direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Bestemmingsplan Slochteren-Schildwolde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0040.bp00018-61oh

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijven, met uitzondering van intensieve veehouderijen, met bijbehorende bedrijfsgebouwen, andere bouwwerken en andere werken;
  • b. bedrijfswoningen met bijbehorende bijgebouwen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een vrij beroep als opgenomen in de Bijlage 3 Lijst vrije beroepen ;
  • c. cultuurgrond met bijbehorende paden, sloten en werken;
  • d. bos- en/of natuurelementen met een oppervlakte van ten hoogste 1 hectare;
  • e. hout- en windsingels ter flankering van agrarische bouwpercelen;
  • f. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan;
  • g. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  • h. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;

met daaraan ondergeschikt:

  • groenvoorzieningen;
  • nutsvoorzieningen;
  • water;
  • speelvoorzieningen;
  • extensieve dagrecreatie;

met de daarbij behorende verhardingen, tuinen, erven en additionele voorzieningen;

en tevens voor:

3.1.1 paardenhouderij

het exploiteren van een bijzondere paardenhouderij als nevenactiviteit ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij', waarbij de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen die wordt aangewend ten behoeve van een bijzondere paardenhouderij ten hoogste 500 m² bedraagt;

3.1.2 kampeerboerderij

het exploiteren van een groepsaccommodatie, ter plaatse van de aanduiding 'kampeerboerderij', mits wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in Bijlage 6 Beleidsregels recreatieve verblijfsaccommodaties;

3.1.3 kampeerterrein

het exploiteren van een mini-camping ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', mits wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in de Bijlage 6 Beleidsregels recreatieve verblijfsaccommodaties;

3.1.4 museum

het exploiteren van een museum ter plaatse van de aanduiding 'museum' ;

3.1.5 paardenbak

het gebruik van gronden voor een paardenbak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak', mits wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in de Bijlage 9 Beleidsregels paardenbakken;

3.1.6 poldersport

het gebruik van gronden voor poldersport ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - poldersport';

3.2 Bouwregels

Bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan:

3.2.1 Bouwwerken beperking

Zie Artikel 49.

3.2.2 Bouwwerken algemeen
  • a. gebouwen, overkappingen en silo's mogen uitsluitend gebouwd worden binnen een bouwvlak, met uitzondering van:
    • 1. bijgebouwen behorend bij een bedrijfswoning, die ten hoogste 15 meter buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd uitsluitend worden gebouwd mits ten minste 3 meter achter het voorerf;
  • b. indien een relatie is aangegeven tussen twee bouwvlakken, is er sprake van een gekoppeld bouwvlak en zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van toepassing;
  • c. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan, tenzij gronden zijn aangeduid met 'bedrijfswoning uitgesloten';
  • d. de breedte van een bedrijfswoning mag ten hoogste 15 meter bedragen;
  • e. de bedrijfswoning wordt (gedeeltelijk) geplaatst in de naar de weg gekeerde bouwgrens, dan wel op ten hoogste de bestaande afstand van die bouwgrens;
  • f. indien een bedrijfswoning aanwezig is, mogen gebouwen, geen bedrijfswoning zijnde, uitsluitend worden gebouwd op ten minste 3 meter achter het voorerf.
3.2.3 Bouwwerken specfiek
a specifieke bouwaanduiding -1

ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -1' mogen, in afwijking van het gestelde in 3.2.6, bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,50 meter.

b karakteristiek

ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mag de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit oppervlakte, goot- en bouwhoogte en dakhelling, van de zodanig aangeduide (delen van) gebouwen, niet meer dan 10% afwijken van de bestaande maatvoering, zie 49.1.3;

c maximum aantal wooneenheden

ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' zijn, in afwijking van het gestelde in 3.2.2 sub c, niet meer bedrijfswoningen toegestaan dan is aangeduid.

d paardenhouderij

ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' mogen, in afwijking van het gestelde in 3.2.6 buiten het bouwvlak sleufsilo's en stapmolens worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;

3.2.4 Oppervlakte gebouwen en overkappingen

Voor wat betreft de oppervlakte van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van kassen mag ten hoogste 200 m² bedragen, tenzij ter plaatse de aanduiding 'kas' geldt;
  • b. ten hoogste 200 m² van het bebouwd oppervlak mag worden gebruikt voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende bijgebouwen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
3.2.5 Maatvoering gebouwen

Voor wat betreft de maatvoering van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goot- en bouwhoogte en dakhelling van gebouwen en mag niet meer c.q. minder bedragen dan in het volgende bouwschema is bepaald, tenzij ter plaatse anders is aangeduid:

Type gebouw
 
Goothoogte
(in meter)  
Bouwhoogte
(in meter)  
Dakhelling
 
Bedrijfsgebouwen   ten hoogste 6   ten hoogste 12   tenminste 15°  
Kassen   ten hoogste 4   ten hoogste 7   -  
Bedrijfswoning   ten hoogste 4,50   ten hoogste 10   meerzijdige kap van ten minste 30° en ten hoogste 60°  
Bijgebouwen   ten hoogste 3   ten hoogste 5,50   plat of meerzijdige kap van ten hoogste 60°  
3.2.6 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. voor de bouwhoogte en situering geldt hetgeen in het volgende bouwschema is bepaald, tenzij ter plaatse anders is aangeduid:

Type bouwwerk   Maximale bouwhoogte (in meter)  
  Bouwvlak   Buiten het bouwvlak  
    Achter de naar de weg gekeerde bouwgrens   Voor de naar de weg gekeerde bouwgrens  
Torensilo's   15   Niet toegestaan   Niet toegestaan  
Sleuf- of mestsilo's en mestbassins inclusief eventuele afscheidingen   7,50   Niet toegestaan   Niet toegestaan  
Erf- en terreinafscheidingen   2   2   1  
Overkappingen   5   Niet toegestaan   Niet toegestaan  
Palen en masten, niet zijnde reclamemasten   8   8   8  
Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet zijnde een reclamemast   5   2   1  
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met inachtneming van 3.3.2, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in 3.2.2 sub a en toestaan dat een bedrijfsgebouw of overkapping gedeeltelijk buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van de bebouwing buiten het bouwvlak niet meer dan 500 m² bedraagt;
    • 2. de bebouwing binnen een afstand van ten hoogste 10 meter vanaf het bouwvlak wordt gerealiseerd;
    • 3. op grond van milieuhygienische en/of ten gevolge van ruimtelijke beperkingen er geen mogelijkheden zijn voor plaatsing binnen het bouwvlak;
    • 4. er geen landschappelijke bezwaren bestaan tegen bouwen buiten het bouwvlak en
    • 5. alle bebouwing, inclusief aanwezig binnen het bouwvlak, wordt opgericht binnen de oppervlakte van een denkbeeldige rechthoek van ten hoogste 1 hectare.
    • 6. de maatvoering van de gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan is toegestaan voor de bijbehorende bebouwing binnen het bouwvlak;
  • b. het bepaalde in 3.2.2 sub e voor het bouwen op ten hoogste 10 meter achter de naar de weg gekeerde bouwgrens, mits de situering van kwetsbare objecten en/of geluidsgevoelige gebouwen deze afwijking vereist;
  • c. het bepaalde in 3.2.5 sub a voor een bouwhoogte van bedrijfsgebouwen tot ten hoogste 14 meter;
  • d. het bepaalde in 3.2.5 sub a voor een goothoogte voor bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen tot ten hoogste 7 meter;
  • e. het bepaalde in 3.2.6 sub a voor het oprichten van silo's en overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet zijnde een reclamemast, binnen het bouwvlak met een hoogte van ten hoogste 10 meter;
  • f. het bepaalde in 3.2.6 sub a voor het oprichten van silo's (uitgezonderd torensilo's) en bassins buiten het bouwvlak mits alle bebouwing, inclusief aanwezig binnen het bouwvlak, wordt opgericht binnen de oppervlakte van een denkbeeldige rechthoekvan ten hoogste 1 hectare.
3.3.2 Afwijkingsvoorwaarden

Bij de toepassing van de onder 3.3.1 genoemde afwijkingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 50.2 sub c van toepassing.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Toegestaan gebruik
  • a. Gebruik van de bedrijfswoning en daaraan verbonden gebouwen voor het uitoefenen van een bed & breakfast wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt mits wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in Bijlage 6 Beleidsregels recreatieve verblijfsaccommodaties;
  • b. Gebruik van de bedrijfswoning en daaraan verbonden gebouwen voor het uitoefenen van administratieve werkzaamheden met betrekking tot internetwinkels en telefonische verkoop van goederen wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits:
    • 1. klanten niet op het perceel komen;
    • 2. geen buitenopslag van goederen, die verband houden met de internetwinkel, plaatsvindt;
    • 3. verkeersbewegingen vergelijkbaar zijn met die voor een woonfunctie.
  • c. Gebruik van de bedrijfswoning en daaraan verbonden gebouwen, een deel van de bedrijfsgebouwen en/of het erf voor het uitoefenen van een theetuin, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt mits wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in Bijlage 7 Beleidsregels theetuinen & verbreding agrarische bedrijven;
  • d. Gebruik van een deel van de bedrijfsgebouwen voor een agrarisch dienstverlenend bedrijf (uitgezonderd mestverwerking), caravan en/of botenstalling en/of opslag, mits:
    • 1. de functie ondergeschikt blijft aan het agrarisch bedrijf;
    • 2. de functie geen belemmering oplevert voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven en woningen en beperkt blijft tot milieucategorie 1 en 2 overeenkomstig Bijlage 1 Staat van Bedrijven: Gemengd;
    • 3. de totale bebouwingsoppervlakte ten behoeve van de onder 3.4.1 sub d genoemde functies bedraagt ten hoogste 500 m², waarbij de bebouwingsoppervlakte ten behoeve van caravan- en/of botenstalling ten hoogste 1.000 m² bedraagt.
3.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen en gebouwen niet zijnde bedrijfswoningen voor bewoning, dan wel de mogelijkheid hiertoe door het aanbrengen van essentiële woonvoorzieningen;
  • b. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming;
  • c. het gebruik van gronden buiten een bouwvlak ten behoeve van een paardenbakmet uitzondering van gronden die zijn aangeduid als 'paardenhouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch – paardenbak';
3.4.3 Strijdig gebruik specifiek
a bedrijfswoning uitgesloten

ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' het gebruik van gronden en gebouwen voor bewoning;

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met inachtneming van 3.5.2 een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

3.5.2 Afwijkingsvoorwaarden

Bij de toepassing van de onder 3.5.1 genoemde afwijkingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 50.2 sub c eveneens van toepassing.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, te doen en te laten uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, waaronder kuilvoerplaten en mestopslagplaten, buiten het bouwvlak, met een oppervlakte van meer dan 50 m².
3.6.2 Uitzondering vergunningplicht

De vergunningplicht is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. betrekking hebben op de aanleg van perceel- en/of kavelontsluitingswegen;
  • c. die op basis van het voorheen geldende plan niet vergunningplichtig waren en die reeds in uitvoering ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
3.6.3 Voorwaarden vergunning

De omgevingsvergunning ten behoeve van de werken genoemd in 3.6.1 wordt alleen verleend indien:

  • a. binnen het bouwvlak geen ruimte meer is voor het aanbrengen van kuilvoerplaten of mestopslagplaten, indien de oppervlakteverharding wordt gebruikt als kuilvoerplaat of mestopslagplaat, tenzij de mestopslag uit milieuhygiënisch oogpunt niet binnen het bouwvlak kan worden gerealiseerd;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
  • c. eventuele andere op grond van dit plan benodigde omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden eveneens verleend kunnen worden.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wonen - 1A

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van 3.7.8 op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming Agrarisch wijzigen in de bestemming Wonen - 1A, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie mag uitsluitend worden uitgeoefend in de voormalige bedrijfswoning inclusief, indien aanwezig, direct aangrenzende voormalige bedrijfsruimte;
  • b. ten hoogste 1 bedrijfswoning mag worden omgezet in 1 niet-bedrijfswoning;
  • c. de geluidbelasting vanwege het verkeer op geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  • d. het wijzigen van de bestemming leidt niet tot beperking van de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden en/of binnen andere bestemmingen. Van belang daarbij kunnen zijn de bezonningssituatie, lichttoetreding, zichtlijnen, milieu-invloeden of de mogelijkheden tot voortzetting c.q. uitbreiding van een bestaand bedrijf;
  • e. op de gewijzigde bestemming zullen de regels van de bestemming Wonen - 1A van toepassing zijn, waarbij in afwijking hiervan de bestaande maatvoering van het woongebouw gehandhaafd mag blijven.
3.7.2 Wonen - VAB

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van 3.7.8 op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming Agrarisch wijzigen in de bestemming Wonen - VAB, mits gronden binnen het bijbehorende bouwvlak zijn aangeduid als 'karakteristiek', onder de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie mag uitsluitend worden uitgeoefend in de voormalige bedrijfswoning inclusief, indien aanwezig, direct aangrenzende voormalige bedrijfsruimte;
  • b. ten hoogste 1 bedrijfswoning mag worden omgezet in 1 niet-bedrijfswoning, waarbij meerdere wooneenheden zijn toegestaan als dit past binnen het woonplan en de afspraken die zijn gemaakt tussen provincie en gemeente over de nieuwbouwruimte;
  • c. de geluidbelasting vanwege het verkeer op geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  • d. het wijzigen van de bestemming leidt niet tot beperking van de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden en/of binnen andere bestemmingen. Van belang daarbij kunnen zijn de bezonningssituatie, lichttoetreding, zichtlijnen, milieu-invloeden of de mogelijkheden tot voortzetting c.q. uitbreiding van een bestaand bedrijf;
  • e. op de gewijzigde bestemming zullen de regels van de bestemming Wonen - VABvan toepassing zijn, waarbij de ten tijde van de vaststelling van het plan bestaande maatvoering van het hoofdgebouw, die bepaald wordt door goothoogte, dakhelling, nokhoogte, nokrichting en oppervlakte gehandhaafd blijft, behoudens geringe uitwendige aanpassingen.
3.7.3 Agrarisch - Paardenhouderij

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van 3.7.7, met uitzondering van de sloopregeling onder sub a en b, en 3.7.8 op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming Agrarisch wijzigen in de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij.

