direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Chw bestemmingsplan gemeente Stadskanaal
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0037.CHW2207-on01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Wat is een Chw bestemmingsplan?

De gemeente Stadskanaal wil de geldende bestemmingsplannen over het gehele gemeentelijke grondgebied actualiseren. Aanleiding hiervoor is dat veel geldende bestemmingsplannen verouderd zijn en toe zijn aan actualisatie. Tevens moet de gemeente op grond van de Provinciale Omgevingsverordening een inventarisatie uitvoeren naar karakteristieke panden en een passende bescherming opnemen in de regeling van het bestemmingsplan, zodat deze panden beschermd zijn tegen ongewenste sloop. Ook vereist de Provinciale Omgevingsverordening dat agrarische bouwpercelen duidelijk moeten worden aangegeven op de verbeelding. Dit is binnen de huidig geldende (vigerende) bestemmingsplannen niet goed geregeld.

De gemeente Stadskanaal kiest ervoor om, in plaats van een 'gewoon' bestemmingsplan voor een klein deel van het gemeentelijke grondgebied, een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte op te stellen voor het gehele gemeentelijke grondgebied, formeel een Chw bestemmingsplan genoemd. Aanleiding voor dit plan is de komst van de Omgevingswet op (naar verwachting) 1 januari 2023. De gemeente heeft de ambitie om al met het nieuwe instrument omgevingsplan te oefenen. Dit doet de gemeente niet alleen, maar samen met de inwoners van Stadskanaal, stakeholders en ketenpartners (zoals provincie Groningen, het waterschap Hunze en Aa's, de Veiligheidsregio Groningen, NCG, de GGD en Libau). De Omgevingswet geldt nu nog niet, daarom is het plan nog geen echt omgevingsplan, maar een variant tussen het bestemmingsplan en het omgevingsplan in. We noemen dit plan daarom, vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet, een Chw bestemmingsplan. Het is feitelijk gezien een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte waarmee op basis van de Crisis- en herstelwet van een aantal aspecten van de huidige wet- en regelgeving kan worden afgeweken.

1.2 Waarom een Chw bestemmingsplan?

Met het opstellen van een Chw bestemmingsplan wordt ingespeeld op een grote aanpassing van de huidige wet- en regelgeving op het gebied van de ruimtelijke ordening en milieu. Het Rijk werkt momenteel aan de Omgevingswet. De gemeente Stadskanaal heeft zich aangemeld als pilotgemeente om vooruit te kunnen lopen op deze nieuwe wetgeving. De ervaringen die tijdens de pilot worden opgedaan kunnen dienen als oefening voor het opstellen van het gemeentedekkend omgevingsplan dat de gemeente Stadskanaal in de jaren na de inwerkingtreding van de Omgevingswet voor het gehele grondgebied moet opstellen.

De reikwijdte van het Chw bestemmingsplan is breder dan die van het bestemmingsplan. Met het Chw bestemmingsplan kunnen regels worden gesteld voor alle activiteiten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving. Dit begrip omvat alles wat de kwaliteit van de fysieke leefomgeving bepaalt. Dus ook aspecten als welstand, landschap, milieu, veiligheid en cultureel erfgoed. Een aantal van deze aspecten worden nu nog in aparte gemeentelijke verordeningen en de welstandsnota geregeld. Overigens worden niet alle regels uit de gemeentelijke verordeningen opgenomen in het Chw bestemmingsplan. Daarvoor is in de pilot niet gekozen.

Het doel van het voorliggende Chw bestemmingsplan is ook dat de regelgeving minder versnipperd is over verschillende bestemmingsplannen en verordeningen, maar dat sprake is van één gemeentelijk instrument voor de fysieke leefomgeving.

Op dit moment wordt er ook gewerkt aan de omgevingsvisie in het kader van de Omgevingswet. Deze omgevingsvisie is nog niet beschikbaar en kan dus niet worden vertaald naar dit Chw bestemmingsplan. Dat is ook niet nodig, omdat in het omgevingsplan de keuzes die in de omgevingsvisie worden gemaakt een plek kunnen krijgen.

De Crisis- en Herstelwet en in het verlengde daarvan het Besluit uitvoering Crisis- en Herstelwet maakt het mogelijk dat een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte wordt opgesteld. Pilotgemeenten mogen van een aantal wettelijke regelingen afwijken en sorteren hiermee voor op het instrument omgevingsplan. Stadskanaal is aangewezen als pilot op grond van artikel 7c en 7w van het Besluit uitvoering Crisis- en Herstelwet.

1.3 Wat is het plangebied?

Het Chw bestemmingsplan Stad Stadskanaal geldt voor het gehele gemeentelijk grondgebied. Figuur 1.1 geeft het plangebied weer dat wordt meegenomen in het Chw bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.CHW2207-on01_0001.png"

Figuur 1.1 Plangebied Chw bestemmingsplan Stadskanaal

Binnen de gemeente Stadskanaal gelden de volgende bestemmingsplannen, die verwerkt worden in het Chw bestemmingsplan Stadskanaal:

  • Bestemmingsplan Correctieve en partiële herziening Stadskanaal Kern, 13 oktober 2008
  • Bestemmingsplan Stadskanaal – Maarsstee, 21 januari 2009
  • Bestemmingsplan Landelijk gebied, 23 maart 2009
  • Bestemmingsplan Onstwedde, Alteveer, Mussel, 5 april 2012
  • Bestemmingsplan Cereswijk en Dideldom, 27 januari 2014
  • Beheersverordening Bedrijvenpark Stadskanaal, 25 november 2013
  • Beheersverordening Stadskanaal Noord en Musselkanaal, 2 november 2017

Naast deze plannen zijn er nog diverse kleinere bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en verleende omgevingsvergunningen (uitgebreid en kruimel) die verwerkt worden in het Stadskanaal. Deze plannen worden geheel vervangen door het Chw bestemmingsplan.

Tevens zijn de tijdelijke vergunningen (voor 25 à 30 jaar) voor de realisatie van zonneparken opgenomen in het Chw bestemmingsplan. Alle andere tijdelijke vergunningen zijn niet opgenomen. Binnen de huidige bestemmingsplannen is een aantal bedrijventerreinen gelegen. Hoewel deze voor een groot gedeelte zijn ingevuld, zijn er nog kavels beschikbaar. Deze onbenutte ruimte wordt, onder voorwaarden, overgenomen in het Chw bestemmingsplan.

De volgende plannen worden ook vervangen door en/of opgenomen in het Chw bestemmingsplan:

  • de regels uit het provinciale inpassingsplan (PIP) voor ‘Agrarische bouwpercelen’ (31 oktober 2018) en het provinciale inpassingsplan voor de 'N366 Veendam – Nieuwe Pekela – Stadskanaal'. Deze inpassingsplannen maken op dit moment juridisch gezien onderdeel uit van diverse bestemmingsplannen in de gemeente;
  • de regeling uit het provinciaal omgevingsverordening (POV), ‘Agrarische bouwpercelen’, ‘Intensieve veehouderijen’ en ‘Bescherming karakteristieke gebouwen'.
  • de Welstandsnota 2015 Stadskanaal.

1.4 Wat is het karakter van het Chw bestemmingsplan?

Het Chw bestemmingsplan biedt een actueel planologisch beleidskader. Het nieuwe Chw bestemmingsplan heeft vooral een conserverend karakter. Dit betekend dat bestaand beleid uit bestemmingsplannen en beheersverordeningen worden vertaald naar het Chw bestemmingsplan. Ook wordt het geldende nationaal, provinciaal en gemeentelijk beleid meegenomen in het Chw bestemmingsplan. Vooral de regels vastgelegd in de Provinciale Omgevingsverordening Groningen 2016 (en de daarop volgende actualisaties) zijn van belang voor het bestemmingsplan. Het gaat hier dan vooral om de regelgeving betreffende agrarische bouwpercelen en bescherming karakteristieke gebouwen.

1.5 Wat is het beleidskader?

Vanuit diverse overheidslagen is beleid geformuleerd. Deze beleidskaders en de daarin opgenomen randvoorwaarden bepalen mede de beleidsvrijheid die de gemeente heeft bij het opstellen van het Chw bestemmingsplan voor Stadskanaal. In hoofdstuk 4 Beleidskader is een overzicht gegeven van het landelijke, provinciale, regionale en gemeentelijke beleid dat relevant is voor het Chw bestemmingsplan Stadskanaal.

Hoofdstuk 2 Ambities en uitgangspunten

2.1 Ambities en uitgangspunten

De ambities en uitgangspunten zijn thematisch hieronder opgesomd en kort gemotiveerd. Het plan vertrekt vanuit de uitgangspunten van:

  • actualisatie;
  • harmonisatie en deregulering;
  • digitalisering en nieuwe systematiek.

De uitgangspunten worden hieronder nader toegelicht. De uitgangspunten staan niet op zichzelf maar hangen sterk met elkaar samen.

2.2 Actualisatie

Met dit Chw bestemmingsplan wordt de bestaande situatie voorzien van een passende bestemming. Op deze wijze worden de vigerende bestemmingsplannen en beheersverordeningen geactualiseerd. Veel geldende bestemmingsplannen zijn namelijk verouderd en toe aan een actualisatie. Het vertrekpunt is dat het plan in principe niet meer of minder mogelijk maakt dan nu is geregeld in de geldende bestemmingsplannen, beheersverordeningen en verleende omgevingsvergunningen. Bestaande functies in het plangebied zijn aan de hand van de bestemmingen en de gedurende de jaren verleende vergunningen (voor een deel) geïnventariseerd, en zo is op grond daarvan de meest actuele situatie bepaald en voor zover passend binnen de actuele wet- en regelgeving bestemd. Sindsdien vaststelling van de vigerende bestemmingsplannen (paragraaf 1.3) hebben er meerdere ruimtelijke ontwikkelingen plaatsgevonden die met omgevingsvergunningen buitenplans mogelijk zijn gemaakt. Deze ontwikkelingen worden dus, bij wijze van actualisatie, meegenomen in dit Chw bestemmingsplan om zo een passende regeling voor de nieuwe situatie op te stellen.

Nieuwe ontwikkelingen worden niet in dit plan opgenomen. Het bestaande beleid op de diverse beleidsterreinen is vanuit de huidig geldende bestemmingsplannen en beheersverordeningen in het plan overgenomen. De nu geldende nationale en provinciale wet- en regelgeving maakt het wel nodig aanvullende regels op te nemen om hieraan te voldoen, dit behoort bij de actualisatie. Dit geldt bijvoorbeeld voor de regeling karakteristieke gebouwen en overige bouwwerken en de situering en omvang van agrarische bouwpercelen. Op deze specifieke onderdelen moet het Chw bestemmingsplan een regeling opnemen om aan de Omgevingsverordening van de provincie Groningen (zie hoofdstuk 5).

2.3 Harmonisatie en deregulering

Het Chw bestemmingsplan heeft tot doel om de bestaande regels die nu zijn opgenomen in de geldende bestemmingsplannen, beheersverordeningen en voortvloeien uit verleende omgevingsvergunning op elkaar af te stemmen.

Het uitgangspunt is tegelijk om eenduidige, waar mogelijk minder, begrijpelijke en op elkaar afgestemde regels te maken. Ook dienen begrippen die in het Chw bestemmingsplan voor een ieder begrijpelijk te zijn. Naast het harmoniseren en deregulering van regelgeving uit bestaande bestemmingsplannen en beheersverordeningen worden er een aantal regels uit de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) meegenomen in het Chw bestemmingsplan. Het gaat hier om regels die behoren bij het kappen van bomen, objecten plaatsen op de weg, uitweg aanleggen of veranderen en reclameuitingen. Ook worden de welstandscriteria uit de Welstandsnota opgenomen in het Chw bestemmingsplan, zie hiervoor hoofdstuk 7.

2.4 Digitalisering en nieuwe systematiek

Uitgangspunt is dat het Chw bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is. Het plan is geen rapport dat zich leent om op papier beschikbaar te worden gesteld.

Voor elke activiteit die de gebruiker op een bepaalde locatie wil uitvoeren geeft het digitaal raadpleegbare plan automatisch aan of de activiteit is toegestaan en welke voorwaarden gelden voor de uitvoering van de activiteit. Voorbeelden van activiteiten zijn bouwen, gebruiken en aanleggen . Dit verschilt met een 'gewoon' bestemmingsplan waarin de gebruiker zelf moet opzoeken welke regels er gelden voor bepaalde activiteit op een locatie. Voor elke gebruiker is dus alleen zichtbaar welke regels voor welke activiteiten voor een specifieke locatie gelden. Door het plan op deze manier digitaal beschikbaar te stellen wordt het raadplegen van bestaande regelgeving voor de inwoners van Stadskanaal toegankelijker.

