direct naar inhoud van Regels
Plan: Verzamelplan gemeente Slochteren 2017-1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0040.bp00043-41vg

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Verzamelplan gemeente Slochteren 2017-1 met identificatienummer NL.IMRO.0040.bp00043-41vg van de gemeente Slochteren;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanleggen van vaartuigen

het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke oever of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, gedurende de tijd die daadwerkelijk gebruikt wordt voor een bedrijfsmatig of recreatief verblijf op of in de omgeving van het vaartuig;

1.6 aanlegplaats

een plaats die bestemd is voor het aanleggen van vaartuigen;

1.7 aanpijling

een blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/ aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;

1.8 achtererf

gedeelte van het erf dat achter de achtergevel van het woongebouw c.q. hoofdgebouw of het verlengde daarvan is gelegen;

1.9 additionele voorzieningen

gebouwde of ongebouwde voorzieningen en functies, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie, hieronder onder meer begrepen ontsluitingsstructuren;

1.10 afhaalwinkel/maaltijdbezorging

een bedrijf, gericht op de bedrijfsmatige verkoop van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden, anders dan voor gebruik ter plaatse, die door de kopers ter plaatse worden afgehaald, dan wel door de verkoper bij de koper thuis worden bezorgd. Een automatiek en traiteur worden met een afhaalwinkel/ maaltijdbezorging gelijk gesteld;

1.11 afhankelijke woonruimte

een vrijstaand bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het woongebouw c.q. hoofdgebouw en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.12 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren en/of het telen van gewassen, uitgezonderd bijzondere paardenhouderijen, maneges, kwekerijen, boomkwekerijen, fruit- en houtteeltbedrijven, glastuinbouwbedrijven, champignonkwekerijen, bollenteeltbedrijven of vis- of wormenkwekerijen;

1.13 agrarisch dienstverlenend bedrijf

een niet-industrieel bedrijf uitsluitend of overwegend gericht op het verrichten van werkzaamheden voor de levering, opslag of verwerking van goederen en/of de levering van diensten, uitsluitend of overwegend ten behoeve van agrarische bedrijven, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven ter onderhoud en reparatie van landbouwmachines en landbouwwerktuigen en fouragehandels;

1.14 agrarische nevenactiviteit

Een bedrijfsmatige activiteit die voorziet in een aanvulling op het inkomen van de agrariër, maar die in meerdere opzichten (ruimtelijk, functioneel en economisch) ondergeschikt blijft aan het aanwezige hoofdberoepsbedrijf;

1.15 agrarische paardenhouderij

een agrarisch bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen van producten. Hieronder worden in ieder geval verstaan: hengstenhouderijen, fok- en opfokbedrijven en paardenmelkerijen. Onder een agrarische paardenhouderij wordt niet verstaan een bijzondere paardenhouderij;

1.16 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf uitsluitend of overwegend gericht op het, door middel van handwerk, vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen die verband houden met het ambacht;

1.17 ambachtelijke bedrijvigheid

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen die verband houden met het ambacht;

1.18 archeologisch onderzoek

een rapport als bedoeld in het tweede lid van artikel 39, het eerste lid van artikel 40, dan wel het eerste lid van artikel 41 van de Monumentenwet 1988 (Stb. 2007, 293), voldoend aan de regels gesteld krachtens artikel 43 van die wet;

1.19 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de culturele overblijfselen uit oude tijden;

1.20 basisbestemming

een bestemming die samenvalt met één of meer op dezelfde gronden liggende dubbelbestemmingen;

1.21 bassin

een bak of bekken voor de opslag van mest of water;

1.22 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.23 bebouwingspercentage

het op de verbeelding en/of in de planregels aangegeven percentage gemeten over dat deel van het bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.24 bed & breakfast

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief verblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben in een woning, geen meervoudige woning zijnde;

1.25 bedrijf

elke vorm van activiteit of organisatie waarbij of waarin personen voor zichzelf, voor derden of in dienst van derden, structureel en/of met een zekere regelmaat inkomensvormende activiteiten verrichten of activiteiten die in de regel inkomensvormend zijn, ongeacht of dit gebeurt binnen een private, publieke, commerciële, maatschappelijke of anders gerichte organisatie, ongeacht of de activiteiten al dan niet in loondienst worden verricht en ongeacht of daarmee een volledig inkomen wordt verworven. Als één bedrijf kunnen worden aangemerkt meerdere op één locatie gehuisveste bedrijven die functioneel en organisatorisch zeer nauw verbonden zijn en die zich ruimtelijk gezien als één geheel manifesteren;

1.26 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat hoofdzakelijk dient voor de uitoefening van een bedrijf, met inbegrip van een eventuele in dat gebouw ingebouwde bedrijfswoning;

1.27 bedrijfswoning

een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.28 beleidsnotitie mestbassins

beleidsnotitie mestbassins vastgesteld door burgemeester en wethouders van Slochteren op 28 mei 2008;

1.29 beleidsregels aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

beleidsregels aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven vastgesteld door burgemeester en wethouders van Slochteren op 7 april 2009 als weergegeven in Bijlage 9;

1.30 beleidsregels biomassa- & mestvergisting

beleidsregels biomassa- & mestvergisting vastgesteld door burgemeester en wethouders van Slochteren op 7 april 2009;

1.31 beleidsregels (ho)reca en ondersteunende (ho)reca

beleidsregels (ho)reca en ondersteunende (ho)reca vastgesteld door burgemeester en wethouders van Slochteren op 7 april 2009 als weergegeven in Bijlage 7;

1.32 beleidsregels kamperen

beleidsregels kamperen gemeente Slochteren vastgesteld door burgemeester en wethouders van Slochteren op 16 augustus 2011 als weergegeven in Bijlage 10;

1.33 beleidsregels paardenbakken

beleidsregels paardenbakken vastgesteld door burgemeester en wethouders van Slochteren op 7 april 2009 als weergegeven in Bijlage 8;

1.34 beleidsregels recreatieve verblijfsaccommodaties

beleidsregels recreatieve verblijfsaccommodaties vastgesteld door burgemeester en wethouders van Slochteren op 7 april 2009 als weergegeven in Bijlage 5;

1.35 beleidsregels theetuinen en verbreding agrarische bedrijven

gemeentelijk beleid gericht op kleinschalige nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven zoals vastgesteld door burgemeester en wethouders van Slochteren op 7 april 2009 als weergegeven in Bijlage 6;

1.36 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.37 bestaand bouwwerk
  • legale bouwwerken die bestaan ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  • niet legale bouwwerken die bestaan ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en die bestonden en zoals zij bestonden op 20 april 2000;
  • bouwwerken die kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning waarvoor de aanvraag is ingediend voor de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.38 bestaand gebruik

gebruik dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van de betreffende gebruiksbepaling;

1.39 bestaande afwijking

de mate waarin een bestaand bouwwerk afwijkt van het plan;

1.40 bestaande maatvoering
  • maatvoering van een bouwwerk die bestaat ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  • maatvoering van een bouwwerk die kan worden gerealiseerd krachtens een omgevingsvergunning waarvoor de aanvraag is ingediend voor de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.41 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.42 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.43 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.44 bijbehorende gronden

niet bebouwde delen van een bouwperceel (zoals tuinen en erven).

1.45 bijbehorende voorzieningen

gebouwde of ongebouwde voorzieningen en functies die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie. Hieronder vallen onder meer ontsluitingsstructuren;

1.46 bijgebouw

een al dan niet vrijstaand (onderdeel van een) gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het woongebouw c.q. hoofdgebouw, dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het woongebouw c.q. hoofdgebouw en dat behoort bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen woongebouw c.q. hoofdgebouw;

1.47 bijzondere bouwlaag

kelder, souterrain, dakterras, zolder of dakopbouw;

1.48 bijzondere paardenhouderij

een bedrijfsactiviteit in hoofdzaak gericht op het africhten, het opleiden, het trainen alsmede het opvangen, stallen en berijden van paarden en/of pony's al dan niet in combinatie met het fokken van paarden en/of pony's. Onder bijzondere paardenhouderij wordt geen manege verstaan;

1.49 bijzondere woonvorm

een woonvorm die niet op één lijn te stellen is met een huishouden, omdat er geen sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling van de groep en omdat de bewoners zijn aangewezen op noodzakelijke en aanwezige begeleiding en/of therapie ter plaatse of in de directe omgeving;

1.50 boerderijwinkel

een bedrijfsactiviteit die bestaat uit aan het agrarisch bedrijf ondergeschikte detailhandel in land- en tuinbouwproducten en zelfvervaardigde kunstzinnige producten;

1.51 boomkwekerij

een bedrijfsactiviteit gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen, zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen, overige sierheesters, een en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel containerteelt;

1.52 boomteelt

de teelt van boomkwekerijgewassen;

1.53 bos

een min of meer natuurlijke levensgemeenschap van planten en/of dieren, waarin boomvormende soorten aspect-bepalend zijn, met een oppervlakte van groter dan 10 are;

1.54 bosbouw

het ontwikkelen c.q. permanent in stand houden van een min of meer natuurlijke levensgemeenschap van planten en/of dieren, waarin boomvormende soorten aspect-bepalend zijn, met een oppervlakte van groter dan 10 are;

1.55 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een woonwagenstandplaats;

1.56 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.57 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een bijzondere bouwlaag;

1.58 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.59 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.60 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.61 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.62 broodjeszaak

een bedrijf met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie tussen 7.00 uur en 19.00 uur dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide kleine maaltijden en etenswaren, in combinatie met de verkoop van overwegend niet-alcoholische dranken, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de bebouwing afspeelt. Onder een broodjeszaak wordt tevens verstaan: een croissanterie, lunchroom, patisserie en konditorei;

1.63 cafetaria/snackbar

een bedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet- alcoholische dranken. Onder een cafetaria wordt tevens verstaan: een shoarmazaak;

1.64 café

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse en als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, een dansvloer van minder dan 10 m², waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen het gebouw afspeelt. Onder een café wordt tevens verstaan: een bar, pub, taverne, grand café en eetcafé;

1.65 camper

een motorvoertuig, ingericht voor het vervoeren van personen en kamperen c.q. buitenshuis verblijven met de mogelijkheid tot overnachten;

1.66 camperplaats

een kampeerterrein dat uitsluitend wordt gebruikt door campers;

1.67 caravan

een mobiel kampeermiddel op wielen, dat mede gelet op de afmetingen en vormgeving bestemd is om zelfstandig op de openbare weg als een aanhanger van een motorvoertuig te worden voortbewogen;

1.68 chalet

een gebouw van ten hoogste 50 m², bestaande uit een lichte constructie en uit lichte materialen, niet zijnde een stacaravan, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf. Doordat hij door zijn plaatsing direct of indirect met de grond is verbonden, dan wel direct of indirect steun vindt in of op de grond is hij als bouwwerk aan te merken;

1.69 civieltechnisch werk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.70 conferentiecentrum

een bedrijf, gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot het houden van informatiebijeenkomsten, vergaderingen en conferenties. Hieronder wordt niet begrepen een zalencentrum;

1.71 cultuurgrond

grasland en akkerbouwgronden, met uitzondering van gronden die worden gebruikt ten behoeve van kwekerijen, boomkwekerijen, houtteelt en bosbouw;

1.72 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.73 dagrecreatie

recreatief verblijf buiten het hoofdverblijf zonder dat er een overnachting mee gepaard gaat;

1.74 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of een overkapping;

1.75 dakopbouw

een gedeelte van een gebouw van beperkte omvang op het platte deel van het dak van de hoofdbebouwing, niet zijnde een bouwlaag;

1.76 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en anders dan voor gebruik of verbruik van die goederen ter plaatse;

1.77 detailhandel - food

detailhandel uitsluitend of in hoofdzaak gericht op verkoop van levensmiddelen;

1.78 detailhandel - non food

detailhandel met uitzondering van de categorie die zich uitsluitend of in hoofdzaak richt op verkoop van levensmiddelen;

1.79 detailhandel - weggebonden artikelen

detailhandel in een assortiment goederen dat is gebaseerd op de behoeftes van een automobilist of diens passagiers;

1.80 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.81 discotheek

een bedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, waarbij het beluisteren van muziek en het gelegenheid geven tot dansen op een dansvloer van meer dan 10 m² wezenlijke onderdelen vormen en de bedrijvigheid zich binnen het gebouw afspeelt. Onder een discotheek wordt tevens verstaan een dancing;

1.82 drijvende woning

een op het water drijvende constructie met daarin een woning, door middel van een vaste constructie verbonden aan de grond zodanig dat sprake is van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning nodig is;

1.83 ecologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;

1.84 erf

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.85 erfbeplanting

afschermende of maskerende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie;

1.86 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, die is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.87 essentiële woonvoorzieningen

de voorzieningen die ten minste nodig zijn om een woning zelfstandig te kunnen bewonen: een privé woon- en/of slaapvertrek, een keuken of kookhoek, een toilet en een bad- en/of douchegelegenheid;

1.88 evenement

voor publiek toegankelijke incidentele of periodieke verrichting op, in ieder geval, het gebied van kunst, ontwikkeling, ontspanning, sport of vermaak, alsmede grootschalige herdenkingsplechtigheden, tentoonstellingen, optochten, kermissen, circussen, filmopnamen en feesten;

1.89 extensieve dagrecreatie

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, fietsen, varen, paardrijden en vissen; onder extensieve dagrecreatie vallen geen gemotoriseerde sporten;

1.90 gastouderopvang

gastouderopvang als bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

1.91 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.92 gekoppeld bestemmingsvlak

een gekoppeld bestemmingsvlak bestaat uit maximaal twee - onderling niet aaneengesloten - percelen die door de aanduiding 'gekoppeld bestemmingsvlak' tezamen worden aangemerkt als zijnde één (agrarisch) bestemmingsvlak;

1.93 geluidsgevoelig gebouw

gebouw dat dient ter bewoning of een ander geluidsgevoelig als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;

1.94 geluidsgevoelig object

geluidsgevoelig gebouw, geluidsgevoelige ruimte of geluidsgevoelig terrein als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.95 geluidsgevoelige ruimte

geluidsgevoelige ruimte als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.96 geluidsreducerende maatregelen

fysieke en niet-fysieke maatregelen gericht op het reduceren van de geluidsbelasting vanwege industrie-, bedrijfs of wegverkeerslawaai op geluidsgevoelige objecten, of maatregelen die daar niet specifiek op gericht zijn doch wel tevens een geluidsreducerende uitwerking hebben, zoals bijvoorbeeld verkeersmaatregelen, het aanbrengen van geluidsarm asfalt, geluidswallen of -schermen of de aanleg van nieuwe wegen elders die tot gevolg hebben dat de verkeers- en de geluidsbelasting afneemt;

1.97 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting waarvoor ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.98 gestapelde woning

een woning in een gebouw, dat meerdere geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat;

1.99 geurgevoelig object

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;

1.100 glastuinbouwbedrijf

een bedrijf dat (overwegend) is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen door gebruik te maken van kassen;

1.101 goot, druiplijn, boeiboord

de laagste snijlijn van gevel- naar dakvlak;

1.102 groepsaccommodatie

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, bestemd voor recreatief verblijf door groepen van personen waarin gemeenschappelijk gebruik wordt gemaakt van keuken en verblijfsruimten. Vormen van recreatief verblijf die gelijk kunnen worden gesteld aan een groepsaccommodatie zijn: (jeugd)herbergen, kamphuizen en kampeerboerderijen;

