze aansluiting is door de provincie vergunning verleend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0047.02BPDrieborghN33-0401_0013.png"

3.1.2 Parkeren

Autoparkeren

De parkeerbehoefte wordt doorgaans berekend aan de hand van kencijfers. CROW parkeerkencijfers van publicatie 381 (‘Toekomstbestendig parkeren’) zijn algemeen erkend en worden vaak toegepast als referentie of uitgangspunt voor gemeentelijke parkeernormen. In de CROW publicatie 381 is echter geen specifiek parkeerkencijfer voor fastfoodrestaurants opgenomen, terwijl er wel een ‘algemeen’ kengetal voor de verkeersgeneratie beschikbaar is. CROW geeft in de publicatie aan dat de parkeervraag van dergelijke functies dermate verschillend is dat sprake is van maatwerk bij het bepalen van de parkeervraag.

Er zijn wel parkeerkencijfers voor een ‘restaurant’. Een normaal restaurant is echter niet vergelijkbaar met een fastfood restaurant vanwege een andere doelgroep, verblijfstijd en bezoekfrequentie. Fastfoodrestaurants zijn dermate specifiek, dat voor het bepalen van de parkeerbehoefte moet worden uitgegaan van maatwerk; in dit geval specifieke cijfers van McDonald's restaurants.

Om de parkeerbehoefte te bepalen is daarom gebruik gemaakt van parkeerbehoeftecijfers zoals aangeleverd door McDonald’s. Het prognosemodel van McDonald’s houdt wel rekening met de omvang, locatie en stedelijkheidsgraad. Voor McDonald’s is het van groot belang dat er voldoende parkeercapaciteit beschikbaar is voor de klanten. Om die reden is een prognosemodel voor restaurants opgesteld. De gemiddelde verblijfstijd bij een fastfood restaurant is, conform ervaringen van CROW (publicatie 272), McDonald’s en Goudappel Coffeng, 20 minuten. Bij een normaal restaurant is dat vele malen hoger. Dit betekent dat een parkeerplaats bij een fastfood restaurant op het drukste moment (weekend tussen 17.00 en 19.00 uur) 3 keer per uur gebruikt kan worden. Werknemers van McDonald’s zijn relatief jong (leerlingen van middelbaar of hoger onderwijs) en komen daarom voor het grootste deel met de (brom-)fiets. Zij veroorzaken daarmee geen (auto-)parkeerbehoefte. In tabel 2.1 is de parkeerbehoefte per moment van de week weergegeven. Tot 10.00 uur is het aantal bezoekers van McDonald’s minimaal (zie figuur 2.1 als voorbeeld het McDonald’s restaurant in Drachten – A7 zuid). Om die reden zijn geen prognosecijfers voor de periode tot 10.00 uur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0047.02BPDrieborghN33-0401_0014.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0047.02BPDrieborghN33-0401_0015.png"

De maximale parkeerbehoefte van restaurantbezoekers is 33 parkeerplaatsen. Op eigen terrein zijn 71 parkeerplaatsen beschikbaar. Er is daarmee voldoende parkeercapaciteit beschikbaar. De restcapaciteit kan gebruikt worden voor personeel en enkele gebruikers van de McDrive, die op het parkeerterrein hun hamburger willen opeten. Op de rustige dagen van het restaurant, de werkdagen, is de maximale parkeerbehoefte 15 parkeerplaatsen.

Fietsparkeren

Er is geen gemeentelijke norm voor fietsparkeren en het kennisinstituut CROW geeft voor een voorziening als McDonald's geen richtlijn. Voor personeel en een klein deel van de bezoekers zullen niettemin voldoende fietsparkeerplekken worden gerealiseerd. Er wordt nu uitgegaan van 20 fietsparkeerplekken.

3.1.3 Verkeer

Om te bepalen wat de effecten zijn voor de verkeersafwikkeling zijn ritgeneratiecijfers van McDonald’s en landelijk gebruikte kengetallen van het CROW geanalyseerd. In de CROW-publicatie ‘Toekomstbestendig parkeren’ (publicatie 381, 2018) is voor een fastfoodketen zoals de McDonald’s weliswaar een kengetal voor de verkeersgeneratie opgenomen, echter is bij dit kengetal geen rekening gehouden met: een bandbreedte, de ligging binnen of buiten de bebouwde kom en de mate van stedelijkheid. Tevens wordt geen onderscheid gemaakt tussen een gemiddelde weekenddag en gemiddelde werkdag. CROW geeft over de gepresenteerde kencijfers bij een fastfoodrestaurant aan dat alleen globale kencijfers gegeven kunnen worden. Bij het toepassen van deze cijfers moet een forse marge in acht worden genomen.

Er is niet gerekend met CROW om de volgende redenen:

  • Het is nodig dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen een werk- en weekenddag. Een McDonald's heeft in het weekend substantieel meer verkeer te verwerken dan op werkdagen. Dit is aantoonbaar zichtbaar in de Google Maps druktebeelden bij elk restaurant van McDonald's. McDonald's neemt dergelijke aspecten wel mee in haar parkeer- en verkeersmodel.
  • Het is belangrijk dat de ligging wordt meegenomen (o.a. de stedelijkheid en de ligging ten opzichte van de infrastructuur speelt een rol). McDonald's kan op basis van vele voorbeelden in het land een veel betere prognose maken dan CROW. Dat is ook van groot belang: als een restaurant van McDonald's te weinig parkeerplaatsen zou hebben, dan heeft dat een direct effect op de omzet van het restaurant.

Om die reden wordt aangesloten bij het prognosemodel van McDonald’s. Dit model houdt wel rekening met de omvang, locatie en stedelijkheidsgraad. Het model van McDonald's is gecontroleerd door Goudappel Coffeng en is goed bevonden.

In tabel 3.1 is de verkeersgeneratie van het McDonald’s restaurant weergegeven. De verkeersgeneratie geeft weer hoeveel motorvoertuigritten het restaurant genereert. Het drukste moment is op zaterdag en zondag tussen 17 en 19 uur: 98 vertrekkende en 98 aankomende ritten per uur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0047.02BPDrieborghN33-0401_0016.png"

Uit tabel 3.1 blijkt dat tijdens het drukste (avondspits-)uur op de werkdag 46 motorvoertuigen per rijrichting te verwachten zijn. Dit komt neer op maximaal 1 aankomende en 1 vertrekkende auto per minuut. De bezoekers komen uit verschillende richtingen naar het restaurant. Niet al het verkeer van McDonald’s is ‘nieuw’ verkeer. Bezoekers van McDonald’s zitten in de meeste gevallen al op de weg van een herkomst naar een bestemming. Slechts 24% van de bezoekers gaat bewust naar een McDonald’s restaurant vanuit huis. Het onderzoek van Ipsos is gehouden voor drie restaurants, die qua ligging en omvang ongeveer gelijk zijn aan het toekomstige restaurant voor Veendam. De overige bezoekers combineren het met een ander reisdoel (werk/school/winkelen).

Het verkeer van/naar de McDonald’s zal via verschillende routes rijden. In figuur 3.1 is dat weergegeven. De verwachting is dat het meeste verkeer van de McDonald’s aankomt en vertrekt van/naar de provinciale wegen. De aanname in deze studie is dat dat in elke richting 25% is. Dit komt neer op 12 aankomende en 12 vertrekkende motorvoertuigen per richting. Als ‘worst case’ is dat opgeteld bij de huidige verkeersintensiteiten. Het is een ‘worst case’ benadering, omdat een groot deel van de bezoekers van McDonald’s al op de weg zit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0047.02BPDrieborghN33-0401_0017.png"

Verkeersafwikkeling

In het rapport van Goudappel Coffeng is de verkeersafwikkeling op de rotonde Geert Veenhuizenweg – N366 onderzocht. Uit de berekeningen blijkt dat in de planvariant er sprake is van een (zeer) goede doorstroming op de rotonde Geert Veenhuizenweg - N366. Dit betekent dat er slechts gering tijdsverlies is. Het merendeel van de motorvoertuigen hoeft niet te wachten.

Conclusie

Uit de studie van Goudappel Coffeng blijkt dat de komst van de McDonald’s geen negatief effect heeft op de rotonde Geert Veenhuizenweg - N366. Tevens is gebleken, dat op eigen terrein ruim voldoende parkeercapaciteit beschikbaar is voor het restaurant van McDonald’s.

3.2 Wet geluidhinder

In de Wet geluidhinder zijn geluidsnormen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai opgenomen. Wanneer er een nieuwe geluidsgevoelige bestemming wordt gerealiseerd op een locatie waar momenteel geen geluidsgevoelige functie aanwezig is en deze locatie binnen de geluidszones van industrie, rail- of wegverkeer valt moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in een nieuwe geluidsgevoelige bestemming. Het voorziet evenmin in een nieuwe vestiging van bedrijven die op grond van de Wet geluidhinder een geluidzone kennen. De locatie waar het project wordt gerealiseerd bevindt zich evenmin op een gezoneerd industrieterrein. Het industrieterrein waarvan De Zwaaikom deel uitmaakt loopt tot aan de groenstrook langs het oude tracé van de N33.