Wel is het mogelijk om de regels die voor een specifieke locatie gelden analoog beschikbaar te stellen. Dit houdt in dat deze regels specifiek kunnen worden geprint naar de wens van de gebruiker.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

3.1 Ontstaansgeschiedenis

Landschap

Het grondgebied van de gemeente Stadskanaal kent landschappelijk gezien een tweedeling. Het oostelijke deel van de gemeente maakt deel uit van het dekzandgebied van Westerwolde. Het landschap van Westerwolde wordt gekenmerkt door meanderende, vrij diep ingesneden beekdalen binnen een smalle gordel van dekzandruggen en dekzandkoppen. De ruggengraat van dit landschap wordt gevormd door een van zuid naar noord lopend stelsel van beekdalen, waaronder de Mussel Aa en Ruiten Aa. De Ruiten Aa heeft het meest uitgesproken beekdal. De Mussel Aa heeft ten zuiden van Onstwedde geen dal maar een langgerekte beekoverstromingsvlakte gevormd. Het Pagediep, een zijtak van de Mussel Aa, stroomt echter wel weer door een duidelijk dal. Het beeksysteem van de Ruiten Aa is omgeven door akkercomplexen met (restanten van) houtwallen. Deze akkers werden oorspronkelijk omgeven door uitgestrekte heide- en veengebieden.

Op de overgang van het dekzandgebied en het veenkoloniaal gebied ligt de Onstwedder Holte, een ruim elf meter hoge stuwwal. Hierop ligt het esdorp Onstwedde. De esgehuchten Smeerling, Ter Wupping en Ter Maarsch liggen op lage dekzandruggen en –welvingen. Bij het esgehucht Smeerling ligt één van de kenmerkende Westerwoldse veldontginningen, namelijk het Eemboerveld. Ter Maarsch is het enige esgehucht dat buiten het dal van de Ruiten Aa is ontstaan (hoewel het wel aan een oud riviertje ligt).

Het veenkoloniale deel van de gemeente Stadskanaal ligt op de Hunzevlakte. Dit veenkoloniale gebied wordt gekenmerkt door strakke, lineaire ontginningspatronen, die ontstaan zijn als gevolg van het systematisch afgraven van het veen. Een stelsel van diepen, wijken en tussenliggende zwetsloten verdeelt het gebied in smalle veenkavels. De kernen Stadskanaal en Musselkanaal behoren tot de jongere Groninger Veenkoloniën. De ontginningen, die waren gestart vanuit de ontginningsas langs het Stadskanaal, werden in de loop van de 19de en 20ste eeuw steeds verder naar het noordoosten en zuidoosten uitgebreid. In dezelfde periode werden ook de grootste delen van de venen in het Westerwoldse deel van de gemeente ontgonnen. Kleinschalige ontginningen hadden daar overigens al vanaf de middeleeuwen plaatsgevonden.

Op historische kaarten zijn grote veencomplexen te zien, waarvan de namen nu nog vaak terug zijn te vinden als veldnaam. Aan de westrand van Westerwolde bevonden zich onder meer het Achterholter Veen, het Alteveerveen, de Dwars- en Zijdstukken en de Veenhuizerstukken. Het Vledderveen en het Plaasterveen lagen tussen het Pagediep en de Mussel Aa.

Bewoning

Laat-paleolithicum (ca. 12000 – 8800 v. Chr.)

De bewoningsgeschiedenis van de gemeente Stadskanaal begint aan het eind van het laat-paleolithicum.

Mesolithicum (8800 – 4900 v. Chr.)

Bij het Dwarsdiep bij Stadskanaal zijn op korte afstand van elkaar 24 kampementen gevonden uit het vroeg- en midden-mesolithicum. Op een dekzandwelving bij Boven Pekela is een groot kamp uit het mesolithicum aangetroffen. Deze vindplaats loopt door tot in de gemeente Stadskanaal. Ook rond Smeerling was in deze periode sprake van bewoning.

Neolithicum (4900-2000 v. Chr.)

Met de introductie van landbouw en veeteelt als middelen van bestaan deed ook de permanent bewoonde nederzetting haar intrede. Dit in tegenstelling tot de voorgaande perioden, waarin slechts sprake was van tijdelijke kampementen voor onder andere de jacht of visvangst. Het beekdallandschap van de Ruiten Aa, het Pagediep en de Mussel Aa waren aantrekkelijk voor de eerste boerengemeenschappen. De boeren vestigden zich op de dekzandgronden in de buurt van de rivieren. Op de hoger gelegen gronden werden akkers aangelegd en op de graslanden langs de beken werd het vee geweid.

Uit de eerste periode van het neolithicum (4900-3400 v. Chr.) zijn uit de gemeente Stadskanaal nog geen nederzettingen of begravingen bekend. Wel zijn een aantal losse vondsten bekend uit de beekdalen, zoals een vroeg-neolithische schoenleestbijl uit de Mussel Aa nabij Kopstukken. Vondsten uit beekdalen worden doorgaans geduid als offergaven.

Uit het midden- en laat-neolithicum zijn in Westerwolde meer vindplaatsen bekend, waaronder de resten van grafheuvels uit het laat-neolithicum en/of de vroege bronstijd ten noorden van Onstwedde en bewoningssporen bij Wessinghuizen, Smeerling en Onstwedde. Gezien de aanwezigheid van grafheuvels op de Onstwedderholte zal in de directe nabijheid een nederzetting uit de periode rond 2000 v. Chr. hebben gelegen.

Uit archeologische vondsten kan worden opgemaakt dat de vernatting van de lagere zandgebieden in Westerwolde, en daarmee de veengroei, niet eerder begon dan rond 2400 v. Chr. Hoewel het hoogveen het Pagediep al wel vanuit het westen begon te naderen, werd in het laat-neolithicum nog steeds op de dekzandkoppen langs het Pagediep gewoond. Uiteindelijk werden echter ook deze woonlocaties verlaten (Groenendijk 1997).

Dat men het veengebied niet volledig links liet liggen, blijkt overigens uit de offervondsten en houten constructies (veenwegen) die elders in voormalige veengebieden zijn aangetroffen.

Bronstijd (2000-800 v. Chr.) en ijzertijd (800-12 v. Chr.)

In de bronstijd en ijzertijd was het bewoonbare gebied door de groei van het veen beperkt tot de hogere dekzandruggen en -koppen langs de beekdalen van de Ruiten Aa en de Mussel Aa. Ook de Onstwedder Holte bleef bewoonbaar.

De celtic fields (ook wel raatakkers genoemd) dateren uit de late bronstijd en ijzertijd. Ze bestonden uit een complex van kleine, door walletjes omgeven akkertjes. Wanneer een akkertje niet meer vruchtbaar was, werd aansluitend aan de oude akkers een nieuwe akker aangelegd. Boerderijen werden vaak op verlaten akkers gebouwd. De akkercomplexen breidden zich steeds verder uit. Tegenwoordig zijn de walletjes vaak niet meer aanwezig, maar de plekken waar de walletjes gelegen hebben, zijn dikwijls nog te zien op luchtfoto's. Op verschillende locaties rondom Onstwedde en aan de oostkant van de gemeente Stadskanaal zijn celtic fields aangetroffen.

Ten noordwesten van Wessinghuizen is een urnenveld uit de late bronstijd (1100-800 v. Chr.) gevonden en tussen Holte en Wessinghuizen heeft een urnenveld uit de late bronstijd of vroege ijzertijd gelegen. Op de Galbargen ten westen van Smeerling ligt een urnenveld uit de periode late bronstijd - ijzertijd.

Late ijzertijd (250-12 v. Chr.), Romeinse tijd (12 v. Chr.- 450 n. Chr.) en vroege middeleeuwen (450-ca. 800 n. Chr.)

Op basis van het ontbreken van bewoningssporen uit de late ijzertijd en Romeinse tijd gaat men er van uit dat Westerwolde in deze periode ontvolkt raakte.

Middeleeuwen (ca. 800 tot 1500 na Chr.) en nieuwe tijd tot circa 1750 na Chr.

De hoogveengebieden die Westerwolde omgaven, zorgden eeuwenlang voor een vrijwel volledig landschappelijk isolement. In de 9de eeuw is sprake van bewoning in Westerwold. Het dorp Onstwedde is te beschouwen als een combinatie van een brinkdorp en een wegdorp. Het oudste deel van het dorp, het Lough of 't Loug genoemd, is het oorspronkelijke brinkdorp bij de St. Nicolaaskerk. De oude brink, die ook nu nog de naam Brink draagt, is nog deels aanwezig. Het noordelijke deel van Onstwedde, 't Wold genoemd, heeft meer de vorm van een wegdorp. Hoewel het Wold de vorm van een wegdorp heeft, lag ook hier een brink. Deze zogeheten Woldbrink is te vinden op de kruising van de Dorpsstraat met de Jabbingelaan.

Naast Onstwedde kent het Westerwoldse deel van de gemeente Stadskanaal nog enkele middeleeuwse nederzettingen. Het betreft naast de esdorpen Smeerling, Ter Wupping, Wessinghuizen, Ter Maarsch en Höfte ook de nederzetting Veenhuizen. In de late middeleeuwen en dan vooral vanaf de 13de eeuw kregen de huidige nederzettingsstructuren hun vorm. De resten van de oudste middeleeuwse dorpen gaan echter veelal schuil onder essen. Omdat er nog nauwelijks onderzoek is gedaan op de Westerwoldse essen, is de kennis over deze dorpen zeer beperkt. Bij archeologisch onderzoek op de binnenplaats van het klooster Ter Apel (gemeente Vlagtwedde) zijn de sporen van een 12de/13de-eeuwse boerderij van het Gasselter type aangetroffen. Dergelijke boerderijen zijn ook te verwachten onder de essen in de gemeente Stadskanaal.

Vanaf de late middeleeuwen werd het veen in gebruik genomen als weideland. Hiervoor werden sloten en greppels aangelegd voor de ontwatering. Veel veengronden waren markegrond ofwel gemeenschappelijke grond van de dorpen en buurtschappen in Westerwolde.

De Hottinger-atlas van Noord- en Oost-Nederland (militaire kaarten uit 1773-1794) beperkt zich voor de gemeente Stadskanaal tot het gebied van Onstwedde-Smeerling. In deze atlas is te zien dat de bewoning zich aan het einde van de 18de eeuw voornamelijk concentreerde op de hoger gelegen gronden langs het beekdal van de Ruiten Aa en de Onstwedder Holte, in de vorm van de nederzettingen. Onstwedde, Smeerling, Veenhuizen en Ter Ma(a)rsch. Het omringende gebied bestond voornamelijk uit veen en moeras.

Nieuwe tijd vanaf circa 1750 na Chr.

In de tweede helft van de 18de eeuw was de Stad Groningen 'uitgeveend' in de gebieden rond Wildervank en Pekela. Daarom was de Stad naarstig op zoek naar nieuwe veengebieden die in ontginning genomen konden worden. Om het nieuwe veengebied ten zuidoosten van Wildervank en Pekela te kunnen ontsluiten was een nieuw kanaal nodig. In 1764 werd daarom gestart met de verlenging van het Oosterdiep ten noorden van Bareveld. Tegelijkertijd kocht de Stad gronden (ter grootte van 44 roeden) aan voor de aanleg van het Stadskanaal, alsook het gebied tussen die 44 roeden en de Semslinie, de zogenaamde 'Zestig Roeden'.

In 1767 was de aanleg van het Stadskanaal nog maar 30-40 roeden (120-160 meter) gevorderd. De Stad Groningen maakte niet veel haast met de aanleg van het kanaal. In 1769 werd besloten het graven van het kanaal uit te besteden. Wel werden aan weerszijden van het kanaal stroken grond met een breedte van 22 roeden (90 meter) aangekocht ten behoeve van huisplaatsen. Er mocht alleen turf gewonnen worden aan de oostzijde van het kanaal en met de opbrengsten hiervan kon het kanaal jaarlijks met een lengte van 100 roeden (circa 400 meter) worden verlengd. De monden van de wijken lagen voor het overgrote deel aan de westzijde van het kanaal. In het voorjaar van 1771 was het Stadskanaal tot bijna 1500 m ten zuidoosten van het Oosterdiep gevorderd.

