direct naar inhoud van Ruimtelijke Onderbouwing
Plan: Landelijk gebied, Streekweg tegenover 4
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0037.OV1404-vs02

Ruimtelijke Onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Streekweg 4 bevindt zich het agrarisch bedrijf van de familie Hilverts. Het betreft een gemengd bedrijf met een melkveehouderij en akkerbouwtak. De initiatiefnemers willen als neventak bij het bedrijf een camperstandplaats starten. Zij willen dit inrichting op het perceel OWD00R47 aan de overzijde van de Streekweg.

Op dit moment is het perceel ingericht voor het kweken van kerstbomen en aan de achterzijde als weide. Het is de bedoeling dat het gehele perceel opnieuw wordt ingericht ten behoeve van een camperplaats welke aan de weg wordt gesitueerd. Het achtergelegen deel van het perceel krijgt een natuurlijke inrichting, mede geschikt voor extensieve vormen van recreatie. De camperplaats krijgt een omvang van maximaal 30 plaatsen.

De camperplaats bestaat uit de volgende onderdelen:

  • 30 standplaatsen gevormd door halfverharding;
  • Nutsvoorzieningen per standplaats zoals stroom en water-aansluitingen;
  • Een hygiëne punt waar chemische toiletten worden gereinigd en water kan worden ingenomen (betreft een betonplaat zonder bebouwing);
  • Oprit met 'weg' naar de standplaatsen;
  • Ondergeschikte voorzieningen zoals picknickbankjes en verlichting (bouwwerken geen gebouw zijnde);
  • Beplanting ten behoeve van de landschappelijke inpassing en realisatie van natuurwaarden.

Het plan is uitgewerkt in een inrichtingsschets en een landschappelijk inpassingsplan. Beide maken deel uit van de omgevingsvergunning en zijn als bijlage aan deze ruimtelijke onderbouwing toegevoegd.

1.2 Projectgebied

Het projectgebied bestaat uit het perceel aan de overzijde van Streekweg 4. Dit gebied ligt nabij het buurtschap Holte, ten noorden van Onstwedde. Het projectgebied betreft het kadastrale perceel OWD00R471.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.OV1404-vs02_0002.png"

Het projectgebied is nu gedeeltelijk beplant met sparren (kerstbomenkwekerij). Het achtergelegen deel is grasland. De achterzijde van het perceel wordt begrensd door een brede sloot van het Waterschap Hunze en Aa's.

Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door een bosje van Staatsbosbeheer. De oostzijde wordt begrensd door de gronden van de initiatiefnemer. Ten zuiden ligt de Streekweg, het bedrijf van de familie Hilverts en een woning van een derde.

1.3 Huidig bestemmingsplan

Het plangebied is bestemd in het bestemmingsplan 'Landelijk gebied', zoals vastgesteld op 23 maart 2009 door de gemeenteraad van de gemeente Stadskanaal. De gronden hebben de bestemming Agrarisch (art. 3) en zijn niet binnen een bouwvlak gelegen. De gronden zijn hiermee bestemd voor:

  • uitoefening van een agrarisch bedrijf;
  • behoud en herstel van de landschappelijke waarden;
  • behoud van de natuurlijke waarden;

Tevens is een dubbelbestemming opgenomen t.b.v. het straalpad. Dit betekent dat eventuele bouwwerken niet hoger mogen zijn dan 36 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.OV1404-vs02_0003.png"

Uitsnede bestemmingsplan

Het huidige bestemmingsplan maakt het oprichten van een camperplaats niet mogelijk. Een afwijking van het bestemmingsplan kan worden vergund, door toepassing van artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3 van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO). Voorliggende ruimtelijke onderbouwing maakt deel uit van de aanvraag voor de omgevingsvergunning.

