Plan:
Stadskanaal Noord
Status:
onherroepelijk
Plantype:
ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
Artikel 9. Woondoeleinden 7
9.1. Bestemmingsomschrijving

De op de kaart voor Woondoeleinden 7 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woonhuizen, al dan niet in combinatie met beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  2. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. tuinen en erven;
  2. verhardingen;
  3. water;
  4. groenvoorzieningen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. speelvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
9.2. Bouwvoorschriften
9.2.1. Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  2. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  3. indien een voorgevelbouwgrens is aangegeven dient de voorgevel van een hoofdgebouw in de voorgevelbouwgrens worden gebouwd;
  4. indien op de kaart in het bouwvlak een maximaal aantal hoofdgebouwen is aangegeven, mag het aantal hoofdgebouwen ten hoogste het op de kaart in het bouwvlak aangegeven aantal bedragen;
  5. indien op de kaart in het bouwvlak een maximaal aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen is aangegeven, mag het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen ten hoogste het op de kaart in het bouwvlak aangegeven aantal bedragen;
  6. de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneen te bouwen hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens dient ten minste 5 m bedragen;
  7. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 11 m bedragen;
  8. een hoofdgebouw mag uitsluitend zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 25° en ten hoogste 50° mag bedragen;
  9. in afwijking van het bepaalde onder sub h, geldt dat indien de hoogte van een hoofdgebouw 5,5 m of minder bedraagt, een hoofdgebouw dient te worden voorzien van een plat dak dan wel een kap met een dakhelling van ten hoogste 10°.
9.2.2. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend aan het hoofdgebouw worden gebouwd;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen en de aangebouwde overkappingen per hoofdgebouw mag ten hoogste 50 m2 bedragen, met dien verstande dat:
    1. per bouwperceel ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf bebouwd mag zijn;
  3. de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw mag ten hoogste 3 m bedragen;
  4. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw mag ten hoogste 6 m bedragen;
  5. de bouwhoogte van een aangebouwde overkapping mag ten hoogste 3 m bedragen;
  6. de afstand van de aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen tot de zijdelingse bouwperceelgrens dient ten minste 2 m te bedragen.
9.2.3. Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1 m mag bedragen;
  2. de hoogte van palen en masten mag ten hoogste 6 m bedragen;
  3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen.
9.3. Vrijstelling van de bouwvoorschriften

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, vrijstelling verlenen van:

  1. het bepaalde in lid 9.2.1 sub b en toestaan dat hoofdgebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    1. de uitbreiding niet meer bedraagt dan 3 m, gemeten ten opzichte van de bouwgrens;
    2. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 4,5 m bedraagt;
  2. het bepaalde in lid 9.2.1 sub c en toestaan dat de voorgevel van een hoofdgebouw achter de voorgevelbouwgrens wordt gebouwd, mits:
    1. rekening wordt gehouden met de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de hoofdgebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
  3. het bepaalde in lid 9.2.2 sub b en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen en de aangebouwde overkappingen per hoofdgebouw wordt vergroot tot:
    1. 60 m2, indien de oppervlakte van een bouwperceel en tuin minder bedraagt dan 1.000 m2;
    2. 70 m2, indien de oppervlakte van een bouwperceel en tuin minder bedraagt dan 1.500 m2;
    3. 80 m2, indien de oppervlakte van een bouwperceel en tuin minder bedraagt dan 2.000 m2;
    4. 90 m, indien de oppervlakte van een bouwperceel en tuin meer bedraagt dan 2.000 m2;
  4. het bepaalde in lid 9.2.2 sub f en toestaan dat aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd, mits:
    1. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen die in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd, minder bedraagt dan 50 m2;
    2. de vrijstelling uitsluitend wordt toegepast bij een blok van 2 of meer aaneen te bouwen hoofdgebouwen;
  5. het bepaalde in lid 9.2.3 sub b en toestaan dat antennemasten kunnen worden gebouwd tot een hoogte van 8 m.
9.4. Gebruiksvoorschriften
9.4.1. Verbodsbepaling

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

9.4.2. Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 9.4.1, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, zodanig dat:
    1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de op het bouwperceel aanwezige bebouwing, bouwvergunningsvrije bouwwerken daaronder niet begrepen;
    2. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 45 m2;
    3. de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis niet worden uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
    4. de woonsituatie en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden onevenredig worden aangetast;
    5. er onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
    6. het milieuvergunnings- of meldingsplichtige inrichtingen betreft;
    7. de reclame-uitingen niet voldoen aan de betreffende bepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijfsdoeleinden;
  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
  6. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  7. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  8. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  9. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen.
9.5. Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften
9.5.1. Meest doelmatige gebruik

Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 9.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

9.6. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 9.4.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.