1.103 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, hieronder mede begrepen een melkrundveehouderij;

1.104 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.105 heersende geluidsbelasting

de geluidsbelasting op een geluidsgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder in het jaar voordat de reconstructie van de weg plaatsvindt;

1.106 hindergevoelig gebouw

geluidsgevoelig gebouw en/of geurgevoelig object;

1.107 hindergevoelig object

hindergevoelige functie en/of hindergevoelig gebouw;

1.108 hindergevoelige functie

geluidgevoelige functie en/of geurgevoelige functie;

1.109 hogere grenswaarde

een maximum waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;

1.110 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.111 hoofdverblijf

de plaats waar een persoon gedurende een jaar het merendeel van de nachten doorbrengt en waar het sociale leven van deze persoon zich afspeelt;

1.112 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en/of waarin zaalruimte wordt verhuurd en ter plaatse beschikbaar wordt gesteld, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een seksinrichting;

1.113 horecabedrijf categorie 1

een horecabedrijf waar doorgaans geen overlast voor het leefklimaat wordt veroorzaakt en:

  • dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag en 's avonds verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige maaltijden en etenswaren zoals een broodjeszaak, koffiehuis, ijssalon en/of een naar de aard, openingstijden en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf en
  • een waardering krijgt van minder dan 25 punten volgens de systematiek beschreven in paragraaf 6.1.1 van Bijlage 7 Beleidsregels (ho)reca en ondersteunende (ho)reca;
1.114 horecabedrijf categorie 2

een horecabedrijf waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en:

1.115 horecabedrijf categorie 3

een horecabedrijf waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt en:

  • dat voornamelijk is gericht op het 's avonds en/of 's nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een discotheek, zalencentrum en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf en
  • een waardering krijgt van meer dan 45 punten volgens de systematiek beschreven in paragraaf 6.1.1 van Bijlage 7 Beleidsregels (ho)reca en ondersteunende (ho)reca;
1.116 horecabedrijf categorie logies

een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een café-restaurant;

1.117 hotel

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;

1.118 houtteelt

het bedrijfsmatig voortbrengen van hout en bosprodukten op gronden die hiervoor tijdelijk (maximaal 40 jaar) worden gebruikt, voorzover de Boswet niet van toepassing is;

1.119 huishouden

één persoon, een gezin of een hiermee gelijk te stellen groep van personen van beperkte omvang, die bij verblijf in een woning of een recreatiewoning de daar aanwezige essentiële woonvoorzieningen deelt;

1.120 ijssalon

een bedrijf, gericht op het bedrijfsmatig aan de gebruiker verstrekken van al dan niet ter plaatse bereid consumptie-ijs met toebehoren, al dan niet in combinatie met het verstrekken van niet-alcoholische dranken voor zowel gebruik ter plaatse als elders;

1.121 intensieve veehouderij

niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (met uitzondering van vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;

1.122 kamerverhuurpand

een gebouw of een deel van een gebouw, niet zijnde een meervoudige woning of een hotel, met vier of meer woonvertrekken bedoeld voor de huisvesting van verschillende personen die ieder voor zich een zelfstandige huishouding voeren en essentiële woonvoorzieningen delen;

1.123 kampeermiddel

onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief verblijf;

1.124 kampeerstandplaats

een plaats op een kampeerterrein bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel;

1.125 kampeerterrein

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het houden van recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen en/of trekkershutten en/of het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen het houden van recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen en/of trekkershutten;

1.126 kantine

een restauratieve voorziening ten dienste van een bedrijf, instelling of vereniging, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling dan wel vereniging;

1.127 kantoor

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige dan wel financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publieksgerichte) baliefunctie;

1.128 kap

constructie ter afdekking van een gebouw of overkapping waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met tenminste één hellend vlak van tenminste 15°;

1.129 karakteristieke boom

een boom van 50 jaar en ouder en die van waarde is vanwege:

  • a. de hoge leeftijd of,
  • b. de verschijningsvorm, omvang of schoonheid of,
  • c. de soort of variëteit in combinatie met leeftijd en grootte waardoor de houtopstand plaatselijk en/of landelijk zeldzaam te noemen is of,
  • d. de cultuurhistorische waarde of,
  • e. het straatbeeld en de opvallende plek die ingenomen wordt of,
  • f. de ecologische waarde.

of houtopstanden geregistreerd als zijnde (potentieel) waardevol of monumentaal;

1.130 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.131 kelder

bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag onder dan wel gelijk aan het peil is gelegen;

1.132 kindercentra

kindercentra als bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

1.133 koffiehuis

een bedrijf, gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse aan de gebruiker, verstrekken van niet-alcoholische dranken, in combinatie met de verkoop van kleine etenswaren. Het accent ligt op de verkoop van niet-alcoholische dranken. Onder een koffiehuis wordt tevens verstaan een theehuis en coffeeshop (geen verkoop van drugs);

1.134 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestemd ter voortbrenging van de beeldende kunsten;

1.135 kwekerij

een bedrijfsactiviteit gericht op het voortbrengen van een of meer soorten gewassen door middel van vollegrondsteelt, containerteelt en/of anderszins, waarbij per geteelde gewassoort een beperkte oppervlakte geteeld wordt en waarbij gewasbewerkingen en oogstwerkzaamheden slechts in beperkte mate gemechaniseerd worden uitgevoerd;

1.136 kwelvoorziening

een waterstructuur of een zone met daarin een waterstructuur, dienende ter bestrijding van overlast door kwel vanwege een oppervlaktewater in een vanaf dat oppervlaktewater achter de kwelvoorziening gelegen gebied;

1.137 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.138 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.139 legaal bouwwerk
  • bouwwerk dat is opgericht met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Woningwet;
  • bouwwerk dat oorspronkelijk niet is opgericht met inachtneming van het ten tijde van de oprichting bepaalde in of krachtens de Woningwet, maar die ingevolge het Besluit omgevingsrecht (Stb. 143, 25 maart 2010) zonder omgevingsvergunning zou kunnen worden opgericht;
1.140 lessenaarsdak

dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak;

1.141 ligplaats

een plaats in het water, die door een bedrijfs-, recreatie- of beroepsvaartuig voor een langere periode wordt ingenomen ten behoeve van een gebruik ter plaatse of waar het vaartuig (gewoonlijk) wordt gestald gedurende de periode dat het niet wordt gebruikt voor deelname aan het vaarverkeer;

1.142 ligplaats woonschip

een ligplaats die is bestemd voor een woonschip;

1.143 lpg-doorzet

de afzet van lpg in m³ per jaar;

1.144 maatschappelijke dienstverlening

het verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben en worden uitgeoefend vanuit een praktijk of kantoorruimte al dan niet met baliefunctie;

1.145 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, medische, sociale, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook kindercentra, ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca;

1.146 magneetveldbeoordelingsplichtig object
  • 1. bij magneetveldgevoelige objecten behorende erven, schoolpleinen en speelplaatsen;
  • 2. inrichtingen en bijbehorende terreinen voor cultuur, horeca, sport, entertainment, educatie, verblijfs- en dagrecreatie, logiesverstrekking, kerkgebouwen, buurt- en clubhuizen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, klinieken, (kinder)dagverblijven;
1.147 magneetveldgevoelig object

woningen (daaronder begrepen dienstwoningen), woonwagenstandplaatsen, scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs, crèches, kinderopvangplaatsen;

1.148 magneetveldzone

het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla;

1.149 manege

een bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het geven van instructie in diverse disciplines aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf of eigen paarden, het bieden van huisvesting aan die paarden, het organiseren van hippische evenementen en exploitatie van bijbehorende voorzieningen waaronder begrepen een kantine. Onder een manege wordt tevens verstaan een sportstal.

1.150 mansardedak

kapvorm met gebroken, naar buiten geknikte, hellende dakvlakken die in de nok samenkomen, waarbij de dakhelling van het onderste dakvlak (maximaal 60% van het vlak) steiler is dan het bovenste dakvlak;

1.151 mantelzorg

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.152 meervoudige woning

een woning bestemd dan wel geschikt voor bewoning door meer dan één huishouden, vanwege het in meervoud aanwezig zijn van alle essentiële woonvoorzieningen, waarbij de essentiële woonvoorzieningen voor een huishouden niet behoeven te worden gedeeld met een ander huishouden, zich niet in één ruimte bevinden met essentiële woonvoorzieningen van een ander huishouden en vanuit de woning bereikbaar zijn zonder privé-vertrekken van een ander huishouden te moeten doorkruisen;

1.153 meerzijdige kap

een kap bestaande uit meer dan één hellend dakvlak;

1.154 mini-camping

een kampeerterrein waarop tijdens de periode tussen 15 maart en 31 oktober ten hoogste 15 kampeerstandplaatsen voor mobiel kampeermiddelen aanwezig zijn;

1.155 mobiel kampeermiddel

tent, tentwagen, camper of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning vereist is, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief verblijf;

1.156 natuur(wetenschappelijke) waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische bodemkundige en biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.157 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarisch bedrijf dat in overwegende mate gericht is op de teelt van agrarische producten zonder afhankelijk te zijn van agrarische grond als productiemiddel waaronder in ieder geval verstaan wordt een intensieve veehouderij, witlof- en champignonkwekerij.

1.158 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.159 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.160 objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen

objecten zoals basisscholen en scholen voor bijzonder onderwijs, zorginstellingen, verzorgings-, verpleeg- en ziekenhuizen, kinderdagopvang, aanleunwoningen bij zorginstellingen of bij bejaardenhuizen, sociale werkplaatsen, cellencomplexen of daarmee gelijkgestelde inrichtingen;

1.161 ondergeschikte functie

een functie die qua omvang en uitstraling ondergeschikt is aan een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie, maar indien dat in de doeleindenomschrijving niet expliciet is aangegeven aan die functie niet ten dienste hoeft te staan c.q. daar functioneel mee verbonden hoeft te zijn;

1.162 ondersteunende horeca

het als nevenactiviteit verkopen van dranken en spijzen voor consumptie ter plaatse van een openbaar toegankelijk commercieel bedrijf of commerciele instelling, geen horecagelegenheid zijnde;

1.163 ontmoetingscentrum

een inrichting, gericht op het bieden van gelegenheid tot het leggen van contacten tussen personen, welke daartoe veelal in clubverband of anderszins georganiseerd zijn;

1.164 overig aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

het beroepsmatig uitoefenen van dienstverlenende bedrijvigheid gericht op consumentverzorging dan wel ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen door een bewoner van het perceel;

1.165 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een voor mensen toegankelijke oppervlakte overdekt en geheel of gedeeltelijk door ten hoogste één wand is omsloten;

1.166 paardenbak

een niet-overdekte door middel van een afscheiding gemarkeerde piste die is voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem anders dan gras waar naast training en africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden;

1.167 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.168 pensionstal

een bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het houden van paarden van derden of het berijden ervan. Hieronder wordt verstaan de verhuur van stalling met accommodatie en/of weiland en het verzorgen van paarden. Onder pensionstal wordt geen manege verstaan;

1.169 perifere detailhandel

detailhandel, voor niet-frequente doelgerichte aankopen, die vanwege de omvang, mobiliteit of aard van de producten niet inpasbaar is in overige winkelgebieden. Dit betreft de branches: bouwmarkten, woninginrichting, recreatie en verkoop van auto's, boten en caravans;

1.170 permanente bewoning

het gebruik van een gebouw, kampeermiddel, voer- of vaartuig als hoofdverblijf;

1.171 peuterspeelzaalwerk

peuterspeelzaalwerk als bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

1.172 plaatsgebonden kampeermiddel

een bouwwerk dat langer dan 8 maanden op een kampeerterrein is geplaatst of niet langer te verplaatsen is dat geheel of ten dele wordt gebruikt of kan worden gebruikt voor recreatief verblijf; waaronder in ieder geval worden gerekend: een chalet, stacaravan, tenthuisje en trekkershut;

1.173 platte afdekking

een horizontale afdekking of een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden met het horizontale vlak;

1.174 plattelandswoning

woning behorende tot of voorheen behorende tot een agrarisch bedrijf, die door een derde bewoond mag worden zoals bedoeld in artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.175 poldersport

dagrecreatieve activiteiten, zoals boerengolf, op agrarische cultuurgronden;

1.176 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.177 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.178 prostitutiebedrijf

zie seksinrichting;

1.179 reclameobject

bouwwerk of werk opgericht en/of in stand gehouden met het doel te functioneren als of als drager van reclame-uiting(en);

1.180 reclame-uiting

een op enige wijze met een bouwwerk verbonden zijnde, openbare aanprijzing om de afzet of het gebruik van goederen of diensten te bevorderen. Onder aanprijzing wordt mede begrepen de naam van de verkoper, dienstverlener etcetera;

1.181 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve medegebruik is toegestaan;

1.182 recreatief verblijf

het kortdurend recreatief verblijf van één of meerdere personen met of zonder overnachting die elders hun hoofdverblijf hebben, waarmee in ieder geval geen sprake is van permanente bewoning;

1.183 recreatiehaven

een faciliteit gericht op het verschaffen van ligplaats aan meerdere vaartuigen voor recreatief verblijf, hieronder niet begrepen een tweede ligplaats bij een woning of bedrijf voor een open boot of kano van maximaal 5 meter;

1.184 recreatievaartuig

een vaartuig, bestemd of in gebruik voor recreatief verblijf;

1.185 recreatieve bewoning

bewoning door een huishouden gedurende een gedeelte van het kalenderjaar in het kader van weekend- en/of recreatief verblijf;

1.186 recreatiewoning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat naar de aard en inrichting is bestemd voor recreatieve bewoning, daaronder niet begrepen trekkershutten, chalets of stacaravans;

1.187 restaurant

een bedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren, in combinatie met het verstrekken van dranken, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen het gebouw afspeelt. Een petit-restaurant, restauratie, crêperie, pannenkoekenhuis en poffertjeszaak worden met een restaurant gelijk gesteld;

1.188 reëel agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat de gedurende het gehele jaar de arbeidsbehoefte heeft van tenminste een halve arbeidskracht en waarbij de omvang van het bedrijf zodanig is dat het potentie heeft om zodanige investeringen te plegen dat het bedrijf als volwaardig bedrijf zal kunnen voortbestaan;

1.189 risicovolle inrichting

een inrichting, waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.190 schilddak

dak, gevormd door twee driehoekige schilden aan de smalle en twee trapeziumvormige aan de lange zijde waarvan de trapeziumvormige dakvlakken in de nok samenkomen;

1.191 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht, dan wel een erotisch getinte vermaaksfunctie aanwezig is. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, sekstheater, bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.192 silo

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opslag van goederen, waaronder mest;

1.193 souterrain

bijzondere bouwlaag waarvan de vloer onder het gemiddelde aangrenzende straatpeil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 1,5 meter boven het peil is gelegen;

1.194 sportvoorzieningen

Het geheel van voorzieningen t.b.v. sportbeoefening, zoals: ijsbaan/hal, (openlucht)zwembad, sportvelden, atletiekbaan, basketbalveld, handbalveld, jeu de boulesbaan, tennisbaan /-complex, sporthal, alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis/verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d.;

1.195 stacaravan

een verblijf van ten hoogste 40 m² dat gedurende langere tijd op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en op het terrein op het eigen onderstel verplaatst kan worden en als één geheel over de openbare weg vervoerd mag worden. Een stacaravan onderscheidt zich van een mobiel kampeermiddel doordat het gedurende een periode van meer dan 8 maanden tijd op eenzelfde kampeerstandplaats blijft staan;

1.196 stalvloeroppervlakte

de gezamenlijke vloeroppervlakte van de stalruimtes waarin dieren worden gehouden op de wijze van een intensieve veehouderij, alsmede de hiermee onlosmakelijk verbonden ruimtes waaronder gang- en looppaden;

1.197 standplaats

een standplaats als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;

1.198 statische opslag

opslag en/of stalling van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zonder dat deze ter plaatse worden bewerkt, verwerkt, gerepareerd of verhandeld.