1.4 Bevoegdheid

In principe beslissen burgemeester en wethouders op een aanvraag om omgevingsvergunning. Inhoudelijk zijn soms andere bestuursorganen mede verantwoordelijk voor de te verlenen omgevingsvergunning. Daarvoor is in artikel 2.27 van de Wabo een “verklaring van geen bedenking” (vvgb) opgenomen. Zonder een vvgb kan de omgevingsvergunning niet worden verleend. Bij het met ruimtelijke onderbouwing afwijken van het bestemmingsplan is een vvgb van de gemeenteraad nodig. In zijn vergadering van 18 oktober 2010 heeft de gemeenteraad van Stadskanaal echter besloten om alle activiteiten waarbij toepassing wordt gegeven aan artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3 aan te wijzen als categorie waarvoor geen verklaring van geen bedenking is vereist. Dit betekent dat burgemeester en wethouders zonder raadpleging van de gemeenteraad de omgevingsvergunning kunnen verlenen, mits daar op andere gronden geen bezwaren tegen zijn.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Provinciaal beleid

2.1.1 Provinciaal omgevingsplan

In het Provinciaal Omgevingsplan 2009-2013 (POP) worden de hoofdlijnen van het provinciaal omgevingsbeleid voor de lange termijn aangegeven. Daarnaast wordt per thema het beleid voor de periode 2009 - 2013 meer concreet aangegeven.

Ten aanzien van nevenfuncties bij agrarische bedrijven stelt het omgevingsplan het volgende: "we bieden ruimte voor schaalvergroting en verbreding met activiteiten zoals water- en natuurbeheer, recreatie, en zorg."

'Vooral in gebieden met hoge natuur- en landschapswaarden liggen mogelijkheden voor een productiewijze met aanvullende inkomsten uit nevenactiviteiten (verbreding van de landbouw). Te denken valt aan natuur-, landschaps- en waterbeheer, agrotoerisme, detailhandel, welzijnszorg en energieopwekking waarbij de aansluiting bij de kernkarakteristieken een belangrijke voorwaarde is (zie paragraaf 3.1).

Algemeen uitgangspunt is dat de landbouw hoofdactiviteit blijft. De niet-agrarische activiteiten blijven daaraan ondergeschikt. Een neventak mag niet leiden tot toename van de verstening van het buitengebied en de activiteiten moeten in beginsel binnen het bestaande bouwperceel worden uitgevoerd.'

Voorliggend plan sluit goed aan op deze visie. De camperplaats is neventak bij het agrarisch bedrijf en blijft hieraan ondergeschikt. De locatie is gelegen op de grens van het Westerwoldse kleinschalige landschap. Hier is een recreatieve neventak een passende functie. In de uitwerking van het plan is rekening gehouden met de aanwezige landschapswaarden.

2.1.2 Provinciale omgevingsverordening

De provinciale omgevingsverordening 2009 bevat regels voor de fysieke leefomgeving in de provincie Groningen. De omgevingsverordening is in haar oorspronkelijke vorm vastgesteld door Provinciale Staten op 17 juni 2009 en is vervolgens enkele malen (gedeeltelijk) gewijzigd. De nu geldende versie is de versie van d.d. 20 maart 2013.

In de provinciale omgevingsverordening zijn regels opgenomen die beogen te voorkomen dat het buitengebied wordt gebruikt voor functies die niet in het buitengebied thuishoren. Daarmee wordt verdere verstening en versnippering van het buitengebied tegengegaan. Ten aanzien van nevenfuncties bij agrarische bedrijven is het volgende opgenomen:

Artikel 4.26 Nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven

  • 1. Een bestemmingsplan stelt regels voor het toelaten van nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven.
  • 2. De in het eerste lid voorziene regels betreffen in elk geval:
  • a. de beperking van de toelaatbaarheid van de nieuwe nevenactiviteit tot het agrarisch bouwperceel;
  • b. het behoud van de agrarische hoofdfunctie van het bedrijf;
  • c. de ondergeschiktheid van de gebouwen en bouwwerken ten behoeve van de nieuwe nevenactiviteit ten opzichte van de gebouwen en bouwwerken ten behoeve van de hoofdactiviteit vertaald in de vorm van een maximale vloeroppervlakte.
  • d. het behoud van bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden;
  • e. de beperking van de toelaatbaarheid van nieuwe detailhandel tot het aanbieden en verkopen van hoofdzakelijk ambachtelijke, agrarische en/of aan de agrarische sector gelieerde producten op een inpandige vloeroppervlakte van maximaal 120 m2.

