Plan:
Stadskanaal Kern
Status:
vastgesteld
Gemeente:
Stadskanaal
Plantype:
ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
Artikel 11. Tuin
11.1. Bestemmingsomschrijving

De op de kaart voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voortuinen en zijtuinen, geen erven zijnde, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. erkers;
  3. overkappingen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. water;
  2. groenvoorzieningen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. speelvoorzieningen;
  5. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2. Bouwvoorschriften
11.2.1. Erkers

Voor het bouwen van erkers gelden de volgende bepalingen:

  1. een erker mag aan de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd met dien verstande dat:
    1. de diepte van een erker ten hoogste 50% van de diepte van de voortuin mag bedragen, met dien verstande dat de diepte ten hoogste 1,5 m mag bedragen;
    2. de breedte van een erker ten hoogste de helft van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw mag bedragen;
    3. de afstand van een erker tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij sprake is van twee aaneen te bouwen erkers voor twee afzonderlijke, aaneen gebouwde woonhuizen;
  2. een erker mag aan de zijgevel van een hoofdgebouw worden gebouwd met dien verstande dat:
    1. de diepte van de erker ten hoogste 1 m mag bedragen, gemeten vanaf de gevel waaraan de erker gebouwd is;
    2. de breedte van een erker ten hoogste twee derde van de breedte van de zijgevel mag bedragen, tenzij het een hoekgevel betreft, in welk geval de lengte ten hoogste 2,5 m, gemeten vanaf de voorgevel van het hoofdgebouw mag bedragen;
    3. de afstand van een erker tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 2 m dient te bedragen;
  3. de hoogte van een erker is ten hoogste gelijk aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.

11.2.2. Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. een overkapping mag voor de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd met dien verstande dat:
    1. de diepte van een overkapping ten hoogste 1 m mag bedragen, gemeten vanaf (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
    2. de breedte van een overkapping ten hoogste de helft van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw mag bedragen;
    3. er uitsluitend overkappingen zonder wanden mogen worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van een overkapping mag ten hoogste 3 m bedragen.
11.2.3. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag per bouwperceel ten hoogste 2 m² bedragen;
  2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1 m mag bedragen;
  3. de hoogte van palen en masten mag ten hoogste 6 m bedragen;
  4. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen.
11.3. Gebruiksvoorschriften
11.3.1. Verbodsbepaling

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

11.3.2. Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 11.3.1, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
  2. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  3. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot-, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  4. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  5. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  6. het gebruik van gronden voor reclamedoeleinden.
11.3.3. Meest doelmatige gebruik

Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 11.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

11.4. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 11.3.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

11.5. Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming van de gronden die op de kaart zijn voorzien van de aanduiding "wijzigingsbevoegdheid naar groenvoorzieningen" wordt gewijzigd in de bestemming "Groenvoorzieningen", mits:
    1. de wijzigingsbevoegdheid alleen zal worden toegepast voor het realiseren van een ontsluitingsmogelijkheid, in de vorm van een langzaam-verkeersverbinding, voor de uitbreidingslocatie Drentse Horn;
    2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. de bestemming van de gronden die op de kaart zijn voorzien van de aanduiding "wijzigingsbevoegdheid naar woondoeleinden" wordt gewijzigd in de bestemmingen "Woondoeleinden 1", "Woondoeleinden 2", "Woondoeleinden 3", "Woondoeleinden 4", "Woondoeleinden 5", "Woondoeleinden 6" en/of "Woondoeleinden gestapeld", dan wel wordt gewijzigd in het op de kaart bij de wijzigingsbevoegdheid behorende woonklasse(n) en maatvoering(en), alsmede op de kaart bouwvlakken worden aangebracht, mits:
    1. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
    2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    3. de te realiseren woningen in overeenstemming zijn met het gemeentelijke en provinciale woningbouwbeleid, in het bijzonder het Herstructureringsplan Parkwijk;
  3. de bestemming Tuin wordt gewijzigd in de bestemmingen Woondoeleinden 1, Woondoeleinden 2, Woondoeleinden 3, Woondoeleinden 4, Woondoeleinden 5 of Woondoeleinden 6, mits:
    1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van een veranderende situering van het bestaande hoofdgebouw;
    2. het aantal hoofdgebouwen per bouwperceel ten hoogste het bestaande aantal zal bedragen;
    3. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 2 m bedraagt;
    4. de woonfunctie geen onevenredige afbreuk doet aan de ontwikkelingsmogelijkheden van functies in de omgeving en voldoet aan de voor het gebied relevante milieuaspecten, waaronder de aspecten geluid en geur;
    5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    6. de cultuurhistorische waarden van het gebied behouden blijven;
    7. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van artikel 3, artikel 4, artikel 5, artikel 6, artikel 7 of artikel 8 van toepassing zijn.
11.6. Wijzigingsprocedure

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 11.5 is de volgende procedure van toepassing:

  1. een ontwerpbesluit tot wijziging op grond van lid 11.5 waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt, met bijbehorende stukken, gedurende 4 6 weken op het gemeentehuis ter inzage.
  2. burgemeester en wethouders maken de ter inzage legging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend.
  3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen.
  4. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot wijziging.