1.199 stedebouwkundige commissie

een onafhankelijke commissie met specifieke deskundigheid op het terrein van stedebouw en architectuur, bestaande uit tenminste één persoon;

1.200 straatmeubilair

bouwwerken ten behoeve van de aankleding van het openbaar gebied, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, kunstwerken, speeltoestellen alsmede telefooncellen, abri's en bouwwerken voor kleinschalige (< 50 m³) nutsvoorzieningen;

1.201 strijdig evenement

een evenement dat vanwege duur, frequentie, aard en/of omvang niet past binnen de ter plaatse geldende bestemming(en);

1.202 teeltondersteunende kas

een verplaatsbaar bouwwerk van lichte constructie in, op of boven de grond dat door agrarische bedrijven en kwekerijen met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating of
  • het voorkomen van schade door vorst;
1.203 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water) of
  • het voorkomen van schade door vorst.
1.204 tenthuisje

een gebouw met een oppervlakte van ten hoogste 30 m², bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, zoals tentdoek, niet zijnde een mobiel kampeermiddel of een stacaravan, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf;

1.205 tent, punt- of piramidedak

dak gevormd door vier driehoekige dakschilden die in één punt bijeenkomen;

1.206 theetuin

een aan de hoofdfunctie ondergeschikt horecabedrijf dat slechts beperkt is tot het verstrekken van alcoholvrije dranken en het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide klein en koude etenswaren. Een theeschenkerij (inpandig) wordt gelijk geschaard aan een theetuin;

1.207 terugkerend evenement

een met een zekere regelmaat of in een bepaald patroon terugkerend evenement;

1.208 torensilo

een bouwwerk ten behoeve van opslag van (ruw)voer of kunstmest;

1.209 trekkershut

een gebouw met een oppervlakte van ten hoogste 30 m² , bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, niet zijnde een mobiel kampeermiddel of een stacaravan, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf ;

1.210 tuincentrum

een al dan niet overdekte verkoopruimte waarin in hoofdzaak detailhandel wordt uitgeoefend in artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen of daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals tuinplanten, zaai- en pootgoed, tuinmest, teelaarde, tuingereedschap, tuinhout, tegels, sierstenen, tuinhuisjes, materialen voor de aanleg en onderhoud van vijvers en fonteinen, alsmede kamerplanten, snijbloemen en potterie, met als nevenassortiment dierbenodigdheden en -voeders, huis- en hobbydieren, tuinmeubilair, tuinkleding en -schoeisel (uitgezonderd modische, sport-, of vrijetijdskleding), materialen voor aanleg en onderhoud van zwembaden en voor buitengebruik bestemde sfeerartikelen;

1.211 verkooppunt van motorbrandstoffen

een inrichting voor de uitoefening van detailhandel in motorbrandstoffen, waaronder begrepen smeermiddelen voor motorvoertuigen en benodigdheden voor gebruik, reiniging of spoedeisende reparaties van motorvoertuigen alsmede accessoires daarvoor en daaraan ondergeschikte detailhandel in voedings- en genotmiddelen;

1.212 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke besloten winkelruimte ten behoeve van detailhandel;

1.213 volkstuin

een perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik;

1.214 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat gedurende het gehele jaar de arbeidsomvang heeft van tenminste 1 volwaardige arbeidskracht en waarvan de continuïteit ook op langere termijn is verzekerd;

1.215 voorerf

gedeelte van het erf voor de voorgevel van het woongebouw c.q. hoofdgebouw of het verlengde daarvan;

1.216 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.217 voorkeursgrenswaarde

de maximum waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

1.218 vrij beroep

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend door een bewoner van het perceel, waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel;

1.219 vrijstaand woongebouw

woongebouw dat niet met een ander woongebouw of ander gebouw op een aangrenzend bouwperceel verbonden is;

1.220 wellness

het bedrijfsmatig exploiteren van gebouwen met bijbehorende voorzieningen, waarbij de mogelijkheid wordt geboden om zowel actief als passief te werken aan de gezondheid en het welzijn van de mens. Onder bijbehorende voorzieningen wordt in ieder geval begrepen de detailhandel in wellnessgerelateerde producten;

1.221 werk

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.222 wolfseind

afgeknot dakschild op de kop van een zadeldak;

1.223 woning

een complex van ruimten, blijkens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden (niet-meervoudige woning);

1.224 woonboerderij

één gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in hetzelfde gebouw opgenomen (voormalige )agrarische bedrijfsruimten;

1.225 wooncentrum

een accommodatie met bijbehorende voorzieningen voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals bejaarden of gehandicapten;

1.226 woongebouw

een gebouw of een complex van aan elkaar verbonden gebouwen waarin tenminste één woning is gelegen;

1.227 woonschip

een schip, niet zijnde een drijvende woning, uitsluitend of hoofdzakelijk als woning gebruikt of tot woning bestemd;

1.228 woonwagen

een voor permanente bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.229 woonwagenstandplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.230 zadeldak

een dak bestaande uit twee schuine tegenoverliggende dakvlakken die in de nok samenkomen;

1.231 zakelijke dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten in een kantoorachtige omgeving op administratief, financieel en juridisch gebied, op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie en daarmee naar de aard vergelijkbare vormen van dienstverlening;

1.232 zalencentrum

een bedrijf, gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot het houden van vergaderingen, recepties, bruiloften en partijen;

1.233 zijgevel

de naar de zijdelingse perceelsgrens gekeerde gevel van een gebouw;

1.234 zolder

een ruimte onder de nok van een kap met een grootste hoogte van ten hoogste 1,50 m;

1.235 zoneplichtige weg

een weg die een zone heeft conform artikel 74 van de Wet geluidhinder;

1.236 zorgboerderij

het bieden van de mogelijkheid tot zorg aan personen, door middel van een aan het agrarisch gebruik verbonden werkgemeenschap van sociaal therapeutische aard en in de vorm van dagopvang.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de perceelsgrens

wordt gemeten over de afstand vanaf enig punt van het gebouw tot de perceelsgrens waar die het kortst is;

2.2 de afstand tussen gebouwen

wordt gemeten de afstand vanaf enig punt van een gebouw tot enig punt van een ander gebouw waar die het kortst is;

2.3 de breedte van een gebouw

wordt gemeten tussen de buitenkanten van twee tegenover elkaar gelegen zijgevels van hetzelfde gebouw, op dat punt waar de zijgevels het verst van elkaar staan;

2.4 de bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte gemeten aan de binnenzijde van die ruimte(n) binnen een functie die wordt/worden gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

2.5 de (bouw)hoogte van een bouwwerk

wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.6 de dakhelling

wordt gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.7 de goothoogte van een bouwwerk

wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, druiplijn, boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.8 de hoogte van een windturbine

wordt gemeten vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.9 de horecavloeroppervlakte

wordt gemeten als de bedrijfsvloeroppervlakte voorzover het ruimten betreffen, die worden gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.;

2.10 de horizontale diepte van een gebouw

wordt gemeten over de kortste afstand van de buitenkant van de naar de weg gekeerde gevel tot aan de buitenkant van de tegenoverliggende gevel die het verst van de weg is gelegen;

2.11 de inhoud van een bouwwerk:

wordt gemeten tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.12 de oppervlakte van het bebouwde erf

de oppervlakte van de figuur die het complex met alle gebouwen, overkappingen, silo's en bassins op het bouwperceel -zowel binnen als buiten het bouwvlak- omsluit, en die wordt gevormd door op elkaar aansluitende strakke en rechte lijnen te trekken rond het complex, op zodanige wijze dat de kleinste omtrek ontstaat;

2.13 de oppervlakte van een bouwwerk

wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Ondergrondse bouwwerken die meer dan 1 meter buiten het buitenwerk van het bovengronds gelegen gebouw worden gerealiseerd tellen mee in de oppervlakteregeling voor bebouwing;

2.14 overbouwde oppervlakte

wordt gemeten door de som te nemen van de neergeslagen oppervlakten van de gedeelten van een bouwwerk, die zich geheel boven het niveau van het maaiveld bevinden en daar niet mee gelijk liggen. Dakoverstekken, luifels, balkons e.d. die niet meer oversteken dan 0,5 meter worden niet meegeteld;

2.15 de verkoopvloeroppervlakte

de bedrijfsvloeroppervlakte van de voor het publiek zichtbare en toegankelijke besloten winkelruimte ten behoeve van detailhandel, exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten e.d.;

2.16 geluidsbelasting

de geluidsbelasting van een geluidsgevoelig gebouw wordt bepaald op de naar de geluidsbron gekeerde gevel(s) van een geluidsgevoelig gebouw zoals bedoeld in de Wet geluidhinder of op de grens of grenzen van het terrein, voorzover (dat deel van) het terrein ingevolge het bestemmingsplan ook als geluidsgevoelig object gebruikt mag worden;

2.17 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein

de etmaalwaarde (zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en bepaald conform de Wet geluidhinder) van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen;

2.18 geluidsbelasting vanwege wegverkeer

de geluidsbelasting in Lden (zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en bepaald conform de Wet geluidhinder) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;

2.19 het bebouwingspercentage

het op de verbeelding en/of in de planregels aangegeven percentage gemeten over dat deel van het bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd;

2.20 het peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang tot het perceel direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang tot het perceel niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. als in of op het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterniveau gedurende een jaar ten opzichte van NAP; tevens de waterstand die zoveel mogelijk wordt gehandhaafd en die wordt vastgelegd in een peilbesluit;
2.21 resterende bebouwingsruimte

de oppervlakte van het gedeelte van een krachtens het plan toegelaten overbouwde oppervlak voor een bebouwingssoort, voorzover dat toegelaten oppervlak nog niet door aanwezige bebouwing van die soort is ingenomen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daaraan ondergeschikt:

  • kantines;
  • groenvoorzieningen;
  • nutsvoorzieningen;
  • water;
  • verhardingen;
  • parkeervoorzieningen;

met de bijbehorende verhardingen, tuinen, erven en andere bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Voor bouwwerken binnen deze bestemming gelden de regels in dit lid. Een bestaand bouwwerk dat niet binnen deze regels past, blijft toegestaan.

3.2.1 Bouwwerken beperking

Zie Artikel 18.

3.2.2 Gebouwen en overkappingen algemeen
  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. als op de verbeelding een relatie is aangegeven tussen twee of meer bouwvlakken, gelden die bouwvlakken als één bouwvlak;
3.2.3 Oppervlakte gebouwen en overkappingen
  • a. binnen de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage niet worden overschreden;
3.2.4 Maatvoering gebouwen en overkappingen
  • a. de goot- en bouwhoogte en dakhelling van gebouwen en overkappingen mogen niet meer c.q. minder bedragen dan in het volgende bouwschema is bepaald, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid:
Type gebouw
 
Goothoogte
(in meter)  
Bouwhoogte
(in meter)  
Kap en dakhelling  
Bedrijfsgebouwen en overkappingen   ten hoogste 4,50   ten hoogste 10   tenminste 15° en ten hoogste 60°  
3.2.5 Bouwwerken anders dan gebouwen en overkappingen

Voor bouwwerken anders dan gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. voor de bouwhoogte en situering geldt hetgeen in het volgende bouwschema is bepaald, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid:
Functie van een bouwwerk   Maximum bouwhoogte (in meter)  
  Voor de voorgevel   Overig  
Erf- en terreinafscheidingen   2   2  
Palen en masten, niet zijnde reclamemasten   8   8  
Reclamemasten   6   6  
Overige bouwwerken   1   5  
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. 3.2.2 sub a voor het bouwen voor bedrijven die niet zijn genoemd in de Bijlage 2 Staat van Bedrijven: Buitengebied en waarvoor op grond van 3.5.1 sub a of b een omgevingsvergunning kan worden verleend;
  • b. 3.2.2 sub a en 3.2.5 sub a en toestaan dat een bedrijfsgebouw en/of overkapping gedeeltelijk buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van (een gedeelte van) het gebouw of de overkapping buiten het bouwvlak ten hoogste 100 m² bedraagt;
    • 2. de hoogte van het bedrijfsgebouw of de overkapping buiten het bouwvlak ten hoogste 3 meter bedraagt;
  • c. 3.2.5 sub b en toestaan dat de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten hoogste 10 meter mag bedragen, reclamemasten daarvan uitgezonderd;
3.3.2 Afwijkingsvoorwaarden
  • a. Bij de toepassing van de onder 3.3.1 sub a tot en met c genoemde afwijkingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 19.2 sub c van toepassing;
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Het volgende gebruik is in ieder geval strijdig met deze bestemming:

  • a. wonen in vrijstaande bijgebouwen en andere gebouwen die niet zijn aangeduid als bedrijfswoning, of de mogelijkheid hiertoe door het aanwezig hebben van de benodigde essentiële woonvoorzieningen;
  • b. een vulpunt lpg, opslag van lpg of afleverpunt voor lpg buiten de daartoe aangewezen gronden;
  • c. detailhandel;
  • d. buitenopslag op het erf, met uitzondering van een een opstelplaats voor containers met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;

Dit gebruik wordt aangemerkt als gebruik zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de regels in 19.2 sub c, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. 3.1 voor de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende (woon)gebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, gelijk kunnen worden gesteld met de bedrijven welke wel zijn genoemd;
  • b. 3.1 voor de vestiging van bedrijven van 1 (stap van een) milieucategorie hoger dan de categorie die op grond van het bestemmingsplan is toegestaan, mits:

Artikel 4 Gemengd - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

Gronden met de bestemming 'Gemengd - 2' zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. zakelijke dienstverlening;
  • c. maatschappelijke dienstverlening;
  • d. bedrijven onder de milieucategorieën 1 en 2 die zijn genoemd in de bij de regels behorende Bijlage 1 Staat van Bedrijven: Gemengd;

met daaraan ondergeschikt:

  • groenvoorzieningen;
  • nutsvoorzieningen;
  • water;
  • verhardingen;
  • parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende tuinen, erven en bijbehorende voorzieningen;

4.2 Bouwregels

Voor bouwwerken gelden de regels in het volgende lid. Bestaande bouwwerken die niet in deze regels passen blijven toegestaan:

4.2.1 Bouwwerken beperking

Zie Artikel 19.