In de Partiële herziening 2014 van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2009 is een wijziging opgenomen voor kampeermiddelen:

In art. 4.26, lid 2, sub a, is bepaald dat nieuwe nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf zich dienen te beperken tot het agrarisch bouwperceel. Voorgesteld wordt hierop een uitzondering te formuleren t.b.v. het 'kamperen bij de boer', met dien verstande dat bouwwerken als bijvoorbeeld een toiletgebouw wel binnen het bouwperceel dienen te worden opgericht, maar kampeermiddelen niet. Lid 2, sub a, komt dan te luiden: De beperking van de toelaatbaarheid van de nieuwe activiteit - anders dan het plaatsen van kampeermiddelen - tot het agrarisch bouwperceel1 .

Artikel 4.26, tweede lid, onder a, is met de partiële herziening vervangen en komt te luiden: de beperking van de toelaatbaarheid van de nieuwe activiteit - anders dan het plaatsen van kampeermiddelen - tot het agrarisch bouwperceel;.

Het voorliggende plan voldoet hiermee aan de voorwaarden die de verordening stelt:

    • a. Het plan staat uitsluitend de plaatsing van kampeermiddelen, met ondergeschikte bouwwerken geen gebouw zijnde, zijn buiten het bouwvlak toe. Eventuele gebouwen ten behoeve van de functie moeten binnen het bouwvlak worden gerealiseerd. Wat betreft bouwwerken geen gebouwen zijnde, wordt een hygiënepunt voor campers, picknickbankjes, verlichting en electriciteitsvoorzieningen bedoeld conform de inrichtingsschets.
    • b. De camperplaats betreft een nevenactiviteit bij een volwaardig agrarisch bedrijf.
    • c. in de inrichtingsschets is opgenomen welke bebouwing bedoeld is voor de nevenactiviteit. Hieruit blijkt tevens de maximale toegestane vloeroppervlakte ten behoeve van deze nevenactiviteit.
    • d. Het landschappelijk inpassingsplan en deze ruimtelijke onderbouwing geeft aan op welke wijze rekening is gehouden met de bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden.
    • e. er is geen sprake van detailhandel.

2.2 Gemeentelijk beleid

Ten aanzien van functiewijzigingen van bedrijfsbebouwing in het buitengebied heeft de gemeente geen specifiek beleid geformuleerd, anders dan het beleid zoals opgenomen in het bestemmingsplan.

In het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' is het beleid opgenomen voor het toestaan van agrarische nevenactiviteiten, waaronder recreatie. Het gemeentelijk beleid is dat nevenactiviteiten zijn toegestaan, mits er sprake is van landschappelijke inpassing en de bedrijfsactiviteiten zo veel mogelijk plaats vinden binnen bestaande bebouwing. Op hoofdlijnen sluit voorliggend plan aan op dit beleid.

2.3 Conclusie

De aanvraag past niet binnen het geldende bestemming, maar voldoet wel aan het provinciale en gemeentelijke beleid, zodat kan worden afgeweken van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Fysieke veiligheid

Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het van belang te kijken naar gevaar leverende functies in of in de nabijheid van het plangebied. Ook is het van belang om te kijken naar bestrijdbaarheid van een eventuele brand en naar de zelfredzaamheid van de bewoners tijdens een eventuele brand. In deze paragraaf wordt op deze aspecten ingegaan.

3.1.1 Externe veiligheid

Op grond van de AMvB Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is gekeken naar zogenaamde risicovolle inrichtingen. Daarnaast wordt gekeken naar het vervoer van gevaarlijke stoffen (Besluit transportroutes externe veiligheid Betv) en hoofdgasleidingen (Besluit externe veiligheid buisleidingen). Doel hiervan is om zowel individuele personen als groepen mensen een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Ten aanzien van de risicobronnen (inrichtingen, transport, buisleidingen) worden risico's beoordeeld op het aspect plaatsgebonden risico (voor individuen) en het groepsrisico (voor groepen mensen).

