direct naar inhoud van 4.3 Externe veiligheid
Plan: Bestemmingsplan Siddeburen, Hoofdweg 195
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0040.bp00021-61oh

4.3 Externe veiligheid

4.3.1 Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen

Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen is het wettelijk kader waarin (afstands)normen worden gesteld met betrekking tot risicovolle inrichtingen. Met name de relatie met risicogevoelige objecten in de omgeving van deze inrichtingen is daarbij van belang. Doel is te voorkomen dat personen die permanent op een plaats verblijven een onevenredig groot risico lopen als gevolg van een ramp met een risicobron. Naast inrichtingen is deze normstelling ook van toepassing op het transport van gevaarlijke stoffen.

Het besluit onderscheidt twee categorieën risicogevoelige objecten, namelijk kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Dit onderscheid is gebaseerd op maatschappelijke opvattingen over de groepen mensen die in het bijzonder moeten worden beschermd en op gegevens zoals het aantal personen en de verblijfstijd van groepen mensen. Bij kwetsbare objecten wordt gedacht aan woningen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, scholen, kinderopvang, grote kantoren, hotels en winkelcomplexen en grote kampeer- en recreatieterreinen. Beperkt kwetsbare objecten zijn volgens het besluit verspreid liggende woningen, dienstwoningen van derden, kleinere kantoren, hotels, winkels, bedrijfsgebouwen, sporthallen, zwembaden, overige sport- en kampeerterreinen en objecten van hoge infrastructurele waarde zoals elektriciteitscentrales. Daarnaast worden er twee vormen van risico onderscheiden: plaatsgebonden risico en groepsgebonden risico.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico (PR) is een maat voor het overlijdensrisico op een bepaalde plaats waarbij het niet van belang is of op die plaats daadwerkelijk een persoon aanwezig is. In het besluit is het plaatsgebonden risico gedefinieerd als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof. Dit risico laat zich goed ruimtelijk vertalen aangezien het gaat om punten waar zich een bepaald risico voordoet. Deze punten kunnen worden verbonden tot een contour. De grenswaarde voor kwetsbare objecten is 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten wordt dit als richtwaarde gehanteerd.

Groepsrisico

Het groepsrisico (GR) is een maat voor het overlijdensrisico voor een groep personen in een bepaald gebied als rechtstreeks gevolg van hun afwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en van een ongeval in die inrichting, waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken.

Vanuit het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) geldt een plicht tot verantwoording van het groepsrisico bij het opstellen van ruimtelijke plannen en/of het voeren van planprocedures. Bij deze motivering wordt aandacht geschonken aan:

  • het aantal personen in het invloedsgebied;
  • het groepsrisico;
  • de mogelijkheden tot risicovermindering;
  • de alternatieven;
  • de mogelijkheden om de omvang van de ramp te beperken;
  • de mogelijkheden tot zelfredzaamheid.
4.3.2 Wetgeving aardgastransportleidingen

Voor ruimtelijke plannen binnen toetsingszones van risicovolle buisleidingen waren lange tijd de circulaire 'Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen (1984)' en de circulaire 'Zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie (1991)' van belang. Deze circulaires zijn per 1 januari 2011 vervangen door het Besluit Externe veiligheid Buisleidingen (Bevb). Hieronder wordt dan ook alleen dit Bevb aangehaald, waarbij rekening wordt gehouden met zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico.

4.3.3 Wetgeving risicovolle transportassen

Voor ruimtelijke plannen binnen het invloedsgebied (1% letaliteitsgebied) van de risicovolle transportassen (spoor, weg of water) is de circulaire "RisicoNormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen" (RNVGS) van toepassing. Deze circulaire zal naar verwachting in 2012 vervangen worden door het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) en de daaraan gekoppelde nationale Basisnetten Water, Weg en Spoor. Vooruitlopend op deze actualisering van de nationale wetgeving en de nationale Basisnetten hebben Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen op 20 april 2010 het Provinciaal Basisnet Groningen vastgesteld. Dit provinciaal Basisnet is afgestemd op het geldend nationaal beleid met betrekking tot de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen (Wvgs), bijbehorende Nota en de nationale (ontwerp)Basisnetten. Doordat dit landelijk (concept)beleid één op één doorvertaald is in het provinciaal Basisnet vindt hieronder de verantwoording van het plaatsgebonden risico en groepsrisico plaats aan de hand van dit provinciaal Basisnet.