De beoogde invulling van het gebied en de nu in het bestemmingsplan betrokken planlocatie bestaat uit perifere detailhandel en andere grootschalige detailhandel, horeca, leisure en maatschappelijke voorzieningen/doeleinden. Het betreft geen bedrijvigheid waarvan het in de rede zou liggen om deze te betrekken bij het gezoneerde industrieterrein.

Akoestisch onderzoek is daarom niet nodig.

3.3 Wet milieubeheer / Bedrijven en milieuzonering

Op grond van de VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' geldt voor een restaurant een indicatieve afstand tot nabijgelegen woningen van 10 meter voor wat betreft de aspecten geur en geluid, in het geval van een 'rustige woonwijk'.

3.3.1 Geluid

De afstand van de projectlocatie tot de dichtstbijzijnde agrarische bedrijfswoning en bedrijfswoningen op het bedrijventerrein bedraagt meer dan 400 meter en meer dan een kilometer tot de dichtstbijzijnde woonbuurt. Op grond van de VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' geldt voor een restaurant een indicatieve afstand tot nabijgelegen woningen van 10 meter voor wat betreft het aspect geluid, in het geval van een 'rustige woonwijk'. Daar wordt dus ruim aan voldaan. Geluid afkomstig van de ontsluitingsroute met betrekking tot wegverkeer aantrekkende bewegingen is uitsluitend aan de orde op het wegvak tussen de N33 en de toegang tot het terrein van het restaurant. Zoals uit paragraaf 3.1.3 blijkt is de toename van het verkeer als gevolg van het restaurant gering: slechts 24% van de bezoekers is 'nieuw' verkeer, de rest van de bezoekers betreft passanten die hier al rijden. De verkeersgeneratie leidt dan ook niet tot een merkbare toename van geluidhinder voor de woonfuncties.

Onderzoek naar de geluidseffecten van het restaurant en het verkeer op woningen is niet nodig.

3.3.2 Geur

In principe dienen alle geurgevoelige objecten te worden beschermd tegen geuroverlast. Het restaurant is geen milieugevoelige object. De bedrijven kunnen wel zelf geurhinder veroorzaken. De afzuiging uit het restaurant wordt gefilterd. De afblaas van de luchtbehandelingskast is verticaal en met een dermate snelheid dat deze zeer snel verdunt en er van geur niet of nauwelijks sprake kan zijn. In het kader van de milieumelding zal aangetoond worden dat wordt voldaan aan de desbetreffende bepalingen uit het Activiteitenbesluit. Gezien de afstand tot bestaande (bedrijs)woningen en de aard/omvang van de nieuwe ontwikkeling is er geen aanleiding te veronderstellen dat niet zal kunnen worden voldaan aan het Activiteitenbesluit.

3.4 Luchtkwaliteit

In Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer worden normen gesteld aan de luchtkwaliteit wat betreft een zestal stoffen. Voor de normen voor zwaveldioxide, koolmonoxide, benzeen en lood geldt dat overschrijding daarvan in Nederland nauwelijks valt te verwachten. De norm voor stikstofdioxide (NO2) wordt in Nederland met name in de directe omgeving van drukke (snel)wegen overschreden. De norm voor fijn stof (PM10) wordt eveneens op diverse locaties overschreden.

In de Wet milieubeheer is een koppeling gelegd met ruimtelijke plannen. Deze koppeling houdt in dat bij het voorbereiden van ruimtelijke plannen, waaronder een bestemmingsplan, de gevolgen voor de luchtkwaliteit moeten worden onderzocht. De gevolgen hangen direct samen met de eventuele verkeersaantrekkende werking van het plan ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Bij de start van een project moet onderzocht worden of het effect relevant is voor de luchtkwaliteit. Hierbij moet aannemelijk gemaakt worden, dat luchtkwaliteit 'niet in betekende mate' aangetast wordt. Daartoe is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels zijn vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. 'Niet in betekende mate' is sinds de inwerkingtreding van het nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL) gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10.

In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" wordt aangegeven op welke manier snel kan worden vastgesteld of de bijdrage van een nieuwbouwproject op de luchtkwaliteit valt onder de term 'niet in betekende mate'. De bijlage geeft een harde omschrijving van een aantal gevallen. Voor woningbouw geldt bij één ontsluitingsweg een aantal van 1.500 nieuwe woningen netto, bij twee ontsluitingswegen geldt een aantal van 3.000 woningen. Voor de bouw van kantoren geldt bij één ontsluitingsweg een bedrijfsvloeroppervlak van 100.000 m2 en bij twee ontsluitingswegen geldt een bedrijfsvloeroppervlak van 200.000 m2.

De vastgestelde grenzen voor woningen en kantoren komen beiden overeen met een maximale concentratietoename van 1,2 microgram/m3. Op basis daarvan kan worden bepaald of een plan dat zowel woningen als kantoren omvat, niet in betekenende mate bijdraagt.

De maximale verkeersgeneratie van de McDonald's is 795 mvt per etmaal in het weekend en 317 mvt per werkdagetmaal. De zelfstandige verkeersaantrekkende kracht van het project is echter geringer, omdat slechts 24% van de bezoekers uitsluitend het restaurant als vervoersmotief heeft: de overige bezoekers zijn passanten die al op de weg waren. In de worst-case situatie dat de weekendetmaalintensiteit zou worden ingevoerd in de NIBM-tool en verondersteld zou worden dat deze intensiteit geheel een toevoeging aan het bestaande verkeer zou zijn, dan nog laat het rekenresultaat zien dat ruimschoots aan de grens voor "Niet In Betekenende Mate" van 1,2g/m3 wordt voldaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0047.02BPDrieborghN33-0401_0018.png"

Het voorliggende plan draagt daarom niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit, dat wil zeggen dat het geen bijdrage levert aan een eventuele verslechtering van de luchtkwaliteit in de directe omgeving. Derhalve hoeft er ook geen onderzoek en geen verdere toetsing aan de normen uit de Wet milieubeheer plaats te vinden.

Voor de berekening stikstofdepositie zie paragraaf 3.7.

3.5 Bodemkwaliteit

Algemeen

De milieuhygiënische bodemkwaliteit mag geen belemmering zijn voor de economische uitvoerbaarheid van het planvoornemen. Verder behoort de aanwezige bodemkwaliteit te passen bij het huidig of toekomstig gebruik van de bodem. De bodemkwaliteit mag immers geen onaanvaardbare risico's opleveren voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag door menselijk handelen de bodemkwaliteit niet verslechteren (zorgplicht).

De tot ontwikkeling te brengen grond wordt door de gemeente Veendam verworven van Rijkswaterstaat en verkocht aan McDonald's Nederland BV. De grond die door RWS aan de gemeente wordt geleverd is geschikt voor het boogde gebruik, zodat tevens geschikte grond wordt geleverd aan McDonald's Nederland BV. Eventuele verontreiniging wordt door RWS gesaneerd, dit is opgenomen in de koopovereenkomst tussen RWS en gemeente.

Onderzoek

Ingenieursbureau Enviso heeft op 5 maart 2020 rapport uitgebracht naar aanleiding van het door dit bureau uitgevoerde verkennend bodemonderzoek (zie Bijlage 3). Het doel van het verkennend bodemonderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van zowel de grond, slib in de watergangen, het grondwater en het bepalen van het eventuele gehalte aan asbest in de grond nabij een, op de locatie aanwezige, verdachte asbesthoudende schuur. Daarnaast is het doel van het verkennend asbestbodemonderzoek het bepalen van het eventuele gehalte aan asbest in de bodem op het perceel waar de afrit van de N33 gesitueerd is geweest.

Op basis van de onderzoeksresultaten kan de hypothese ‘onverdacht’ voor het gehele terrein verworpen worden aangezien er in de grond en het grondwater lichte concentraties aan onderzochte parameters zijn aangetroffen. Echter zijn deze lichte verhogingen van dien aard dat deze geen verdere
aandacht behoeven.

Ter plaatse van de voormalige afrit van de N33 is analytisch asbest vastgesteld. Het betreft een zeer geringe hoeveelheid welke geen gebruiksbeperkingen geeft.

Uit het waterbodemonderzoek is gebleken dat het aanwezige slib in de waterbodem ter plaatse van de aanwezige sloten en de vijver voldoen aan Klasse A en verspreidbaar is op het aangrenzende perceel en in zoet oppervlaktewater. Getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit voldoet het slib in de watergangen aan klasse Industrie.