In dit geval wordt een kampeerplaats bestemd. Recreatie/ kampeerplaatsen betreft een niet- kwetsbaar object. Andersom worden geen functies mogelijk gemaakt die een risico vormen voor de omringende omgeving. Ten slotte blijkt uit de risicokaart blijkt dat in een straal van 1000 meter rondom het perceel geen risicovolle inrichtingen, buisleidingen of transportroutes gelegen zijn. Een nadere onderbouwing van het persoonlijk risico en groepsrisico is derhalve niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.OV1404-vs02_0004.png"

Uitsnede risicokaart

3.1.2 Bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid

Het perceel betreft een standplaats voor campers, zonder gebouwen. Door een toename van activiteiten op deze locatie, met maximaal 30 campers, neemt theoretisch de kans op brand toe. Met de veiligheidsregio is vooroverleg geweest over de aanwezigheid van een alternatieve bluswatervoorziening. Deze is voldoende aanwezig in de vorm van een nabijgelegen vijver. De bestrijdbaarheid is hiermee voldoende gewaarborgd.

3.2 Milieu

3.2.1 Bodem

Uit het gemeentelijk archief blijkt dat de locatie onverdacht is voor bodemverontreiniging. Een campercamping betreft gene gevoelige functie, tevens wordt er ter plaatse geen gebouwen opgericht. De ingrepen in de bodem zijn eveneens zeer beperkt.  Bodemonderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

3.2.2 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) biedt vooral in het ruimtelijk spoor bescherming tegen (spoor)weglawaai en industrielawaai van inrichtingen gelegen op een gezoneerd industrieterrein. In de Wet geluidhinder wordt een beperkt aantal typen objecten beschermd.

De volgende objecten worden in Wet geluidhinder beschermd:

  • woningen
  • andere geluidsgevoelige gebouwen
  • geluidsgevoelige terreinen

Een kampeerplaats wordt niet aangemerkt als geluidgevoelig object. Andersom draagt deze kampeerplaats met een zeer beperkte omvang (30 standplaatsen), niet bij aan een toename van verkeer en weglawaai. Nadere toetsing aan de Wet Geluidhinder is derhalve niet noodzakelijk.

3.2.3 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft de luchtkwaliteit. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkelingen, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

De Wet milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt of;
  • een project “niet in betekenende mate” bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit is in samenwerking met InfoMil een specifieke rekentool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan “niet in betekenende mate” bijdraagt aan luchtverontreiniging. Door het extra aantal voertuigbewegingen en het aandeel vrachtverkeer in te vullen, wordt een worstcase scenario berekend.

Uit de ingevulde rekentool blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Hierbij is uitgegaan van een worst-case scenario waarbij alle 30 plaatsen bezet zijn en waarbij de campers als 'vrachtwagen' zijn aangemerkt. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.OV1404-vs02_0005.png"

Rekentool 'Niet In Betekenende Mate'

3.2.4 Bedrijven en milieuzonering

Het milieubeleid en de daarop gebaseerde regelgeving spelen een belangrijke rol bij het ruimtelijke ordeningsbeleid. Beide beleidsterreinen richten zich op de bescherming van de kwaliteit van de (leef)omgeving. In ruimtelijke plannen wordt de situering van milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) ten opzichte van elkaar (milieuzonering) geregeld. In de toelichting bij een ruimtelijke onderbouwing dient aangegeven te worden op welke wijze aan dat beleid gestalte wordt gegeven.

De VNG-brochure "bedrijven en milieuzonering" (2009) is hierbij een belangrijk hulpmiddel. Hierin staan de richtafstanden van bedrijven tot bebouwing aangegeven. Deze richtafstanden hebben betrekking op geur, stof, geluid en gevaar. Wordt aan de richtwaarden van deze brochure voldaan, dus liggen de bedrijven voldoende ver van het betreffende perceel, dan kan worden aangenomen dat de bedrijven niet worden beperkt in hun mogelijkheden door de voorgenomen realisatie van een woning.

De nieuwe functie, camperstandplaats is vergelijkbaar met de in de VNG-lijst opgenomen categorie 'kampeerterreinen'. Overigens, vallen in de VNG lijst hieronder tevens de grote kampeerplaatsen. Een dergelijke kampeerplaats betreft een categorie 3.1 bedrijf waarvoor een richtafstand van 50 meter geldt voor het aspect geluid.

De afstand tussen het perceel tegenover Streekweg 4 en de perceelsgrens van de meest dichtbijzijnde woning aan de Streekweg 3 is circa 70 meter. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstanden voor een grootschalig kampeerterrein. Het is daarom aannemelijk dat een kleinschalig kampeerterrein geen onevenredig effect heeft op het woon- en leefklimaat ter plaatse van Streekweg 3 of een andere woning. Het aspect bedrijven en milieuzonering levert derhalve geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling.