4.3.4 Provinciaal basisnet

Het Provinciaal Basisnet Groningen is het antwoord op de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen waarin een borging van risico-afstanden als gevolg van transporten van gevaarlijke stoffen wordt aangekondigd. Het doel is om deze transportroutes vast te leggen en een systeem te creëren waarbij rekening kan worden gehouden met de dynamiek van transport en toekomstige groei. Om dit te bereiken wordt langs een aantal aangewezen transportroutes (de grotere weg-, spoor- en waterinfrastructuur) in beginsel een zone van 200 meter aangehouden waarin de beleidsvrijheid voor bepaalde functies mogelijk wordt beperkt. Dit heeft betrekking op gebouwen voor beperkt zelfredzame personen. Voor Slochteren is de volgende infrastructuur opgenomen in het provinciaal Basisnet: A7, N33, N387, N860, N865, N987 en Eemskanaal. De A7, N33 en het Eemskanaal zijn tevens opgenomen in het nationaal Basisnet.

Aanvullend geldt voor deze infrastructuur in ieder geval dat binnen een zone van 30 meter geen nieuwe kwetsbare objecten worden opgericht en het vestigen van nieuwe functies voor beperkt zelfredzame personen (zoals crèches, scholen, zorgwoningen, zorgcentra, etcetera) wordt uitgesloten. Daarnaast dient voor ontwikkelingen binnen een zone van 200 meter van één van deze wegen in ieder geval een verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden.

4.3.5 Plangebied

Over de externe veiligheidsparagraaf heeft overleg plaatsgevonden met het Steunpunt Externe Veiligheid van de Provincie Groningen. Dit betekent dat hetgeen hieronder weergegeven is met betrekking tot de ontwikkeling van zes woningen op locatie Tivoli in overleg met, en met instemming van, dit steunpunt tot stand is gekomen.

Plaatsgebonden risicocontour 10-6

Uit de professionele risicokaart van de provincie Groningen blijkt dat er in Siddeburen vrijwel geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn, zeker niet in de directe omgeving van het plangebied. Op 700 meter bevindt zich autobedrijf Bijman en aan de andere kant van de N33 bevinden zich op ruim 500 meter het GOS Siddeburen (gasdrukregel- en meetstation van de Gasunie) en op ruim een kilometer ACECO. Voor alle drie de inrichtingen geldt dat de plaatsgebonden risicocontour binnen de terreingrens is gelegen. Van de omliggende wegen heeft alleen de N33, welke is aangewezen als route gevaarlijke stoffen, een plaatsgebonden risicocontour buiten het wegvak (maximaal 20 meter aan weerszijden van de weg). Het plangebied ligt echter op zo'n 330 meter van de N33 en daarmee dus ruim buiten deze plaatsgebonden risicocontour (10-6).

Het plan valt wel binnen het invloedsgebied van een 48-inch aardgastransportleiding van de Gasunie met een druk van maximaal 66,2 bar. De leiding A-509-KR-005 (volgnummer 2415900) ligt op 225 meter van het plangebied. Aan de andere zijde van de N33 liggen nog twee 48-inch aardgastransportleidingen van de Gasunie. Echter liggen deze op ruim 600 meter, waardoor het plangebied zich buiten de invloedssfeer van deze twee leidingen bevindt. Voor wat betreft de leiding A-509-KR-005 blijkt uit de professionele risicokaart dat de leiding geen plaatsgebonden risicocontour heeft (de 10-6 contour is 0 meter). Wel geldt voor aardgastransportleidingen met een maximale druk van > 40 bar een belemmeringenstrook, c.q. vrijwaringszone, van 5 meter aan weerszijden van de leiding. Het plangebied ligt ruim buiten deze zone.