4.2.2 Bouwwerken algemeen
  • a. Per bouwvlak is ten hoogste 1 (bedrijfs)woning toegestaan, tenzij de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de verbeelding is opgenomen. De aanduiding vermeldt dan het maximaal aantal woningen;
  • b. Als de verbeelding een relatie aangeeft tussen twee of meer bouwvlakken, gelden die bouwvlakken voor de regels als één bouwvlak;
  • c. de afstand tussen gebouwen en/of overkappingen op een bouwperceel bedraagt tenminste 1 meter, tenzij de gebouwen en/of overkappingen aaneen worden gebouwd.
4.2.3 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen en ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd als hoofdgebouw of als onderdeel van een hoofdgebouw (inpandig);
  • b. binnen de aanduiding 'vrijstaand' mag een (bedrijfs)woning niet zijnde een hoofdgebouw ook vrijstaand worden gebouwd of in een bedrijfsgebouw dat niet het hoofdgebouw is;
  • c. hoofdgebouwen en woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • d. als in een bouwgrens een 'gevellijn' is aangeduid wordt tenminste 50% van de naar de weg gekeerde gevels van het hoofdgebouw in de 'gevellijn' gebouwd waarbij de betreffende gevel als voorgevel moet worden beschouwd;
  • e. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • f. de horizontale diepte en breedte van een hoofdgebouw mogen niet minder dan 5 meter bedragen;
  • g. de horizontale diepte en breedte van een hoofdgebouw inclusief eventuele aangebouwde bijgebouwen mogen niet meer dan 25 respectievelijk 10 meter bedragen;
  • h. de goot- en bouwhoogte en dakhelling van gebouwen en overkappingen mogen niet meer c.q. minder bedragen dan in het volgende bouwschema is bepaald, tenzij ter plaatse anders is aangeduid, met dien verstande dat:
    • 1. bij een platte afdekking de hoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte;
    • 2. topgevels, lijstgevels, dakkapellen en schoorstenen hiervan zijn uitgezonderd.
      Goothoogte (in meter)   Bouwhoogte (in meter)   Dakhelling  
      ten hoogste 3   ten hoogste 10   tenminste 30° en ten hoogste 60°  
  • i. het hoofdgebouw mag niet plat worden afgedekt of met een lessenaarsdak, tenzij ter plaatse de aanduiding "specifieke bouwaanduiding lessenaarskap" of "plat dak" geldt, alwaar een hoofdgebouw met een lessenaarsdak, respectievelijk een platte afdekking mag worden afgedekt;
  • j. de oppervlakte van de (bedrijfs)woning inclusief bijbehorende aan-, uit- en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 300 m².
4.2.4 Bijgebouwen en overkappingen

Voor bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen mogen worden uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak en/of ten hoogste 25 meter daarbuiten, mits:
    • 1. bijgebouwen en overkappingen tenminste 3 meter achter het voorerf worden gebouwd;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen op minder dan 10 meter achter het voorerf ten hoogste 30 m² bedraagt;
    • 3. de afstand van een aangebouwd bijgebouw tot de perceelsgrens die het verst van de weg ligt of in voorkomend geval, het verst van de op het bouwperceel aangeduide gevellijn ligt, ten minste 7,50 meter bedraagt;
    • 4. voor zover gelegen buiten het bouwvlak mogen bijgebouwen en overkappingen op hoeksituaties uitsluitend worden gebouwd:
      • tenminste 5 meter vanaf de kant van de rijbaan zoals die blijkt uit de bij het plan behorende ondergrond;
      • tenminste 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw op het belendende perceel;
  • b. op het voorerf mogen erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits:
    • 1. de afstand van de voorgevel van de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 1,50 meter bedraagt, mits de horizontale diepte van het bestemmingsvlak dat na de uitbreiding onbebouwd blijft, niet minder dan 2 meter zal bedragen;
    • 2. de breedte ten hoogste 50% van de breedte van het bijbehorende hoofdgebouw bedraagt;
    • 3. de overbouwde oppervlakte van het gebouw moet passen binnen de overbouwde oppervlakte genoemd in 4.2.4 sub d;
    • 4. de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
  • c. de goot- en bouwhoogte en dakhelling van bijgebouwen en overkappingen mogen niet meer c.q. minder bedragen dan in het volgende bouwschema is bepaald, met dien verstande dat:
    • 1. bij een platte afdekking de hoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte;
    • 2. als bebouwing met een bouwhoogte van meer dan 3 meter, op minder dan 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, de volgende voorwaarden gelden:
      • de nokrichting mag niet meer dan 30° afwijken van de zijdelingse perceelsgrens, tenzij sprake is van bijgebouwen op twee aangrenzende bouwpercelen die met elkaar zijn verbonden of sprake is van een wolfseind dat gericht is op de zijdelingse perceelsgrens en;
      • als het gebouw 1 hellend dakvlak heeft, moet de lage gootlijn op de dichtstbijzijnde perceelsgrens zijn gericht;
          Goothoogte (in meter)   Bouwhoogte (in meter)   Dakhelling  
        Bijgebouw of overkapping   ten hoogste 3   ten hoogste 5,50   platte afdekking of meerzijdige meerzijdige kap waarbij tenminste 50% van het dak is afgedekt met hellende dakvlakken van ten minste 30° en ten hoogste 60°  
  • d. de gezamenlijke overbouwde oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan in onderstaand bouwschema per categorie bouwpercelen is genoemd:
Oppervlakte bouwperceel in m²   Ten hoogste toegestane oppervlakte in m²  
  Totale oppervlakte bijgebouwen + overkapping en  
kleiner dan 200   50  
200-600   75  
600-1000   100  
groter dan 1000   150  
4.2.5 Bouwwerken anders dan gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bouwwerken anders dan gebouwen of overkappingen, gelden de volgende regels, waarbij bestaande afwijkingen zijn toegestaan:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 100 m²;
  • b. de maatvoering mag niet meer bedragen dan zoals in het volgende bouwschema is bepaald:
Type bouwwerk   Maximum bouwhoogte (in meter)  
  voorerf   overig  
Erf- en terrein afscheidingen   1   2  
Palen en masten, niet zijnde reclamemasten   8   8  
Overige bouwwerken   1   5  
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. 4.2.3 sub a en d voor het bouwen buiten het bouwvlak en/of op minder dan 3 meter uit perceelsgrens, voor een uitbreiding van het hoofdgebouw op minder dan 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens, mits:
    • 1. het betreffende gedeelte van het hoofdgebouw op tenminste 3 meter achter het voorerf wordt gebouwd;
    • 2. de maatvoering van de bebouwing, met uitzondering van de bouwhoogte, ter plaatse voldoet aan het bepaalde in 4.2.4 sub c;
  • b. 4.2.3 sub c voor het bouwen op ten hoogste 3 meter achter de gevellijn of;
    • 1. ten hoogste 10 meter achter de gevellijn onder voorwaarde dat de situering van kwetsbare objecten en/of geluidsgevoelige gebouwen deze afwijking vereisen;
  • c. 4.2.3 sub f en toestaan dat de breedte van een hoofdgebouw inclusief eventueel aangebouwde bijgebouwen ten hoogste 15 meter bedraagt;
  • d. 4.2.3 sub g en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste 4,50 meter bedraagt;
  • e. 4.2.4 sub a, onder 2 en dat de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen op minder dan 10 meter achter het voorerf ten hoogste 50 m² bedraagt;
  • f. 4.2.3 sub h en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk wordt afgedekt met een lessenaarsdak of platte afdekking.
4.3.2 Afwijkingsvoorwaarden
  • a. Bij de toepassing van de onder 4.3.1 sub a en b genoemde afwijkingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 19.2 sub c van toepassing.
  • b. Bij de toepassing van de onder 4.3.1 sub c tot en met f genoemde afwijkingsregels vraagt het bevoegd gezag over de stedenbouwkundige en architectonische eigenschappen van de betreffende bebouwing respectievelijk de inpassing in de omgeving vooraf advies aan een stedebouwkundige commissie.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Toegestaan gebruik

Het volgende gebruik past in ieder geval binnen de bestemming:

4.4.2 Strijdig gebruik

Het volgende gebruik is in ieder geval strijdig met deze bestemming:

  • a. wonen in vrijstaande bijgebouwen, of de mogelijkheid hiertoe door het aanwezig hebben van de benodigde essentiële woonvoorzieningen;
  • b. detailhandel, maar niet het gebruik zoals bedoeld in 4.4.1 sub b en d;
  • c. het uitoefenen van een horecabedrijf, met uitzondering van het exploiteren van een theetuin en het gestelde in 4.4.1 sub f;
  • d. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grond, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming;
  • e. het hebben van reclame-uitingen die geen betrekking hebben op de op het perceel plaatsvindende niet wederrechtelijke activiteiten;
  • f. binnen de aanduiding 'opslag uitgesloten': opslag en stalling voor de in 4.1 onder a tot en met d genoemde doeleinden;
  • g. geluidszoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen.

Dit gebruik wordt aangemerkt als gebruik zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag, kan met inachtneming van 19.2 sub c, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. 4.1 voor de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijven: Gemengd, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, gelijk kunnen worden gesteld met de bedrijven welke wel zijn genoemd;

Artikel 5 Gemengd - VAB

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - VAB' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. zakelijke dienstverlening;
  • c. maatschappelijke dienstverlening;
  • d. bedrijven onder de milieucategorieën 1 en 2 die zijn genoemd in de bij de regels behorende Bijlage Staat van Bedrijven: Gemengd;
  • e. behoud en herstel van de hoofdvorm van voormalige boerderijpanden;

met daaraan ondergeschikt:

  • groenvoorzieningen;
  • nutsvoorzieningen;
  • water;
  • verhardingen;
  • parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende tuinen, erven en bijbehorende voorzieningen;

en tevens voor:

5.1.1 specifieke vorm van gemengd - groepsaccommodatie

binnen de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - groepsaccommodatie' is een groepsaccommodatie toegestaan, als genoemd in Bijlage 5 Beleidsregels recreatieve verblijfsaccommodaties;

5.1.2 specifieke vorm van gemengd - meervoudige woning

binnen de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - meervoudige woning' is een meervoudige woning toegestaan, voor ten hoogste 4 huishoudens.

5.2 Bouwregels

Voor bouwwerken gelden de regels in het volgende lid. Bestaande bouwwerken die niet in deze regels passen blijven toegestaan.

5.2.1 Bouwwerken beperking

Zie Artikel 18.

5.2.2 Bouwwerken algemeen
  • a. per bouwvlak is ten hoogste 1 woning toegestaan, tenzij ter plaatse anders is aangeduid;
  • b. indien een relatie is aangeduid tussen twee bouwvlakken, is er sprake van een gekoppeld bouwvlak en zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van toepassing;
  • c. de afstand tussen gebouwen en/of overkappingen op een bouwperceel bedraagt tenminste 1 meter, tenzij de gebouwen en/of overkappingen aaneen worden gebouwd.
5.2.3 Bouwwerken specifiek
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mag de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit oppervlakte, goot- en bouwhoogte en dakhelling, van de zodanig aangeduide (delen van) gebouwen, niet meer dan 10% afwijken van de bestaande maatvoering, zie 18.1.2 
5.2.4 Hoofdgebouwen

Voor wat betreft hoofdgebouwen, gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen en woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. woningen mogen uitsluitend als hoofdgebouw of onderdeel van een hoofdgebouw (inpandig) worden gebouwd,
  • c. voorzover in een bouwgrens een 'gevellijn' is aangeduid wordt tenminste 50% van de naar de weg gekeerde gevels van het hoofdgebouw in de 'gevellijn' opgericht waarbij de betreffende gevel als voorgevel moet worden beschouwd;
  • d. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • e. de horizontale diepte en breedte van een hoofdgebouw mogen niet minder dan 5 meter bedragen, waarbij bestaande ;
  • f. de horizontale diepte en breedte van een hoofdgebouw inclusief eventuele aangebouwde bijgebouwen mogen niet meer dan 25 respectievelijk 10 meter bedragen;
  • g. de goot- en bouwhoogte en dakhelling van gebouwen en overkappingen mogen niet meer c.q. minder bedragen dan in het volgende bouwschema is bepaald, tenzij ter plaatse anders is aangeduid, met dien verstande dat:
    • 1. bij een platte afdekking de hoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte;
    • 2. topgevels, lijstgevels, dakkappellen en schoorstenen hiervan zijn uitgezonderd.
      Goothoogte (in meter)   Bouwhoogte (in meter)   Dakhelling  
      ten hoogste 3   ten hoogste 10   tenminste 30° en ten hoogste 60°  
  • h. het hoofdgebouw mag niet plat worden afgedekt of met een lessenaarsdak;
  • i. de oppervlakte van de (bedrijfs)woning inclusief bijbehorende aan-, uit- en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 300 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt.
5.2.5 Bijgebouwen en overkappingen

Voor wat betreft bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en/of binnen een afstand van ten hoogste 25 meter buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. bijgebouwen en overkappingen tenminste 3 meter achter het voorerf worden gebouwd;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen op minder dan 10 meter achter het voorerf ten hoogste 30 m² bedraagt;
    • 3. de afstand van een aangebouwd bijgebouw tot de perceelsgrens die het verst van de weg is gelegen of in voorkomend geval, het verst van de op het bouwperceel aangeduide gevellijn is gelegen, ten minste 7,50 meter bedraagt;
    • 4. voorzover gelegen buiten het bouwvlak mogen bijgebouwen en overkappingen op hoeksituaties uitsluitend worden gebouwd:
      • op een afstand van ten minste 5 meter vanaf de kant van de rijbaan zoals die blijkt uit de bij het plan behorende ondergrond;
      • ten minste 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw op het belendende perceel;
  • b. op het voorerf mogen erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits:
    • 1. de afstand van de voorgevel van de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 1,50 meter bedraagt, mits de horizontale diepte van het bestemmingsvlak dat na de uitbreiding onbebouwd blijft, niet minder dan 2 meter zal bedragen;
    • 2. de breedte ten hoogste 50% van de breedte van het bijbehorende hoofdgebouw bedraagt;
    • 3. de overbouwde oppervlakte van het gebouw moet passen binnen de overbouwde oppervlakte genoemd in 5.2.5 sub d;
    • 4. de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
  • c. de goot- en bouwhoogte en dakhelling van bijgebouwen en overkappingen mogen niet meer c.q. minder bedragen dan in het volgende bouwschema is bepaald, met dien verstande dat:
    • 1. bij een platte afdekking de hoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte;
    • 2. voorzover bebouwing met een bouwhoogte van meer dan 3 meter, op minder dan 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, de volgende voorwaarden gelden:
      • de nokrichting mag niet meer dan 30° afwijken ten opzichte van de zijdelingse perceelsgrens, tenzij sprake is van bijgebouwen op twee aangrenzende bouwpercelen die met elkaar zijn verbonden of sprake is van een wolfseind dat gericht is op de zijdelingse perceelsgrens en;
      • indien het gebouw van 1 hellend dakvlak is voorzien, moet de lage gootlijn op de dichtstbijzijnde perceelsgrens zijn gericht;
          Goothoogte (in meter)   Bouwhoogte (in meter)   Dakhelling  
        Bijgebouw of overkapping   ten hoogste 3   ten hoogste 5,50   platte afdekking of meerzijdige kap waarbij tenminste 50% van het dak is afgedekt met hellende dakvlakken van ten minste 30° en ten hoogste 60°  
  • d. de gezamenlijke overbouwde oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan in onderstaand bouwschema per categorie bouwpercelen is genoemd:
Oppervlakte bouwperceel in m²   Ten hoogste toegestane oppervlakte in m²  
  Totale oppervlakte bijgebouwen + overkappingen  
kleiner dan 200   50  
200-600   75  
groter dan 600   100  
5.2.6 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels, waarbij bestaande afwijkingen zijn toegestaan:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat overkappingen tot de ten hoogste toegestane oppervlakte onder 5.2.5 sub c worden geschaard;
  • b. de maatvoering mag niet meer bedragen dan zoals in het volgende bouwschema is bepaald:
Type bouwwerk   Maximum bouwhoogte (in meter)  
  voorerf   overig  
Erf- en terrein afscheidingen   1   2  
Palen en masten, niet zijnde reclamemasten   8   8  
Overkappingen   n.v.t.   zie 5.2.5 sub c  
Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   1   5  
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met inachtneming van 5.3.2 een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. 5.2.4 sub c voor het bouwen op ten hoogste 3 meter achter de gevellijn of;
    • 1. ten hoogste 10 meter achter de gevellijn onder voorwaarde dat de situering van kwetsbare objecten en/of geluidsgevoelige gebouwen deze afwijking vereisen;
  • b. 5.2.4 sub f en toestaan dat de breedte van een hoofdgebouw inclusief eventueel aangebouwde bijgebouwen ten hoogste 20 meter bedraagt;
  • c. 5.2.4 sub g en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste 4,50 meter bedraagt;
  • d. 5.2.5 sub a, onder 2 en dat de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen op minder dan 10 meter achter het voorerf ten hoogste 50 m² bedraagt;
  • e. 5.2.5 sub c voor gehele of gedeeltelijke vervanging van één of meerdere bijgebouwen en overkappingen waarvan de gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt dan 100 m2, door één of meerdere vrijstaande bijgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. de vervanging bijdraagt aan een aanmerkelijke verbetering van de landschappelijke situatie ter plaatse waarbij voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing;
    • 2. karakteristieke bebouwing niet wordt gesloopt;
    • 3. de vervanging van de bebouwing uitsluitend is bedoeld voor de doeleinden genoemd onder 5.1;
    • 4. met de vervanging een vermindering (sanering) van de oppervlakte plaatsvindt, voor zover die oppervlakte meer bedraagt dan 100 m2 tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van het meerdere tot een oppervlakte van ten hoogste 300 m²;
5.3.2 Afwijkingsvoorwaarden
  • a. Bij de toepassing van de onder 5.3.1 sub a en e genoemde afwijkingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 19.2 sub c van toepassing.
  • b. Bij de toepassing van de onder 5.3.1 sub b tot en met d genoemde afwijkingsregels vraagt het bevoegd gezag ten aanzien van de stedebouwkundige en architectonische eigenschappen van de betreffende bebouwing respectievelijk de inpassing in de omgeving vooraf advies aan een stedebouwkundige commissie.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Toegestaan gebruik