Analytisch is er asbest aangetoond op de onderzoekslocatie nabij de verdachte schuur, waarbij de hergebruiksnorm van 100 mg/kg d.s. wordt overschreden.

Aanbevolen wordt om de asbestverontreiniging in de grond op zeer korte termijn te saneren. Hiertoe kan een BUS-melding worden gedaan. Na goedkeuring dienen de werkzaamheden uitgevoerd te worden door een daarvoor gecertificeerde aannemer (BRL 7000) en onder milieukundige begeleiding van een erkende milieukundig begeleider (BRL 6000).

Indien grond van de locatie wordt afgevoerd voor toepassing elders, volstaan de resultaten van het
onderliggende bodemonderzoek mogelijk niet. Om definitief vast te stellen of de grond buiten de
locatie kan worden hergebruikt, kan het bevoegd gezag (gemeente waar de grond zal worden toegepast) verzoeken om een partijkeuring conform het Besluit bodemkwaliteit.

Conclusie

De milieukundige bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

3.6 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door:

  • het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, wegen, waterwegen en spoorwegen);
  • het gebruik van luchthavens.

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Het externe veiligheidsbeleid is verankerd in diverse wet- en regelgeving, waaronder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).

Risicobronnen worden opgesplitst in:

  • inrichtingen waar risicovolle activiteiten kunnen plaatsvinden;
  • transportroutes van gevaarlijke stoffen;
  • buisleidingen.

Uit de professionele risicokaart blijkt dat binnen en in de directe nabijheid van het plan geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. De planlocatie ligt binnen de zones van transportroutes van gevaarlijke stoffen via de weg (N33 en N366) en een buisleiding. Onderzoek doormiddel van een risicoberekening en een eventuele verantwoording van het risico is daarom nodig voor het aspect externe veiligheid. In Bijlage 4 is dat onderzoek opgenomen.

3.6.1 Rijksweg N33

Plaatsgebonden risico

Het plangebied ligt buiten het PR-plafond van 20 m van de N33. Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor het plangebied.

Groepsrisico

In zowel de huidige als toekomstige situatie is het groepsrisico lager dan 10% van de oriëntatiewaarde. Hiermee wordt voldaan aan art. 8 lid 2b van het Bevt. De verdere verantwoording van het groepsrisico kan daarom achterwege blijven. Wel dient het bestuur van de Veiligheidsregio in de gelegenheid te worden gesteld om advies uit te brengen. In de toelichting bij het besluit dient in elk geval in te worden gegaan op art. 7 van het Bevt, dat wil zeggen op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien een ramp zich voordoet.

De Veiligheidsregio Groningen heeft haar advies uitgebracht in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro, waarvoor kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 5.2. Het advies is verwerkt in paragraaf 3.6.4.

Plasbrandaandachtsgebied

Er is sprake van een plasbrandaandachtsgebied rond de N33. Het plangebied ligt buiten dit plasbrandaandachtsgebied.

3.6.2 Provinciale weg N366

Plaatsgebonden risico

Er is geen sprake van een PR 10-6 contour. Het plaatsgebonden risico vormt daarmee geen belemmering voor het plangebied.

Groepsrisico

In zowel de huidige als toekomstige situatie is het groepsrisico gelijk aan 0.18 keer de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico is daarmee hoger dan 10% van de oriëntatiewaarde, maar er is geen sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico neemt niet toe door de ontwikkeling.

Hiermee wordt voldaan aan art. 8 lid 2b van het Bevt. De verdere verantwoording van het groepsrisico kan daarom achterwege blijven. Wel dient het bestuur van de Veiligheidsregio in de gelegenheid te worden gesteld om advies uit te brengen. In de toelichting bij het besluit dient in elk geval in te worden gegaan op art. 7 van het Bevt, dat wil zeggen op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien een ramp zich voordoet.

De Veiligheidsregio Groningen heeft haar advies uitgebracht in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro, waarvoor kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 5.2. Het advies is verwerkt in paragraaf 3.6.4.

Provinciaal basisnet Groningen

Het plangebied ligt binnen veiligheidszone 2 rond de N366 van het Provinciaal basisnet
Groningen. Dit betekent dat het bestemmingsplan een nadere verantwoording van het
groepsrisico dient te bevatten en inzicht biedt in de manier waarop rekening is gehouden met
het advies van de Veiligheidsregio Groningen.

De Veiligheidsregio Groningen heeft haar advies uitgebracht in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro, waarvoor kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 5.2. Het advies is verwerkt in paragraaf 3.6.4.

3.6.3 Hogedruk aardgasleiding

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico van aardgasleiding N-524-21 vormt geen belemmering voor het plangebied.

Groepsrisico

Het groepsrisico is lager dan 10% van de oriëntatiewaarde en neemt niet toe door het plan. Dit betekent dat volstaan kan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

3.6.4 Verantwoording groepsrisico

De verantwoordingsplicht draait kort gezegd om de vraag in hoeverre ontstane risico’s, als gevolg van een omgevingsbesluit, kunnen worden geaccepteerd. Indien noodzakelijk kan in de verantwoordingsplicht aangegeven worden welke maatregelen getroffen zijn om de risico’s te beperken en/of de effecten te beheersen. De verantwoordingsplicht dwingt alle betrokken partijen ertoe een goede ruimtelijke afweging te maken waarin de veiligheid voor de maatschappij als geheel voldoende is gewaarborgd.

De invulling van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag neemt daarmee de verantwoordelijkheid voor het zogenaamde ‘restrisico’ dat overblijft na eventuele benodigde veiligheidsmaatregelen. Het bevoegd gezag is wettelijk verplicht om de regionale brandweer in de gelegenheid te stellen om advies uit te brengen over de aspecten brandbestrijding en zelfredzaamheid.

Het Bevb introduceert een nieuwe onderverdeling van situaties waarin een ‘volledige’ verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Er zijn twee situaties waarin volstaan kan worden met een beperkte verantwoording (art. 12, lid 3):

  • 1. Indien het ruimtelijk besluit betrekking heeft op het gebied tussen de 100% letaliteitszone en de 1% letaliteitszone van de buisleiding (in geval van toxische stoffen tussen de 1% letaliteitszone en de afstand waarop het plaatsgebonden risico gelijk is aan 10-8).
  • 2. a) als het groepsrisico onder 0.1 keer de oriëntatiewaarde blijft; of b) als het groepsrisico minder dan 10% toeneemt.

In een beperkte verantwoording van het groepsrisico hoeven slechts vier zaken aan de orde te komen, namelijk:

  • a. De personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleidingen.
  • b. De hoogte van het groepsrisico.
  • c. De bestrijdbaarheid.
  • d. De zelfredzaamheid.

Een nadere beschouwing van risico reducerende maatregelen en ruimtelijke alternatieven met een lager groepsrisico is in dat geval niet nodig.

ad a. personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleidingen

Het aantal personen in de toekomstige situatie wordt samengevat in onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0047.02BPDrieborghN33-0401_0019.png"

Tabel: Aantal personen binnen het plangebied in de toekomstige situatie

ad b. hoogte van het groepsrisico

Het groepsrisico is zowel in de huidige als de toekomstige situatie kleiner dan 10% van de oriëntatiewaarde en neemt niet toe door de ontwikkeling. Onderstaande tabel toont het groepsrisico als factor ten opzichte van de oriëntatiewaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0047.02BPDrieborghN33-0401_0020.png"

Tabel: Groepsrisico als factor ten opzichte van de oriëntatiewaarde (OW)

ad c. en d. Uitwerking bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid


Scenariobeschrijving

Het meest waarschijnlijke en meest voorkomende ongeval is beschadiging van de buisleiding door grondwerkzaamheden. Hierbij kan aardgas uitstromen, maar aangenomen wordt dat door snel en accuraat optreden van alle betrokkenen (o.a. Gasunie, brandweer, omwonenden) de ontstane gaswolk niet tot ontbranding zal komen.

Het ergst denkbare scenario is een grote breuk in de aardgastransportleiding die explosief tot ontbranding komt en het ontstaan van een fakkelbrand. Bij dit scenario is tot in de wijde omgeving de explosie merkbaar en kunnen er tot 70 meter (1% letaliteitgrens) personen overlijden. Daarnaast kunnen er tot 40 meter (10 kW/m2 grens) secundaire branden ontstaan door de vrijgekomen hitte. Tot op ongeveer 80 meter (3 kW/m2 grens) bestaat de kans dat mensen eerstegraads brandwonden oplopen.

Maatregelen ter bevordering van de zelfredzaamheid

Het is belangrijk dat de zelfredzaamheid van mensen wordt verhoogd. Bij een incident met gevaarlijke stoffen, is het van belang dat mensen veilig kunnen vluchten. Bij eventuele verbouw of (vervangende) nieuwbouw van objecten binnen het invloedsgebied van de hoge druk aardgastransportleiding is het belangrijk dat mensen veilig kunnen vluchten. Dit betekent dat een vluchtweg wordt geadviseerd, via het terrein aan de afgekeerde zijde van deze risicobron.