3.7.4 Gemengd - 2

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van 3.7.7 en 3.7.8 op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming Agrarisch wijzigen in de bestemming Gemengd - 2.

3.7.5 Gemengd - VAB

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van 3.7.7 en 3.7.8 op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming Agrarisch wijzigen in de bestemming Gemengd - VAB, mits gronden binnen het bijbehorende bouwvlak zijn aangeduid als 'karakteristiek'.

3.7.6 Bouwvlak verwijderen

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van 3.7.8 op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming Agrarisch wijzigen in die zin dat bouwvlakken kunnen worden verwijderd, mits het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd.

3.7.7 Wijzigingsvoorwaarden

Bij de toepassing van de onder 3.7.3, 3.7.4 en 3.7.5 genoemde wijzingsregels gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte van de aanwezige niet-karakteristieke bebouwing, met uitzondering van het gebouw waarin zich de woning bevindt, die mag worden aangewend voor hergebruik of vervangende nieuwbouw wordt bepaald door de hoeveelheid bebouwing die wordt gesaneerd:
    • 1. bij een hergebruik- of terugbouwgedeelte tot 500 m² moet worden gesloopt:
      • bij hergebruik diezelfde hoeveelheid;
      • bij vervangende nieuwbouw tenminste tweemaal zoveel;
    • 2. bij een hergebruik- of terugbouwgedeelte tussen 500 en 750 m² moet worden gesloopt:
      • bij hergebruik tenminste tweemaal zoveel;
      • bij vervangende nieuwbouw tenminste driemaal zoveel;
    • 3. bij een hergebruik- of terugbouwgedeelte tussen 750 en 1000 m² moet worden gesloopt:
      • bij hergebruik tenminste driemaal zoveel;
      • bij vervangende nieuwbouw tenminste viermaal zoveel.
  • b. in aanvulling op het voorgaande onder a. geldt dat karakteristieke bebouwing niet mag worden gesloopt maar wel meetelt bij de oppervlakte die wordt aangewend voor hergebruik;
  • c. de woonfunctie mag alleen worden uitgeoefend in de voormalige bedrijfswoning inclusief, indien aanwezig, aangrenzende voormalige bedrijfsruimte, waarbij geldt dat in totaal niet meer dan 1 woning is toegestaan;
  • d. de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit goot- en bouwhoogte, nokrichting en dakhelling van het als karakteristiek aangeduide hoofdgebouw (en eventuele karakteristieke bijgebouwen) blijft, behoudens geringe uitwendige aanpassingen, handhaafd;
  • e. de landschappelijke kenmerken van het erf mogen niet worden aangetast. Er dient zorg gedragen te worden voor een goede landschappelijke inpassing van de locatie;
  • f. gebouwen die vanwege de slechte staat van onderhoud en de bijbehorende uiterlijke verschijningsvorm niet in overeenstemming zijn met de Woningwet en/of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, dan wel in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand, dienen te worden gesloopt.
  • g. er is sprake van zeer geringe verkeersaantrekkende werking, die afgestemd is op de aanwezige infrastructuur, waarbij parkeren op eigen erf plaats moet vinden. Op percelen die direct aan de Hoofdweg zijn ontsloten of op andere plaatsen met een goede ontsluiting is een beperkte verkeersaantrekkende werking niet bezwaarlijk;
  • h. het wijzigen van de bestemming leidt niet tot beperkingen op het wijzigen van de bestemming leidt niet tot beperking van de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden en/of binnen andere bestemmingen. Van belang daarbij kunnen zijn de bezonningssituatie, lichttoetreding, zichtlijnen, milieu-invloeden of de mogelijkheden tot voortzetting c.q. uitbreiding van een bestaand bedrijf;
  • i. de nieuwe functie dient beperkt te worden tot milieucategorie 1 en 2 conform de VNG handreiking Bedrijven en Milieuzonering;
  • j. er worden geen objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen in gebruik genomen of gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen';
  • k. buitenopslag van goederen die verband houden met de nieuwe functie is niet toegestaan, reclame-uitingen zijn hiervan uitgezonderd.
3.7.8 Wijzigingsprocedure

Bij de toepassing van de onder 3.7.1 genoemde wijzigingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 51.2 eveneens van toepassing.