3.3 Ecologie

De regelgeving voor de bescherming van natuurwaarden is vastgelegd op basis van beschermde natuurgebieden en beschermde planten en dierensoorten.

Gebiedsbescherming

Voor wat betreft de gebiedsbescherming gaat het om de bescherming van gebieden die zijn aangewezen als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en/of om gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied. Binnen een straal van 3 kilometer van het perceel ligt geen Natura 2000-gebied. In de omgeving zijn wel EHS gebieden aanwezig, maar het plangebied en de directe omgeving maken hier geen deel van uit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.OV1404-vs02_0006.png"
figuur 5: 3 km-zone rondom huidige"
(bron: http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000)

Gezien de afstand en de aard van de ontwikkeling (30 kampeerplaatsen) zijn geen effecten op Natura 2000-gebieden te verwachten. Ten aanzien van gebiedsbescherming zijn er dan ook geen belemmeringen voor het plan.

Soortenbescherming
De soortenbescherming vindt primair plaats via de Flora- en faunawet. Op grond van deze wet mogen er geen beschermde planten en dieren (en hun verblijfplaatsen) die in de wet zijn aangewezen, verstoord worden. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

Het inrichten van een kampeerterrein kan mogelijk verstoring opleveren voor nu aanwezige flora- en fauna. Op het perceel is een sparrenbosje aanwezig. Deze sparren kunnen echter nu zonder kapvergunning worden gekapt conform de gemeentelijke APV. Bij de kap dient wel rekening te worden gehouden met de flora- en faunawetgeving. In een dergelijk bosschage zijn er vogels te verwachten. Daarom moet het verwijderen van de bosschages buiten het broedseizoen moeten gebeuren. Vanwege de aard van het bos, lage naaldbomen, zijn er verder geen beschermde soorten te verwachten. Door buiten het broedseizoen te kappen wordt in voldoende mate rekening gehouden met aanwezige beschermde soorten.

Het achterste deel van het perceel is tot op heden in gebruik voor landbouwdoeleinden en wordt regelmatig bewerkt. Er kunnen daarom geen beschermde dieren en/of planten aanwezig zijn.

Door de aanleg van de camperplaats, met een natuurlijke inrichting met loofbomen en struiken, zal de natuur juist meer kans krijgen zich ter plaatse te ontwikkelen.

3.4 Archeologie en cultuurhistorie

3.4.1 archeologie

Op grond van het Verdrag van Malta en de daaruit voortvloeiende Wet op de archeologische monumentenzorg, dient te worden gekeken naar de archeologische waarden in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.OV1404-vs02_0007.png"

Uitsnede gemeentelijke (concept) archeologische beleidskaart

Op basis van de gemeentelijke (concept) archeologische beleidskaart heeft het plangebied een hoge archeologische verwachtingswaarde. Voor deze gebieden geldt dat voor ingrepen groter dan 200 m2 en een dieper dan 40 cm een onderzoeksplicht geldt. In voorliggend geval wordt een kampeerterrein voor campers mogelijk worden gemaakt. De enige ingreep in de bodem die dieper gaat dan 40 cm is de aanleg van een hygiëne punt. Deze ingreep is echter kleiner dan 200 m2. Dit betekent dat geen archeologisch onderzoek hoeft te worden uitgevoerd.

Wel geldt een meldingsplicht indien archeologische vondsten in het plangebied worden gedaan. Hiervan dient dan ook direct melding te worden gedaan bij het bevoegde gezag, de gemeente Stadskanaal of de provinciaal archeoloog. Geconcludeerd kan worden dat de archeologische waarden geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling op het perceel.

3.4.2 cultuurhistorie

Onderstaande kaartbeelden geven inzicht in de ontwikkeling van de planlocatie. Het plangebied ligt tussen het stroomgebied van de Westerwoldse Aa en de hoogte van de Onstwedder Holte. Rond 1850 werd in de omgeving langzamerhand het veen ontgonnen. De gebeurde vanaf het gehucht Höfte via de Boendersstraat (nu de Streekweg). Tussen Onstwedde en Wedde lag een weg waar het gehucht Achterholte (nu Holte) is ontstaan. Hiertussen ligt het plangebied.