In 1782 besloot het stadsbestuur om ten noordoosten van de zogenaamde Wildervankster Veenplaatsen (boerenerven langs het reeds gegraven deel van het Stadskanaal) een nieuw en kleiner hoofddiep aan te leggen, het Nieuwe- of Boerendiep. Het daaraan gelegen veencomplex werd vanaf 1783 als de Stads Boerendiepster-plaatsen uitgegeven en werd via het nieuwe Stadskanaal ontsloten. Het veencomplex werd in 53 plaatsen verdeeld.

Ook richting Ter Apel werden venen aangekocht, om zodoende het kanaal door te kunnen trekken naar de bezittingen van de stad aldaar. In 1784 kocht de stad een 104-roeden lange strook grond ten zuiden van Veenhuizen tot aan de grens van het kerspel Sellingen. Op verzoek van twee landbouwers, die bij het recht doortrekken van het Stadskanaal nog land tussen het kanaal en de Semslinie zouden hebben, is het Stadskanaal tegen de Semslinie aangelegd. Hierdoor ontstond een 'dubbele knik' in het kanaal.

Pas in 1789 werd het eerste verlaat nabij de Bonnermond gelegd. De Stad ging ondertussen door met aankopen van veen ten zuidoosten van de Barkelazwet. Men kocht van de markegenoten van Veenhuizen en van Aiken Maarsingh van Huis Ter Maarsch een voor de aanleg van het kanaal benodigde strook veen langs de Semslinie. Veenhuizen en Huis ter Maarsch mochten later hun eigen monden aansluiten op het Stadskanaal.

Bij het convenant van 17 mei 1817 tussen de stad Groningen en een aantal Drentse veenmarken werd de afvoer van Drentse turf via de Groningse kanalen geregeld. Alle turf met een bestemming buiten de provincie Groningen moest door de stad vervoerd worden. Het convenant van 1817 had een positieve invloed op de aanleg van het Stadskanaal. Het kanaal was in die tijd gevorderd tot de watertoren. Hier begon het Musselkanaal. De plaats Musselkanaal ontstond in 1819 toen het Stadskanaal in zuidoostelijke richting werd doorgetrokken. In 1850 bereikten de gravers Eerste Valthermond. In 1848 kocht de Stad delen van het veengebied van de marke van Jipsinghuizen en Laude. Hierdoor kon de Stad het kanaal doortrekken richting Ter Haar en Ter Apel, waar de gravers in 1856 uitkwamen.

De eerste huizen van Stadskanaal werden gebouwd in 1787. De Stad Groningen liet 12 huizen neerzetten langs het Stadskanaal, en wel aan de huidige Scheepswerfstraat. Deze huizen waren bestemd voor de opzichters van de graafwerkzaamheden ten behoeve van het kanaal. Naast deze twaalf huizen is later nog een dertiende woning gebouwd. Deze rij huizen werd vanouds dan ook 'Dertienhuizen' genoemd.

Aan het begin van de 19de eeuw stonden langs het kanaal behalve deze dertien huizen ook enkele huizen op de reeds 'uitgedane' hemen (boerenerven). Verder waren er enkele hutten voor arbeidersgezinnen. In de loop der tijd werden steeds meer huizen gebouwd langs het Stadskanaal en het Boerendiep. De nieuwe bewoners van Stadskanaal kwamen voornamelijk uit de provincie Groningen, met name uit de andere veenkoloniën, zoals Pekela, Wildervank en Veendam. Ook was een grote groep nieuwkomers afkomstig uit Westerwolde. Het betrof voornamelijk veenarbeiders, neringdoenden, ambachtslieden en opzichters en voorwerkers die betrokken waren bij de aanleg van het kanaal.

Vanaf 1834 verpachtte de stad Groningen de in cultuur gebrachte veenplaatsen aan boeren. Al snel maakten veenarbeiders en kanaalarbeiders plaats voor landbouwers, boerenarbeiders, ambachtslieden en middenstanders. Voormalige veenarbeiders kwamen bij de boeren in dienst als landarbeiders. Langzamerhand werd er aan beide kanten van het kanaal gebouwd, van boerderijen en arbeidershuisjes tot winkels en burgerwoningen. Deze nederzetting werd 'Nieuwe-Stads-Kanaal' genoemd.

In de loop van de eerste helft van de 19de eeuw kwam de industrie langs het Stadskanaal tot ontwikkeling. Naast aardappelmeelfabrieken, glasblazerijen en een steenfabriek lagen langs het Stadskanaal ook meerdere scheepstimmerwerven.

De eerste uitbreiding van Stadskanaal vond plaats in de jaren 1920 en 1930 met Parkwijk. Na de Tweede Wereldoorlog groeide Stadskanaal sterk door de komst van Phillipsfabrieken- en vestigingen. Voor de Phillipsvestiging werden onder andere een technische school, een sportcomplex en een vliegveld gerealiseerd. Door de groei van de fabrieken werd er in de jaren 60 de wijk Maarswold en Maarsveld aangelegd. Ceresdorp, waarvan de bouw in de jaren 50 was gestart, werd ook verder uitgebreid. In de jaren 70 werden de wijken De Hagen, Vogelwijk en De Borgen gerealiseerd.

Vanaf de eind jaren 1970 schaalde Phillips de bedrijfsactiviteiten in Stadskanaal af. In 2006 werden de laatste activiteiten beëindigd. Het Phillipsterrein aan de Brugstraat en Electronicaweg werd hierop gesaneerd. Het goederenvervoer over het spoor nam vanaf de jaren 1970 en 1980 ook af, waarna in 1990 werd besloten om de laatste spoorlijn van Veendam naar Musselkanaal uit bedrijf te nemen. Eind jaren 1990 werd er begonnen met de aanleg van de wijk Waterland.

Op de militaire topografische kaarten uit de periode 1851-1855 is duidelijk te zien dat halverwege de 19de eeuw een begin is gemaakt met de systematische afgraving van het hoogveen. Toch is dit in het oostelijke deel van de gemeente lang niet zo grootschalig als langs de westelijke rand. In het gebied ten noordoosten van het Stadskanaal ontstond tussen 1820 en 1840 een aantal randveennederzettingen, zoals Mussel, Horsten en Zandberg.

Mussel ontstond aan het begin van de 19de eeuw op een zandrug langs de Mussel Aa. De nederzetting bestond rond 1817 uit vijf boerderijtjes. Het gehucht De Horsten ligt op een dekzandrug bij een meerstal 'Meertje 't Voer Hooij'. Aan het begin van de 19de eeuw telde het gehucht vijf woningen en een korenmolen. Daarna nam het aantal bewoners snel toe, vooral met Rooms-katholieke Duitsers. De nederzetting Zandberg werd gesticht op een zandopduiking in het veen aan het zuidoostelijke einde van het Musselkanaal. Ook hier vestigden zich Duitse immigranten.

Het gehucht Tange, ten westen van Onstwedde, ontstond op een zandrug. De bewoners van Tange verbouwden boekweit. De kleinschalige turfwinning uit de Tangerveenen was voor eigen gebruik, want door het ontbreken van kanalen kon de turf niet afgevoerd worden.

Alteveer wordt voor het eerst genoemd in 1868. Eigenaren van de hoge veengronden in de gemeente Onstwedde hadden het plan opgevat hun venen in ontginning te nemen. Om de turf af te kunnen voeren, waren een afvoerkanaal en wijken nodig. Door strubbelingen duurde het echter tot 1884 voordat de daadwerkelijke vervening van start ging.

De eerste huizen in Alteveer werden in 1886 gebouwd. Alteveer werd echter pas aan het eind van de 19de eeuw middels het Alteveerkanaal op het Stadskanaal aangesloten. Rond 1900 was de vervening ten noorden en ten zuiden van Alteveer in volle gang. De turf werd afgevoerd door de Poortmanswijk, het Pekelder Hoofddiep en het Alteveerkanaal.

De buurtschap Vledderveen wordt voor het eerst genoemd in 1867. De Vledder Veenen werden ontgonnen als gevolg van de vraag van Veendammer ondernemers naar fabrieksturf. Door de Vledder Veenen werden aan het begin van de 20ste eeuw verschillende kanalen gegraven.

Rondom circa 1900 was een groot deel van het grondgebied van de gemeente Stadskanaal in ontginning genomen. Langs het Stadskanaal en het Musselkanaal was al een ononderbroken bebouwingslint aanwezig. Ten noorden van het Stadskanaal en Musselkanaal waren reeds grote delen verveend. De lange, smalle opstrekkende kavels liepen voor het overgrote deel tot aan de weg van Musselkanaal naar Onstwedde.

Aan het eind van de 19de eeuw ontstond ten oosten van de Mussel Aa nog een aantal buurschappen langs een tweede ontginningsas, namelijk Barlage, Kopstukken en Blekslage. De weg van Musselkanaal naar Onstwedde, die ten westen van de Mussel Aa loopt, diende als ontginningsas van waaruit het dal van de Mussel Aa in gebruik werd genomen. De oostwaartse verkaveling vanuit deze as stopte abrupt bij de toenmalige gemeentegrens. Op de ontginningskavels vanuit het Stadskanaal en Musselkanaal stonden her en der boerderijen en huizen. Ook in het gebied rond het huidige Alteveer kwam de vervening op gang. Meer naar het noorden lagen nog grote onontgonnen gebieden, zoals het Vledderveen en het Alteveerveen, die volgens de kaart uit 1900 "in vervening" zijn, maar nog als heide en moeras staan aangegeven. Pas in de jaren '50 van de 20ste eeuw was het gehele grondgebied van de gemeente Stadskanaal ontgonnen en kwam een einde aan de turfwinning.

In de tweede helft van de 20ste eeuw leidden uitbreiding van de bebouwde kernen en nieuwe eisen ten aanzien van de landbouw en infrastructuur tot grote veranderingen in de inrichting van het landschap. Zo werden de Westerwoldse beken zoals de Ruiten Aa in de jaren 1960 genormaliseerd (rechtgetrokken) ten behoeve van onder meer de landbouw. In 1979 werd een begin gemaakt met de ruilverkaveling in de veenkoloniën en Westerwolde. Doel hiervan was het verbeteren van agrarische productieomstandigheden, watervoorzieningen en infrastructuur. Door al deze veranderingen is de oorspronkelijke verkaveling in de gemeente Stadskanaal op veel plaatsen aangetast of verdwenen.

Tot ver in de 19de eeuw werden personen en goederen in deze streek over het water of per postkoets en omnibus vervoerd. Omdat in Nederland nieuwe transportmiddelen in opmars waren, zoals de paarden- en stoomtram en de trein, werd ook in deze streken gewerkt aan moderner vervoer. In 1879 richtten Anthony Winkler Prins en anderen de Eerste Groninger Tramway Maatschappij (EGTM) op. Deze maatschappij liet de trambaan in de straatwegen aanleggen. De wegen waren eigendom van de stad Groningen die aan de toestemming de voorwaarde verbond dat de tramlijn tot in Ter Apel zou worden doorgetrokken. In mei 1881 werd de paardentramlijn van Wildervank naar Buinermond in gebruik genomen. Bij de Buinermond werden een remise en een café-hotel voor reizigers gebouwd. Pas in 1894, na herhaaldelijk aandringen door Musselkanaal en de Drentse Monden, reed de paardentram door naar Musselkanaal en Valthermond. Bij Hotel Valthermond werd een remise gebouwd. Een jaar later was de verbinding met Ter Apel gereed Vanaf 1885 onderhield de Stoomtrammaatschappij 'Oldambt-Pekela' de stoomtramverbinding van Stadskanaal via Nieuwe en Oude Pekela naar Winschoten. In 1899 werd de Noord-Ooster Locaal-Spoorwegmaatschappij (NOLS) opgericht. In 1901 startte men met de bouw van de spoorlijn en in 1903 werd het eerste traject tussen Zwolle en Ommen in gebruik genomen. In 1905 was het deel Ommen-Stadskanaal voltooid. Vanuit Assen werd een zijspoor naar Stadskanaal aangelegd. Beide lijnen liepen Stadskanaal binnen via Gasselternijveenschemond. Daarna werden de laatste tracés van Stadskanaal naar Zuidbroek en van daar naar Delfzijl aangelegd, deze werden in 1910 in gebruik genomen. De NOLS bezat een station te Stadskanaal en een halte aan de Boerveensche Mond, beide zijn inmiddels verdwenen. Mede door de komst van de NOLS werden de paardentram en stoomtram respectievelijk in de jaren '20 en jaren '30 van de 20ste eeuw opgeheven. In 1924 werd tevens een spoorlijn van Stadskanaal via Ter Apel naar de rijksgrens aangelegd, de Spoorlijn Stadskanaal - Ter Apel Rijksgrens (STAR). Mede doordat de beoogde verlenging aan de Duitse kant van de grens uitbleef was de lijn niet rendabel. De (oorspronkelijke) stations en haltes binnen de gemeente Stadskanaal zijn in de loop der tijd gesloopt. In 1992 werd de Stichting Stadskanaal Rail opgericht die onder de naam Museumspoorlijn STAR een recreatieve stoomtreinlijn exploiteert. De eerste STAR-treinen reden weer vanaf 1994. Ter plaatse van het voormalige NOLS-station te Stadskanaal is ten behoeve van de Museumspoorlijn een station geïnspireerd op oude stijl gebouwd.

