direct naar inhoud van 4.8 Flora en fauna
Plan: Bestemmingsplan Lageland, Eemskanaal Zz 3
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0040.bp00027-41vg

4.8 Flora en fauna

4.8.1 Algemeen

In algemene zin geldt dat bij (planologisch) nieuwe ontwikkelingen beoordeeld moet worden of deze geen bedreiging kunnen vormen voor beschermde dier- en plantsoorten, dan wel een beschermd natuurgebied. Deze onderzoeksverplichting komt voort uit de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Natuurbeschermingswet (gebiedsbescherming). Deze wetten bieden, uit het oogpunt van natuurbehoud, bescherming aan plant- en diersoorten die in het wild leven en hun leefomgeving (habitat). Indien in de directe nabijheid van de nieuwe ontwikkeling soorten voorkomen uit de zogenaamde 'strenge' categorieën (genoemd in de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn of in één van de Rode Lijsten) kan dit een belemmering vormen voor het plan. Dit is het geval wanneer de mogelijkheden in het bestemmingsplan (significant) nadelige effecten hebben voor deze beschermde soorten dan wel het beschermde gebied.

Indien nodig dient voor de ontwikkeling in het kader van de Flora en Faunawet ontheffing bij het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) te worden aangevraagd, dan wel in het kader van de Natuurbeschermingswet een vergunning bij het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen. Overigens worden deze ontheffing en vergunning in relatie met een omgevingsvergunning op grond van de Wabo 'een verklaring van geen bedenkingen' genoemd. Voor algemene soorten heeft het Rijk via een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) een algemene vrijstelling verleend. Voor deze soorten hoeft in het kader van het bestemmingsplan dus niet meer afzonderlijk een ontheffing te worden aangevraagd.

4.8.2 Plangebied

Volgens het Ecologisch Onderzoek naar Beschermde Flora en Fauna in Meerstad noord in 2011 bevinden zich in onderhavig plangebied een tweetal paren van de Huismus. Ook op het naastgelegen perceel bevinden zich een tweetal paren. De huismus broedt in allerlei nissen en spleten, onder dakpannen en in nestkasten. Het is niet aannemelijk dat de ontwikkelingen in het gebied leiden tot negatieve effecten op de Huismus. Alleen sloop van woningen/boerderijen waar huismussen zijn aangetroffen kan tot schadelijke effecten leiden.

Voor onderhavig plangebied is op dit moment geen aanvullend onderzoek vereist. Bij een eventuele verbouwing mag de maatvoering niet meer dan 10% afwijken van de bestaande maatvoering. Er zijn derhalve voldoende alternatieve nestmogelijkheden.

Bij een eventuele aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen of slopen zal bekeken worden of er een onderzoek in het kader van de Flora- en Faunawet vereist is.