Het volgende gebruik past in ieder geval binnen de bestemming:

5.4.2 Strijdig gebruik

Het volgende gebruik is in ieder geval strijdig met deze bestemming:

  • a. wonen in vrijstaande bijgebouwen, of de mogelijkheid hiertoe door het aanwezig hebben van de benodigde essentiële woonvoorzieningen;
  • b. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grond, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming;
  • c. het hebben van reclame-uitingen die geen betrekking hebben op de op het perceel geluidszoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen.

Dit gebruik wordt aangemerkt als gebruik zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met inachtneming van 5.5.2 een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. 5.1 voor de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijven: Gemengd, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, gelijk kunnen worden gesteld met de bedrijven welke wel zijn genoemd;
  • b. 5.4.2 voor het exploiteren van een mini-camping, mits wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in Bijlage 10 Beleidsregels kamperen.
5.5.2 Afwijkingsvoorwaarden

Bij de toepassing van de onder 5.5.1 genoemde afwijkingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 19.2 sub c eveneens van toepassing.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een verblijfsfunctie;
  • b. pleinen;
  • c. fiets- en/of voetpaden;
  • d. groenvoorzieningen en bermen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. water;

met daaraan ondergeschikt:

  • nutsvoorzieningen;
  • speel- en verblijfsvoorzieningen;

met de daarbij behorende bijbehorende voorzieningen, waaronder civieltechnische werken, abri's, fietsenstallingen, straatmeubilair, kunstobjecten en geluidsreducerende maatregelen;

6.2 Bouwregels

Voor bouwwerken binnen deze bestemming gelden de regels in dit lid. Een bestaand bouwwerk dat niet binnen deze regels past, blijft toegestaan.

6.2.1 Bouwwerken beperking

Zie Artikel 18.

6.2.2 Gebouwen algemeen

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden opgericht met uitzondering van:

  • a. abri's, fietsenstallingen en gebouwen voor nutsvoorzieningen met een oppervlakte van ten hoogste 30 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter.
6.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. voor de bouwhoogte en situering geldt hetgeen in het volgende bouwschema is bepaald, tenzij ter plaatse anders is aangeduid:
Type bouwwerk   Maximum bouwhoogte (in meter)  
Kunstobjecten en bouwwerken voor verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer   12  
Palen en masten, niet zijnde reclamemasten   8  
Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet zijnde een reclamemast   5  
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie;
  • b. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grond, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • b. waterberging;
  • c. vaarwegen;
  • d. extensieve dagrecreatie;
  • e. bijbehorende oevers, taluds, kunstwerken en kademuren;

met bijbehorende bijbehorende voorzieningen, waaronder civieltechnische werken;

en tevens voor:

7.2 Bouwregels

Voor bouwwerken binnen deze bestemming gelden de regels in dit lid. Een bestaand bouwwerk dat niet binnen deze regels past, blijft toegestaan.

7.2.1 Bouwwerken beperking

Zie Artikel 18.

7.2.2 Gebouwen algemeen

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht.

7.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. voor de bouwhoogte en situering geldt hetgeen in het volgende bouwschema is bepaald, tenzij ter plaatse anders is aangeduid:
    Type bouwwerk   Maximum bouwhoogte (in meter)  
    Erf- en terrein afscheidingen   2  
    Kunstobjecten en bouwwerken voor verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer   12  
    Palen en masten, niet zijnde reclamemasten   6  
    Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet zijnde een reclamemast   5  
  • b. steigers zijn uitsluitend toegestaan binnen een afstand van 25 meter vanaf de aanduiding 'ligplaats' mits:
    • 1. de hoogte van de steiger niet meer mag bedragen dan 1 meter;
    • 2. de oppervlakte per steiger niet meer mag bedragen dan 10 m²;
    • 3. de afstand van het uiteinde van de steiger ten opzichte van de oever ten hoogste 2 meter mag bedragen;
    • 4. de afstand tussen steigers ten minste 25 meter bedraagt.
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden of water als ligplaats;
  • b. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grond, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming.

Artikel 8 Wonen - 1A

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1A' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

met daaraan ondergeschikt:

  • groenvoorzieningen;
  • nutsvoorzieningen;
  • water;
  • verhardingen;
  • parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende tuinen, erven en bijbehorende voorzieningen;

en tevens voor:

8.1.1 kwekerij

binnen de aanduiding 'kwekerij' is ook het exploiteren van een kwekerij, in combinatie met detailhandel met een de verkoopvloeroppervlakte van ten hoogste 50 m², toegestaan.

8.2 Bouwregels

Voor bouwwerken binnen deze bestemming gelden de regels in dit lid.
Een bestaand bouwwerk dat niet binnen deze regels past, blijft toegestaan.

8.2.1 Bouwwerken beperking

Zie Artikel 18.

8.2.2 Gebouwen en overkappingen - algemeen
  • a. Per bouwvlak is ten hoogste 1 woning toegestaan, tenzij de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de verbeelding is opgenomen. De aanduiding vermeldt dan het maximaal aantal woningen;
  • b. Als de verbeelding een relatie aangeeft tussen twee of meer bouwvlakken, gelden die bouwvlakken voor de regels als één bouwvlak;
8.2.3 Situering gebouwen en overkappingen

Voor wat betreft de situering van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. woongebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. woongebouwen mogen uitsluitend als vrijstaand woongebouw worden opgericht;
  • c. de horizontale diepte van een woongebouw mag ten hoogste 25 meter bedragen;
  • d. de breedte van een woongebouw mag ten hoogste 10 meter bedragen;
  • e. als in een bouwgrens een 'gevellijn' is aangeduid wordt tenminste 50% van de naar de weg gekeerde gevels van het woongebouw in de 'gevellijn' opgericht waarbij de betreffende gevel als voorgevel moet worden beschouwd;
  • f. vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en/of binnen een afstand van ten hoogste 25 meter buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. vrijstaande bijgebouwen en overkappingen tenminste 3 meter achter het voorerf worden gebouwd;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen op minder dan 10 meter achter het voorerf ten hoogste 30 m² bedraagt;
    • 3. voor zover gelegen buiten het bouwvlak, mogen vrijstaande bijgebouwen en overkappingen op hoeksituaties uitsluitend worden gebouwd:
      • op een afstand van ten minste 5 meter vanaf de kant van de rijbaan zoals die blijkt uit de bij het plan behorende ondergrond;
      • achter het verlengde van de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw op het belendende perceel;
  • g. de afstand tussen gebouwen en/of overkappingen op een bouwperceel bedraagt ten minste 1 meter, tenzij de gebouwen en/of overkappingen aaneen worden gebouwd.
8.2.4 Oppervlakte gebouwen en overkappingen

Voor wat betreft de overbouwde oppervlakte van gebouwen en overkappingen gelden naast het bepaalde in 8.2.3 sub f, onder 2 de volgende regels:

Oppervlakte bouwperceel in m²   Ten hoogste toegestane overbouwde oppervlakte per bouwperceel in m²  
  Totale overbouwde oppervlakte gebouwen + overkappingen   Totale overbouwde oppervlakte vrijstaande bijgebouwen + vrijstaande overkappingen  
kleiner dan 250   125   50  
250-600   50% van het bouwperceel, met ten hoogste 200   75  
600-1000   250   100  
groter dan 1000   300, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt.   150  
8.2.5 Maatvoering gebouwen en overkappingen

Voor wat betreft de maatvoering van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de goot- en bouwhoogte en dakhelling van gebouwen en overkappingen mogen niet meer c.q. minder bedragen dan in het volgende bouwschema is bepaald, tenzij ter plaatse anders is aangeduid, met dien verstande dat:
    • 1. bij een platte afdekking de hoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte;
    • 2. topgevels, lijstgevels, dakkappellen en schoorstenen hiervan zijn uitgezonderd.
        Afstand bebouwing tot zijdelingse perceelsgrens  
      Type   Minder dan 3 meter   Meer dan 3 meter  
        goothoogte (in meter)   bouwhoogte (in meter)   dakhelling   goothoogte (in meter)   bouwhoogte (in meter)   dakhelling  
      Woongebouw   ten hoogste 3 en sub d   ten hoogste 10   ten hoogste 60° en sub b, sub c en sub d   ten hoogste 3   ten hoogste 10   ten hoogste 60° en sub b en sub c  
      Vrijstaand bijgebouw of overkapping   ten hoogste 3   ten hoogste 5,50   plat of meerzijdige kap kleiner dan 60° en sub d   ten hoogste 3   ten hoogste 5,50   plat of meerzijdige kap van ten hoogste 60°  
  • b. ten minste 50% van het woongebouw is afgedekt met hellende dakvlakken van een meerzijdige kap met een helling van ten minste 30° en ten hoogste 60° tenzij ter plaatse de aanduiding "specifieke bouwaanduiding lessenaarskap", dan wel "plat dak" geldt, alwaar een woongebouw met een lessenaarsdak, respectievelijk een platte afdekking mag worden afgedekt;
  • c. het naar de weg gekeerde gedeelte van het woongebouw is geheel afgedekt met een kap waarbij voldaan wordt aan de maatvoering in 8.2.5 sub b, met uitzondering van erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken die plat mogen worden afgedekt, mits:
    • 1. de horizontale diepte ten hoogste 1,50 meter bedraagt;
    • 2. de breedte ten hoogste 50% van de breedte van het gedeelte van het woongebouw dat door een kap is afgedekt, bedraagt;
    • 3. de overbouwde oppervlakte van het gebouw past binnen de overbouwde oppervlakte genoemd in 8.2.4;
    • 4. de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt.
  • d. voor zover bebouwing op minder dan 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens ligt en hoger is dan de ter plaatse toegestane goothoogte, gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. de nokrichting mag niet meer dan 30° afwijken van de zijdelingse perceelsgrens, tenzij sprake is van bijgebouwen op twee aangrenzende bouwpercelen die met elkaar zijn verbonden of sprake is van een wolfseind dat gericht is op de zijdelingse perceelsgrens of;
    • 2. indien het gebouw van 1 hellend dakvlak is voorzien, moet de lage gootlijn op de dichtstbijzijnde perceelsgrens zijn gericht.
8.2.6 Bouwwerken anders dan gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bouwwerken anders dan gebouwen en overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke overbouwde oppervlakte mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 100 m²;
  • b. de maatvoering mag niet meer bedragen dan zoals in het volgende bouwschema is bepaald:
Type bouwwerk   Maximum bouwhoogte (in meter)  
  voorerf   overig  
Erf- en terreinafscheidingen   1   2  
Palen en masten, niet zijnde reclamemasten   8   8  
Overige bouwwerken   1   5  
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. 8.2.3 sub a voor het bouwen buiten het bouwvlak, voor zover het gaat om een uitbreiding van het woongebouw achter de naar de weg gekeerde bouwgrens, mits:
    • 1. het bouwen plaatsvindt binnen een afstand van ten hoogste 10 meter buiten het bouwvlak;
    • 2. de afstand van het woongebouw tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 3 meter bedraagt;
  • b. 8.2.3 sub a voor het bouwen buiten het bouwvlak, voor zover het gaat om een uitbreiding van het woongebouw binnen het gebied op minder dan 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens, mits:
    • 1. het betreffende gedeelte van het woongebouw op ten minste 3 meter achter het voorerf wordt gebouwd;
    • 2. de goot-, en bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 meter, respectievelijk 5,50 meter en de dakhelling niet meer bedraagt dan 60° en wordt voldaan aan het bepaalde in 8.2.5 sub b en d;
  • c. 8.2.3 sub a voor het bouwen buiten het bouwvlak, voor zover het gaat om een uitbreiding van het woongebouw vóór naar de weg gekeerde bouwgrens, mits:
    • 1. de breedte van de uitbreiding buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van het woongebouw;
    • 2. de bouwhoogte ter plaatse niet meer bedraagt dan 3 meter;
    • 3. de diepte van de uitbreiding buiten het bouwvlak ten hoogste 1,50 meter bedraagt, mits de diepte van het erf, gelegen vóór de naar de weg gekeerde gevel van de uitbreiding, als gevolg daarvan niet minder dan 2 meter zal bedragen;
  • d. 8.2.3 sub e voor het oprichten van de naar de weg gekeerde gevels op ten hoogste 10 meter achter de gevellijn, mits de situering van kwetsbare objecten en/of geluidsgevoelige gebouwen deze afwijking vereisen;
  • e. 8.2.3 sub d en toestaan dat de breedte van een woongebouw ten hoogste 15 meter bedraagt;
  • f. 8.2.3 sub f, onder 2 en dat de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen op minder dan 10 meter achter het voorerf ten hoogste 50 m² bedraagt;
  • g. 8.2.5 sub a en toestaan dat de goothoogte van een woongebouw ten hoogste 4,50 meter bedraagt;
  • h. 8.2.5 sub b en toestaan dat een woongebouw geheel of gedeeltelijk met een lessenaarsdak of een kap met een dakhelling van minder dan 30° wordt afgedekt.
8.3.2 Afwijkingsvoorwaarden
  • a. Bij de toepassing van de onder 8.3.1 sub a tot en met c genoemde afwijkingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 19.2 sub c van toepassing;
  • b. Bij de toepassing van de onder 8.3.1 sub d tot en met g genoemde afwijkingsregels vraagt het bevoegd gezag over de stedebouwkundige en architectonische eigenschappen van de betreffende bebouwing respectievelijk de inpassing in de omgeving vooraf advies aan een stedebouwkundige commissie.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Toegestaan gebruik

Het volgende gebruik past in ieder geval binnen de bestemming:

8.4.2 Strijdig gebruik

Het volgende gebruik is in ieder geval strijdig met deze bestemming:

  • a. wonen in vrijstaande bijgebouwen, of de mogelijkheid hiertoe door het aanwezig hebben van de benodigde essentiële woonvoorzieningen;
  • b. het uitoefenen van een horecabedrijf, met uitzondering van het exploiteren van een theetuin;
  • c. het gebruik van gronden als kampeerstandplaats, met uitzondering van de gronden die zijn aangeduid als 'kampeerterrein';
  • d. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grond, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming;
  • e. het gebruik van de gronden voor gemotoriseerde sporten;
  • f. het hebben van reclame-uitingen die geen betrekking hebben op de op het perceel plaatsvindende niet wederrechtelijke activiteiten.