Vanaf 1885 onderhield de Stoomtrammaatschappij 'Oldambt-Pekela' de stoomtramverbinding van Stadskanaal via Nieuwe en Oude Pekela naar Winschoten. In 1899 werd de Noord-Ooster Locaal-Spoorwegmaatschappij (NOLS) opgericht. In 1901 startte men met de bouw van de spoorlijn en in 1903 werd het eerste traject tussen Zwolle en Ommen in gebruik genomen. In 1905 was het deel Ommen-Stadskanaal voltooid. Vanuit Assen werd een zijspoor naar Stadskanaal aangelegd. Beide lijnen liepen Stadskanaal binnen via Gasselternijveenschemond. Daarna werden de laatste tracés van Stadskanaal naar Zuidbroek en van daar naar Delfzijl aangelegd, deze werden in 1910 in gebruik genomen. De NOLS bezat een station te Stadskanaal en een halte aan de Boerveensche Mond, beide zijn inmiddels verdwenen. In 1924 werd tevens een spoorlijn van Stadskanaal via Ter Apel naar de rijksgrens aangelegd, de Spoorlijn Stadskanaal - Ter Apel Rijksgrens (STAR). Mede doordat de beoogde verlenging aan de Duitse kant van de grens uitbleef was de lijn niet rendabel. De (oorspronkelijke) stations en haltes binnen de gemeente Stadskanaal zijn in de loop der tijd gesloopt. In 1992 werd de Stichting Stadskanaal Rail opgericht die onder de naam Museumspoorlijn STAR een recreatieve stoomtreinlijn exploiteert. De eerste STAR-treinen reden weer vanaf 1994. Ter plaatse van het voormalige NOLS-station te Stadskanaal is ten behoeve van de Museumspoorlijn een station geïnspireerd op oude stijl gebouwd.

3.2 Historische bebouwingsstructuur

Stadskanaal

De historische bebouwing in Stadskanaal bevindt zich langs het kanaal, aan beide weerszijden. Dit betreffen de gronden die als eerst werden ontgind rond 1870. De oudste bebouwing in Stadskanaal dateert dan ook van rond 1870. De bebouwing aan het kanaal is divers door de verschillende bouwperiodes en de daarbij behorende stijlen. De bebouwing van voor 1930 aan het kanaal bestaat uit één bouwlaag met kap met stenen dakpannen. Deze bebouwing kan worden geclassificeerd als schipperswoningen. Aan het kanaal bevinden zich ook ruime jaren 30 woningen bestaande uit twee bouwlagen met kap en erker. Verder bevinden zich aan de zuid- en noordzijde van het kanaal naoorlogse bouw in de vorm van vrijstaande woningen en drie tot vijflaagse appartementengebouwen. Een uitzondering hierop is de 13-laagse woontoren aan de Hoofdstraat en de bebouwing aan het Raadhuisplein. De kavelopzet bij de bebouwing kenmerkt zich aan diepe smalle stroken. De bebouwing aan de noordzijde van het kanaal betreft voornamelijk bedrijfsbebouwing met een detailhandelsfunctie. Deze bebouwing is gerealiseerd na 1970. Het gaat hier om voornamelijk om twee tot drie laagse bebouwing zonder kap met een detailhandelsfunctie op de begane grond.

Ten zuiden van het kanaal bevindt zich Parkwijk, de eerste uitbreiding van Stadskanaal. De bebouwing hier dateert zich van de jaren 1920 en 1930. Latete bebouwing is in de jaren 1950 en 1960 aan deze wijk toegevoegd. De bebouwing bestaat voornamelijk uit twee bouwlagen met kap. Aan de Parksingel en de Burgemeester van Sevenhovenstraat bevinden zich enkel vrijstaande woningen. Meer naar het kanaal toe bevinden zich rijwoningen en twee-onder-één-kapwoningen.

In de jaren 1950 en 1960 werden de wijken Ceresveld, Maarsveld en Maarstee toegevoegd. Vrijwel allen bestaande uit rijwoningen met zowel voortuin als achtertuin. De rijwoningen in Maarsveld en Maarstee worden afgewisseld door portiekflatten bestaan uit drie tot vier bouwlagen. Eind jaren 80 en 90 werden de Vinex-wijken Vogelwijk en Borgen ontwikkeld. Bestaande uit een afwisseling van woonstraten met vrijstaande woningen, twee-onder-één kapwoningen en rijwoningen. De bebouwing bestaat voornamelijk uit twee bouwlagen met kap.

Alteveer, Onstwedde, Musselkanaal, Mussel en Vledderveen
De dorpen Alteveer, Onstwedde, Musselkanaal, Mussel en Vledderveen betreffen allen woondorpen en zijn kleine dorpen zonder echte kern. Musselkanaal is een lintdorp met een vergelijkbare bebouwingsstructuur als Stadskanaal. De bebouwing aan het kanaal is wederom afwisselend met schipperswoningen uit de periode rond 1900, maar ook appartementsgebouwen die in de jaren 1990 zijn toegevoegd. Net als Stadskanaal kent het centrum van Musselkanaal een relatief nieuw centrum dat is ontwikkeld in de jaren 1990. De wijken ten noorden van het centrum van Musselkanaal zijn gebouwd in de jaren 50, 60 en 70 van de twintigste eeuw met plaatselijk nieuwbouw na 2000. Alle grondgebonden woningtypen komen voor in deze wijken, bestaande uit twee bouwlagen met kap. De kavelopzet is ruim, de woningen beschikken zowel over voor- als achtertuin.

Onstwedde en Mussel kennen enkele centrale voorzieningen. Onstwedde is in tegenstelling tot Mussel een oud esdorp. Aan de Dorpsstraat in Onstwedde bevinden zich dan ook boerderijen van voor 1900. Appartementengebouwen komen in Mussel en Onstwedde niet voor. Zowel Onstwedde en Mussel kennen een verscheidenheid aan grondgebonden woningtypes. Alteveer betreft een typisch lintdorp met vrijstaande woningen met twee bouwlagen met kap. Vledderveen is een lintdorp met agrarisch karakter en gelegen in het buitengebied.

Buurtschappen

In de gemeente Stadskanaal liggen 17 buurtschappen Barlage, Blekslage, Braamberg, Höchte, Höfte, Holte, Horsten, Oomsberg, Smeerling, Sterenborg, Tange, Ter Maarsch, Ter Wupping, Veenhuizen, Vledderhuizen, Vosseberg en Wessinghuizen.

Sommige buurtschappen zoals Barlage, Blekslage, Veenhuizen, Vosseberg, Ter Wupping vallen onder het dorp Onstwedde. Onder meer de buurtschap Höchte valt onder het dorp Alteveer en de buurtschap Horsten onder het dorp Musselkanaal. Het zijn allemaal kleine nederzettingen gekenmerkt door een tiental woningen en/of boerderijen.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Europees beleid

Verdrag van Malta

Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet maakte deel uit van de Monumentenwet en inmiddels van de Erfgoedwet. De kern van de Wamz is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De Wamz verplicht gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden. Naast het inventariseren van de te verwachten archeologische waarde, zal het bestemmingsplan uiteindelijk, indien nodig (en mogelijk), een bescherming moeten bieden voor waardevolle gebieden. Dit kan bijvoorbeeld door een omgevingsvergunning verplicht te stellen voor uitvoering van (diepe) grondwerkzaamheden. In paragraaf 6.3 Archeologie en cultuurhistorie wordt hier nader op ingegaan.

Verder is in overleg tussen de provincie Groningen en de toenmalige Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek in 2001 een Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgesteld.

Natura 2000

De lidstaten van de Europese Unie hebben zich verplicht om tot een samenhangend Europees ecologisch netwerk van natuurgebieden te komen, zodat een soort ecologische hoofdstructuur op Europese schaal, genaamd 'Natura 2000', wordt gerealiseerd. Afspraken waarmee dit bereikt moet worden, zijn onder meer vastgelegd in de EG-Vogelrichtlijn en de EG-Habitatrichtlijn.

Zowel de Vogel- als de Habitatrichtlijn streven naar soort- en gebiedsbescherming. Zij zijn in principe niet rechtstreeks bindend voor de burger. Daartoe moet eerst doorvertaling vinden naar bestemmingsplannen, of (voor natuurgebieden) de Wet natuurbescherming.

De Wet natuurbescherming (Wnb) is de Nederlandse uitwerking van het internationale beleid, zoals dat is vastgesteld in de Vogel- en Habitatrichtlijn. Per 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Vanaf dat moment heeft Nederland de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in nationale wetgeving verankerd. Op 1 januari 2017 is dit over gegaan in de Wet natuurbescherming. Provincies zijn in hoofdzaak het bevoegd gezag bij het verlenen van een vergunning. In deze wet wordt uitgegaan van twee typen gebieden:

  • de beschermde natuurmonumenten (voormalige beschermde natuurmonumenten en Staatsnatuurmonumenten die buiten de Natura 2000- gebieden liggen);
  • de Natura 2000-gebieden.

Het uitvoeringsinstrument voor de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in Nederland betreft de Wet natuurbescherming. Hierin zijn de voorgaande Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet vervangen. Het dichtstbij gelegen Natura 2000-gebied betreft het Natura 2000-gebied 'Lieftinghsbroek' (zie ook paragraaf 6.2 Ecologie).

Landbouwbeleid

Het landbouwbeleid wordt in belangrijke mate in Europees verband bepaald. Voor de landen van de EU is daarmee een open markt ontstaan, waarbinnen een gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt gevoerd. Door uitbreiding van de EU met landen uit Midden- en Oost-Europa staat dit landbouwbeleid meer en meer ter discussie. Verwacht wordt dat er een liberalisering van de markt optreedt met minder steunmaatregelen en een EU-prijsontwikkeling in de richting van de wereldmarktprijzen.

Agrarisch milieubeleid

Op Europees niveau worden meerdere milieurichtlijnen uitgevaardigd, die zijn of worden verwerkt in de eigen wet- en regelgeving. Van belang voor de agrarische sector zijn in het bijzonder:

  • regelgeving gericht op de productie van veilig voedsel voor de mens;
  • dierengezondheidsbeleid;
  • (veehouderij) beleid voor melkprijzen en quotaregeling;
  • (akkerbouw) marktordeningsbeleid voor graan, suiker en aardappelen;
  • de Europese nitraatrichtlijn, gericht op bescherming van de bodem. De doorwerking betekent eisen aan de individuele landbouwers met op bedrijfsniveau een beheersing van in- en uitstroom van mineralen;
  • de Europese richtlijn milieu-effectrapportage (m.e.r.).

Dienstenrichtlijn

Tot voor kort werden beperkingen voor detailhandel die in bestemmingsplannen waren opgenomen niet getoetst aan de Europese Dienstenrichtlijn. Daarin is sinds 2018 verandering gekomen. Het Europese Hof van Justitie heeft in het arrest van 30 januari 2018 gesteld dat als in een bestemmingsplan beperkingen aan de detailhandelsontwikkelingen worden gesteld dat die beperkingen moeten voldoen aan de Dienstenrichtlijn (ECLI:EU:C:2018:44). Vervolgens heeft de Afdeling bestuursrechtspraak in de tussenuitspraak van 20 juni 2018 inzake het bestemmingsplan Stad Appingedam dit standpunt vertaald naar de Nederlandse bestemmingsplanpraktijk (20 juni 2018; ECLI:NL:RVS:2018:2062).

Uitgangspunt van de Dienstenrichtlijn

De Dienstenrichtlijn is gebaseerd op het Europees uitgangspunt van een vrije interne markt en vrijheid van vestiging van dienstverrichters. Het opnemen van beperkingen mag wel, maar daaraan verbindt de Dienstenrichtlijn voorwaarden.

