Plan: | Bestemmingsplan Slochteren, Hoofdweg 39 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0040.bp00014-61oh |
Begrippen
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen. De begrippen zijn, met uitzondering van de begrippen 'plan' en 'bestemmingsplan', in alfabetische volgorde opgenomen. Een aantal van deze begrippen wordt vastgelegd vanuit het Bro. Sommige van de omschreven begrippen worden overigens nog nader toegelicht, c.q. uitgewerkt, in los van het bestemmingsplan vast te stellen beleidsregels. Dit omdat sommige zaken zo complex zijn, dat een verhandeling nodig zou zijn die niet past binnen het kader van de begrippen. Om de betekenis van de begrippen in de regels zo makkelijk mogelijk duidelijk te maken aan de lezer (van de digitaal geraadpleegde versie), zal in de toekomst waar mogelijk gebruik worden gemaakt van hyperlinks naar de begrippen.
Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend, bij het beoordelen of de maatvoering in overeenstemming is met de regels. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen, worden in dit artikel verklaard. Ter verduidelijking van het doel wordt de wijze van meten voor een aantal opgenomen aspecten toegelicht.
De breedte van een gebouw
Om te voorkomen dat vanaf de straat gezien een zeer uitgestrekte bouwmassa ontstaat door zijdelingse uitbreidingen aan het hoofdvolume, wordt de grootste breedte van een gebouw in de regels gebruikt.
De horizontale diepte van een gebouw
De ten hoogste toegestane diepte van een gebouw moet hetzelfde bereiken als in het vorenstaande voor de breedte is beschreven, maar dan om zogenoemde pijpenlaantjes te voorkomen door aaneengeschakelde, achterelkaar geplaatste bebouwing op een bouwperceel.
De goothoogte van een bouwwerk
De wijze van meten voor de goothoogte is overgenomen uit de SVBP 2008. Vanwege de definitie van 'goot, boeiboord of druiplijn': de laagste snijlijn van het dakvlak naar de gevel, wordt hiermee de hoogte bedoeld waar het dakvlak snijdt met het gevelvlak.
Met de goothoogte wordt zodoende beoogd de maximale hoogte van de basismassa te regelen. De te toetsen hoogte moet dan ook plaatsvinden aan de hand van de goothoogte die representatief kan worden geacht voor de hoofdmassa.
De overbouwde oppervlakte
Het begrip overbouwde oppervlakte wordt toegepast voor alle bouwwerken die boven het maaiveld zijn gelegen. Uitgangspunt is dat de neergeslagen oppervlakte van de ruimste omtrek van een bouwwerk meetelt, tenzij overstekken, balkons en dergelijke minder dan 0,5 m uitsteken ten opzichte van het gedeelte dat met de grond is verbonden. Indien overstekken, balkons meer dan 0,5 m uitsteken, wordt ook de eerste 0,5 m meegenomen in de overbouwde oppervlakte.
Bestemmingsomschrijving
Hier worden de aan de gronden toegekende functie(s) omschreven, waar nodig onderverdeeld in hoofdfunctie(s) en daaraan ondergeschikte functies. De bestemmingsomschrijving bevat behalve functie(s) ook inrichtingsaspecten: de gebouwen en bouwwerken ten behoeve van de toegestane functies.
Daarnaast kan bij sommige bestemmingen het behoud van bepaalde karakteristieke waarden worden nagestreefd, zoals cultuurhistorische waarden. De gronden worden dan, naast bijvoorbeeld de woonfunctie, tevens bestemd voor het behoud en het herstel van de in het gebied voorkomende cultuurhistorische waarden. Hiervoor worden gebiedsaanduidingen en dubbelbestemmingen gebruikt.
Bouwregels
De bouwregels geven de bepalingen waaraan bouwwerken moeten voldoen. Dit kunnen bepalingen zijn ten aanzien van hoogte, horizontale diepte, breedte, oppervlakte, bouwgrenzen, afstanden tot perceelgrenzen et cetera. Voor een deel gebeurt dit door middel van een verwijzing naar een aanduiding in de verbeelding.
Omgevingsvergunningplichtige bouwwerken worden aan deze regels getoetst. Omgevingsvergunningvrije bouwwerken behoeven niet aan de bouwregels te voldoen. Het gebruik van dergelijke bouwwerken is overigens wel weer onderworpen aan de regels van het bestemmingsplan (zie gebruiksregels).
