Plan:
Stadskanaal Kern
Status:
vastgesteld
Gemeente:
Stadskanaal
Plantype:
ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
Artikel 21. Centrumdoeleinden 2
21.1. Bestemmingsomschrijving

De op de kaart voor Centrumdoeleinden 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen voor:
    1. detailhandel, met uitzondering van supermarkten en detailhandel in motorbrandstoffen;
    2. horecabedrijven categorie 1 en 2;
    3. woningen, voorzover het bestaande woningen betreft; woningen, voorzover het de tweede en hogere bouwlagen betreft;
  2. het behoud en herstel van cultuurhistorische waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. wegen, straten en paden;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. water;
  5. speelvoorzieningen;
  6. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.2. Bouwvoorschriften
21.2.1. Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. het bebouwingspercentage van een bouwperceel mag ten hoogste het op de kaart in het bouwvlak aangegeven percentage bedragen;
  3. de oppervlakte van een woning mag ten hoogste 150 m² bedragen;
  4. de goothoogte van een gebouw mag ten hoogste de op de kaart in het bouwvlak aangegeven hoogte bedragen;
  5. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste de op de kaart in het bouwvlak aangegeven hoogte bedragen.
21.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. erf- en terreinafscheidingen mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen;
  3. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5 m bedragen.
21.3. Aanlegvoorschriften 
21.3.1. Aanlegvergunningplichtige werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • het slopen van bebouwing langs de Hoofdstraat, de Hoofdkade en de Poststraat;
21.3.2. Toegestane werkzaamheden

Het in lid 21.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. 
21.3.3. Voorwaarden

De in lid 21.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de cultuurhistorische waarden van de bebouwing;
  2. eventuele parkeervoorzieningen ten minste 30 m achter de naar de weg gekeerde gevel van de gebouwen of het verlengde daarvan worden gesitueerd.
21.4. Gebruiksvoorschriften
21.4.1. Verbodsbepaling

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming.

21.4.2. Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 21.4.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gebouwen voor bewoning, tenzij het bestaande woningen betreft; voorzover het de eerste bouwlaag betreft;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk van meer dan 1.000 kg;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
  4. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  5. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot-, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  6. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  7. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen.
21.4.3. Meest doelmatige gebruik

Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 21.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

21.5. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 21.3.1 en 21.4.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.