Dat deze leiding geen plaatsgebonden risicocontour heeft blijk ook uit de brief van de Gasunie d.d. 6 april 2011. De Gasunie heeft, met het inwerkingtreden van het Bevb, voldaan aan haar wettelijke verplichting om te bezien bij welke aardgastransportleidingen knelpunten bestaan die gesaneerd moeten worden. Hierbij is een knelpunt omschreven als een situatie waarin zich binnen de plaatsgebonden risicocontour (10-6)van een aardgastransportleiding (planologisch) bestaande kwetsbare objecten bevinden. Volgens de Gasunie is er binnen de gemeentegrenzen van Slochteren geen sprake van dergelijke knelpunten rondom één van hun leidingen. Concreet voor deze leiding geeft de Gasunie aan dat de plaatsgebonden risicocontour niet buiten de leiding ligt. Het plangebied ligt op 225 meter van de leiding en daarmee, net als alle bestaande tussenliggende woningen, niet binnen de plaatsgebonden risicocontour.

Letaliteitsgrens en groepsrisico

Het plangebied ligt op meer dan 200 meter van de autowegen N387 en N33 en zodoende niet binnen het invloedsgebied van deze wegen. In verband met deze wegen hoeft dan ook geen verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden. Voor genoemde aardgastransportleiding geldt volgens de professionele risicokaart een 1% letaliteitsgrens van 535 meter, waardoor de ontwikkeling plaatsvindt binnen het invloedsgebied van deze leiding. Uit de cijfers van het Steunpunt externe veiligheid van de provincie Groningen blijkt dat de 100% letaliteitsgrens van deze leiding op 210 meter ligt. Het plangebied ligt daarbuiten. De door het steunpunt uitgevoerde groepsrisicoberekening laat zien dat er slechts sprake is van een zeer laag groepsrisico (figuur 6). Doordat het groeprisico (in een grafiek) niet zichtbaar toeneemt wordt hier volstaan met enkel een weergave het groepsrisico (de F(N) curve) voor de nieuwe situatie. Voor de bestaande situatie levert de F(N) curve een identiek beeld op.

afbeelding "i_NL.IMRO.0040.bp00021-61oh_0007.png"

Figuur 6 F(N) curve voor A-509 van N.V. Nederlandse Gasunie

De hoogte van het groepsrisico is 0,016 maal de oriëntatiewaarde. Dat is veel lager dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Hierdoor hoeft geen uitgebreide verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden, maar kan volstaan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Bij de verantwoording van het groepsrisico dient niet alleen uitgegaan te worden van de mensen die zich (straks) in het plangebied bevinden, maar dient rekening gehouden te worden met alle mensen die zich binnen het invloedsgebied van de risicobron bevinden. Voor locatie Tivoli geldt dat het aantal mensen dat in het gebied aanwezig is ook absoluut nauwelijks toeneemt. Planologisch is in de oude situatie een horecabedrijf toegestaan, waarin ook regelmatig zeer grote groepen mensen aanwezig. De grootste verandering is dat de bewoners van de nieuwe woningen gedurende langere perioden en op alle tijdstippen in het plangebied aanwezig zullen zijn, terwijl er bij horeca meer sprake is van piekmomenten (avonden en weekend). Deze minimale wijziging van het aantal personen laat geen verandering van de hoogte van het groepsrisico zien.

