Plan:
Stadskanaal Kern
Status:
vastgesteld
Gemeente:
Stadskanaal
Plantype:
ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
Artikel 40. Water
40.1. Bestemmingsomschrijving

De op de kaart voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterlopen en waterpartijen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. oevers;
  2. bermen en beplanting;
  3. groenvoorzieningen;
  4. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.
40.2. Bouwvoorschriften
40.2.1. Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

40.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van palen en masten mag ten hoogste 6 m bedragen;
  2. de hoogte van kunstwerken mag ten hoogste 15 m bedragen;
  3. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5 m bedragen.
40.3. Gebruiksvoorschriften
40.3.1. Verbodsbepaling

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

40.3.2. Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 40.3.1, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
  2. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen
  3. het gebruik van gronden als permanente ligplaats voor woonschepen of recreatievaartuigen;
  4. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot-, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  5. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  6. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen.
40.3.3. Meest doelmatige gebruik

Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 40.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

40.4. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 40.3.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.