Om ervoor te zorgen dat mensen goed voorbereid zijn en weten hoe ze moeten reageren bij een ongeval met het transport van gevaarlijke stoffen met de hoge druk aardgastransportleiding, is het van belang dat zij hier vooraf over worden geïnformeerd. Geadviseerd wordt om de bewoners en gebruikers binnen de invloedsgebieden te informeren over de verschillende risico's en gevaren van het transport van gevaarlijke stoffen met de hoge druk aardgastransportleiding en de wijze van alarmeren en de wenselijke manier van reageren tijdens incidenten (risicocommunicatie). Dergelijke informatie dient op gezette tijden herhaald te worden, zodat het onderwerp onder de aandacht blijft.

Maatregelen ten behoeve van de hulpverlening

Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende zijn.

Voor de bereikbaarheid van bluswatervoorzieningen is door de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) is de 'Handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid' ontwikkeld. Deze wordt door gemeente Veendam gehanteerd en nageleefd. Voor het plangebied blijken de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en de bluswatervoorzieningen voldoende te zijn. Voor het bestemmingsplan worden voor deze aspecten daarom geen aanvullende maatregelen geadviseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0047.02BPDrieborghN33-0401_0021.png"

Tabel: effecten geadviseerde maatregelen


In bovenstaande tabel zijn de maatregelen samengevat die genomen kunnen worden om de risico's te beperken. In de tabel is een inschatting opgenomen van de bijdrage die een maatregel kan leveren aan de risicobeperking van een bepaald scenario.

De genoemde maatregelen worden in het kader van externe veiligheid (art. 12 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen) en art. 10 van de Wet veiligheidsregio's geadviseerd, deze kunnen ook een positief effect hebben op de (brand)veiligheid. Ook is het belangrijk dat in de verdere uitwerking van het plangebied, zoals bouwplannen, ook specifiek wordt gekeken naar de brandveiligheid. Hiervoor kunnen extra maatregelen benodigd zijn.

3.6.5 Advies van de Veiligheidsregio

De Veiligheidsregio Groningen heeft haar advies uitgebracht in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro, waarvoor kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 5.2. Het advies is verwerkt in voorgaande paragraaf 3.6.4.

3.7 Ecologie

Door bureau Els & Linde is een ecologische quickscan uitgevoerd (zie Bijlage 5).

Werkwijze

Het onderzoek is uitgevoerd als een quick scan ecologie. Voor zo’n onderzoek wordt door een ecoloog beoordeeld of er een kans is op aanwezigheid van beschermde soorten. Daarbij wordt gelet op de structuur van de omgeving, aanwezige habitats en landschapselementen. Tevens wordt gezocht naar sporen van beschermde soorten. Een quick scan is tevens bedoeld als afbakening van een eventueel afdoend onderzoek.

Beschermde soorten

Het terrein is mogelijk onderdeel van het jachtgebied van de steenmarter. De bouw van het restaurant zal een deel van het terrein beslaan – naast de weg en ten zuiden van de poel. Er is dus mogelijk een geringe afname van het jachtgebied. Gelet op de omvang van de homerange wordt geen signifiant effect verwacht op de steenmarter.

Er is in het vroege voorjaar een watersnip waargenomen. Het perceel – en met name het gebied ten noorden van de poel (en de poel zelf) is potentieel geschikt voor de watersnip. Met de bouw van het restaurant wordt het gebied verkleind. Het restaurant wordt ten zuiden van de poel gebouwd. Dit deel is droger en daarmee niet of minder geschikt als voedselgebied voor de watersnip. Er wordt geen significant effect verwacht. Geadviseerd wordt het gebied ten noorden van de poel te optimaliseren voor de watersnip. Dat kan door het peil te verhogen tot 10 cm onder maaiveld en extensief te begrazen. Een eventueel effect wordt daarmee gecompenseerd. Op dit aspect is inmiddels overigens nader onderzoek uitgevoerd in het kader van het bouwrijp maken van het gebied.

Er is mogelijkheid voor algemene broedvogels om zich te vestigen binnen de planlocatie. Er moet rekening gehouden worden met het broedseizoen voor en tijdens de werkzaamheden. In de sloten kunnen amfibieën zitten. Werkzaamheden aan de sloten moeten daarom buiten de kwetsbare periode worden uitgevoerd. Als de werkzaamheden aan de sloot niet van ondergeschikte aard zijn is het verstandig om te controleren of er amfibieën in de sloten voorkomen of met een ecologisch werkprotocol te werken om zo effecten te voorkomen.

Uit de resultaten van de quick scan ecologie van 14 april 2020 is gebleken dat er geen andere beschermde soorten binnen het perceel worden verwacht.

Zorgbeginsel

Binnen de gebieden is kans op algemeen voorkomende soorten waarmee rekening moet worden gehouden. Aangetroffen dieren die niet uit zich zelf de werkgebieden kunnen verlaten, dienen – onder begeleiding van een ecoloog - in veiligheid te worden gebracht en buiten de werkgebieden te worden uitgezet. Schuilplekken zoals bladhopen, hout- en steenstapels e.d. dienen eerst te worden gecontroleerd op schuilende dieren. In zijn algemeenheid dienen geschikte schuil- en overwinteringsplekken voor dieren buiten de werkterreinen intact te worden gelaten.

Eventueel noodzakelijk kap moet buiten de kwetsbare periode (winter) worden uitgevoerd en voorafgaand aan de kap (of het anderszins vrijstellen van een werkplek) is het verstandig een ecoloog te laten beoordelen of effecten zijn te verwachten en eventueel maatregelen te (laten) nemen om die effecten te verminderen.

Natura 2000

Het beschermde Natura 2000-gebied ligt op een afstand van ongeveer 12 kilometer van de planlocatie. De werkzaamheden betreft realisatie van een restaurant. Er is een (kleine) kans dat er een signifiante wijziging in de emissie is. Daarom is met Aerius een berekening van de stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden uitgevoerd. Er blijkt geen verhoging van de depositie te komen. Andere aantastingen van kwalifierende habitats of soorten in het Natura 2000-gebied door de werkzaamheden, kunnen worden uitgesloten.

Voor de bouw- en de gebruiksfase is een berekening van de toename van stikstofdepositie op beschermde Natura 2000-gebieden noodzakelijk. Hiervoor is door bureau Els & Linde een Aerius-berekening uitgevoerd (zie Bijlage 6, Bijlage 7 en Bijlage 8).

De depositie is berekend op de Natura 2000-gebieden:

  • Zuidlaardermeergebied: ca. 12,1 km afstand;
  • Drentsche Aa-gebied: ca 13,8 km afstand;
  • Drouwerszand: ca. 15,4 km afstand, en
  • Lieftingsbroek: ca. 18,1 km afstand

De overige Natura 2000-gebieden liggen op grotere afstand, of zijn niet gevoelig voor de stikstofdepositie.

Gebruiksfase

Uit de berekening blijkt dat er tijdens de gebruiksfase geen sprake is van een verhoging van de depositie op de verschillende Natura 2000-gebieden. Daarbij is gerekend met hogere verkeersintensiteiten dan daadwerkelijk zullen worden gegenereerd.

Bouwfase

Voor de bouwfase is berekent wat de depositie op de natuurgebieden is. Op basis van EMMA is het brandstofverbruik van de verschillende machines bepaald. Voor de bouw wordt gebruik gemaakt van Stage IV machines. Uitgangspunt voor de berekening is de bouw van het restaurant binnen een jaar.

Uit de berekening volgt dat er tijdens de bouwfase geen verhoogde depositie is op de Natura 2000-gebieden.

Conclusie

Er is geen sprake van verhoging van de depositie. Er is geen vergunning van de Wet natuurbescherming nodig.

Natuurnetwerk Nederland

De gebieden die onderdeel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland liggen op grote afstand van de planlocatie. Gelet op de afstand, aard en de omvang van het voornemen, wordt geen effect verwacht.

3.8 Archeologie en cultuurhistorie

Voor het plangebied is op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg onderzocht of er archeologische waarden aanwezig zijn.

Hiervoor is de 'Beleidskaart archeologie en cultuurhistorie gemeente Veendam' (Libau, augustus 2018) gebruikt en deze kaart geeft een overzicht van de bekende en te verwachten archeologische waarden en van de cultuurhistorische en cultuurlandschappelijke terreinen en elementen van de gemeente Veendam.