Voorwaarden die de Dienstenrichtlijn aan beperkingen voor detailhandel stelt

Wanneer een gemeente beperkingen verbindt aan een locatie waar detailhandel is toegestaan, dan moeten deze beperkingen worden getoetst aan de criteria die zijn opgenomen in de Dienstenrichtlijn (artikel 15 lid 3). De gemeente Stadskanaal verbindt beperkingen aan locaties waar detailhandel is toegestaan. Een beperking moet voldoen aan de motiveringsplicht van artikel 15 lid 3 van de Dienstenrichtlijn. Dit houdt in dat deze beperking moet voldoen aan drie voorwaarden. Op basis van jurisprudentie is inmiddels duidelijk geworden hoe de toetsing door de Afdeling moet worden uitgevoerd (Appingedam, 20 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2062; Maastricht, 19 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4195; Schijndel, 19 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4196, Decathlon Schiedam, 27 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:965).

Toetsing aan de drie voorwaarden:

  • a. 'Non-discriminatoir'
    Er mag geen onderscheid gemaakt worden in de vestiging van een bedrijf op basis van het land van herkomst. Dit speelt in de ruimtelijke ordening doorgaans geen rol van betekenis. In het voorliggende plan wordt geen bepaling opgenomen die betrekking heeft op het land van herkomst of een vergelijkbare bepaling. Dat betekent dat het plan voldoet aan het discriminatieverbod.
  • b. 'Noodzakelijkheid'
    De noodzakelijkheid van een vestigingsbeperking moet worden aangetoond in het kader van een 'dwingende reden van algemeen belang'. Een voorbeeld hiervan is het bevorderen van de aantrekkelijkheid van het centrum om de leefbaarheid te behouden en zo leegstand in het centrum te voorkomen. Dit doen gemeenten vaak ter bescherming van het stedelijk milieu in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Deze noodzakelijkheid zal in veel kernen en gemeenten in Nederland aan de orde zijn.
  • c. 'Evenredigheid'
    De motivering aan het 'evenredigheidscriterium' moet voldoen aan de volgende criteria:
    • 1. de maatregel moet geschikt zijn om het beoogde doel te bereiken;
    • 2. de maatregel wordt op coherente en systematische wijze uitgevoerd (hypocrisietest);
    • 3. de maatregel gaat niet verder dan nodig is; er moet worden beoordeeld of het beoogde doel niet ook met andere en/of minder beperkende middelen (flankerende maatregelen) kan worden bereikt.

Er zijn twee visies gemaakt voor detailhandel: één voor Musselkanaal (paragraaf 4.4.7 vastgesteld 2021) en één voor Stadskanaal (paragraaf 4.4.8 vastgesteld 2016).

Samengevat is zowel voor Stadskanaal, als voor Musselkanaal, het beleid om tot een kernwinkelgebied, met een kwalitatief goede inrichting van het openbaar gebied te komen. Doel is reduceren van leegstand, om de leefbaarheid te verbeteren. Buiten het kernwinkelgebied is de aandacht gericht op transformatie naar andere bestemmingen en verplaatsing naar het kernwinkelgebied. Dit is reactief; bestaande plancapaciteit mag vooralsnog blijven worden benut, maar structurele uitbreiding is niet mogelijk. Van hard weg bestemmen is thans vooralsnog geen sprake.

Verzoeken worden thans beoordeeld naar de kaders die aan de centrumvisies zijn gesteld. Voor de andere dorpskernen is geen centrumvisie; detailhandel die zich daar wil vestigen buiten de bestaande plancapaciteit worden beoordeeld naar gelijkwaardige kaders zoals gesteld in de centrumvisie; zij dienen zich te bevinden binnen de bebouwde kom en ondersteunend te zijn aan de leefbaarheid van het gebied/kern en mogen geen grote verkeer aantrekkende werking hebben. Kleine winkels/ambachten zijn daar mogelijk mits passend binnen de overige ruimtelijke kaders, grotere (perifere) niet primaire detailhandel is niet mogelijk.

Op basis hiervan kan dan ook worden gesteld dat wordt voldaan aan de in artikel 15, derde lid, Dienstenrichtlijn opgenomen drie voorwaarden waaraan een beperking voor detailhandel in een bestemmingsplan moet voldoen.

4.2 Rijksbeleid

4.2.1 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is op 11 september 2020 door de Minister vastgesteld. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energiestrategie.
  • Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • Sterke en gezonde steden en regio's.
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Vier prioriteiten
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
    Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering, zoals zeespiegelstijging, hogere rivierafvoeren, wateroverlast en langere perioden van droogte. Nederland is in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt maatregelen in de leefomgeving, bijvoorbeeld voldoende groen en ruimte voor wateropslag in onze steden. Voordeel is dat daarmee tegelijk de leefomgevingskwaliteit verbeterd wordt en het kansen biedt voor natuur. In 2050 heeft Nederland een duurzame energievoorziening. Dit vraagt ruimte, onder meer voor windmolens en zonnepanelen. Wind op zee heeft de voorkeur, maar ook op land zijn windmolens nodig. Door deze zoveel mogelijk te clusteren, voorkomen we versnippering over het landschap en benutten we de ruimte zo efficiënt mogelijk. Voorwaarde is steeds dat bewoners echt goed betrokken zijn en invloed hebben op het gebruik en waar dat kan, meeprofiteren in de opbrengsten. De aanleg van zonneparken in het landschap moeten zoveel mogelijk worden beperkt. Het Rijk plaatst bij voorkeur eerst zoveel mogelijk zonnepanelen op daken en gevels. Het Rijk zet zich in voor het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel
    Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan ons land zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Dit vraagt goede verbindingen via weg, spoor, lucht, water en digitale netwerken en een nauwe samenwerking met onze internationale partners, zowel met onze directe buren als met andere landen in Europa en over de wereld, ook op defensieterrein. Ingezet wordt op een sterk en innovatief vestigingsklimaat met een goede quality of life: een leefomgeving die de inwoners volop voorzieningen biedt op het gebied van wonen, bewegen, recreëren, ontmoeten en ontspannen. Belangrijk is wel dat de economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam, en circulair. Daarbij wordt ingezet op het gebruik van duurzame energiebronnen en op verandering van productieprocessen, zodat we niet langer afhankelijk zijn van eindige, fossiele bronnen.
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's
    Er zijn vooral in steden en stedelijke regio's nieuwe locaties nodig voor wonen en werken. Het liefst binnen de bestaande stadsgrenzen, zodat de open ruimten tussen stedelijke regio's behouden blijven. Dit vraagt optimale afstemming op en investeringen in mobiliteit. Tegelijk willen we de leefbaarheid en klimaatbestendigheid in steden en dorpen verbeteren. Schonere lucht, voldoende groen en water en genoeg publieke voorzieningen waar mensen kunnen bewegen (wandelen, fietsen, sporten, spelen), ontspannen en samenkomen. Daarbij hoort een uitstekende bereikbaarheid en toegankelijkheid, ook voor mensen met een handicap. Er wordt naar gestreefd dat de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid verder toeneemt. Dit betekent dat voorafgaand aan de keuze van nieuwe verstedelijkingslocaties helder moet zijn welke randvoorwaarden de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid daar stelt en welke extra maatregelen nodig zijn wanneer er voor deze locaties wordt gekozen. Zo blijft de gezondheid in steden en regio's geborgd.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
    Er ontstaat een nieuw perspectief voor de Nederlandse landbouwsector als koploper in de duurzame kringlooplandbouw. Een goed verdienpotentieel voor de bedrijven wordt gecombineerd met een minimaal effect op de omgevingskwaliteit van lucht, bodem en water. Dit levert ook een noodzakelijke positieve bijdrage aan het verbeteren van de biodiversiteit. Bodemdaling moet worden aangepakt. Verhoging van het waterpeil is in bepaalde veenweidegebieden op termijn noodzakelijk. Met de betrokken regio's en gebruikers wordt afgesproken waar en hoe dit zorgvuldig zal gebeuren. In alle gevallen wordt ingezet op ontwikkeling van de karakteristieke eigenschappen van het Nederlandse landschap. Dit vertegenwoordigt een belangrijke cultuurhistorische waarde. Verrommeling en versnippering, bijvoorbeeld door wildgroei van distributiecentra, is ongewenst en wordt tegengegaan.

Uitvoering

De NOVI bevat ook een opmaat naar een Uitvoeringsagenda. Daarin wordt niet alleen inzichtelijk gemaakt welke inzet Rijk en regio nu al plegen, maar ook welke (gezamenlijke) acties de NOVI daaraan toevoegt. De Uitvoeringsagenda wordt richting de definitieve NOVI verder uitgewerkt. Daarbij worden de kansen en risico's uit de planMER betrokken.

De bedoeling is dat de NOVI zich aan nieuwe ontwikkelingen kan aanpassen, in een permanent en cyclisch proces. Het Rijk gebruikt daarvoor een goede NOVI-monitor.

Rijk, provincies en gemeenten gaan meer samenwerken als één overheid. De NOVI-aanpak is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de betrokken overheden. Medeoverheden, burgers en bedrijven, zijn niet juridisch aan de visie in de NOVI gebonden. Om de opgaven als overheden samen aan te pakken, wordt op basis van de vastgestelde NOVI toegewerkt naar samenwerkingsafspraken.

Het is belangrijk dat de omgevingsvisies van Rijk, provincies en gemeenten waar nodig en mogelijk op elkaar aansluiten. Daarvoor moeten de bestaande Gebiedsagenda's worden uitgebouwd tot bredere Omgevingsagenda's. Die omvatten de volle breedte van het omgevingsbeleid en kunnen zich ontwikkelen tot de kern van een werkend stelsel van omgevingsbeleid. Deze Omgevingsagenda's worden met alle landsdelen gemaakt, in samenwerking tussen de overheden.

De samenloop van verschillende nationale belangen en de omvang van de opgaven maken het in sommige gebieden tot een grote uitdaging om tot passende oplossingen te komen. Er is daarvoor in deze gebieden extra inzet van Rijk en regio nodig, omdat het binnen de bestaande kaders onvoldoende lukt om tot resultaat te komen. Daarom zullen er NOVI-gebieden worden benoemd.

Open proces

De NOVI is tot stand gekomen in samenspraak met verantwoordelijke ministeries, gemeenten, provincies en waterschappen. Tevens is input gebruikt van adviesraden, kennisinstellingen, het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en burgers. De dialoog met en tussen alle betrokkenen stopt niet met het verschijnen van de (ontwerp)-NOVI. Het blijft een open proces, waarvan participatie een wezenlijk onderdeel uitmaakt

Voorliggend bestemmingsplan speelt niet direct in op specifieke prioriteiten genoemd in het NOVI. Dit komt door het conserverende karakter van het Chw bestemmingen. Wel speelt de provinciale Omgevingsvisie en Omgevingsverordening in op de toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied. Dit is één van de prioriteiten genoemd in het NOVI. Het beleid en regelgeving uit de provinciale Omgevingsvisie en Omgevingsverordening is vertaald naar dit Chw bestemmingsplan.

4.2.2 Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie

In het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie staan alle projecten en maatregelen die ervoor gaan zorgen dat Nederland in 2050 waterrobuust en klimaatbestendig is ingericht. Het plan is ingevuld voor de komende zes jaar en voor de zes jaar daarna op hoofdlijnen. Het biedt ook een doorkijk tot 2050. Het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie is onderdeel van het jaarlijkse Deltaprogramma. Hierin staat hoe gemeenten, water-schappen, provincies en het Rijk het proces van ruimtelijke adaptatie willen versnellen en intensiveren. Daarvoor zijn zeven ambities in dit deltaplan opgenomen (hieronder uitgelicht). Het deltaplan geeft aan welke doelen de partijen nastreven, hoe ze daaraan gaan werken en hoe ze de resultaten in beeld brengen. Bij het deltaplan hoort een actieplan met concrete acties en maatregelen. De overheden werken met elkaar samen in 45 werkregio's.

De werkregio Groningen en Noord-Drenthe heeft een Regionale Klimaatadaptatie Strategie opgesteld en in maart 2022 hebben de partijen hiermee ingestemd. Dit is een gezamenlijke, gebiedsgerichte aanpak om de regio voor 2050 klimaat- en waterbestendig in te richten en daarmee voor te bereiden op de gevolgen van klimaatverandering. De strategie moet nog worden voorgelegd aan Provinciale Staten van Groningen. In de strategie wordt onder meer gesproken over het vasthouden en tijdelijk opslaan van regenwater en het bestrijden van hitte.
De Regionale Klimaatadaptatie Strategie werkt niet door in voorliggend Chw bestemmingsplan.

