direct naar inhoud van Artikel 49 Algemene aanduidingsregels
Plan: Bestemmingsplan Slochteren-Schildwolde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0040.bp00018-61oh

Artikel 49 Algemene aanduidingsregels

49.1 Bouwaanduidingen
49.1.1 antennemast

Ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' mag een antennemast worden opgericht met een hoogte van ten hoogste 40 meter;

49.1.2 bouwwerken uitgesloten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken uitgesloten' mogen geen bouwwerken worden opgericht.

49.1.3 karakteristiek

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' gelden nadere regels voor het behoud van de karakteristiek hoofdvorm van gebouwen.

  • a. de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit de oppervlakte, goot- en bouwhoogte, nokrichting en dakhelling van de zodanig aangeduide (delen van) gebouwen mogen niet meer dan 10% afwijken van de bestaande maatvoering;
  • b. het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning is verboden.
  • c. het bepaalde onder b. is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. die op basis van het voorheen geldende plan niet vergunningplichtig waren en die reeds in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
  • d. de in lid b. genoemde vergunning wordt alleen verleend indien:
    • 1. de bebouwing vanwege ernstige gebreken niet in stand kan worden gehouden of waaraan dermate hoge kosten van herstel zijn verbonden, zonder dat door de overheid een financiële tegemoetkoming kan worden gedaan, dat instandhouding redelijkerwijze niet kan worden gevergd.
    • 2. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld en/of
    • 3. het delen van het gebouw of bijgebouwen betreft die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarvan geen aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
  • e. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het in 49.1.3 sub a. voor een grotere afwijking van de bestaande maatvoering in samenhang met de onder 49.1.3 sub b genoemde vergunning en er wordt voldaan aan de overige bouwregels die ter plaatse van toepassing zijn.
49.2 Functieaanduidingen
49.2.1 evenemententerrein
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' mogen terugkerende evenementen worden georganiseerd, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. een evenement mag per keer niet langer duren dan 2 weken;
    • 2. een evenement mag niet vaker plaatsvinden dan 6 maal per kalenderjaar;
    • 3. een evenement dat vaker in een jaar plaatsvindt, mag in totaal niet langer dan 30 dagen beslaan;
    • 4. de opbouw en de afbraak van eventuele tijdelijke bouwwerken ten behoeve van een evenement moet plaatsvinden in een periode van niet meer dan 30 dagen;
    • 5. het evenement mag niet tot gevolg hebben dat de gronden en/of opstallen na afloop van het evenement ongeschikt zijn voor gebruik conform de geldende bestemming;
49.2.2 monumentale boom

Ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' mogen geen bouwwerken worden opgericht.

49.3 Gebiedsaanduidingen
49.3.1 geluidszone - weg
49.3.2 veiligheidszone lpg
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn in afwijking van Hoofdstuk 2 geen kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten toegestaan in verband met de nabijheid (van het vulpunt) van de lpg-installatie.
  • b. Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 49.3.2 sub a ten behoeve van een beperkt kwetsbaar object, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de vergunning mag uitsluitend worden verleend voor gronden die zijn gelegen op een afstand van de genoemde onderdelen die ten minste groter is dan als genoemd in onderstaande tabel:
      Maximale lpg-doorzet vastgelegd in milieuvergunning   Afstand in meters tot lpg-vulpunt   Afstand in meters tot reservoir   Afstand in meters tot afleverzuil  
          ondergronds / ingeterpt   bovengronds    
      1000 m³   35   25   120   15  
      1500 m³   40   25   120   15  
    • 2. de vergunning mag uitsluitend worden verleend, indien het beperkt kwetsbaar object kan worden gerealiseerd overeenkomstig de bepalingen in Hoofdstuk 2van de deze regels.
49.3.3 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' is het in afwijking van Hoofdstuk 2 niet toegestaan objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen te bouwen of in gebruik te nemen in verband met het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico voor kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten.

49.3.4 vrijwaringszone - molenbiotoop

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' gelden nadere regels voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig, onder andere gelet op de windvang en van de waarde als landschapsbepalend element.

  • a. Bij de bouw van bouwwerken op de in lid 49.3.4 bedoelde gronden dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:
    • 1. voor zover een bouwwerk minder dan 100 meter van de voet van de molen is gesitueerd, mag de bouwhoogte maximaal de hoogte van de stelling of belt bedragen, zoals aangegeven in onderstaande tabel;
    • 2. voor zover een bouwwerk op meer dan 100 meter en minder dan 400 meter van de voet van de molen is gesitueerd , geldt als maximale bouwhoogte de uitkomst van de volgende formule (afstand tot de molen / n) + (0,2 * askophoogte).
        Molen   Type   Stelling- of belthoogte
      (in meter)  
      Vlucht
      (in meter)  
      Ruwheids-
      categorie (n)  
      Askop-
      hoogte
      (in meter)  
      M3   Fraeylemamolen, Slochteren   grondzeiler   n.v.t.   16   50, 75 of 100   8  
  • b. Het bepaalde onder a. geldt niet voor bestaande bouwwerken en situaties waar de vrije windvang en/of het zicht op de molen reeds is beperkt door bestaande bebouwing;
  • c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het gestelde in lid 49.3.4 sub a voor het bouwen van bouwwerken met een grotere maximale hoogte, mits:
    • 1. de maximale hoogte niet meer bedraagt dan volgens de voor de betreffende gronden aangegeven bestemmingen is toegestaan en:
    • 2. aangetoond is door een (molen)deskundige dat de windbelemmering niet dusdanig wijzigt dat de betreffende molen onvoldoende kan functioneren of anderszins blijvend onevenredig in zijn waarde wordt geschaad;
  • d. Het is verboden op de in 49.3.4 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen van gronden hoger dan de hoogte die op grond van het bepaalde in 49.3.4 sub a is toegestaan voor bouwwerken;
    • 2. het beplanten met bomen, heesters en andere hoog opgaande beplanting met een hoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in 49.3.4 sub a is toegestaan voor bouwwerken.
  • e. Het in 49.3.4 sub c genoemde verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden
    • 1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het plan een omgevingsvergunning is verleend;
    • 2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
    • 3. welke het normale onderhoud, beheer en gebruik van de grond betreffen.
  • f. De in 49.3.4 sub c bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan (in)direct te verwachten gevolgen, de belangen van de molen niet onevenredig worden aangetast. Hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een (molen)deskundige.
49.3.5 wro zone - ontheffingsgebied -dh
49.4 Figuren
49.4.1 dwarsprofiel
  • a. Ter plaatse van de figuur 'dwarsprofiel' dient de indeling van het profiel van de weg en naastgelegen gronden overeenkomstig het bijbehorende weergegeven wegprofiel te worden uitgevoerd.
  • b. Het bovenstaande geldt niet voor werken of werkzaamheden:
    • 1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het plan reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden is verleend;
    • 2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
    • 3. die betrekking hebben op normaal onderhoud;
    • 4. die betrekking hebben op het aanleggen van in- of uitritten.