Inde navolgende afbeelding is de planlocatie te zien ter plekke van het rode vlak in de Beleidskaart. ter plaats geldt een lage verwachting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0047.02BPDrieborghN33-0401_0022.png"

In het plangebied is geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden nodig op grond van archeologie. Wanneer bij grondwerkzaamheden echter archeologische waarden of resten worden aangetroffen geldt conform artikel 5.10 en artikel 5.11 van de Erfgoedwet 2016 een meldingsplicht. Deze kan bij het bevoegd gezag worden ingediend.

3.9 Zwerfvuil

Hoewel mogelijk zwerfvuil in de omgeving van een McDonald's restaurant niet wordt veroorzaakt door McDonald's zelf, voelt het lokale McDonald's restaurant zich wel degelijk verantwoordelijk voor het ontstaan daarvan. Het bestrijden van zwerfvuil is voor McDonald's dan ook een prioriteit in de bedrijfsvoering. Het zwerfvuil probleem is niet met een enkele maatregel te voorkomen of op te lossen. McDonald's gebruikt dan ook een pakket van maatregelen. Op eigen terrein plaatst zij ruim voldoende afvalbakken en leegt die regelmatig. Indien het ruimtelijk wordt toegelaten worden ook in de nabijheid van het restaurant, nabij de belangrijkste loop- en rijroutes afvalbakken geplaatst. Daarnaast heeft McDonald's medewerkers die op eigen terrein en in een ruime straal rondom het restaurant het zwerfvuil verwijderen. Aan de omwonenden zal een telefoonnummer beschikbaar worden gesteld, waar zij bij klachten over zwerfvuil naar kunnen bellen. Medewerkers van McDonald's zullen dan zorgen voor verwijdering van dit zwerfvuil. Voor het geval deze maatregelen niet voldoende zijn, dan heeft McDonald's goede ervaringen met een "samenwerkingsverband" met de lokale overheid. In overleg met die overheid wordt dan een aanvullend plan van aanpak overeengekomen, waarbij McDonald's een bijdrage in de kosten daarvan doet. Er is nu reeds afgesproken om een dergelijk convenant te sluiten. De laatste stap in de aanpak van dit probleem is het stimuleren van handhaving.

3.10 Verwijsmast / licht

Het beschermen van de duisternis en het donkere landschap valt onder de zorgplicht. Het bevoegd gezag kan met de zorgplicht maatregelen of voorzieningen voorschrijven. Dat kan alleen, als de inrichting in een aangewezen gebied ligt. Dat wil zeggen: een gebied waarvoor het bevoegd gezag eisen heeft opgesteld om de duisternis of het donkere landschap te beschermen. De Omgevingsverordening Groningen bepaalt dat de toelichting op een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het buitengebied inzicht biedt in hoe met de aspecten stilte en duisternis rekening is gehouden. Nu de onderhavige locatie niet in het buitengebied is gelegen, gelden geen eisen om de duisternis of het donkere landschap te beschermen.

Voor assimilatiebelichting bij glastuinbouw en voor verlichting van sportterreinen geeft het Activiteitenbesluit voorschriften. Voor verwijsmasten en reclameuitingen kent de wet- en regelgeving geen normen. De 'Richtlijn lichthinder' van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV) is een handig hulpmiddel, maar geen norm of wet. Er bestaat voorts geen meet- en onderzoeksverplichting voor de ondernemer. Omdat lichthinder een plaatselijk effect is, is lokaal maatwerk nodig.

De lichtbron

De lichtbron in de verwijsmast bestaat uit het twee-zijdig georiënteerde logo (de 'M') bovenop de mast. De bovenzijde van de lichtbron bevindt zich op maximaal 25 meter hoogte t.o.v. maaiveldpeil restaurant. De oriëntatie is op de N33, dus naar de noord- en zuidzijde en niet naar de oost- en westzijde.

Vormen van lichthinder

Er is een onderscheid te maken naar verschillende vormen van lichthinder: 1. de verlichtingssterkte op de gevel, de lichtsterkte (bijvoorbeeld straat- of terreinverlichting die zo staat afgesteld dat ook midden in de nacht een slaapkamer licht blijft) en 2. de luminantie of helderheid van bijvoorbeeld reclameschermen (bijvoorbeeld een reclameverlichting die zo helder recht in de ogen schijnt dat deze verblindt).

Verlichtingssterkte

In dit geval bevindt de verwijsmast zich aan de rand van de bebouwde kom, met in de omgeving bedrijventerrein. Er zijn geen woningen in de nabijheid. De meest nabij gelegen woning bevindt zich op bijna 400 meter afstand, aan de oostzijde van de planlocatie. De verlichtingssterkte (lux) op de gevel van de dichtstbijzijnde woning is op die afstand nihil en voldoet aan het niveau E2 van de 'Richtlijn lichthinder' ook al staat de mast niet in buitenstedelijk/landelijk woongebied, bovendien is de lichtbron niet naar de oostzijde gericht. De dichtsbijzijnde woningen aan de zuidzijde bevinden zich op meer dan 400 meter en aan de noordzijde om meer dan 800 meter afstand. De verlichtingssterkte (lux) op de gevels van die woningen is eveneens nihil. De omliggende terreinen zijn bedrijfspercelen en akkerland en de mast doorbreekt geen bomenrij, zodat ecologische waarden evenmin in het geding zijn.

Luminantie

Het doel van de verwijsmast is dat weggebruikers op de N33 ruim vóór de afrit op een veilige manier kunnen beslissen om al dan niet de weg te verlaten voor een bezoek aan het restaurant. Om deze beslissing tijdig te kunnen maken moet de mast 300 meter voor de afrit zichtbaar zijn. Zichtbaarheid van de mast vanaf de N33 is dus een vereiste.

Door de oriëntatie op de N33 is de verlichting niet gericht op het buitengebied, zodat de zichtbaarheid van de mast vanuit het buitengebied aanmerkelijk geringer is. Vanuit het buitengebied aan de oostzijde maakt de mast bovendien deel uit van het silhouet van de bebouwde kom van Veendam en is het contrast van de verlichting met de omgeving sterk verminderd door de lichtkoepel van de bebouwde kom. Langs de N33 strekt zich een bedrijventerrein uit met een lengte van meer dan 5,5 km uit met bouwhoogtes tot 15 meter en incidenteel 25 meter, waarvan eveneens licht afkomstig is.

Ook ten zuidoosten van de planlocatie bevindt zich een kern van woon- en bedrijfsbebouwing, zodat ook vanuit het buitengebied aan de noord- en zuidzijde de mast opgaat in de lichtkoepel van stedelijk gebied en er al sprake is van lichtverstoring waardoor het effect van de helderheid van de nieuwe mast verminderd wordt.

De luminantie van de mast is weliswaar hoger dan het niveau E2 van de 'Richtlijn lichthinder' maar is op grond van voorgaande aanvaardbaar.

Verkeerveiligheid

Zoals bij elke mast van McDonald's langs Nederlandse rijkswegen en provinciale wegen wordt ook in deze situatie voldaan aan de verkeersveiligheidseisen.

Conclusie

De verlichtingssterkte van de verwijsmast is aanvaardbaar en van een onaanvaardbare aantasting van de duisternis van het buitengebied en een onaanvaardbare lichthinder door luminantie is geen sprake.

3.11 Water

Algemeen

Het plangebied valt onder het beheer van het waterschap Hunze en Aa's, dat zorgdraagt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en dat de grotere boezemwateren en sloten beheert, alsmede de waterkeringen, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het waterschap belast met het peilbeheer in het plangebied.

Op basis van de Keur van het waterschap Hunze en Aa's is het onder meer verboden zonder watervergunning:

  • a. in de bebouwde kom, binnen uitbreidingsplannen en in glastuinbouwgebieden meer dan 150 m2 verhard oppervlak aan te brengen
  • b. in overig gebied meer dan 1.500 m2 verhard oppervlak aan te brengen voorzover van dat verhard oppervlak neerslag versneld tot afvoer komt op oppervlaktewaterlichamen.

In dat geval dient de initiatiefnemer contact op te nemen met Waterschap Hunze en Aa's. Dit om afspraken te maken over de waterhuishouding, bijvoorbeeld over compensatie van verhard oppervlak, maar ook over objecten van het Waterschap zoals hoofdwatergangen die in of langs het plangebied liggen.

Ten behoeve van het nieuwe bestemmingsplan Veendammer Poort N33 is door de gemeente ambtelijk overleg gevoerd met Waterschap Hunze en Aa's over de waterhuishouding. Daarop wordt hieronder ingegaan.

Objecten en belangen van Waterschap Hunze en Aa's

In de Leidraad Watertoets staan de uitgangspunten waarmee rekening moet worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen vanuit het aspect water. Ook staat hier de informatie beschreven over de objecten die van toepassing zijn voor het plangebied. De Leidraad Watertoets is te raadplegen op https://www.hunzeenaas.nl/zelf-regelen/digitale-watertoets/. Deze digitale watertoets is ingevuld en heeft geleid tot de uitgangspuntennotitie die als Bijlage 9 is toegevoegd.