4.3 Provinciaal beleid

4.3.1 Omgevingsvisie provincie Groningen (geconsolideerd, juni 2022)

De Omgevingsvisie provincie Groningen 2016-2020 is op 1 juni 2016 vastgesteld door Provinciale Staten. Deze visie is hierna nog een aantal keren aangepast. Deze aanpassingen zijn verwerkt in een geconsolideerde versie. De meest recente versie hiervan is van juni 2022

De Omgevingsvisie bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. De Omgevingsvisie komt in de plaats van het Provinciaal Omgevingsplan (POP). Deze Omgevingsvisie heeft betrekking op het grondgebied van de provincie Groningen en geldt voor een periode van vier jaar (2016-2020) en is voor een periode van twee jaar verlengd. Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is het wellicht mogelijk dat deze termijn van vier jaar komt te vervallen.

De provincie Groningen wil het aantrekkelijke woon- en leefklimaat in haar provincie verder verbeteren. Daarom wordt in de omgevingsvisie gekeken naar kansen die zich voordoen om hier een bijdrage aan te leveren. Het accent van het beleid ligt op het benutten van ontwikkelingsmogelijkheden, naast het beschermen van de karakteristieke bebouwde en onbebouwde elementen.

Een belangrijk doel van de Omgevingsvisie is om op strategisch niveau samenhang aan te brengen in het beleid voor de fysieke leefomgeving. Daarom zijn in de Omgevingsvisie zoveel mogelijk de visies op verschillende terreinen zoals ruimtelijke ontwikkeling, landschap en cultureel erfgoed, natuur, verkeer en vervoer, water, milieu en gebruik van natuurlijke hulpbronnen samengevoegd en inhoudelijk met elkaar verbonden. Er zijn ook onderdelen opgenomen van het provinciale beleid voor economie, energie en cultuur en welzijn, voor zover die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving.

Provinciale thema's en belangen

In de Omgevingsvisie is al het provinciale beleid dat op een of andere manier raakt aan de fysieke leefomgeving geformuleerd en geordend in vijf samenhangende thema's en elf provinciale belangen:

  • Ruimte:
    • 1. ruimtelijke kwaliteit;
    • 2. aantrekkelijk vestigingsklimaat;
    • 3. ruimte voor duurzame energie;
    • 4. vitale landbouw.
  • Natuur en landschap:
    • 1. beschermen landschap en cultureel erfgoed;
    • 2. vergroten biodiversiteit.
  • Water:
    • 1. waterveiligheid;
    • 2. schoon en voldoende water.
  • Mobiliteit:
    • 1. bereikbaarheid.
  • Milieu:
    • 1. tegengaan milieuhinder;
    • 2. gebruik van de ondergrond.

Deelgebieden

In de Omgevingsvisie wordt de provincie Groningen opgedeeld in zeven deelgebieden. Stadskanaal maakt onderdeel uit van het gebied Veenkoloniën en Westerwolde. Het deelgebied Veenkoloniën wordt gekenmerkt door het grootschalige open landschap met een rationele verkavelingsstructuur van wijken en kanalen. De provincie ziet de Veenkoloniën als het gebied waar de meeste mogelijkheid wordt gezien zien voor grootschalige landbouw en waar ook internationaal gezien uitstekende vooruitzichten zijn voor de grootschalige productie en hoogwaardige verwerking en vermarkting van bijvoorbeeld zetmeel, suiker en zuivel. Daarnaast heeft het gebied een wateropgave en dient het zijn eigen water vast te houden om de afhankelijkheid van het IJsselmeerwater te verminderen.

Het deelgebied Westerwolde wordt gekenmerkt door een esdorpenlandschap dat in een langgerekte zone langs de Westerwoldse Aa en de Ruiten Aa, met daaromheen een gebied met een jonger landschap van heideontginningen.

Belangrijke opgaven zijn natuurontwikkeling en herstel van het cultuurlandschap langs de Westerwoldse Aa en de Ruiten Aa en daarmee samenhangend de 'vernatuurlijking' van het watersysteem en de verdere ontwikkeling van toeristische en recreatieve mogelijkheden in het gebied. Recreatie, toerisme zijn samen met leefbaarheid als gevolg van krimp hier belangrijke opgaven. Ook de watervoorziening ten behoeve van de landbouw is een belangrijke opgave in dit gebied.

Ruimtelijke kwaliteit

De provincie Groningen streeft naar een zo hoog mogelijke ruimtelijke kwaliteit in de provincie. Ruimtelijke kwaliteit wordt bepaald door de mate waarin binnen een gebied de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde in onderlinge verhouding geoptimaliseerd zijn. Gebruikswaarde is gericht op een efficiënte inrichting van het gebied voor uitoefening van de daaraan toegekende of toe te kennen functies. Bij belevingswaarde gaat het om de sfeer en allure van het gebied, het behoud van gebouwd cultuurhistorisch erfgoed en de herkenbaarheid van de historisch gegroeide stedenbouwkundige en landschappelijke structuur. Toekomstwaarde draait om de toekomstbestendigheid van de maatregelen die ten behoeve van de gebruiks- en belevingswaarde worden genomen.

Het Chw bestemmingsplan heeft onder andere betrekking op het stedelijk gebied van Stadskanaal. De provincie wil stedelijke ontwikkelingen zoveel mogelijk laten plaatsvinden binnen bestaand stedelijk gebied, om het grote contrast tussen het stedelijk gebied en het buitengebied te behouden en te versterken. Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor de ruimtelijke kwaliteit binnen het stedelijk gebied.

In het buitengebied wil de provincie de waarden voor natuur en recreatie ontwikkelen en de landschappelijke kernkarakteristieken behouden en waar mogelijk versterken. Ook wil de provincie het buitengebied als woongebied aantrekkelijk houden en bedrijven de mogelijkheid bieden om zich te vestigen in vrijkomende bebouwing en zich daar te ontwikkelen. Omdat de inrichting van het buitengebied zowel vitaal als duurzaam dient te zijn, is daarnaast zuinig ruimtegebruik een belangrijk uitgangspunt. Hiervoor zijn regels opgenomen in de Omgevingsverordening (titel 2.3).

Bedrijventerreinen

De provincie Groningen heeft in haar omgevingsvisie opgenomen dat er sprake is van een overaanbod aan bedrijventerreinen in de provincie en dat revitalisering en sanering noodzakelijk is. Uit recente onderzoeken en actuele ontwikkelingen blijkt echter dat de vraag naar bedrijventerreinen aanzienlijk is toegenomen en dat voor Stadskanaal thans geen sprake is van overaanbod. Er zijn slechts nog enkele kavels beschikbaar. Er wordt nu gewerkt aan een regionale visie (visie N366) onder regie van de provincie.

Woningvoorraad

De kwaliteit van het wonen levert een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid van de provincie. Een hoge woonkwaliteit kan worden bereikt door het woningaanbod optimaal te laten aansluiten bij de wens van de inwoners; ook als het gaat om het soort kern waar men wil wonen: van een kleine kern tot een grote stad. Het is mogelijk om kleine kernen kleinschalig uit te breiden. Hiervoor worden primair de inbreidingsmogelijkheden benut.

Binnen de gemeente Stadskanaal is er sprake van een verdunning van de woningvoorraad en wordt er vooral ingezet op de verbetering van de kwaliteit van de woningvoorraad. Uit geactualiseerde provinciale bevolkingsprognoses uit 2022 (bron: kerngegevens provincie Groningen/bevolkingsaantallen) blijkt dat de krimp van de bevolking afzwakt en het aantal huishoudens licht toeneemt. De lichte toename in aantal huishoudens wordt onder meer veroorzaakt door een toename van het aantal alleenstaanden. Het woonbeleid van Stadskanaal is specifiek vastgelegd in de Woonvisie Stadskanaal 2020-2025, zie paragraaf 4.4.3.

Detailhandel

Een goede detailhandelsstructuur is van belang voor de (regionale) economie en draagt bij aan de leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit van de steden en kernen in de provincie. De detailhandelssector is dynamisch en sterk aan verandering onderhevig. In plaats van groei is in toenemende mate sprake van verdringing (meer aanbod dan vraag). Daarnaast spelen schaalvergroting, filialisering, de opkomst van online winkelen en vergrijzing van consumenten en van het ondernemersbestand. Er komt veel winkelruimte vrij die niet allemaal wordt ingevuld, met leegstand als gevolg. Deze ontwikkelingen hebben de positie van kernwinkelgebieden aangetast.

In Stadskanaal en Musselkanaal is echter de actuele leegstaand gering, waardoor hier de gevolgen daarvan op de positie van de kernwinkelgebieden nog niet waarneembaar zijn.

Ruimte voor duurzame energie

Ruimte voor duurzame energie gaat over concurrerend (Energyport), toekomstbestendig en schoon (een duurzame energievoorziening, minder CO2 en een goede ruimtelijke inpassing). De provincie stimuleert de opwekking van duurzame energie in de provincie. Vanwege de grote impact van gaswinning op de leefbaarheid vindt de provincie een versnelde energietransitie heel belangrijk. Daarom kiest de provincie er voor om duurzame energie (zon, wind, biomassa en geothermie), maar ook nieuwe ontwikkelingen, de ruimte te geven.

Goede ruimtelijke inpassing en maatschappelijke acceptatie vinden, vindt de provincie belangrijk. Met name deelname van burgers in en de maatschappelijke acceptatie van energieprojecten is daarbij van belang. De gemeente Stadskanaal heeft haar duurzaamheidsbeleid uiteengezet in de Nota Duurzaamheid 2018-2022 (zie paragraaf 4.4.5).

Zorgen voor een vitale landbouwsector in balans met de omgeving

Het zorgen voor een vitale landbouw en een vitale agrarische sector is van belang. Schaalvergroting en modernisering van de landbouw is belangrijk voor de plattelandseconomie, maar kan ook op gespannen voet staan met de verschillende landschaps- en natuurdoelen en de maatschappelijke wensen. Om zowel de belangen van de plattelandseconomie als de landschaps- en natuurdoelen goed met elkaar af te wegen, zijn er twee werkwijzen gecreëerd. De eerste werkwijze is de Bouwblok op maatmethode (BOM) die geldt voor uitbreiding van agrarische bouwblokken en waarbij alle partijen de plannen integraal dienen op te pakken en rekening dient te worden houden met ruimtelijke randvoorwaarden. De tweede werkwijze is het Groninger Verdienmodel (GVM) waarbij een ondernemer extra ruimte kan verdienen voor zijn agrarische bedrijf door inspanningen te verrichten die de landbouw en het landschap versterken.

De meeste Groningse landbouwbedrijven zijn akkerbouw- en melkveehouderijbedrijven. De provincie wil waar dat goed is in te passen, schaalvergroting van deze bedrijven mogelijk maken en een ontwikkeling naar een duurzame landbouw stimuleren. Het beleid voor agrarische bouwpercelen geldt voor akkerbouw- en melkveehouderij- en intensieve veehouderijbedrijven, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.

Beschermen landschap en cultureel erfgoed

De provincie Groningen kent veel verschillende landschappen met elk hun eigen belangrijke natuurlijke, cultuurhistorische en aardkundige waarden. De proivncie hecht grote waarde aan de bijzondere kwaliteiten van het landschap, zoals de weidsheid, de diversiteit en de herkenbaarheid. Deze kwaliteiten vormen een belangrijke onderlegger voor het ruimtelijk beleid, dat gericht is op behoud van de kwalitatief hoogwaardige leefomgeving.

Landschappelijke kwaliteit en cultuurhistorisch erfgoed zijn van belang voor een gevoel van verbondenheid met en eigenheid van de streek, een plezierige leefomgeving en voor toerisme en recreatie. Dit draagt bij aan een aantrekkelijke provincie om te wonen, werken en recreëren.

Het beschermen en versterken van de kenmerkende landschapsstructuren die bijdragen aan de identiteit van en variëteit in de provincie is een provinciaal belang en een kerntaak van de provincie. De provincie stelt kaders voor de bescherming, het beheer en de ontwikkeling van de samenhangende landschapsstructuur, waarbinnen ruimte is voor gebiedsinitiatieven en maatwerk. Gemeenten dragen de zorg voor het landschap op het lokale schaalniveau.

