Plan:
Stadskanaal Kern
Status:
vastgesteld
Gemeente:
Stadskanaal
Plantype:
ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
Artikel 23. Centrumdoeleinden 4
23.1. Bestemmingsomschrijving

De op de kaart voor Centrumdoeleinden 4 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen voor:
    1. detailhandel, met uitzondering van detailhandel in motorbrandstoffen;
    2. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;
    3. kantoren;
    4. horecabedrijven categorie 1, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding "horecabedrijven categorie 1";
    5. woningen, voorzover:
      1. het bestaande woningen betreft;
      2. de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding "invullocatie"; woningen, voorzover het de tweede en hogere bouwlagen betreft;
    6. doorgangen onder gebouwen met een functie voor de ontsluiting van aangrenzende gronden of de doorstroming van het verkeer, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding "onderdoorgang";
    7. ondergrondse parkeergarages;
    8. openbare nutsvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. wegen, straten, paden en passages;
  2. bovengrondse parkeervoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. water;
  5. speelvoorzieningen;
  6. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
23.2. Bouwvoorschriften
23.2.1. Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag ten hoogste het op de kaart in het bouwvlak aangegeven percentage bedragen;
  3. de oppervlakte van een woning mag ten hoogste 150 m² bedragen;
  4. de goothoogte van een gebouw mag ten hoogste de op de kaart in het bouwvlak aangegeven hoogte bedragen;
  5. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste de op de kaart in het bouwvlak aangegeven hoogte bedragen;
  6. indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding "onderdoorgang", zal de eerste bouwlaag van een gebouw niet worden gebouwd;
  7. de diepte van een ondergrondse parkeergarage mag ten hoogste 8 m bedragen;
  8. een ondergrondse parkeergarage mag ten hoogste twee bouwlagen tellen.
23.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. erf- en terreinafscheidingen mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen;
  3. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5 m bedragen.
23.3. Vrijstelling van de bouwvoorschriften

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de cultuurhistorische waarden en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, vrijstelling verlenen van:

  • het bepaalde in lid 23.2.1 sub c en d en e en toestaan dat de goot- en bouwhoogte van een gebouw worden verhoogd tot ten hoogste 30 m, mits:
    1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen met een afwijkende (hogere) goot- en bouwhoogte ten hoogste 30% van het bouwvlak bedraagt.
23.4. Gebruiksvoorschriften
23.4.1. Verbodsbepaling

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming.

23.4.2. Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 23.4.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gebouwen voor bewoning, tenzij:
    1. het bestaande woningen betreft; voorzover het de eerste bouwlaag betreft;
    2. de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding "invullocatie", in welk geval het aantal woningen per bouwvlak ten hoogste het op de kaart in het bouwvlak aangegeven aantal zal bedragen;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk van meer dan 1.000 kg;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken, anders dan bedoeld in lid 23.1 sub a onder 4, voor horecadoeleinden;
  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
  5. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  6. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot-, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  7. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  8. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen.
23.4.3. Meest doelmatige gebruik

Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 23.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

23.5. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 23.4.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

23.6. Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • een op de kaart binnen de bestemming voorkomende aanduiding "horecabedrijven categorie 1" van de kaart wordt verwijderd, mits:
    1. op de betreffende gronden geen horecabedrijf meer is gevestigd.
23.7. Wijzigingsbevoegdheid

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 23.6 is de volgende procedure van toepassing:

  1. een ontwerpbesluit tot wijziging op grond van lid 23.6 waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt, met bijbehorende stukken, gedurende 6 weken op het gemeentehuis ter inzage.
  2. burgemeester en wethouders maken de ter inzage legging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend.
  3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen.
  4. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot wijziging.