direct naar inhoud van Artikel 6 Agrarisch met waarden - Landschap
Plan: Bestemmingsplan Kolham-Froombosch
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0040.bp00026-41vg

Artikel 6 Agrarisch met waarden - Landschap

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. cultuurgrond met bijbehorende paden, sloten en werken;
  • b. hout- en windsingels ter flankering van agrarische bouwpercelen;
  • c. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan;
  • d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  • e. natuurvriendelijke oeverzones van 5 meter breed aan weerszijden van een watergang;
  • f. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden zoals die ter plaatse voorkomen, waaronder de openheid van het landschap en de doorzichten tussen lint en buitengebied;

met daaraan ondergeschikt:

  • groenvoorzieningen;
  • nutsvoorzieningen;
  • voorzieningen ten behoeve van extensieve dagrecreatie en educatief medegebruik zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden en parkeervoorzieningen ten behoeve van toeristische overstappunten;

met de daarbij behorende additionele voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan:

6.2.1 Bouwwerken beperking

Zie Artikel 41.

6.2.2 Bouwwerken algemeen

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht.

6.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. voor de bouwhoogte en situering geldt hetgeen in het volgende bouwschema is bepaald, tenzij ter plaatse anders is aangeduid:
    Type bouwwerk   Maximale bouwhoogte (in meter)  
    Erf- en terrein afscheidingen   2  
    Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   1,50  
  • b. kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestopslagen en silo's zijn niet toegestaan;
  • c. reclameobjecten zijn niet toegestaan;
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met inachtneming van 6.3.2 een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in 6.2.2 voor het bouwen ten behoeve van agrarische bouwwerken van ondergeschikte aard, waaronder begrepen schuilstallen, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de oppervlakte van een gebouw mag ten hoogste 25 m² bedragen;
    • 2. de bouwhoogte mag ten hoogste 3 meter bedragen;
    • 3. binnen een straal van 100 meter van het gebouw mogen geen andere gebouwen staan;
    • 4. uitsluitend hobbymatig agrarisch gebruik is toegestaan.
  • b. het bepaalde in 6.2.3 sub b voor het oprichten van sleufsilo's, kuilvoerplaten of mestbassins mits:
    • 1. tegelijkertijd een omgevingsvergunning zoals bepaald in 6.5.1 sub a kan worden verleend;
    • 2. de oppervlakte van een (folie)mestbassin ten hoogste 750 m² bedraagt, gemeten aan de binnenkant van het bassin 20 cm onder de opstaande rand.
    • 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,50 meter.
6.3.2 Afwijkingsvoorwaarden

Bij de toepassing van de onder 6.3.1 genoemde afwijkingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 42.2 sub c van toepassing.

6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de opslag van mest, met uitzondering van tijdelijke opslag van vaste mest;
  • b. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming;
  • c. het gebruik van gronden als kampeerstandplaats, met uitzondering van de gronden die zijn aangeduid als 'kampeerterrein';
  • d. het hebben van reclame-uitingen die geen betrekking hebben op de op het perceel plaatsvindende niet wederrechtelijke activiteiten.
  • e. het gebruik van gronden ten behoeve van houtteelt, boomteelt, fruitteelt en kwekerijen.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met inachtneming van 6.5.2 een omgevingvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in 6.4.1 sub a voor het gebruik van gronden in aansluiting op de bestemming Agrarisch voor de opslag van voer of mest mits:
    • 1. er op grond van milieuhygiënische en/of ruimtelijke beperkingen geen mogelijkheden zijn voor opslag binnen het bouwvlak;
    • 2. de mestopslag uitsluitend wordt gebruikt ten behoeve van het eigen agrarisch bedrijf;
    • 3. er geen landschappelijke bezwaren bestaan tegen de opslag;
    • 4. alle bouwwerken worden opgericht:
      • binnen een afstand van ten hoogste 25 meter vanaf het bouwvlak of 50 meter indien sprake is van een mestbassin (inclusief afscheiding) en
      • binnen de oppervlakte van het bebouwde erf van ten hoogste 1,5 hectare inclusief alle bebouwing aanwezig binnen het agrarisch bouwvlak.
  • b. het bepaalde in 6.4.1 sub e voor het gebruik van gronden ten behoeve van boomteelt, fruitteelt, houtteelt of een kwekerij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - verkavelingspatroon' mits:
    • 1. het gebruik inpasbaar is in het aanwezige verkavelingspatroon;
    • 2. de afstand tot bouwvlakken waarbinnen geurgevoelige objecten kunnen worden gerealiseerd, de eigen bedrijfswoning uitgezonderd, ten minste 50 meter bedraagt.
  • c. het bepaalde in 6.4.1 sub c ten behoeve van het exploiteren van een mini-camping, mits wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in de Bijlage 12 Beleidsregels kamperen;
  • d. bepaalde in 8.1 sub a ten behoeve van het gebruik voor een paardenbak buiten het bouwvlak mits voldaan wordt aan hetgeen is gesteld in Bijlage 10 Beleidsregels paardenbakken.
6.5.2 Afwijkingsvoorwaarden

Bij de toepassing van de onder 6.5.1 genoemde afwijkingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 42.2 sub c eveneens van toepassing.

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, te doen en te laten uitvoeren:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid':
    • 1. het ophogen van grond en het aanleggen van aarden wallen;
    • 2. het aanleggen van hout- en windsingels ter flankering van agrarische bouwpercelen en andere vorm van bos, met uitzondering van houtteelt, boomteelt en fruitteelt.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - verkavelingspatroon':
    • 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden vanaf 100 m²;
    • 2. het graven, dempen of wijzigen van het profiel van watergangen, kolken en/of kleigaten;
    • 3. het permanent verlagen van het waterpeil;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - verkavelingsrichting':
    • 1. het graven of dempen van watergangen, waarvan de richting meer dan 5 graden afwijkt van de bestaande kavelrichting;
6.6.2 Uitzondering vergunningplicht

De vergunningplicht is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. die op basis van het voorheen geldende plan niet vergunningplichtig waren en die reeds in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
6.6.3 Voorwaarden vergunning

De omgevingsvergunning ten behoeve van de werken genoemd in 6.6.1 wordt alleen verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
  • b. eventuele andere op grond van dit plan benodigde omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden eveneens verleend kunnen worden.