Dit gebruik wordt aangemerkt als gebruik zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de regels in 19.2 sub c, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

Artikel 9 Wonen - VAB

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - VAB' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. behoud en herstel van de hoofdvorm van voormalige boerderijpanden.

met daaraan ondergeschikt:

  • groenvoorzieningen;
  • nutsvoorzieningen;
  • water;
  • verhardingen;
  • parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende tuinen, erven en bijbehorende voorzieningen;

9.2 Bouwregels

Voor bouwwerken gelden de regels in het volgende lid. Bestaande bouwwerken die niet in deze regels passen blijven toegestaan.

9.2.1 Bouwwerken beperking

Zie Artikel 18.

9.2.2 Bouwwerken algemeen
  • a. per bouwvlak is ten hoogste 1 woning toegestaan, tenzij ter plaatse de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' geldt, alwaar per bouwvlak niet meer woningen zijn toegestaan dan is aangeduid;
  • b. indien een relatie is aangeduid tussen twee bouwvlakken, is er sprake van een gekoppeld bouwvlak en zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van toepassing;
  • c. de afstand tussen gebouwen en/of overkappingen op een bouwperceel bedraagt ten minste 1 meter, tenzij de gebouwen en/of overkappingen aaneen worden gebouwd.
9.2.3 Bouwwerken specifiek
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mag de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit oppervlakte, goot- en bouwhoogte en dakhelling, van de zodanig aangeduide (delen van) gebouwen, niet meer dan 10% afwijken van de bestaande maatvoering, zie 18.1.2;
9.2.4 Hoofdgebouwen

Voor wat betreft hoofdgebouwen, gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen en woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. woningen mogen uitsluitend als hoofdgebouw of onderdeel van een hoofdgebouw (inpandig) worden gebouwd,
  • c. voorzover in een bouwgrens een 'gevellijn' is aangeduid wordt ten minste 50% van de naar de weg gekeerde gevels van het hoofdgebouw in de 'gevellijn' opgericht waarbij de betreffende gevel als voorgevel moet worden beschouwd;
  • d. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • e. de horizontale diepte en breedte van een hoofdgebouw mogen niet minder dan 5 meter bedragen;
  • f. de horizontale diepte en breedte van een hoofdgebouw inclusief eventuele aangebouwde bijgebouwen mogen niet meer dan 25 respectievelijk 10 meter bedragen;
  • g. de goot- en bouwhoogte en dakhelling van gebouwen en overkappingen mogen niet meer c.q. minder bedragen dan in het volgende bouwschema is bepaald, tenzij ter plaatse anders is aangeduid, met dien verstande dat:
    • 1. bij een platte afdekking de hoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte;
    • 2. topgevels, lijstgevels, dakkappellen en schoorstenen hiervan zijn uitgezonderd;
      Goothoogte (in meter)   Bouwhoogte (in meter)   Dakhelling  
      ten hoogste 3   ten hoogste 10   ten minste 30° en ten hoogste 60°  
  • h. het hoofdgebouw mag niet plat worden afgedekt of met een lessenaarsdak, tenzij ter plaatse de aanduiding "specifieke bouwaanduiding lessenaarskap", dan wel "plat dak" geldt, alwaar een hoofdgebouw met een lessenaarsdak, respectievelijk een platte afdekking mag worden afgedekt;
9.2.5 Bijgebouwen en overkappingen

Voor wat betreft bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en/of binnen een afstand van ten hoogste 25 meter buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. bijgebouwen en overkappingen ten minste 3 meter achter het voorerf worden gebouwd;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen op minder dan 10 meter achter het voorerf ten hoogste 30 m² bedraagt;
    • 3. de afstand van een aangebouwd bijgebouw tot de perceelsgrens die het verst van de weg is gelegen of in voorkomend geval, het verst van de op het bouwperceel aangeduide gevellijn is gelegen, ten minste 7,50 meter bedraagt;
    • 4. voorzover gelegen buiten het bouwvlak mogen bijgebouwen en overkappingen op hoeksituaties uitsluitend worden gebouwd:
      • op een afstand van ten minste 5 meter vanaf de kant van de rijbaan zoals die blijkt uit de bij het plan behorende ondergrond;
      • ten minste 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw op het belendende perceel;
  • b. op het voorerf mogen erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits:
    • 1. de afstand van de voorgevel van de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 1,50 meter bedraagt, mits de horizontale diepte van het bestemmingsvlak dat na de uitbreiding onbebouwd blijft, niet minder dan 2 meter zal bedragen;
    • 2. de breedte ten hoogste 50% van de breedte van het bijbehorende hoofdgebouw bedraagt;
    • 3. de overbouwde oppervlakte van het gebouw moet passen binnen de overbouwde oppervlakte genoemd in 9.2.5 sub d;
    • 4. de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
  • c. de goot- en bouwhoogte en dakhelling van bijgebouwen en overkappingen mogen niet meer c.q. minder bedragen dan in het volgende bouwschema is bepaald, met dien verstande dat:
    • 1. bij een platte afdekking de hoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte;
    • 2. voorzover bebouwing met een bouwhoogte van meer dan 3 meter, op minder dan 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, de volgende voorwaarden gelden:
      • de nokrichting mag niet meer dan 30° afwijken ten opzichte van de zijdelingse perceelsgrens, tenzij sprake is van bijgebouwen op twee aangrenzende bouwpercelen die met elkaar zijn verbonden of sprake is van een wolfseind dat gericht is op de zijdelingse perceelsgrens en;
      • indien het gebouw van 1 hellend dakvlak is voorzien, moet de lage gootlijn op de dichtstbijzijnde perceelsgrens zijn gericht;
          Goothoogte (in meter)   Bouwhoogte (in meter)   Dakhelling  
        Bijgebouw of overkapping   ten hoogste 3   ten hoogste 5,50   platte afdekking of meerzijdige kap waarbij ten minste 50% van het dak is afgedekt met hellende dakvlakken van ten minste 30° en ten hoogste 60°  
  • d. de gezamenlijke overbouwde oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan in onderstaand bouwschema per categorie bouwpercelen is genoemd:
Oppervlakte bouwperceel in m²   Ten hoogste toegestane oppervlakte in m²  
  Totale oppervlakte bijgebouwen + overkappingen  
kleiner dan 200   50  
200-600   75  
groter dan 600   100  
9.2.6 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels, waarbij bestaande afwijkingen zijn toegestaan:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat overkappingen tot de ten hoogste toegestane oppervlakte onder 9.2.5 sub c worden geschaard;
  • b. de maatvoering mag niet meer bedragen dan zoals in het volgende bouwschema is bepaald:
Type bouwwerk   Maximum bouwhoogte (in meter)  
  voorerf   overig  
Erf- en terrein afscheidingen   1   2  
Palen en masten, niet zijnde reclamemasten   8   8  
Overkappingen   n.v.t.   zie 9.2.5 sub c  
Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   1   5  
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met inachtneming van 9.3.2 een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. 9.2.4 sub c voor het bouwen op ten hoogste 3 meter achter de gevellijn of;
    • 1. ten hoogste 10 meter achter de gevellijn onder voorwaarde dat de situering van kwetsbare objecten en/of geluidsgevoelige gebouwen deze afwijking vereisen;
  • b. 9.2.4 sub f en toestaan dat de breedte van een hoofdgebouw inclusief eventueel aangebouwde bijgebouwen ten hoogste 15 meter bedraagt;
  • c. 9.2.4 sub g en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste 4,50 meter bedraagt;
  • d. 9.2.5 sub a, onder 2 en dat de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen op minder dan 10 meter achter het voorerf ten hoogste 50 m² bedraagt;
  • e. 9.2.5 sub d voor gehele of gedeeltelijke vervanging van één of meerdere bijgebouwen en overkappingen waarvan de gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt dan 100 m², door één of meerdere vrijstaande bijgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. de vervanging bijdraagt aan een aanmerkelijke verbetering van de landschappelijke situatie ter plaatse waarbij voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing;
    • 2. karakteristieke bebouwing niet wordt gesloopt;
    • 3. de vervanging van de bebouwing uitsluitend is bedoeld voor de doeleinden genoemd onder 9.1 en/of in overeenstemming met het gestelde in 9.5.1;
    • 4. met de vervanging een vermindering (sanering) van de oppervlakte plaatsvindt, voor zover die oppervlakte meer bedraagt dan 100 m² tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van het meerdere tot een oppervlakte van ten hoogste 300 m²;
9.3.2 Afwijkingsvoorwaarden
  • a. Bij de toepassing van de onder 9.3.1 sub a en e genoemde afwijkingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 19.2 sub c van toepassing;
  • b. Bij de toepassing van de onder 9.3.1 sub b tot en met d genoemde afwijkingsregels vraagt het bevoegd gezag ten aanzien van de stedebouwkundige en architectonische eigenschappen van de betreffende bebouwing respectievelijk de inpassing in de omgeving vooraf advies aan een stedebouwkundige commissie.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Toegestaan gebruik

Het volgende gebruik past in ieder geval binnen de bestemming:

9.4.2 Strijdig gebruik

Het volgende gebruik is in ieder geval strijdig met deze bestemming:

  • a. wonen in vrijstaande bijgebouwen, of de mogelijkheid hiertoe door het aanwezig hebben van de benodigde essentiële woonvoorzieningen;
  • b. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grond, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming;
  • c. het hebben van reclame-uitingen die geen betrekking hebben op de op het perceel geluidszoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen.

Dit gebruik wordt aangemerkt als gebruik zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met inachtneming van 9.5.2 een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

9.5.2 Afwijkingsvoorwaarden

Bij de toepassing van de onder 9.5.1 genoemde afwijkingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 19.2 sub c eveneens van toepassing.

9.6 Wijzigingsbevoegdheid
9.6.1 Gemengd - VAB

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van 9.6.2 en 9.6.3 op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Wonen - VAB' wijzigen in de bestemming 'Gemengd - VAB'.

9.6.2 Wijzigingsvoorwaarden

Bij de toepassing van de onder 9.6.1 genoemde wijzingsregels gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte van de aanwezige niet-karakteristieke bebouwing, met uitzondering van het gebouw waarin zich de woning bevindt, die mag worden aangewend voor hergebruik of vervangende nieuwbouw wordt bepaald door de hoeveelheid bebouwing die wordt gesaneerd:
    • 1. bij een hergebruik- of terugbouwgedeelte tot 500 m² moet worden gesloopt:
      • bij hergebruik diezelfde hoeveelheid;
      • bij vervangende nieuwbouw tenminste tweemaal zoveel;
    • 2. bij een hergebruik- of terugbouwgedeelte tussen 500 en 750 m² moet worden gesloopt:
      • bij hergebruik tenminste tweemaal zoveel;
      • bij vervangende nieuwbouw tenminste driemaal zoveel;
    • 3. bij een hergebruik- of terugbouwgedeelte tussen 750 en 1000 m² moet worden gesloopt:
      • bij hergebruik tenminste driemaal zoveel;
      • bij vervangende nieuwbouw ten minste viermaal zoveel.
  • b. in aanvulling op het voorgaande onder a. geldt dat karakteristieke bebouwing niet mag worden gesloopt maar wel meetelt bij de oppervlakte die wordt aangewend voor hergebruik;
  • c. de woonfunctie mag alleen worden uitgeoefend in de voormalige bedrijfswoning inclusief, indien aanwezig, aangrenzende voormalige bedrijfsruimte, waarbij geldt dat in totaal niet meer dan 1 woning is toegestaan;
  • d. de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit goot- en bouwhoogte, nokrichting en dakhelling van het als karakteristiek aangeduide hoofdgebouw (en eventuele karakteristieke bijgebouwen) blijft, behoudens geringe uitwendige aanpassingen, handhaafd;
  • e. de landschappelijke kenmerken van het erf mogen niet worden aangetast. Er dient zorg gedragen te worden voor een goede landschappelijke inpassing van de locatie;
  • f. gebouwen die vanwege de slechte staat van onderhoud en de bijbehorende uiterlijke verschijningsvorm niet in overeenstemming zijn met de Woningwet en/of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, dan wel in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand, dienen te worden gesloopt.
  • g. er is sprake van zeer geringe verkeersaantrekkende werking, die afgestemd is op de aanwezige infrastructuur, waarbij parkeren op eigen erf plaats moet vinden. Op percelen die direct aan de Hoofdweg zijn ontsloten of op andere plaatsen met een goede ontsluiting is een beperkte verkeersaantrekkende werking niet bezwaarlijk;
  • h. het wijzigen van de bestemming leidt niet tot beperkingen op het wijzigen van de bestemming leidt niet tot beperking van de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden en/of binnen andere bestemmingen. Van belang daarbij kunnen zijn de bezonningssituatie, lichttoetreding, zichtlijnen, milieu-invloeden of de mogelijkheden tot voortzetting c.q. uitbreiding van een bestaand bedrijf;
  • i. de nieuwe functie dient beperkt te worden tot milieucategorie 1 en 2 conform de VNG handreiking Bedrijven en milieuzonering, waarbij detailhandel is beperkt tot productiegebonden detailhandel en/of boerderijwinkels met in totaal een oppervlakte van ten hoogste 60 m²; ;
  • j. er worden geen objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen in gebruik genomen of gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen';
  • k. buitenopslag van goederen die verband houden met de nieuwe functie is niet toegestaan, reclame-uitingen zijn hiervan uitgezonderd.
9.6.3 Wijzigingsprocedure

Bij de toepassing van de onder 9.6.1 genoemde wijzigingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 20.2 eveneens van toepassing

Artikel 10 Leiding - Gas

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende basisbestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van 1 of meerdere ondergrondse hoge druk hoofdaardgastransportleiding(en) met de daarbijbehorende belemmeringstrook;
  • b. de aanleg en instandhouding van 1 of meerdere ondergrondse gasproductieleiding(en) met een bijbehorende belemmeringstrook;
  • c. het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico voor kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten;

met de daarbij behorende bijbehorende voorzieningen.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

10.2 Bouwregels

Bouwwerken ten dienste van deze of de andere voor deze gronden aangewezen basisbestemming(en) en/of dubbelbestemming(en) mogen slechts worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. ten behoeve van de in 10.1 genoemde bestemming mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voorzover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met inachtneming van 10.3.2 een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van 10.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, mits:

  • a. de belangen in verband met de betrokken leiding(en) zich hier niet tegen verzetten en het bevoegd gezag hierover tijdig tevoren schriftelijk advies hebben ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder(s);
  • b. wordt voldaan aan de bepalingen van andere ter plaatse geldende basisbestemmingen, al dan niet na gebruik van de bij die bestemmingen opgenomen afwijkingsbevoegdheden;
  • c. geen sprake is van kwetsbare objecten.
10.3.2 Afwijkingsvoorwaarden

Bij de toepassing van de onder 10.3.1 genoemde afwijkingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 19.2 sub c van toepassing.