Kenmerkend voor de Streekweg/ Boendersstraat is dat de bebouwing alleen aan de zuidzijde van de weg is gelegen. Aan de noordzijde is het veen pas later ontgonnen en hier is geen bebouwing geplaatst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.OV1404-vs02_0008.png"

topografische militaire kaart 1850-1864( bron: watwaswaar.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.OV1404-vs02_0009.png"

Militaire kaart 1933 (bron: watwaswaar.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.OV1404-vs02_0010.png"

topografische kaart 1960 (bron: watwaswaar.nl)

Het plan heeft slechts een zeer beperkte invloed op het gebied. De verkaveling blijft ongewijzigd. De kerstbomen-kwekerij verdwijnt en er worden standplaatsen ingericht. Doordat er geen bebouwing aan de noordzijde wordt toegestaan, blijft de bebouwingsstructuur gehandhaafd.

3.5 Verkeer

De voorgenomen ontwikkeling van 30 standplaatsen zal weinig invloed hebben op de verkeerssituatie rond het perceel. Op momenten van piekdrukte zal er wel enige invloed merkbaar zijn. Doordat wordt voorzien in voldoende draai- en parkeerruimte voor de campers, worden verkeersdruk en onveilige situaties voorkomen.

3.6 Water

Het plan maakt de realisatie van gebouwen niet mogelijk. Het huishuidelijk afvalwater en de inhoud van chemische toiletten van de aanwezige campers wordt op een centraal punt verzameld. Hiervandaan wordt met een nieuwe rioolaansluiting het afvalwater afgevoerd op het gemeentelijk riool. Er wordt niks geloosd op het oppervlaktewater. Het plan is in het kader van het vooroverleg met het waterschap nader besproken.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Economische uitvoerbaarheid

Het gaat in casu om een particulier initiatief. De kosten voor de uitvoering van het plan worden door de initiatiefnemers gedragen. Nu de kosten anderszins zijn verzekerd acht de gemeente het plan economisch uitvoerbaar.

4.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

4.2.1 Overleg

In het Besluit omgevingsrecht (Bor) is in artikel 6.1.8. opgenomen dat gemeente overleg moeten voeren met het waterschap, provincie en rijk. De gemeente Stadskanaal pleegt daarnaast indien daartoe aanleiding is ook nog overleg met andere overlegpartners. In voorliggend geval is het plan voor vooroverleg verstuurd naar de Provincie Groningen, Veiligheidsregio Groningen en het Waterschap Hunze en Aa's.

Provincie Groningen

De provincie Groningen heeft aangegeven geen aanleiding te zien om opmerkingen te maken m.b.t. dit plan.

Veiligheidsregio Groningen

De Veiligheidsregio heeft op basis van het voorontwerp een opmerking geplaatst bij paragraaf 3.1.2 Bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Door een toename van activiteiten neemt theoretisch de kans op brand toe, dit stond niet duidelijk vermeld in de ruimtelijke onderbouwing. In hun advies heeft de Veiligheidsregio gevraagd deze paragraaf aan te passen. Dit advies is opgevolgd, daarnaast is in overleg een nabijgelegen vijver aangewezen als alternatieve bluswatervoorziening.

Waterschap Hunze en Aa's

Het waterschap Hunze en Aa's heeft naar aanleiding van het voorontwerp een vraag gesteld over 3.6 Water, in het bijzonder over afvoer van huishoudelijk afvalwater en de inhoud van chemische toiletten. In het concept stond niet vermeld hoe de afvoer geregeld wordt. Het waterschap merkte op dat lozen van afvalwater op oppervlaktewater niet is toegestaan. Ter verduidelijking heeft de initiatiefnemer het waterschap op de hoogte gebracht van het feit dat afvalwater via een nieuwe aansluiting op de riolering wordt afgevoerd. De ruimtelijke onderbouwing is aangepast met deze informatie, het waterschap is akkoord met de gemaakte wijzigingen.

4.2.2 Zienswijzen

Gedurende de ter inzagelegging van de omgevingsvergunning is er één zienswijze ontvangen. De zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van de omgevingsvergunning. 

De volledige beantwoording van de zienswijze is opgenomen in de beschikking.