Klimaatadaptie

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Kansen moeten benut worden om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.

De Klimaateffectatlas (http://www.ruimtelijkeadaptatie.nl/nl/klimaateffectatlas) kan worden geraadpleegd om (toekomstige) dreigingen van overstromingen, wateroverlast, droogte en hittestress te beoordelen. Bij de inrichting van het plangebied kan hierop worden geanticipeerd door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten.

In dit geval wordt - in het grotere gebied van de Veendammer Poort - een groene inrichting gerealiseerd in de ecologische zone en door vijverpartijen.

Watercompensatie

Van het perceel (ca. 4.400 m2) voor de locatie McDonalds Veendam, zal naar schatting ca. 3.000 m2 worden verhard met dakoppervlak en parkeergelegenheid. Hiervoor dient een compensatie in het te realiseren watersysteem te worden opgenomen van ca. 265 m3 aan ruimte voor water.

De gemeente Veendam, als toegezegd, zal hier in voorzien en deze compensatie in de totale ruimtelijke inpassing van het plan Veendammer Poort N33 opnemen en verzorgen. Daarbij zal de aanwezige schouwsloot langs de Drieborghweg blijven bestaan en verder onder profiel worden gebracht voor de afscheiding (wegsloot) als ook de afwatering van de wegsloten langs de Geert Veenhuizenweg.

Afvoer

De afvoerrichting van hemelwater en grondwater zal liggen evenwijdig aan de N33 richting het noorden, als scheidingsloot tussen N33 en Veendammer Poort.

Waterkwaliteit

Een afweging zal door de gemeente gemaakt moeten worden met betrekking tot de te verwachten kwaliteit van het afstromend hemelwater van de parkeergelegenheden op het oppervlaktewater. Een verslechtering van de waterkwaliteit lokaal of richting het A.G Wildervankkanaal mag daarvan geen gevolg zijn. Bij voorkeur daarvoor in de groenvoorziening het afstromend water van de parkeergelegenheid via een vertraagde afvoer door bv. buffering in bodemopvang (kratten) en geleidelijke infiltratie in de bodem. Bij hogere piekbuien kan er een overstort op de schouwsloot worden gerealiseerd.

Drooglegging

De drooglegging (zie kaart) voldoet momenteel niet aan de beoogde functie van het plangebied. Het maaiveld van het plangebied zal voor de laagste delen minimaal 40 tot 60 cm moeten worden opgehoogd. Vloerpeil gebouw(en) en terreininrichting dienen hier eveneens rekening mee te houden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0047.02BPDrieborghN33-0401_0023.png"

De vereiste drooglegging is 1,20 m t.o.v. het streefpeil en een ontwateringsdiepte van 0,70 m-mv voor bebouwing.

3.12 Duurzaamheid

McDonald's voert zowel op wereldwijd als op landelijk niveau een actief duurzaamheidsbeleid. Dat houdt in dat de inkoop van grondstoffen, logistiek, (ver)bouw en operatie van de restaurants gestuurd worden op vermindering van milieu-impact en verbetering van sociaal-economische impact.

Ter versterking van dit wereldwijde en landelijke beleid, wordt er altijd gekeken met de ondernemers en medewerkers hoe men ook lokaal op restaurantniveau duurzaamheid vorm kan geven. McDonald's streeft ernaar om per Drive-restaurant een tweetal parkeerplaatsen te reserveren voor elektrische laadpalen. McDonald's wil een pilot uitvoeren met een watertappunt van of met bijvoorbeeld join the pipe. Gasten kunnen zo gebruik maken van een eigen flesje om gratis water te tappen op het buitenterrein. Deze voorgenomen proef sluit aan bij de beweging die McDonald's maakt in het verminderen en verduurzamen van verpakkingen en het voorkomen en verminderen van zwerfafval.

3.13 Gezondheid

McDonald's kiest ervoor om verantwoorde keuzes voor haar gasten leuk en makkelijk te maken om voor te kiezen. Ze heeft binnen haar duurzaamheidsprogramma Scale for Good daarom ook vijf beloftes gedaan die ze Commitment to Families noemt. Zo biedt ze in het Happy Meal altijd Groente of Fruit aan en maakt ze de verantwoorde keuzes in proteïne, drankjes en sides makkelijker om voor te kiezen door de Cheeseburger, Fristi, Chocomel, Frisdranken, Milk Shakes niet meer actief maar op aanvraag aan te bieden. Bovendien houdt ze zich aan de EU Pledge en reclamecode voor voedingsmiddelen gericht op kinderen en neemt ze zo nodig stappen die verder gaan.

Restaurant-eigenaren zijn vrij om bovenop de wettelijke verplichtingen van rookvrije horeca iets extra's te doen. Daarom gaat McDonald's Nederland middelen ontwikkelen waarmee restaurants een rookvrij terras en/of rookvrije entree kunnen aanduiden.

3.14 Milieueffectrapportage

In het Besluit milieueffectrapportage wordt onderscheid gemaakt in MER-beoordelingsplichtige activiteiten en MER-plichtige activiteiten. Voor stedelijke ontwikkelingsprojecten waar op grond van het Besluit niet direct een MER-beoordelingsplicht of MER-plicht geldt, moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

Of sprake is van een stedelijke ontwikkeling, afhangt van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij spelen onder meer aspecten als de aard en de omvang van de voorziene wijziging van de stedelijke ontwikkeling een rol. Uit die rechtspraak volgt voorts dat of per saldo aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan, daarbij niet van belang is. (vgl. de uitspraak van de Afdeling van 7 september 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR6907).

Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op afwijkend gebruik en ten aanzien van het bouwen worden nieuwe mogelijkheden geboden. Het voornemen is aan te merken als een 'stedelijk ontwikkelingsproject' zoals bedoeld in het Besluit milieueffectrapportage. Er is dan ook aanleiding een (vormvrije) MER-beoordeling uit te voeren. Daartoe is de als Bijlage 11 toegevoegde MER aanmeldnotitie opgesteld en is op 23 februari 2021 het als Bijlage 12 opgenomen MER-beoordelingsbesluit genomen.

Hoofdstuk 4 Economische uitvoerbaarheid

4.1 Kostenverhaal

Gelet op artikel 6.12, eerste lid, Wro jo. 6.2.1, aanhef en onder b, Bro, dient in beginsel een exploitatieplan te worden vastgesteld vanwege het voorgenomen bouwplan.

Het voorliggende bestemmingsplan maakt onderdeel uit van de totale ontwikkeling Veendammerpoort. Alle percelen in het plangebied Veendammerpoort zijn eigendom van de gemeente. McDonald's wil de locatie kopen voor de uitbating van haar restaurant.

De kosten die samenhangen met verwezenlijking van dit bestemmingsplan zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Daarmee is bovendien een overeenkomst afgesloten waardoor de kosten van eventuele planschade niet voor rekening zijn van de gemeente maar voor de initiatiefnemer.

 

4.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.

Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd, waarbij een nieuwe laddersystematiek is ingevoerd ter vervanging van de voorheen geldende.

Het aangepaste artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt als volgt:

"De toelichting bij een bestemmingsplan (of uitgebreide omgevingsvergunning, red.) dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

4.2.1 Nieuwe stedelijke ontwikkeling

Is er sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling (NSO), dan is een plan Ladderplichtig. Een stedelijke ontwikkeling wordt in artikel 1.1.1 Bro gedefinieerd als een: ‘Ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijk voorzieningen’.

In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgesteld, jurisprudentie geeft meer duidelijkheid. Bij wonen geldt bijvoorbeeld dat in beginsel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling bij een woningbouwlocatie vanaf 12 woningen. Voor andere stedelijke voorzieningen volgt uit jurisprudentie dat van een nieuwe stedelijke ontwikkeling sprake is bij uitbreiding van 400 m2 tot 500 m2 bvo. Afgaande op omvamg van de in dit bestemmingsplan beoogde ontwikkeling is het plan te bestempelen als een stedelijke ontwikkeling.

Daarvan is bovendien sprake als een nieuw bestemmingsplan meer bebouwing mogelijk maakt dan binnen het huidige planologische regime mogelijk is, of als er een functiewijziging van zodanige aard en omvang plaats vindt dat om die reden sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In dit geval is sprake van beide. De beoogde ontwikkeling leidt tot een toename van de bebouwingsmogelijkheden en de bestemming wordt gewijzigd van ‘Verkeer’ en ‘Agrarisch’ naar ‘Horeca’ en ten behoeve daarvan tevens naar de bestemmingen 'Groen', 'Verkeer' en 'Water'.