10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Toegestaan gebruik
  • a. Gebruik van bestaande hoofdaardgastransportleidingen en gasproductieleidingen voor het transport van aardgas, aardgascondensaat en formatiewater.
10.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, te doen en te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het graven, verbreden en/of dempen van watergangen en andere waterpartijen;
  • c. het aanbrengen en rooien diepwortelende beplantingen en bomen;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het in de grond brengen van leidingen (met uitzondering van hoofdaardgastransportleidingen) of andere voorwerpen;
10.5.2 Uitzondering van de vergunningplicht

De vergunningplicht is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normaal (agrarisch) beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
  • d. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
10.5.3 Voorwaarden voor vergunningverlening

De omgevingsvergunning ten behoeve van de werken genoemd in 10.5.1 wordt alleen verleend indien:

  • a. het bevoegd gezag schriftelijk advies heeft inwonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade en;
  • b. is gebleken dat de werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 10.5.1 sub a tot en met f niet strijdig zijn met de belangen van de leiding;

Artikel 11 Waarde - Archeologie - 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende basisbestemming(en) en eventuele dubbelbestemmingen, mede bestemd voor:

a. de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden;

met de daarbij behorende additionele voorzieningen.

11.2 Bouwregels
  • a. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overlegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  • b. Indien uit het in 11.2 sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in 11.2 sub b, wordt een archeologische deskundige om advies gevraagd;
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden;
  • b. het mengen, diepploegen, ontginnen van gronden dieper dan 40 cm;
  • c. het graven of dempen van watergangen;
  • d. het dempen van kolken;
  • e. het aanbrengen van systematische drainage in agrarische percelen dieper dan 40 cm, uitgezonderd sleufloos draineren;
  • f. het graven van sleuven breder dan 50 cm en dieper dan 100 cm ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen, drainage en funderingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het permanent verlagen van het waterpeil, anders dan op grond van een peilbesluit van het waterschap.
11.3.2 Voorwaarden vergunning

Een vergunning als bedoeld in 11.3.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
  • c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in 11.3.2 sub c, wordt een archeologische deskundige om advies gevraagd.
11.3.3 Uitzondering vergunningplicht

Het verbod als bedoeld in 11.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die:

  • a. het normaal (agrarisch) onderhoud betreffen;
  • b. die op basis van het voorheen geldende plan niet vergunningplichtig waren en die reeds in uitvoering ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
  • d. die in het kader van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. worden uitgevoerd ten behoeve van vergunningsplichtige bouwactiviteiten.
11.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening één of meerdere bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. uit nader archeologisch onderzoek zodanig geringe archeologische waarden zijn gebleken dat bescherming daarvan in het bestemmingsplan redelijkerwijs niet langer noodzakelijk is;
  • c. ingevolge de regels bij deze bestemming vergunde activiteiten hebben plaatsgevonden waardoor de archeologische waarden ter plaatse zijn opgeheven of niet langer bescherming behoeven.

Artikel 12 Waarde - Archeologie - 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende basisbestemming(en) en eventuele dubbelbestemmingen, mede bestemd voor:

a. de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden;

met de daarbij behorende additionele voorzieningen.

12.2 Bouwregels
  • a. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overlegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  • b. Indien uit het in 12.2 sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in 12.2 sub b, wordt een archeologische deskundige om advies gevraagd;
  • d. De voorwaarden als bedoeld in 12.2 sub a gelden niet indien het bouwwerk ter vervanging van een bestaand bouwwerk wordt opgericht en de oppervlakte buiten de oorspronkelijke locatie ten hoogste 100 m² bedraagt.
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden over een oppervlakte groter dan 100 m²;
  • b. het mengen, diepploegen, ontginnen van gronden over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 40 cm;
  • c. het graven of dempen van watergangen;
  • d. het dempen van kolken;
  • e. het aanbrengen van systematische drainage in agrarische percelen dieper dan 40 cm, uitgezonderd sleufloos draineren;
  • f. het graven van sleuven breder dan 50 cm en dieper dan 100 cm ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen, drainage en funderingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het permanent verlagen van het waterpeil, anders dan op grond van een peilbesluit van het waterschap
12.3.2 Voorwaarden vergunning

Een vergunning als bedoeld in 12.3.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
  • c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in 12.3.2 sub c, wordt een archeologische deskundige om advies gevraagd.
12.3.3 Uitzondering vergunningplicht

Het verbod als bedoeld in 12.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die:

  • a. het normaal (agrarisch) onderhoud betreffen;
  • b. die op basis van het voorheen geldende plan niet vergunningplichtig waren en die reeds in uitvoering ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
  • d. die in het kader van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. worden uitgevoerd ten behoeve van vergunningsplichtige bouwactiviteiten.
12.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening één of meerdere bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. uit nader archeologisch onderzoek zodanig geringe archeologische waarden zijn gebleken dat bescherming daarvan in het bestemmingsplan redelijkerwijs niet langer noodzakelijk is;
  • c. ingevolge de regels bij deze bestemming vergunde activiteiten hebben plaatsgevonden waardoor de archeologische waarden ter plaatse zijn opgeheven of niet langer bescherming behoeven.

Artikel 13 Waarde - Archeologie - 3

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende basisbestemming(en) en eventuele dubbelbestemmingen, mede bestemd voor:

a. de bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings)waarden;

met de daarbij behorende additionele voorzieningen.

13.2 Bouwregels
  • a. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 200 m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor activiteiten wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overlegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  • b. Indien uit het in 13.2 sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in 13.2 sub b, wordt een archeologische deskundige om advies gevraagd;
  • d. De voorwaarden als bedoeld in 13.2 sub a gelden niet indien het bouwwerk ter vervanging van een bestaand bouwwerk wordt opgericht en de oppervlakte buiten de oorspronkelijke locatie ten hoogste 200m² bedraagt.
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsgunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden over een oppervlakte groter dan 200 m²;
  • b. het mengen, diepploegen, ontginnen van gronden over een oppervlakte groter dan 200 m² en dieper dan 45 cm;
  • c. het graven of dempen van watergangen;
  • d. het dempen van kolken;
  • e. het graven van sleuven breder dan 50 cm en dieper dan 100 cm ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen, drainage en funderingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het permanent verlagen van het waterpeil, anders dan op grond van een peilbesluit van het waterschap
13.3.2 Voorwaarden vergunning

Een vergunning als bedoeld in 13.3.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
  • c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in 13.3.2 sub c, wordt een archeologische deskundige om advies gevraagd.
13.3.3 Uitzondering vergunningplicht

Het verbod als bedoeld in 13.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die:

  • a. het normaal (agrarisch) onderhoud betreffen;
  • b. die op basis van het voorheen geldende plan niet vergunningplichtig waren en die reeds in uitvoering ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
  • d. die in het kader van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. worden uitgevoerd ten behoeve van vergunningsplichtige bouwactiviteiten.
13.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening één of meerdere bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. uit nader archeologisch onderzoek zodanig geringe archeologische waarden zijn gebleken dat bescherming daarvan in het bestemmingsplan redelijkerwijs niet langer noodzakelijk is;
  • c. ingevolge de regels bij deze bestemming vergunde activiteiten hebben plaatsgevonden waardoor de archeologische waarden ter plaatse zijn opgeheven of niet langer bescherming behoeven.

Artikel 14 Waarde - Cultuurhistorie - Beschermd dorpsgezicht

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende basisbestemming mede bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en ontwikkeling van de met het beschermd dorpsgezicht verbonden cultuurhistorische en landschappelijke waarden, waaronder (ten minste) worden verstaan:
    • 1. het assenkruis, gevormd door de Hoofdweg en de loodrecht daarop staande oost-westverbinding en evenwijdig lopende zichtassen en bosstructuur, als drager van de ruimtelijke structuur van Slochteren;
    • 2. het afwijkend karakter van de bebouwing ten opzichte van de overige bebouwingsstructuur van het lint;
    • 3. de karakteristieke bebouwing, bestaand uit ondermeer een drietal monumentale villa's langs de Hoofdweg, de woonhuizen in het bebouwingslint aan de Hoofdweg ter hoogte van landgoed Fraeylema en het boerderijenlint langs het Padje;
    • 4. het contrast tussen de hoogopgaande bosgebieden (Overbos en Slochterbos) inclusief de door bomen begeleide wegen en de openheid van de cultuurgronden;
    • 5. de zichtassen vanuit de borg in noordwestelijke richting naar de Groenedijk en in zuidoostelijke richting naar het open cultuurlandschap;
    • 6. de inrichting van het landgoed Fraeylema, bestaande uit ondermeer een borg met bijgebouwen, parkbos in Engelse landschapsstijl, kunstobjecten, grachten en vijvers.

met de bijbehorende voorzieningen.

14.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere voor deze gronden aangewezen basisbestemming(en) en/of dubbelbestemming(en) gelden de volgende bouwregels:

14.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. de kapvorm en -richting van hoofdgebouwen mag niet afwijken van de in de bijlage weergegeven kapsymbolenkaart;
  • b. gevels van hoofdgebouwen mogen aan de buitenzijde uitsluitend in gebakken steen worden uitgevoerd, met uitzondering van bestaande afwijkingen
  • c. daken van hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden afgedekt met gebakken pannen, met uitzondering van bestaande afwijkingen.
14.2.2 Bijgebouwen
  • a. de gezamenlijke overbouwde oppervlakte van overkappingen in onderstaand bouwschema per categorie bouwpercelen is genoemd:
    Oppervlakte bouwperceel in m²   Ten hoogste toegestane oppervlakte in m²  
    kleiner dan 250   50  
    groter dan 250   75  
  • b. vrijstaande bijgebouwen mogen uitsluitend met een meerzijdige kap worden afgedekt;
14.2.3 Platte afdekking
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met inachtneming van 14.3.2 een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in 14.2.1 sub a en e voor een andere kapvorm en/of kaprichting mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en landschappelijke waarden zoals genoemd onder 14.1;
  • b. het bepaalde in 14.2.1 sub b en c voor een ander materiaalgebruik mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en landschappelijke waarden zoals genoemd onder 14.1;
14.3.2 Afwijkingsvoorwaarden

Bij de toepassing van de onder 14.3.1 genoemde afwijkingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 19.2 sub c van toepassing.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van erfbeplanting, bomen en struiken die bijdragen aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van het beschermd dorpsgezicht;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen op het voorerf met uitzondering van perceelsontsluitingen met een breedte van ten hoogste 3 meter;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte groter dan 100 m²;
  • d. het graven en/of dempen van watergangen en waterpartijen met een oppervlakte groter dan 50 m²;
  • e. het ontgronden, het afgraven, egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur.
14.4.2 Voorwaarden vergunning

Een vergunning als bedoeld in 14.4.1 wordt slechts verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden van het gebied, hierbij wordt het advies van de monumentencommissie betrokken;
  • b. het dwarsprofiel dat ter plaatse van toepassing is.
14.4.3 Uitzondering vergunningplicht

Het verbod als bedoeld in 14.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. die op basis van het voorheen geldende plan niet vergunningplichtig waren en die reeds in uitvoering ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
14.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
14.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen, voorzover niet reeds een sloopvergunning op grond van de Monumentenwet 1988 is vereist;
  • b. het geheel of gedeeltelijk slopen of wijzigen van bruggen en/of kademuren.
14.5.2 Voorwaarden vergunning

Een vergunning als bedoeld in 14.5.1 wordt slechts verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden van het gebied;
  • b. het dwarsprofiel dat ter plaatse van toepassing is.
14.5.3 Uitzondering vergunningplicht

Het verbod als bedoeld in 14.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. die op basis van het voorheen geldende plan niet vergunningplichtig waren en die reeds in uitvoering ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene bouwregels

16.1 Algemeen
  • a. De in Hoofdstuk 2 opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen van bouwgrenzen en/of bouwperceelgrenzen met betrekking tot:
    • 1. stoepen, stoeptreden en toegangsbruggen;
    • 2. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 0,5 meter bedraagt;
    • 3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, toegangen, portieken, hellingbanen, buitentrappen, erkers, balkons, galerijen en luifels, mits zij de bouwgrens met niet meer dan 0,5 meter overschrijden met dien verstande dat een bouwperceelgrens niet mag worden overschreden;
    • 4. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevel met meer dan 1 meter overschrijden.
  • b. De in Hoofdstuk 2 opgenomen bepalingen ten aanzien van maatvoering van bouwwerken binnen een bouwvlak zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen van de toegestane hoogte met betrekking tot:
    • 1. vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen de voor dat gebouw toegestane maximum hoogte met niet meer dan 5 meter overschrijden;
    • 2. Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,50 meter en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan een derde van de oppervlakte van het dak, waarop zij worden geplaatst.
  • c. De in Hoofdstuk 2 opgenomen bepalingen ten aanzien situering, oppervlakte, hoogte en inhoud van bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn niet van toepassing voor bergbezinkbassins (dan wel andere waterstaatkundige werken) ten behoeve van de opvang van water (waaronder rioolwater) welke mogen worden gebouwd en aangelegd zowel boven- als ondergronds.
16.2 Ondergronds bouwen
16.2.1 Bouwregels
  • a. Ondergrondse bouwwerken mogen worden gerealiseerd binnen de bouwvlakken en binnen de direct omringende erven waar de bijgebouwen mogen worden opgericht, enkel onder de gebouwen die daar zijn of worden opgericht;
  • b. indien in de bestemming is aangegeven dat ondergronds dan wel bovengronds bouwen niet is toegestaan, mag niet ondergronds worden gebouwd, dit geldt niet voor het bepaalde in 16.1 onder c.

Artikel 17 Algemene gebruiksregels

17.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met het bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als woonwagenstandplaats;
  • b. het gebruik van gronden, bouwwerken, voertuigen, vaartuigen en andere al dan niet drijvende constructies ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 18 Algemene aanduidingsregels

18.1 Bouwaanduidingen
18.1.1 bouwwerken uitgesloten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bouwwerken' mogen geen bouwwerken worden opgericht.

18.1.2 karakteristiek

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' gelden nadere regels voor het behoud van de karakteristieke hoofdvorm van gebouwen.