Vergroten biodiversiteit

Een ander belangrijk onderdeel van de Omgevingsvisie is het beschermen en ontwikkelen van de biodiversiteit, zowel binnen als buiten het Nationaal Natuurnetwerk Nederland. Dit gebeurt via verschillende activiteiten, waaronder de realisering van het natuurnetwerk in de provincie, beleid voor weide- en akkervogels, bescherming van soorten en het versterken van de groenblauwe dooradering van het landelijk gebied. Om deze activiteiten verder vorm te geven en te bewerkstelligen zijn er regels opgenomen in de Omgevingsverordening die weer zijn doorvertaald naar het Chw bestemmingsplan.

Voorkomen en verminderen milieubelasting en hinder

De provincie streeft naar een schone (gifvrije), gezonde, hindervrije, veilige, duurzame en leefbare omgeving voor alle Groningers. Met deze kernwaarden als uitgangspunt, wil de provincie “Brede Welvaart” voor iedereen in Groningen dichterbij brengen. Schone lucht en bodem en zuiver en veilig drinkwater staan hierbij centraal, maar ook een omgeving waarbij milieuhinder tot een minimum is beperkt. De milieu- en gezondheidsopgave worden daarbij zoveel mogelijk gekoppeld aan de andere grote (transitie)opgaven. Met name op het gebied van de energietransitie en de vergroening van de chemie wil de provincie ook grote milieu- en gezondheidswinst behalen.

De provinciale doelstellingen richten zich op de zogenaamde (milieu)compartimenten: de kwaliteit van de lucht, bodem en water. Deze zijn niet alleen essentieel voor de kwaliteit van leven en de gezondheid van mens en dier, maar ook een voorwaarde voor ecologische vitaliteit en -diversiteit en dus voor de economie en samenleving als geheel. De doelstellingen richten zich daarbij in het bijzonder op de bronnen die verantwoordelijk zijn voor de gezondheidseffecten door verontreiniging en hinder: bedrijven1, vervoer/wegen en schadelijke stoffen.

4.3.2 Omgevingsverordening provincie Groningen (geconsolideerd, juni 2022)

Het Chw bestemmingsplan moet voldoen aan het provinciaal beleid en dus ook de regels uit de provinciale Omgevingsverordening Groningen 2016 (inclusief de actualisaties tot en met juni 2022). Vanuit deze provinciale Omgevingsverordening (POV) ligt in ieder geval een opgave om de bescherming van de hoofdvorm van de karakteristieke en beeldbepalende gebouwen in het buitengebied te borgen en het juist verbeelden van het agrarisch bouwperceel.

Bescherming karakteristieke gebouwen

De provinciale opgave heeft betrekking op het buitengebied. De mate van bescherming in het stedelijk gebied mag de gemeente zelf regelen. Op grond van de POV moet in ieder geval zijn opgenomen dat zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning het verboden is om een karakteristiek gebouw geheel of gedeeltelijk te slopen. Een omgevingsvergunning kan niet worden verleend zonder dat is onderzocht of zinvol hergebruik van het gebouw overeenkomst de geldende bestemming of een andere passende functie objectief gezien mogelijk is al dan niet na het treffen van voorzieningen aan het gebouw. Hierbij moet altijd voldaan worden aan een goede ruimtelijke ordening. Sloop is overigens altijd mogelijk zonder een omgevingsvergunning voor onder meer gewoon onderhoud en herstel en inpandige delen van het gebouw.

Het beschermen van karakteristieke gebouwen en bouwwerken is in dit bestemmingsplan geregeld door het opnemen van een dubbelbestemming (waarde-karakteristieke bebouwing). Een vergunningplicht is opgenomen voor het slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning. Zie ook paragraaf 8.4.6 Hoofdstuk 5 Dubbelbestemmingen.

Agrarisch bouwperceel

Een bestemmingsplan stelt regels op grond waarvan agrarische bedrijfsbebouwing en voorzieningen voor mestopslag en opslag van veevoer worden geconcentreerd binnen een op de verbeelding van het bestemmingsplan aangewezen agrarisch bouwperceel. Een agrarisch bouwperceel wordt als volgt gedefinieerd: "een op de verbeelding van het bestemmingsplan aangeduid aaneengesloten stuk grond waarop volgens de regels van een bestemmingsplan zelfstandige bij elkaar behorende bebouwing ten behoeve van een agrarisch bedrijf is toegestaan".

De regeling in het nu geldende bestemmingsplan 'Landelijk gebied' voldoet hier niet aan. Het agrarische bouwvlak, overeenkomend met wat in de POV wordt verstaan onder agrarisch bouwperceel, vormt nu (vaak) een meerdere hectares omvattend gebied waarin bebouwing is toegestaan. Deze bebouwing moet zich concentreren binnen een bepaalde oppervlakte (1 of 1,5 ha), deze is in het nu geldende plan aangegeven als denkbeeldig vierhoekig bouwperceel.

Het Chw bestemmingsplan moet dus voorzien in regels op grond waarvan agrarische bedrijfsbebouwing, inclusief voorzieningen voor mestopslag en opslag van veevoer, worden geconcentreerd binnen een op de verbeelding van het bestemmingsplan exact aangewezen agrarisch bouwperceel (bouwvlak). Een verdere uitwerking is opgenomen in paragraaf 5.2

Stilte en duisternis

In de POV is een specifieke regeling opgenomen dat er in het Chw-bestemmingsplan voor het buitengebied rekening moet worden gehouden met de aspecten stilte en duisternis. De provinciale Omgevingsverordening schrijft voor aan de gemeente om in bestemmingsplannen die betrekking hebben op het buitengebied toe te lichten hoe rekening wordt gehouden met de aspecten stilte en duisternis. Stilte en duisternis zijn namelijk de kernkarakteristieken van de provincie. Gedacht kan hierbij bijvoorbeeld worden aan het weren en terugdringen van geluidbronnen (zoals wegverkeer, lawaai vanwege bedrijfsmatige activiteiten e.d.) en van lichtbronnen door kassen, open schuren, openbare verlichting en dergelijke. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kan het opstellen van een lichtplan raadzaam zijn.

In de gemeente is geen specifiek beleid aanwezig op het gebied van stilte en duisternis. In dit bestemmingsplan wordt vooralsnog de regeling opgenomen zoals in artikel 2.24.2 van de provinciale omgevingsverordening voor wat betreft het onderwerp duisternis.

Artikel 2.24.2 Lichtuitstraling ligboxenstal

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het buitengebied voorziet niet in een nieuwe ligboxenstal waarbinnen de lichtsterkte meer dan 150 lux bedraagt, tenzij de stal tussen 20.00 uur en 6.00 uur is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling met ten minste 90% reduceren.

Intensieve veehouderijen

Op grond van de POV kan het Chw bestemmingsplan niet voorzien in nieuwvestiging van een intensieve veehouderij. Ook het starten van een neventak intensieve veehouderij is niet toegestaan. Ook is het verboden om de bestaande staloppervlakte voor intensieve veehouderij uit te breiden.

Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken als in de planregels van het Chw bestemmingsplan is opgenomen dat deze uitbreiding:

  • a. noodzakelijk is om tegemoet te komen aan verscherpte wettelijke eisen op het gebied van milieu, of
  • b. bijdraagt aan verbetering van het welzijn van de te houden dieren doordat zij netto meer leefruimte tot hun beschikking hebben,

mits in het bestemmingsplan geborgd is dat het aantal te houden dieren zoals is vergund op 1 januari 2019 niet toeneemt.

Bescherming van bos en natuur

Op grond van de Omgevingsverordening is het verboden om in het Chw bestemmingsplan op gronden die onderdeel zijn van NNN-natuur en natuur buiten de EHS de bestemming en/of het gebruik zo te wijzigen dat het leidt tot een significante aantasting van het areaal op deze gronden. Dit met uitzondering van ingrepen die kleinschalig van aard zijn of indien er sprake is van een groot openbaar belang. Indien het Chw bestemmingsplan voorziet in een grootschalige ruimtelijke ontwikkeling in het leefgebied van weide- en akkervogels, dan dient de mogelijke schade aan de waarde van het leefgebied voor weidevogels te worden voorkomen en restschade elders te worden gecompenseerd.

De natuurbestemming in dit bestemmingsplan is hierop afgestemd.In het plangebied van dit bestemmingsplan ligt een gebied dat op grond van de verordening is aangewezen als leefgebied akkervogels.Het Chw bestemmingsplan voor Stadskanaal betreft een conserverend plan. Grote ruimtelijke ingrepen worden met dit plan niet mogelijk gemaakt. Compensatie m.b.t. leefgebied akkervogels is niet aan de orde.

Water

In de POV zijn allerlei regels opgenomen voor veiligheidseisen van keringen, aanleg en beheer van waterstaatswerken, waterkwaliteit en de onttrekking van grondwater. De Omgevingsverordening bevat verbodsbepalingen voor fysische bodemaantasting in bepaalde gebieden. Ook zijn er verbodsbepalingen opgenomen voor bepaalde activiteiten in grondwaterbeschermingsgebieden en waterwingebieden.

Er is geen sprake van waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden binnen het gemeentelijk grondgebied van Stadskanaal. Om de functie als waterberging voor dit gebied te waarborgen is een specifieke regeling opgenomen (dubbelbestemming Water - Waterbergingsgebied).

Wet natuurbescherming

Op grond van de POV gelden er vrijstellingen voor soortenbescherming. Hierbij valt te denken aan vrijstellingen voor de bescherming van weidevogels of vrijstellingen voor het onderhoud, beheer van werken. Zie ook paragraaf 6.2 Ecologie. Ook bevat de Omgevingsverordening eisen voor faunabeheerplannen.

Het voorligende bestemmingsplan is conserverend van aard en laat bij recht uitsluitend perceelsgebonden ontwikkelingen toe. Bij ontwikkelingen is de Wet natuurbescherming onverkort van toepassing.

Milieu

Op grond van de POV zijn regelingen opgenomen om milieuhinder tegen te gaan. Het gaat hier bijvoorbeeld om regels voor afvalbewerkings- en verwerkingsbedrijven.

Bescherming landschap en kernkarakteristieken

In titel 2.13 van de verordening staan regels voor de bescherming van verschillende landschapstypen en kernkarakteristieken. Deze landschapstypen en kernkarakteristieken staan aangegeven op kaart 7 van de verordening. Het plangebied kent de volgende landschapstypen en kernkarakteristieken:

  • essen (artikel 2.52.1 verordening); Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de op kaart 7 aangegeven essen, stelt regels gericht op bescherming van het reliëf, voor zover de Erfgoedwet niet in bescherming voorziet.De regels kunnenn voorzien in aanvulling van de essen als die aanvulling dient om de landschappelijke en cultuurhistorische waarden te versterken.De regels m.b.t. de essen zijn eveneens gericht op bescherming van de landschappelijke openheid.
  • esgehuchten (artikel 2.52.2 verordening); Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de directe omgeving van de op kaart 7 aangegeven esgehuchten stelt regels gericht op bescherming van de landschappelijke openheid. De regels bevatten in elk geval een verbod op nieuwe houtteelt en op de aanleg van bos en boomgaarden.
  • kanalen en wijken (artikel 2.54 verordening); Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de op kaart 7 aangegeven kanalen en wijken bevat regels gericht op bescherming van de herkenbaarheid van de kanalen- en wijkenstructuur.
  • besloten en kleinschalig open gebied Gorecht en Westerwolde (artikel 2.56.1 verordening); Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het op kaart 7 aangegeven besloten en kleinschalig open gebied Gorecht en Westerwolde, stelt regels gericht op bescherming van de houtwallen, houtsingels en meidoornhagen. Ook bevat het in elk geval een verbod op het kappen of rooien daarvan, anders dan ten behoeve van normaal onderhoud.
  • glaciale ruggen (artikel 2.57.1 verordening); Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de op kaart 7, aangegeven glaciale ruggen stelt regels gericht op bescherming van het reliëf en de herkenbaarheid daarvan. De regels bevatten in elk geval een verbod op het afgraven, diepploegen, egaliseren en afschuiven van de glaciale ruggen alsmede regels voor houtteelt, aanleg van bos en boomgaarden.
  • dekzandruggen (artikel 2.57.3 verordening); Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de op kaart 7, aangegeven ‘dekzandruggen’ stelt regels gericht op de bescherming van het reliëf, al dan niet in combinatie met stuifzandreliëf, en de herkenbaarheid daarvan. De regels bevatten in elk geval een verbod op diepploegen, egaliseren en afschuiven van de dekzandruggen alsmede regels voor houtteelt, aanleg van bos en boomgaarden.
  • karakteristieke waterlopen (artikel 2.58.1 verordening); Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de op kaart 7 aangegeven karakteristieke waterlopen bevat regels gericht op bescherming van het beloop en het profiel van deze waterlopen.
  • karakteristieke laagten (artikel 2.58.2 verordening): Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de op kaart 7 aangegeven karakteristieke laagten bevat regels gericht op bescherming van de laagten die vanuit de natuurlijke oorsprong met een waterloop samenhangen of hebben samengehangen.De regels bevatten in elk geval een regeling voor het diepploegen, ophogen, egaliseren en afschuiven van de laagten.