Het voorliggende nieuwe bestemmingsplan laat een ontwikkeling toe die een nieuw planologisch ruimtebeslag mogelijk maakt. Er is dus sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking zal de behoefte aangetoond moeten worden.

4.2.2 Bestaand stedelijk gebied

Voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied is een motivering vereist waarin wordt ingegaan op de vraag waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien. In artikel 1.1.1 Bro geeft als definitie van bestaad stedelijk gebied: ‘Bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur’. De locatie van dit bestemmingsplan maakt onderdeel uit van een grotere ontwikkellocatie die is ontstaan als gevolg van de verdubbeling en verlegging van de N33. Het plangebied is nog niet bebouwd, maar maakt wel onderdeel uit van het stedelijk weefsel van Veendam. De planlocatie ligt aan de rand van de kern Veendam en wordt omsloten door de N33, N366 en het bestaande bedrijventerrein Zwaaikom. Hierdoor vormt de planlocatie een logische afhechting van de kern Veendam. Ook in de structuurvisie van de gemeente Veendam is de locatie aangewezen als bedrijven-industriezone. Op het overgrote deel van het plangebied vigeert momenteel bovendien al de stedelijke bestemming 'Verkeer'. Op een klein deel van de planlocatie rust momenteel een 'Agrarisch' bestemming. Het perceel wordt momenteel niet voor agrarische doeleinden gebruikt: van intensief gebruik voor zuiver agrarische doeleinden (bijvoorbeeld t.b.v. land- en tuinbouw of agrarische veehouderij) is op dit moment geen sprake. De locatie lijkt zich, gezien de omsloten ligging, hier ook niet (meer) voor te lenen. Daarom wordt geconcludeerd dat de locatie als bestaand stedelijk gebied beschouwd kan worden op basis van het feit:

  • dat het overgrote deel van het plangebied al bestemd is met een stedelijke functie;
  • dat de planlocatie nagenoeg volledig fysiek omsloten is door infrastructuur en stedelijke bebouwing;
  • en dat de locatie niet meer functioneel in gebruik, of bruikbaar is voor agrarische doeleinden.

Gezien de 'Actualisatie Omgevingsverordening provincie Groningen 2020' (zoals beschreven in 2.2.2.1) is een afweging van alternatieven binnen Bestaand Stedelijk Gebied vanuit de Ladder niet noodzakelijk.

4.2.3 Laddertoets

Op 13 mei 2020 heeft Stec groep in opdracht van McDonald's de rapportage "Laddertoets McDonald's Veendam" opgesteld (zie Bijlage 13).

In de rapportage wordt geconstateerd dat het aanbod in de fastservicesector in het verzorgingsgebied relatief beperkt is en er op basis van het huidige inwonertal en de benchmark in het verzorgingsgebied nog uitbreidingsruimte is voor 1.600 tot 1.700 m² fastservice (uitgaande van een gemiddeld verzorgingsniveau). Daarnaast is het omzeteffect van de toevoeging van McDonald’s berekend. Ook de mogelijke ruimtelijke effecten die het plan met zich meebrengt, onder andere mogelijke leegstandseffecten en de effecten op de markt voor horeca, zijn behandeld.

Doordat de beoogde McDonald’s op een centrale en goed bereikbare locatie (in oksel van N33 en N366) ligt, komt een deel van de omzet waarschijnlijk niet vanuit inwoners van het verzorgingsgebied, maar vanuit passanten. Een eventueel omzeteffect is daarom naar verwachting lager dan 1% in de totale horecasector en 5% tot 6% in de fastservicesector. De McDonald’s concurreert niet of in beperkte mate met het bestaande fastservice-aanbod in het centrum van Veendam. Consumenten verkiezen een McDonald’s namelijk niet boven de lokale snackbar, maar bezoeken een McDonald’s als aanvulling op hun bestaande horeca bezoeken. McDonald’s creëert zijn eigen vraag.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.1 Participatie / inspraak

5.1.1 Formele procedure

Voor deze herziening is de wettelijke 'uniforme openbare voorbereidingsprocedure' gevolgd zoals vastgelegd in artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening jo. afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Het ontwerpbestemmingsplan 'Veendammer Poort N33' heeft met ingang van 3 maart 2021 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In die periode lag ook de ontwerp-omgevingsvergunning ter inzage voor de bouw van een McDonald's restaurant met bijbehorende voorzieningen in verband met de gecoördineerde voorbereiding van plan en vergunning.

Tijdens de genoemde periode zijn drie zienswijzen bij de gemeente ingediend en één reactie van een overlegpartner. De zienswijzen zijn in een Reactienota kort samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. Tevens is aangegeven of en in hoeverre zienswijzen worden gehonoreerd en of dit leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. De Reactienota is bijgevoegd bij het vaststellingsbesluit voor dit bestemmingsplan.

 

5.1.2 Overleg vooraf

Met ingang van donderdag 22 oktober 2020 tot en met 2 december 2020 (termijn van zes weken) lag het voorontwerp bestemmingsplan voor inspraak ter inzage.Gedurende deze periode van ter inzage ligging kon een schriftelijke reactie worden ingediend bij burgemeester en wethouders. Daarvan is gebruik gemaakt door Trip Advocaten namens Stinoil Holding BV gevestigd aan Demeterlaan 30 te Veendam. Daarop wordt hierna inhoudelijk ingegaan.

Opmerkingen: In de reactie zijn opmerkingen gemaakt waaruit blijkt dat deze partij vreest met de komst van het restaurant te worden beperkt in de aan haar vergunde milieuruimte. Gesteld wordt dat het bedrijf ten onrechte niet is betrokken in het uitgevoerde onderzoek maar dat het beoogde restaurant in de risico-invloedssfeer van het bedrijf is gelegen. Gerefereerd wordt aan het Rampenplan RPB 2020 van de Veiligheidsregio en het VR-2019 en de review 2020. Bovendien stelt men dat het voorontwerp bestemmingsplan in strijd is met toekomstige wet- en regelgeving, in het bijzonder de Omgevingswet. Daaruit volgen aandachtsgebieden waarmee rekening gehouden dient te worden. Ook vraagt men aandacht voor de invloed van eventuele uitbreidingsmogelijkheden van het bedrijf op de risicobeoordeling.

Beantwoording: Al in 2019 heeft de gemeente de Omgevingsdienst Groningen gevraagd advies uit te brengen ten aanzien van de externe veiligheid in het kader van de voorgenomen ontwikkeling van het gebied. De Omgevingsdienst heeft toen Stinoil Holding BV betrokken in haar inventarisatie en heeft geconstateerd dat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 en het invloedsgebied van Stinoil niet tot het plangebied reiken. Geconstateerd werd dat Stinoil geen belemmering vormt voor invulling van de kniklocatie nabij N33 te Veendam met kantoren, bedrijven, industrieterrein, horeca en leisure.

Het beoordelingskader voor het aspect Externe veiligheid is de nu geldende wet- en regelgeving. De Omgevingswet is nu niet het geldende wettelijk kader. Wanneer deze nieuwe wet in werking treedt is nog niet duidelijk, maar wel is duidelijk dat de procedure voor het voorliggende bestemmingsplan op grond van het nu geldende recht wordt voortgezet en afgerond. Indien de Omgevingswet op 1 januari 2022 in werking zou treden, dan bepaalt het overgangsrecht dat het nu geldende recht van toepassing blijft. Daarin is geen beleidsvrijheid voor bevoegd gezag.

Conform het huidige EV-beleid dient de invloed van een ruimtelijke ontwikkeling op het groepsrisico van inrichtingen, transportroutes en buisleidingen in beeld te worden gebracht indien deze ontwikkeling is geprojecteerd binnen het invloedsgebied van die inrichting, transportroute of buisleiding. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de afstand tot waarop 1% van de personen komt te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen bij/op/in die risicobron.

Voor het identificeren van de voor dit onderzoek relevante risicobronnen hebben wij ons gebaseerd op informatie uit de signaleringskaart EV. Het daarop aangegeven invloedsgebied van Stinoil heeft een straal van 283 m en reikt tot aan de middenberm van de N366, zie afbeelding hieronder. De voorgenomen ontwikkeling ligt daarbuiten. Uit (de tekst onder) figuur 1 in bijlage 2 van de inspraakreactie blijkt dat de dodelijke effecten door warmtestraling tot maximaal 270 m leiden. De voorgenomen ontwikkeling ligt daarbuiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0047.02BPDrieborghN33-0401_0024.png"
Conclusie: De voorgenomen restaurantvestiging ligt buiten het invloedsgebied van Stinoil. Ook al kan er op grotere afstand ruitbreuk optreden, een berekening van het groepsrisico is niet nodig.