  • a. de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit de oppervlakte, goot- en bouwhoogte, nokrichting en dakhelling van de zodanig aangeduide (delen van) gebouwen mogen niet meer dan 10% afwijken van de bestaande maatvoering;
  • b. het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning is verboden.
  • c. het bepaalde onder b. is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. die op basis van het voorheen geldende plan niet vergunningplichtig waren en die reeds in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
  • d. de in lid b. genoemde vergunning wordt alleen verleend indien:
    • 1. de bebouwing vanwege ernstige gebreken niet in stand kan worden gehouden of waaraan dermate hoge kosten van herstel zijn verbonden, zonder dat door de overheid een financiële tegemoetkoming kan worden gedaan, dat instandhouding redelijkerwijze niet kan worden gevergd.
    • 2. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld en/of
    • 3. het delen van het gebouw of bijgebouwen betreft die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarvan geen aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
  • e. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 18.1.2 sub a voor een grotere afwijking van de bestaande maatvoering in samenhang met de onder 18.1.2 sub b genoemde vergunning en er wordt voldaan aan de overige bouwregels die ter plaatse van toepassing zijn.
18.2 Functieaanduidingen
18.2.1 monumentale boom

Ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' mogen geen bouwwerken worden opgericht.

18.3 Gebiedsaanduidingen
18.3.1 geluidzone - industrie
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mogen in afwijking van Hoofdstuk 2 geen nieuwe woningen worden gebouwd, geluidsgevoelige ruimtes worden ingericht of gronden in gebruik worden genomen waardoor die aangemerkt kunnen worden als een geluidsgevoelig object, tenzij:
    • 1. de geluidsgevoelige ruimten binnen de contouren van een bestaand woongebouw of hoofdgebouw of de contouren van bestaande geluidsgevoelige ruimten in een ander geluidsgevoelig object worden gerealiseerd of;
    • 2. zodanig dat de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein op de gevels van de woning of de geluidsgevoelige ruimte niet hoger zal zijn dan geldende voorkeursgrenswaarde of;
    • 3. zodanig dat de geluidsbelasting vanwege een gezoneerd industrieterrein op de gevels van de woning of de geluidsgevoelige ruimte niet hoger zal zijn dan een vastgestelde hogere grenswaarde of Maximaal Toelaatbare Gevelbelasting.
  • b. Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 18.3.1 sub a ten behoeve van de bouw of uitbreiding van een woning of ander geluidsgevoelig object, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten zal niet hoger worden dan een verkregen hogere grenswaarde.
18.3.2 geluidzone - weg
18.3.3 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' is het in afwijking van Hoofdstuk 2 niet toegestaan objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen te bouwen of in gebruik te nemen in verband met het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico voor kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten.

18.3.4 wetgevingzone - afwijkingsgebied - dh
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied - dh' kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bepalingen in Hoofdstuk 2 voor het uitoefenen van kleinschalige detailhandel, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

Artikel 19 Algemene afwijkingsregels

19.1 Afwijkingsbevoegdheid

Voorzover het niet op grond van een andere bepaling van de planregels kan worden toegestaan, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bepalingen in Hoofdstuk 2 voor:

  • a. het afwijken van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages met ten hoogste 10% van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages, slechts indien:
    • 1. tijdens of na realisatie van een bouwwerk blijkt dat het bouwwerk niet voldoet aan de voorgeschreven maten, afmetingen of percentages;
    • 2. na vaststelling van het plan gewijzigde bouwregelgeving hiertoe noodzaak geeft;
  • b. de maten en eigenschappen van gebouwen:
    • 1. ten behoeve van de onderlinge architectonische afstemming van op hetzelfde bouwperceel gelegen gebouwen, mits:
      • de hoogte van bijgebouwen niet meer gaat bedragen dan de hoogte van het hoofdgebouw of woongebouw;
      • de voor gebouwen toegestane oppervlakte niet wordt overschreden;
  • c. de hoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde in verband met het bouwen op een hoger peil:
    • 1. met ten hoogste 1 meter;
    • 2. teneinde de hoogte van de begane grondvloer in overeenstemming te brengen met omringende bebouwing;
    • 3. teneinde voldoende drooglegging te creëren ten opzichte van de grondwaterspiegel;
  • d. de maximum (goot)hoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals dakopbouwen, schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    • 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan eenderde van de oppervlakte van het dak bedraagt;
    • 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximum (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  • e. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
    • 1. tot een hoogte van ten hoogste 40 meter voor sirenemasten en/of antennemasten ten behoeve van commerciële mobiele telecommunicatie, tenzij de gronden ter plaatse onderdeel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur;
    • 2. tot een hoogte van ten hoogste 10 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde een reclamemast;
  • f. bouwen in afwijking van de plaats en de richting van bebouwings- en bestemmingsgrenzen:
    • 1. tot ten hoogste 1,50 meter:
      • in verband met afwijkingen van de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie of anderszins een meetverschil of de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
    • 2. ten behoeve van stoepen, toegangen, portieken, hellingbanen, buitentrappen, erkers, balkons, galerijen, luifels, lift- en trappenhuizen alsmede naar de aard vergelijkbare delen van bouwwerken;
  • g. het oprichten van bouwwerken van openbaar nut, zoals abri's, telefooncellen, schuilhutten, transformatorhuisjes, gasreduceerstations, onder- en bovengrondse verzamelcontainers voor afval, flessen, oud papier e.d., en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen en bouwwerken:
    • 1. tot een maximum inhoud van 200 m³ en 50 m³ voor schuilhutten en abri's;
    • 2. tot een hoogte van ten hoogste 4 meter;
  • h. het oprichten van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwtjes voor zakelijke doeleinden, zoals kiosken en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen gebouwtjes tot een maximum inhoud van 50 m³;
  • i. het realiseren van voorzieningen ten behoeve van de verkeers- en waterinfrastructuur en de waterhuishouding;
  • j. het realiseren van visstoepen, tewaterlaatplaatsen voor vaartuigen, waterinnamepunten ten behoeve van brandweer en landbouw en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  • k. het oprichten van geluidwerende voorzieningen met een hoogte van ten hoogste 4 meter;
  • l. het oprichten van gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstobjecten, allen geen gebouw zijnde, tot een hoogte van ten hoogste 6 meter;
  • m. geringe aanpassingen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling:
    • 1. indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
    • 2. voorzover de aanpassing niet buiten de betreffende bestemming wordt uitgevoerd en niet leidt tot overschrijding van de voorkeursgrenswaarde dan wel de hogere grenswaarde op enig geluidsgevoelig object;
    • 3. voorzover de aanpassing niet leidt tot een afwijking van het 'dwarsprofiel' dat ter plaatse is aangegeven;
  • n. het innemen van een standplaats zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;
  • o. het houden van terugkerende strijdige evenementen, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. een evenement mag per keer niet langer duren dan 2 weken;
    • 2. op een locatie mogen ten hoogste 6 evenementen per kalenderjaar plaatsvinden, met een gezamenlijke duur van niet meer dan 30 dagen;
    • 3. de opbouw en de afbraak van eventuele tijdelijke bouwwerken ten behoeve van een evenement moet plaatsvinden in een periode van niet meer dan 30 dagen;
    • 4. het evenement mag niet tot gevolg hebben dat de gronden en/of opstallen na afloop van het evenement ongeschikt zijn voor gebruik conform de geldende bestemming;
  • p. het gebruik van gronden als tijdelijk kampeerterrein voor mobiele kampeermiddelen ten behoeve van een evenement, dan wel ten behoeve van een groep met een gemeenschappelijk doel ten tijde van dit kamperen, zoals een schoolkamp, een familiekamp of een sport- of verenigingskamp, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het kamperen, vindt verdeeld over ten hoogste 2 perioden, gedurende ten hoogste 10 al dan niet aaneengesloten dagen per jaar plaats;
    • 2. de in sub 1 genoemde periode(n) vindt/vinden plaats in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 3. buiten de in sub 1 genoemde kampeerperiode mogen geen kampeermiddelen op de gronden aanwezig zijn;
    • 4. de afwijkingsbevoegdheid wordt niet toegepast op gronden die zijn voorzien van de bestemming “Natuur” of een bestemming van een gelijke strekking;
  • q. het exploiteren van een mini-camping, mits wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in de beleidsregels kamperen;
  • r. voor ondergrondse bouwwerken die minder dan 1 meter buiten het buitenwerk van het bovengronds gelegen gebouw worden gerealiseerd kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van 16.2.1 verlenen ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. de kelder volledig is gelegen beneden peil;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 meter, met dien verstande dat in geval van kelderbouw in belendende percelen in de zijdelingse perceelgrens mag worden gebouwd;
    • 3. kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel.
  • s. het plaatsen van één, of ten hoogste 3, kleinschalige windturbine(s), mits:
    • 1. voldaan wordt aan het toetsingskader uit de beleidsregels kleinschalige windturbines zoals opgenomen in Bijlage 11 met de bijbehorende kaart in Bijlage 12 en
    • 2. plaatsing binnen het bouwperceel plaatsvindt.
19.2 Voorwaarden aan de omgevingsvergunning
  • a. Het bevoegd gezag kan bij de verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in 19.1 voorwaarden stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing ten opzichte van de omgeving te waarborgen.
  • b. Het bevoegd gezag kan bij de verlening van de omgevingsvergunning als bedoeld in 19.1 sub q de voorwaarde stellen om afschermende beplantingsranden met inheemse soorten aan te brengen.
  • c. Bij de toepassing van de in dit plan genoemde afwijkingsregels dient in ieder geval in acht te worden genomen dat:
    • 1. het verlenen van de omgevingsvergunning niet leidt tot aantasting van de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. het verlenen van de omgevingsvergunning niet leidt tot verkeersonveilige situaties;
    • 3. het verlenen van de omgevingsvergunning niet leidt tot een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk en niet sociaal controleerbaar is;
    • 4. het verlenen van de omgevingsvergunning niet leidt tot beperking van de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden en/of binnen andere bestemmingen. Van belang daarbij kunnen zijn de bezonningssituatie, lichttoetreding, zichtlijnen of mogelijkheden tot voortzetting c.q. uitbreiding van een bestaand bedrijf;
    • 5. bij het verlenen van de omgevingsvergunning rekening wordt gehouden met de milieu-aspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.
  • d. Bij de toepassing van de afwijkingsbepaling onder 19.1 sub s dient in acht genomen te worden dat:
    • 1. het verlenen van de omgevingsvergunning niet leidt tot beperking van de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden en/of binnen andere bestemmingen. Van belang daarbij kunnen zijn:
      • de bezonningssituatie
      • de lichttoetreding
      • zichtlijnen of visuele hinder
      • het optreden van slagschaduw of
      • de mogelijkheden tot voortzetting c.q. uitbreiding van een bestaand bedrijf;
    • 2. de energieopwekking niet is bedoeld voor commerciële doeleinden.

Artikel 20 Algemene wijzigingsregels

20.1 Wijzigingsbevoegdheid
20.1.1 Bijlagen regels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en aanvullingen toevoegen aan de lijsten opgenomen in Bijlage 1 Staat van Bedrijven: Gemengd, Bijlage 2 Staat van Bedrijven: Buitengebied voor geen zwaardere bedrijfscategorie wordt toegestaan dan nu in de Staat van Bedrijven: Bedrijventerrein is opgenomen.

20.1.2 Verwijderen bouwaanduiding

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en een bouwaanduiding als bedoeld in 18.1.2 van de verbeelding verwijderen, indien de gebouwen waarop deze aanduiding van toepassing is, overeenkomstig een verleende omgevingsvergunning zijn gesloopt.

20.1.3 Verwijderen functieaanduiding

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en een functieaanduiding als bedoeld in 18.2.1 van de verbeelding verwijderen, indien blijkt dat in de werkelijke situatie de betreffende aanduiding geen planologische relevantie meer heeft.

20.1.4 Verwijderen gebiedsaanduiding

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en een gebiedsaanduiding als bedoeld in 18.3.1 geluidzone - industrie, 18.3.2 geluidzone - weg geheel of gedeeltelijk van de verbeelding verwijderen indien blijkt dat in de werkelijke situatie de betreffende aanduiding geen planologische relevantie meer heeft.

20.2 Voorwaarden aan de wijziging

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij in ieder geval betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
21.2 Omgevingsvergunning voor afwijken

Eenmalig kan een omgevingsvergunning worden verleend voor het afwijken van 21.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10 %.

21.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

21.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

21.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

21.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 21.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

21.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het 21.4, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

21.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

21.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 22 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Verzamelplan gemeente Slochteren 2017-1.

Bijlagen

Bijlage 3 Lijst vrije beroepen

  • 1. advocaat
  • 2. accountant-administratieconsulent
  • 3. acupuncturist
  • 4. alternatieve genezer
  • 5. bouwkundig architect
  • 6. belastingconsulent
  • 7. dierenarts (kleine huisdieren)
  • 8. fysiotherapeut
  • 9. gerechtsdeurwaarder
  • 10. grafisch ontwerper/ webdesigner
  • 11. huidtherapeut
  • 12. huisarts
  • 13. interieurarchitect
  • 14. juridisch adviseur
  • 15. kunstschilder/kunstenaar
  • 16. logopedist
  • 17. makelaar
  • 18. medisch specialist
  • 19. notaris
  • 20. oefentherapeut Cesar/Mensendieck
  • 21. organisatieadviseur
  • 22. orthopedagoog
  • 23. psycholoog
  • 24. raadgevend adviseur
  • 25. redacteur
  • 26. registeraccountant
  • 27. stedenbouwkundige
  • 28. tandarts
  • 29. tandarts-specialist
  • 30. (al dan niet beëdigd) tolk-vertaler
  • 31. tuin- en landschapsarchitect
  • 32. verloskundigenpraktijk

Bijlage 4 Lijst overige aan huis verbonden beroepen

  • 1. autorijschool (geen theorie)
  • 2. bloemschikker
  • 3. computerservice (o.a. systeembouw/-analyse)
  • 4. decorateur
  • 5. fietsenreparateur (verkoop niet inbegrepen)
  • 6. fotograaf
  • 7. goud- en zilversmid
  • 8. glazenwasser
  • 9. hoedenmaker
  • 10. hondentrimmer
  • 11. instrumentenmaker
  • 12. kaarsenmaker
  • 13. kapper
  • 14. klompenmaker
  • 15. klussenbedrijf (geen be- en verwerkende activiteiten op het perceel)
  • 16. koeriersdienst (eigen rijder: ten hoogste 1 auto)
  • 17. lijstenmaker
  • 18. loodgieter
  • 19. meubelmaker
  • 20. muziekinstrumentenmaker
  • 21. nagelstudio/pedicure/manicure
  • 22. pottenbakker
  • 23. prothesemaker
  • 24. reisorganisatie (geen reisbureau met etalagefunctie)
  • 25. reparatie van kleine consumentenartikelen (antiek/radio's-tv's/horloges etc.)
  • 26. schoonheidsspecialist
  • 27. schilder
  • 28. traiteur
  • 29. taxibedrijf (eigen rijder: ten hoogste 1 auto)
  • 30. tussenpersoon/commissionair
  • 31. zadelmaker
  • 32. hobbymatige activiteiten die qua aard en omvang vergelijkbaar zijn met bovengenoemde activiteiten (uitgezonderd agrarische activiteiten)
  • 33. hobbymatige exposities en musea.