Verantwoording groepsrisico

Het plangebied voldoet aan de in het provinciaal en nationaal Basisnet opgenomen afstandeisen ten opzichte van de N387 (op 280 meter) en de N33 (op 330 meter). Tevens ligt het plangebied niet binnen de invloedsfeer van een inrichting die is aangegeven op de provinciale risicokaart. Ten aanzien van het groepsrisico hoeft dan ook uitsluitend rekening gehouden met de ligging van het plangebied binnen de invloedsfeer, maar buiten de 100% letaliteitsgrens, van de aardgastransportleiding A-509-KR-005. In dit kader wordt geconcludeerd dat, als gevolg van de herstructurering van locatie Tivoli, het aantal personen dat zich binnen het invloedsgebied van deze leiding bevindt zowel in relatieve als absolute zin nauwelijks toeneemt. Als logisch gevolg hiervan neemt het groepsrisico niet significant toe als gevolg van deze ontwikkeling. Voor wat betreft het groepsrisico wordt geconcludeerd dat deze ruim onder de oriënterende waarde blijft. Het is dan ook verantwoord om de bouw van zes woningen op locatie Tivoli planologisch mogelijk te maken.

Bestrijdbaarheid en zeldfredzaamheid

Bij bestrijdbaarheid gaat het zowel om de voorbereiding op de bestrijding als om het beperken van de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om de gevolgen zoveel mogelijk te beperken is het van belang dat de hulpverleningsdiensten niet worden belemmerd in de uitvoering van hun hulpverlenende taken. Uit de beoordeling komt het volgende naar voren:

  • Bij schade aan aardgastransportleidingen zijn een flare (fakkelbrand), jetfire (steekvlam) of eventueel een flashfire (wolkexplosie) mogelijk. Omdat de leiding op circa 225 meter van het plangebied ligt, zijn hier letale hittestraling- en overdrukeffecten mogelijk;
  • Het plangebied is voor de hulpdiensten voldoende snel en in voldoende mate tweezijdig (Hoofdweg als de Eideweg) bereikbaar;
  • In de directe omgeving van het plangebied zijn voldoende primaire bluswatervoorzieningen aanwezig om snel te kunnen beschikken over bluswater voor het bestrijden van branden. Daarnaast zijn op 1 km afstand secundaire (open water) bluswatervoorzieningen aanwezig om te kunnen beschikken over grote hoeveelheden bluswater;
  • Voor incidenten met een aardgastransportleiding geldt dat een gasbrand niet geblust mag worden in verband met explosiegevaar. Bij een gasbrand zal de brandweer zich voornamelijk richten op het bestrijden en voorkomen van secundaire branden en het assisteren bij het ontruimen van de gevarenzone.

Bij zelfredzaamheid gaat het om de mogelijkheden voor personen, om zichzelf in veiligheid te brengen bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit zonder daadwerkelijke hulp van de hulpverleningsdiensten. Uit de beoordeling komt het volgende naar voren:

  • In de invloedsgebieden van de leiding worden geen nieuwe objecten gerealiseerd waarbij spraken is van langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen (geen sprake van huisvesting en/of opvang van groepen kleine kinderen, zieken en/of ouderen);
  • Het plangebied en directe omgeving bieden voldoende vluchtmogelijkheden;
  • Het plangebied ligt in het sirenebereik van het bestaande Waarschuwing en Alarmering Systeem (WAS). Overigens wordt bij incidenten met aardgastransportleiding dit Was niet gebruikt, maar vindt de alarmering plaats via tv, radio en geluidswagens.

Bovenstaande constateringen vormen hooguit aandachtspunten voor de brandweer in het geval dat zich een incident voordoet. De regionale brandweer geeft in haar voorovelregreacties aan dat de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid geen aanleiding geven tot het treffen van (extra) maatregelen in het plangebied. Hierbij heeft afstemming plaatsgevonden met de lokale brandweer. Conclusie is dat het plangebied in het invloedsgebied van de aardgastransportleiding ligt, maar dat de voorgenomen ontwikkeling niet of nauwelijks bijdraagt aan de hoogte van het groepsrisico. Desondanks zijn in het plangebied wel effecten mogelijk, maar dit (groeps)risico wordt op basis van het Bevb aanvaardbaar geacht.