Volgens figuur 2 in bijlage 3 van de inspraakreactie ligt de voorgenomen restaurantvestiging binnen het gifwolkaandachtsgebied conform de nieuwe Omgevingswet. Het restaurant ligt niet binnen het brandaandachtsgebied of het explosieaandachtsgebied. De ligging binnen het gifwolkaandachtsgebied wil echter niet zeggen dat de ontwikkeling niet mogelijk is. Bij het toestaan van de ontwikkeling moet gemotiveerd worden of en onder welke voorwaarden de aanwezigen binnen het gifwolkaandachtsgebied voldoende beschermd zijn tegen de effecten van de mogelijke gifwolk. Dit is vergelijkbaar met de verantwoording groepsrisico onder het huidige beleid.

Conclusie: De voorgenomen vestiging van McDonald's ligt binnen het toekomstige gifwolkaandachtsgebied van Stinoil. De ontwikkeling heeft geen invloed op de risico’s van Stinoil. Ook in de toekomst is de voorgenomen ontwikkeling geen belemmering voor mogelijke ontwikkelingen van Stinoil.

5.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het voorontwerp wijzigingsplan is op 19 oktober 2020 toegezonden aan een aantal overleginstanties met het verzoek binnen 8 weken reactie op de stukken te geven. Het verzoek werd verzonden aan:

  • 1. Provincie Groningen
  • 2. Veiligheidsregio Groningen
  • 3. Waterschap Hunze en Aa's
  • 4. Rijkswaterstaat
  • 5. Gastransportservices
  • 6. NAM
  • 7. Gasunie
  • 8. Ondernemersvereniging
  • 9. Gezamenlijk aanspreekpunt nutsbedrijven.

Hierna wordt ingegaan op de ingekomen reacties van de provincie en de Veiligheidsregio. Van de overige instanties is geen reactie ontvangen.

Ad 1. Provincie Groningen

Opmerking 1.1: Bij brief van 25 september 2020 hebben gedeputeerde staten laten weten het verzoek van de gemeente om de grens van het buitengebied te wijzigen te willen inwilligen, door deze grenswijziging mee te nemen in de in voorbereiding zijnde actualisatie Omgevingsverordening provincie Groningen 2020. De provincie wijst erop dat de gemeenteraad het bestemmingsplan pas kan vaststellen nadat Provinciale Staten hebben besloten tot wijziging van de grens van het buitengebied in bovengenoemde actualisatie van de verordening en dit besluit in werking is getreden. Naar verwachting zullen Provinciale Staten deze actualisatie in het eerste kwartaal van 2021 vaststellen.

Antwoord 1.1: Provinciale Staten hebben inmiddels op 3 februari 2021 besloten de grens van het buitengebied te wijzigen.

Opmerking 1.2: De met het bestemmingsplan mogelijk te maken ontwikkeling vormt een onderdeel van een grotere invulling van het gebied tussen de N33 en het bedrijventerrein De Zwaaikom. Dit gebied is een zichtlocatie bij de entree van de plaats Veendam. Tegen deze achtergrond wordt in de plantoelichting een paragraaf gemist over de beoogde ruimtelijke kwaliteit. De provincie verzoekt hieraan alsnog aandacht te besteden.

Antwoord 1.2: Aan het verzoek is tegemoet gekomen door toevoeging van paragraaf 2.3.1, waarnaar kortsheidshalve wordt verwezen.

Opmerking 1.3: De provincie adviseert over externe veiligheid advies in te winnen bij de Veiligheidsregio en de uitkomsten hiervan in de plantoelichting op te nemen.

Antwoord 1.3: Gelijktijdig met het overlegverzoek aan de provincie is het plan tevens voor advies aan de Veiligheidsregio voorgelegd. Daarop wordt in deze paragraaf ook ingegaan.

Opmerking 1.4: Het gebied tussen de N33 en het bedrijventerrein De Zwaaikom - waarvan het onderhavige plangebied van het bestemmingsplan een onderdeel vormt - zal worden ontsloten op de naastgelegen provinciale weg N366. Het is daarom van belang dat onderzocht wordt wat de gevolgen zijn van de ontwikkeling van dit gebied voor het functioneren van de N366. De provincie verzoekt over de uitkomsten van het verkeersonderzoek te overleggen met betrokken provinciale ambtelijke contactpersonen.

Antwoord 1.4: Verkeerskundig adviesbureau Goudappel Coffeng heeft onderzoek uitgevoerd naar het verkeers- en parkeereffect voor het restaurant. De notitie van 23 mei 2020 was bijgevoegd bij hetvoorontwerp bestemmingsplan dat naar de provincie is gezonden. Er is na dit rapport en naar aanleiding van afstemming met de provincie nog een aanvullend rapport opgemaakt door Goudappel Coffeng d.d. 11 december 2020 (zie Bijlage 1). Mede naar aanleiding van dit rapport is door de provincie op 10 februari 2021 vergunning verleend voor aansluiting op de rotonde N366.

Opmerking 1.5: De provincie wijst erop dat, hoewel desbetreffende gronden geen onderdeel van dit bestemmingsplan zijn, de bestaande bosstrook langs het bedrijventerrein De Zwaaikom in het provinciale beleid is aangewezen als 'bos- en natuurgebieden buiten het Natuur Netwerk Nederland'. Op een afbeelding in de toelichting staat dat een deel van deze strook zal verdwijnen. Ter bescherming van dergelijke gebieden zijn in artikel 2.47 van de provinciale Omgevingsverordening echter regels gesteld die in acht moeten worden genomen.

Antwoord 1.5: Wij veronderstellen dat wordt gedoeld op de afbeelding die is weergegen in paragraaf 3.1.1. Deze afbeelding is opgenomen om schematisch weer te geven hoe vanaf de rotonde de hoofdontsluiting het ontwikkelgebied in wordt geleid. De ontsluiting leidt niet tot het verdwijnen van de bosstrook. De op de afbeelding gesuggereerde ingreep in de bosstrook is in het kader van toekomstige ruimtelijke besluitvorming over desbetreffende gronden nog nader af te wegen en daarbij zullen we de provinciale Omgevingsverordening in acht nemen.

Ad 2. Veiligheidsregio Groningen

Opmerking 2.1: In haar reactie heeft de Veiligheidsregio de relevante risicobronnen geïdentificeerd en, om de gemeente te ondersteunen bij de invulling van de verantwoording van het groepsrisico, de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid beoordeeld.

Antwoord 2.1: Onder dankzegging voor de geboden ondersteuning hebben wij deze input verwerkt in de verantwoordingsparagraaf.

Opmerking 2.2: Veiligheidsregio Groningen adviseert om het plangebied tweezijdig te ontsluiten. De handleiding 'Bereikbaarheid en bluswatervoorziening regio Groningen B&B' (Veiligheidsregio Groningen, juli 2013) biedt de handvaten om het plangebied tweezijdig te ontsluiten.

Antwoord 2.2:

Deze reactie heeft betrekking op het hele ontwikkelgebied en wordt in het kader van de Gebiedsvisie voor dat gebied meegewogen.

Opmerking 2.3: Veiligheidsregio Groningen adviseert om in het plangebied een adequate bluswatervoorziening te realiseren. De medewerker brandweerzorg vanuit Cluster Zuid Oost helpt graag met een nadere uitwerking van de bluswatervoorziening.

Antwoord 2.3: Dit betreft een uitvoeringsaspect dat niet voor het bestemmingsplan, maar wel voor de daadwerkelijke aanleg en inrichting van het gebied van belang is. In de uitwerking van de bluswatervoorziening maken wij graag gebruik van de expertise van de Brandweer. Er is in het bestek voor het bouwrijpmaken al een blusvoorziening opgenomen.

Opmerking 2.4: Op basis van de risicobronnen wordt geadviseerd om in geval van een incident van de risicobron af te vluchten. Vanwege het ontbreken van een tweezijdige ontsluiting kan er niet in alle gevallen (voldoende) van de risicobron gevlucht worden. Veiligheidsregio Groningen adviseert voor de ontvluchting een ontsluiting richting het noorden te realiseren.

Antwoord 2.4: Deze reactie heeft betrekking op het hele ontwikkelgebied en wordt in het kader van de Gebiedsvisie voor dat gebied meegewogen.

Opmerking 2.5: Veiligheidsregio Groningen adviseert om de toekomstige gebruikers bij een ramp ook op een andere wijze te alarmeren dan met de WAS-sirenes, bijvoorbeeld via calamiteitenzenders, NL-Alert, geluidswagens, social media enz.

Antwoord 2.5: Dit advies wordt overgenomen. Waarschuwen via NL-Alert is inmiddels redelijk standaard.

Ad 3. Waterschap Hunze en Aa's

Over de waterparagraaf en de digitale watertoets is mondeling overleg gevoerd. Naar aanleiding daarvan zijn enkele kleine aanvullingen/aanpassingen doorgevoerd en is het Waterschap akkoord. Op 22 februari 2021 heeft het Waterschap dit per email bevestigd.