Afwijken van de bouwregels
Hier wordt aangegeven van welke bouwregels bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken. De afwijkingsregels kunnen worden opgenomen om een bepaalde flexibiliteit of verruiming van het bestemmingsplan mogelijk te maken, maar waarvoor om welke reden dan ook een nadere afweging per geval is gewenst. De criteria en afwegingskaders zijn opgenomen in dit artikel zelf en zijn zo objectief mogelijk geformuleerd. In elk geval zijn de algemene afwijkingsvoorwaarden, als opgenomen in hoofdstuk 3, van toepassing.
Specifieke gebruiksregels
Deze regeling geeft enerzijds aan wat in elk geval wel en wat niet past binnen de bestemming. Bij toegestaan gebruik worden in sommige gevallen voorwaarden genoemd die soms zijn opgenomen in beleidsregels die als bijlage zijn toegevoegd en zodoende onderdeel van het bestemmingsplan zijn. Deze regeling bevat een verbod om gronden en bouwwerken te (laten) gebruiken in strijd met de bestemming. Soms worden ook nog specifieke vormen van gebruik genoemd, die in elk geval niet zijn toegestaan. Deze bepaling maakt het mogelijk op te treden tegen een overtreding van de bestemming.
Afwijken van de gebruiksregels
Er kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de gebruiksregels ten behoeve van een concrete vorm van gebruik van gronden en/of bouwwerken op basis van artikel 3.6 lid 1 sub c van de Wro.
Een dergelijke regeling kan worden opgenomen om een bepaalde flexibiliteit of verruiming van het bestemmingsplan mogelijk te maken, maar waarvoor om welke reden dan ook een nadere afweging per geval is gewenst. Voor de criteria wordt verwezen naar de beleidsregels die als bijlage aan de regels zijn toegevoegd.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
Op basis van artikel 3.3 van de Wro is het mogelijk een omgevingsvergunning te eisen voor specifieke inrichtingsactiviteiten. Een dergelijke regeling kan worden opgenomen om bepaalde werkzaamheden binnen een bestemming te reguleren. Een dergelijk omgevingsvergunningenstelsel kan daarmee extra bescherming bieden aan specifieke waarden, zoals archeologische waarden, landschappelijke of natuurlijke waarden, ecologische waarden of de groen- en/of waterstructuur. De criteria en afwegingskaders zijn opgenomen in de regels van de betreffende bestemming of in de algemene regels en zijn zo objectief mogelijk geformuleerd.
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De regels worden in navolgende volgorde opgenomen. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.
Anti-dubbeltelbepaling
Met de anti-dubbeltelbepaling wordt geregeld dat grond die reeds eerder bij een verleende bouwvergunning is meegenomen, niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning mag worden meegenomen. De anti-dubbeltelbepaling heeft uitsluitend betrekking op situaties die plaatsvinden onder het geldende bestemmingsplan. Het is dus niet zo dat gronden die zijn meegeteld bij het verlenen van een omgevingsvergunning onder een vorig bestemmingsplan, bij het verlenen van een omgevingsvergunning onder het nieuwe bestemmingsplan, ook buiten beschouwing moeten worden gelaten.
Algemene bouwregels
In dit artikel wordt aangegeven in welke mate de maximale bouwgrenzen van ondergeschikte onderdelen van bouwwerken zonder een omgevingsvergunning voor het afwijken van bouwregels mogen worden overschreden. Dit kan echter ook plaatsvinden in de betreffende bestemmingen zelf.
Daarnaast wordt aangegeven wanneer ondergronds bouwen wel en niet in de bouwregels is begrepen.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels, waarmee het door middel van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid, het houdt geen verplichting in. Deze bevoegdheid mag nadrukkelijk niet worden gebruikt om zodanig aanzienlijke wijzigingen van bestemmingen te bewerkstelligen, dat daarmee de essentie van het plan wezenlijk wordt veranderd.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waaraan middels een omgevingsvergunning kan worden afgeweken. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om een omgevingsvergunning te verlenen van de regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan, tenzij anders is aangegeven in de regels.
In de overgangs- en slotregels zijn de overgangsbepalingen uit het Bro overgenomen. In de slotregel is aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.