direct naar inhoud van Artikel 5 Agrarisch - Paardenhouderij
Plan: Bestemmingsplan Kolham-Froombosch
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0040.bp00026-41vg

Artikel 5 Agrarisch - Paardenhouderij

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daaraan ondergeschikt:

  • groenvoorzieningen;
  • nutsvoorzieningen;
  • water;
  • parkeervoorzieningen;
  • speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende verhardingen, tuinen, erven en additionele voorzieningen;

5.2 Bouwregels

Bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan:

5.2.1 Bouwwerken beperking

Zie Artikel 41.

5.2.2 Bouwwerken algemeen
  • a. gebouwen, overkappingen, silo's en stapmolens mogen uitsluitend gebouwd worden binnen een bouwvlak;
  • b. indien een relatie is aangegeven tussen twee bouwvlakken is er sprake van een gekoppeld bouwvlak en zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van toepassing;
  • c. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • d. de breedte van een bedrijfswoning mag ten hoogste 15 meter bedragen;
  • e. de bedrijfswoning wordt (gedeeltelijk) geplaatst in de naar de weg gekeerde bouwgrens, dan wel op ten hoogste de bestaande afstand van die bouwgrens;
  • f. indien een bedrijfswoning aanwezig is, mogen gebouwen, geen bedrijfswoning zijnde, uitsluitend worden gebouwd op ten minste 3 meter achter het voorerf;
  • g. gebouwen en overkappingen mogen niet worden gebouwd ten behoeve van een binnenrijbak.
5.2.3 Bouwwerken specifiek
a karakteristiek

ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mag de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakhelling, van de zodanig aangeduide (delen van) gebouwen, niet meer dan 10% afwijken van de bestaande maatvoering, zie 41.1.3;

5.2.4 Oppervlakte gebouwen en overkappingen

Voor wat betreft de oppervlakte van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het bebouwingspercentage mag ten hoogste 60% van het bouwvlak bedragen, tenzij het bebouwingspercentage ter plaatse anders is aangeduid;
  • b. ten hoogste 200 m² van het bebouwd oppervlak mag worden gebruikt voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende bijgebouwen.
5.2.5 Maatvoering gebouwen en overkappingen

Voor wat betreft de maatvoering van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goot- en bouwhoogte en dakhelling van gebouwen en overkappingen mogen niet meer c.q. minder bedragen dan in het volgende bouwschema is bepaald, tenzij ter plaatse anders is aangeduid:
Type gebouw
 
Goothoogte
(in meter)  
Bouwhoogte
(in meter)  
Dakhelling  
Bedrijfsgebouwen   ten hoogste 4,50   ten hoogste 10   tenminste 20°  
Bedrijfswoning
 
ten hoogste 4,50   ten hoogste 10   meerzijdige kap van tenminste 30° en ten hoogste 60°  
Vrijstaande bijgebouwen behorende bij bedrijfswoning   ten hoogste 3   ten hoogste 5,50   plat of meerzijdige kap van ten hoogste 60°  
5.2.6 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. voor de bouwhoogte en situering geldt hetgeen in het volgende bouwschema is bepaald, tenzij ter plaatse anders is aangeduid:
Type bouwwerk   Maximale bouwhoogte (in meter)  
  Bouwvlak   Buiten het bouwvlak  
    Achter de naar de weg gekeerde bouwgrens   Voor de naar de weg gekeerde bouwgrens  
Sleuf-, voer-, of mestsilo's   7,50   Niet toegestaan  
Erf- en terreinafscheidingen   2   2   1  
Overkappingen   5   Niet toegestaan   Niet toegestaan  
Palen en masten, niet zijnde reclamemasten   8   8   8  
Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet zijnde een reclamemast   5   2   1  
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met inachtneming van 5.3.2 een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in 5.2.2 en toestaan dat een bedrijfsgebouw gedeeltelijk buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van (een gedeelte van) het gebouw buiten het bouwvlak niet meer dan 100 m² bedraagt;
    • 2. de hoogte van (het gedeelte van) het gebouw buiten het bouwvlak niet meer dan 5 meter bedraagt;
  • b. het bepaalde in 5.2.2 sub e voor het bouwen op ten hoogste 10 meter achter de naar de weg gekeerde bouwgrens, mits de situering van kwetsbare objecten en/of geluidsgevoelige gebouwen deze afwijking vereist;
  • c. het bepaalde in 5.2.2 sub g, onverminderd het bepaalde in 5.2.4 sub a en 5.2.5sub a voor het bouwen van een gebouw ten behoeve van een binnenrijbak, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van bestaande gebouwen binnen de bestemming ten hoogste 1.500 m² bedraagt;
    • 2. het aantal binnenrijbakken na voltooiing ten hoogste 1 bedraagt;
    • 3. de dakhelling ten minste 20° bedraagt;
    • 4. uit een erfinrichtingsplan blijkt dat de bebouwing inpasbaar is in het landschapstype;
  • d. het bepaalde in 5.2.6 sub a voor het oprichten van sleufsilo's, mestplaten of stapmolens buiten het bouwvlak mits:
    • 1. er op grond van milieuhygiënische en/of ruimtelijke beperkingen geen mogelijkheden zijn voor plaatsing binnen het bouwvlak;
    • 2. er geen landschappelijke bezwaren bestaan tegen plaatsing van de bouwwerken;
    • 3. alle bouwwerken worden opgericht binnen een afstand van ten hoogste 25 meter vanaf het bouwvlak en
    • 4. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,50 meter.
5.3.2 Afwijkingsvoorwaarden

