Plan:
Stadskanaal Kern
Status:
vastgesteld
Gemeente:
Stadskanaal
Plantype:
ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
Artikel 8. Woondoeleinden 6
8.1. Bestemmingsomschrijving

De op de kaart voor Woondoeleinden 6 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woonhuizen, al dan niet in combinatie met beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis zoals genoemd in bijlage 2;
  2. aan- en uitbouwen, en bijgebouwen en overkappingen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. tuinen en erven;
  2. verhardingen;
  3. water;
  4. groenvoorzieningen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

8.2. Bouwvoorschriften
8.2.1. Gebouwen
  • het bebouwingspercentage per bouwperceel mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen, tenzij het bestaande bebouwingspercentage groter is, in welk geval het bestaande bebouwingspercentage als maximaal bebouwingspercentage geldt.
8.2.2. Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  2. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  3. de voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd in de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens;
  4. de oppervlakte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 150 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximale oppervlakte geldt;
  5. het aantal hoofdgebouwen per bouwperceel mag ten hoogste het bestaande aantal bedragen;
  6. de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aangebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens dient ten minste 2 m te bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimale afstand geldt;
  7. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 11 m bedragen;
  8. een hoofdgebouw mag uitsluitend zijn voorzien van een plat dak.

8.2.3. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, en bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, en de bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan: ten hoogste 50 m² bedragen, met dien verstande dat:
    1. per bouwperceel ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf bebouwd mag zijn;
    2. 50 m², indien de oppervlakte van een bouwperceel en tuin minder bedraagt dan 500 m²;
    3. 60 m², indien de oppervlakte van een bouwperceel en tuin meer bedraagt dan 500 m² en minder bedraagt dan 1.000 m²;
    4. 70 m², indien de oppervlakte van een bouwperceel en tuin meer bedraagt dan 1.000 m² en minder bedraagt dan 1.500 m²;
    5. 80 m², indien de oppervlakte van een bouwperceel en tuin meer bedraagt dan 1.500 m² en minder bedraagt dan 2.000 m²;
    6. 90 m², indien de oppervlakte van een bouwperceel en tuin meer bedraagt dan 2.000 m²;
  2. indien aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mogen deze uitsluitend over de halve aaneengesloten breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  3. indien aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, dienen deze ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  4. overkappingen dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  5. de goothoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag ten hoogste 3 m bedragen;
  6. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag ten hoogste 5,5 6 m bedragen;
  7. de bouwhoogte van een overkapping mag ten hoogste 3 m bedragen;
  8. de afstand van de aan- en uitbouwen, en bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder dan dient ten minste 1 m tebedragen;
  9. in afwijking van het bepaalde in sub h mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd, indien de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen die in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd, minder bedraagt dan 50 m².
8.2.4. Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1 m mag bedragen;
  2. de hoogte van palen en masten mag ten hoogste 6 m bedragen;
  3. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingenzijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen.

8.3. Vrijstelling van de bouwvoorschriften

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, vrijstelling verlenen van:

  1. het bepaalde in lid 8.2.1. sub b en toestaan dat hoofdgebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    1. een hoofdgebouw niet voor de bestaande voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
    2. de uitbreiding niet meer bedraagt dan 3 m, gemeten ten opzichte van de bouwgrens;
    3. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens tenminste 2 m bedraagt;
  2. het bepaalde in lid 8.2.2. sub a en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen per hoofdgebouw wordt vergroot tot 70 m² respectievelijk 90 m², mits:
    1. de oppervlakte van het bouwperceel tenminste 1.000 m² respectievelijk 2.000 m² bedraagt;
    2. de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een grotere oppervlakte dan 50 m² tot de zijdelingse perceelsgrens tenminste 2 m bedraagt;
  3. het bepaalde in lid 8.2.2. sub c en toestaan dat aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot één meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan mogen worden gebouwd, mits:
    1. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan ten minste twee zijden open zijn;
  4. het bepaalde in lid 8.2.2. sub f en toestaan dat aan- en uitbouwen en bijgebouwen in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
  5. het bepaalde in lid 8.2.2 sub c en toestaan dat de voorgevel van een hoofdgebouw achter de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens wordt gebouwd, mits:
    1. rekening wordt gehouden met de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de hoofdgebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
  6. het bepaalde in lid 8.2.2 sub d en toestaan dat de oppervlakte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot 250 m2, mits:
    1. het uitsluitend vrijstaande woningen betreft;
    2. de oppervlakte van een bouwperceel en daarbij behorende tuin tenminste 800 m2 bedraagt;
    3. een afstand tot de grens van het bouwperceel van tenminste 5 meter in acht wordt genomen, tenzij de bestaande afstand kleiner is dan 5 meter, in welk geval aan de betreffende zijde de bestaande afstand mag worden aangehouden;
  7. het bepaalde in lid 8.2.4 sub b en toestaan dat antennemasten kunnen worden gebouwd tot een hoogte van 8 m.
8.4. Gebruiksvoorschriften
8.4.1. Verbodsbepaling

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

8.4.2. Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 8.4.1, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, zodanig dat:
    1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de op het bouwperceel aanwezige bebouwing, bouwvergunningsvrije bouwwerken daaronder niet begrepen;
    2. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 45 m²;
    3. de beroeps- of bedrijfsactiviteit niet wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
    4. de woonsituatie en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden onevenredig worden aangetast;
    5. er onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
    6. het milieuvergunnings- of meldingsplichtige inrichtingen betreft;
    7. de reclame-uitingen niet voldoen aan de betreffende bepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijfsdoeleinden;
  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
  6. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  7. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot-, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  8. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  9. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen.

8.5. Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 8.1. sub a en lid 8.4.2. sub b voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, mits:

  1. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan:
    1. 30% van de oppervlakte van de op het bouwperceel aanwezige bebouwing, bouwvergunningsvrije bouwwerken daaronder niet begrepen;
    2. 45 m²;
  2. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
  3. de woonsituatie en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
  4. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
  5. het geen milieuvergunnings- of meldingsplichtige inrichtingen betreft;
  6. de reclame-uitingen voldoen aan de betreffende bepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening van 27 maart 2000.
8.5.1. Meest doelmatige gebruik

Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 8.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

8.6. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 8.4.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

8.7. Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • de bestemming wordt gewijzigd in de bestemmingen "Woondoeleinden 1", "Woondoeleinden 2", "Woondoeleinden 3", "Woondoeleinden 4", "Woondoeleinden 5" en/of "Woondoeleinden gestapeld", alsmede de ligging van het (de) bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:
    1. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
    2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    3. de te realiseren woningen in overeenstemming zijn met het gemeentelijke en provinciale woningbouwbeleid.
8.8. Wijzigingsprocedure

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 8.7 is de volgende procedure van toepassing:

  1. een ontwerpbesluit tot wijziging op grond van lid 8.7 waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt, met bijbehorende stukken, gedurende 4 6 weken op het gemeentehuis ter inzage.
  2. burgemeester en wethouders maken de ter inzage legging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend.
  3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen.
  4. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot wijziging.