Bij de toepassing van de onder 5.3.1 genoemde afwijkingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 42.2 sub c van toepassing.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Toegestaan gebruik
  • a. Gebruik van de bedrijfswoning en daaraan verbonden gebouwen voor het uitoefenen van een bed & breakfast wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt mits wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in Bijlage 7 Beleidsregels recreatieve verblijfsaccommodaties;
  • b. Gebruik van de bedrijfswoning en daaraan verbonden gebouwen voor het uitoefenen van administratieve werkzaamheden met betrekking tot internetwinkels en telefonische verkoop van goederen wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits:
    • 1. klanten niet op het perceel komen;
    • 2. geen buitenopslag van goederen, die verband houden met de internetwinkel, plaatsvindt;
    • 3. verkeersbewegingen vergelijkbaar zijn met die voor een woonfunctie.
  • c. Gebruik van de bedrijfswoning en daaraan verbonden gebouwen, een deel van de bedrijfsgebouwen en/of het erf voor het uitoefenen van een theetuin, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt mits wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in Bijlage 7 Beleidsregels recreatieve verblijfsaccommodaties;
  • d. Gebruik van bestaande bebouwing ten behoeve van een binnenrijbak is toegestaan.
5.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, dan wel de mogelijkheid hiertoe door het aanwezig hebben van de benodigde essentiële woonvoorzieningen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een manege;
  • c. de opslag van mest buiten het bouwvlak, met uitzondering van tijdelijke opslag van vaste mest;
  • d. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming.
5.4.3 Strijdig gebruik specifiek
a paardenhouderij uitgesloten

ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij uitgesloten' is uitsluitend het gebruik als cultuurgrond of het gebruik ten behoeve van een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen toegestaan.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met inachtneming van 5.5.2 een omgevingsvergunning voor het afwijken van:

5.5.2 Afwijkingsvoorwaarden

Bij de toepassing van de onder 5.5.1 genoemde afwijkingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 42.2 sub c eveneens van toepassing.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van 5.6.2 op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1A', onder de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging naar de bestemming 'Wonen - 1A' mag alleen worden toegepast voor bestaande, als zodanig bestemde, bedrijfswoningen met het omliggende erf, inclusief eventueel aangebouwde bedrijfsruimten ingeval sprake is van een inpandige bedrijfswoning;
  • b. ten hoogste 1 bedrijfswoning mag worden omgezet in 1 niet-bedrijfswoning;
  • c. de geluidbelasting vanwege het verkeer op geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  • d. het wijzigen van de bestemming leidt niet tot beperking van de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden en/of binnen andere bestemmingen. Van belang daarbij kunnen zijn de bezonningssituatie, lichttoetreding, zichtlijnen, milieu-invloeden of de mogelijkheden tot voortzetting c.q. uitbreiding van een bestaand bedrijf;
  • e. op de gewijzigde bestemming zullen de regels van de bestemming 'Wonen - 1A' van toepassing zijn, waarbij in afwijking hiervan de bestaande maatvoering van het woongebouw gehandhaafd mag blijven.
5.6.2 Wijzigingsprocedure

Bij de toepassing van de onder 5.6.1 genoemde wijzigingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 43.2 eveneens van toepassing.