In het bestemmingsplan zijn in de regels beschermende regelingen voor de bovenstaande landschapstypen en kernkarakteristieken opgenomen. De regelingen zijn in overeenstemming met de hierboven genoemde artikelen uit de verordening. Zie voor een verdere toelichting op deze dubbelbestemmingen paragraaf 8.4.6 Hoofdstuk 5 Dubbelbestemmingen.

Woningbouw

Artikel 2.15.1 van de verordening geeft aan dat een bestemmingsplan alleen voorziet in de bouw van nieuwe woningen, voor zover deze woningbouwmogelijkheden naar aard, locatie en aantal overeenstemmen met een regionale woonvisie die rekening houdt met regionale woningbehoefteprognoses.

In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe bouwmogelijkheden voor wonen geboden. Wel worden de onbenutte bouwtitels niet wegbestemd, maar herbestemd om behouden te blijven voor woningbouw. (Zie ook voor een nadere toelichting paragraaf 4.4.3 Woonvisie Stadskanaal 2020 - 2025). De wijzigingsbevoegdheden die hiertoe in dit bestemmingsplan zijn opgenomen bevatten de voorwaarde dat de wijziging moet passen binnen het gemeentelijk woonbeleid welke wordt geaccordeerd door de provincie. Zie de artikelen 97, 98 en 99 .

4.4 Regionaal en gemeentelijk beleid

4.4.1 Regionaal woon- en leefbaarheidsplan Oost-Groningen

De regio Oost-Groningen, waar de gemeente Stadskanaal onderdeel van is, werkt op het gebied van wonen samen in regio verband. Via de regio deal – pijler wonen en het RWLP wordt uitvoering gegeven aan de opgave op de woningmarkt. Van origine was de inzet gericht op het beperken van de effecten van de terugloop in het bevolkingsaantal en daarmee de gevolgen voor de woningmarkt en leefbaarheid. Echter met de woonvisie 2020 en de geactualiseerde provinciale bevolkingsprognoses uit 2022 (bron: kerngegevens provincie groningen/bevolkingsaantallen) is het accent verandert van krimp naar groei passend bij de schaal van de gemeente Stadskanaal. De inzet is daarmee verschoven van het begeleiden van de krimp naar beperkte groei en het kwalitatief verbeteren van de woningvoorraad. Naast het verbeteren van de leefbaarheid wordt binnen de regiodeal ook ingezet op de verduurzaming van de woningvoorraad en het versterken van de kernen.

De regio staat voor een aantal opgaven die met elkaar samenhangen. Een aantal belangrijke opgaven zijn het kwalitatief verbeteren van de woningvoorraad, het begeleiden van de vergrijzing, samenwerking tussen zorgorganisaties, het verbeteren van leefbaarheid in de dorpen en het standhouden van de voorzieningen.

4.4.2 Strategische visie Vrijetijdseconomie Oost-Groningen 2030

De Strategische visie Vrijetijdseconomie Oost-Groningen 2030 (november 2020) legt de doelstellingen voor de sector recreatie en toerisme vast voor de gemeenten Oldambt, Westerwolde, Veendam, Pekela en Stadskanaal. De sector wordt van groot belang voor deze gemeenten.

De doelstellingen voor vrijetijdseconomie in de regio Oost-Groningen zijn:

  • Toerisme en recreatie in Oost-Groningen op de kaart zetten, meer bezoekers langer in het gebied laten verblijven en meer te laten uitgeven en daarmee een impuls geven aan de regionale economie, leefbaarheid en kwaliteit van de woonomgeving. Daarmee wordt het vestigingsklimaat voor marktpartijen en particuliere investeringen verbeterd hetgeen leidt tot meer overnachtingsfaciliteiten en dagrecreatie.
  • Ten opzichte van de periode 2015-2019, 100% stijging van de overnachtingen in 2030;
  • Ten opzichte van de periode 2015-2019, 50% stijging van het aantal arbeidsplaatsen in de sector in 2030;
  • De eigen inwoners zijn tevreden over de vrijetijdsmogelijkheden en trots op hun gebied en zijn daardoor ambassadeurs.

Voor het Chw bestemmingsplan, dat een conserverend karakter heeft wordt niet ingespeeld op de doelstellingen vanuit de visie vrijetijdseconomie. Het betreft een actualisatie en harmonisatie.

4.4.3 Woonvisie Stadskanaal 2020 - 2025

Stadskanaal heeft de afgelopen jaren te maken met een krimp in de woningvoorraad. Deze krimp heeft zowel in de huursector als koopsector plaatsgevonden. De woonvisie Stadskanaal 2015-2025 (zoals deze is vastgesteld op 30 juni 2015) ging ervan uit om met minder woningen een goede en betere woonkwaliteit in stand te houden. Tevens is het grondgebied van de gemeente Stadskanaal in de provinciale omgevingsvisie 2016-2020 aangemerkt als krimpgebied.

Uit de geactualiseerde provinciale bevolkingsprognoses uit 2022 (bron: kerngegevens provincie groningen/bevolkingsaantallen) blijkt echter dat de krimp van de bevolking afzwakt en het aantal huishoudens licht toeneemt, onder andere door een toename van het aantal alleenstaanden.

In 2017 heeft de gemeenteraad aanvankelijk ingestemd met het wegbestemmen van diverse bouwtitels voor woningen. Het betrof een aantal van ongeveer 320 in de gemeente Stadskanaal. Er waren verschillende redenen voor het voornemen tot wegbestemmen van de bouwtitels. Ten tijde van het besluit uit 2017 was er sprake van een ruime woningmarkt en werd uitgegaan van krimp van de bevolking en huishoudens. Om de krimp te begeleiden werd het noodzakelijk geacht om een gedeelte van de nieuwbouwplannen te schrappen, dat niet voldeed aan de uitgangspunten van de woonvisie. Per plan is destijds een afweging gemaakt. Uit de planvorming van 2017 bleek bijvoorbeeld dat er een overaanbod van appartementen in de plannen zat.

De afgelopen jaren is de situatie op de woningmarkt drastisch veranderd. Van krimp is op dit moment geen sprake, zoals blijkt uit de nieuwste provinciale bevolkingsprognoses.

Verder is de woningmarkt volop in ontwikkeling. Om meerdere redenen is er meer vraag dan voorheen naar nieuwe woningen in de gemeente Stadskanaal. Daarmee is er de urgentie om zoveel mogelijk mee te werken aan nieuwbouw in de gemeente Stadskanaal, daar waar het past bij de beleidsuitgangspunten uit de woonvisie. Zo spant de gemeente zich onder andere in voor het uitgeven van nieuwe bouwkavels in de kernen en het herinvullen van braakliggende locaties

In de woonvisie 2020-2025 die de raad in september 2020 heeft vastgesteld biedt de gemeente meer ruimte voor ontwikkelingen op de woningmarkt. Zo wordt er ruimte geboden voor het toevoegen van woningen om bijvoorbeeld een 'rotte kies' situatie op te lossen of om locaties opnieuw in te vullen. Daarnaast wordt in elk dorp de mogelijkheid geboden om een aantal woningen toe te voegen om zo de kernen te verstevigen, te voorzien in woonwensen en de leefbaarheid in stand te houden, dan wel te verbeteren. Ook is er behoefte om de kwaliteit van het woningbestand te vergroten. Met de realisatie van nieuwbouw worden kwalitatief hoogwaardige woningen toegevoegd. Deze nieuwe woningen zijn energiezuinig en sluiten wat de plattegrond betreft beter aan bij de behoefte van deze tijd. Het doel is om de vraag op de woningmarkt beter te bedienen en als gemeente een gunstiger woonklimaat te bieden.

Vanwege de gewijzigde omstandigheden, zoals verwoord in de eerdere woonvisie, heeft de gemeenteraad in mei 2021 ingestemd met het herbestemmen van de onbenutte bouwtitels voor woningen. Dit houdt in dat de onbenutte bouwtitels niet wegbestemd, maar herbestemd worden en/c.q. behouden blijven voor woningbouw. Reden hiertoe is dat de vraag naar woningen sterk is gestegen maar de vraag kwalitatief anders is dan zoals opgenomen in de plannen van voor 2017. Er vindt op veel locaties een transformatie plaats van appartementen naar grondgebonden woningen. In nagenoeg alle gevallen is sprake van een vermindering van het aantal woningen op een locatie. In totaal worden 328 bouwtitels voor woningen herbestemd door middel van een wijzigingsbevoegdheid (zie ook hoofdstuk 8) en er komen 87 bouwmogelijkheden direct terug. Dit zorgt voor een totaal van 419 bouwtitels voor woningen. Dit is 21 hoger dan in het voorbereidingsbesluit en komt door een administratieve correctie. In het voorbereidingsbesluit zijn, zo is gebleken, 21 onbenutte bouwtitels voor woningen niet opgenomen die op grond van de geldende bestemmingsplannen al mogelijk zijn.

In de gemeente Stadskanaal zijn in het verleden op verschillende locaties detailhandelsbestemmingen ontstaan. In het centrumgebied, met name in het kernwinkelgebied, is het wenselijk deze bestemmingen in stand te houden. Waar het gaat om de transformatiegebieden nabij de centra en de uitlopers van het lint blijkt het invullen van de locaties met detailhandel een lastige opgave. Om leegstand en verpaupering te voorkomen, gecombineerd met de wens tot het concentreren van het kernwinkelgebied wordt eigenaren de mogelijkheid geboden de detailhandelsbestemming in te wisselen voor één bouwtitel voor een woning. Gelet op de doorgaande tendens van de afname van het fysieke winkelaanbod in deze gebieden wordt deze regeling voortgezet. Op deze wijze wordt leegstand en verpaupering van centrumlocaties tegengaan.

4.4.4 De hoofdstad van de Veenkoloniën, pionieren in de proeftuin: Actualisering Toekomstvisie Stadskanaal 2025

De Toekomstvisie Stadskanaal (zoals deze is vastgesteld op 20 november 2017) bevat de ambities die de gemeente Stadskanaal heeft voor het gemeentelijk grondgebied in de periode 2010-2025. De gemeente streeft ernaar om een excellente woongemeente, werk- en leergemeente en een belevingsgemeente te zijn. Stadskanaal wil graag pionieren en experimenteren met nieuw beleid en nieuwe concepten. Hierbij valt te denken aan vernieuwende concepten in de zorg of duurzaam bouwen. Ook is pionieren nodig om het voorzieningenniveau op peil te houden in de dorpen en wijken. De gemeente wil een werk- en leergemeente zijn, om dit te bewerkstelligen is pionieren ook noodzakelijk. Eén van de sectoren waar gepioneerd kan worden en waar ruimte is voor innovaties is de landbouwsector. De landbouwsector biedt mogelijkheden voor het toepassen van innovaties in de vorm van nieuwe teelten, energievormen en technieken. Daarnaast wil de gemeente het belevingsklimaat in Stadskanaal vergroten door allerlei aanpassingen aan toeristische voorzieningen die een groeiende groep ouderen moet trekken die veel gesteld is op comfort.

Het Chw bestemmingsplan voorziet niet rechtstreeks in het vertalen van deze opgaven, maar is hier ook niet mee in strijd.

4.4.5 Nota Duurzaamheid 2018-2022

De Nota duurzaamheid (zoals vastgesteld op 26 maart 2018) geeft het duurzaamheidsbeleid van de gemeente Stadskanaal weer. De doelstelling van de gemeente Stadskanaal is om 100 % energieneutraliteit in 2050 te realiseren. De tussentijdse doelstellingen zijn, 28% energieneutraliteit in 2022, 60% energieneutraliteit in 2035.

In het kader van duurzame energieopwekking richt de gemeente Stadskanaal zich op technieken van opwekking die zichzelf bewezen hebben (bijvoorbeeld zonnevelden en windturbines). Met name zonneparken op land (zie ook paragraaf 4.4.6).

De bestaande regeling uit het bestemmingsplan 'Landelijk gebied' voor het oprichten van kleine windturbines tot 15 meter acht de gemeente vooralsnog voldoende. Deze regeling is opnieuw opgenomen in voorliggend Chw bestemmingsplan.

4.4.6 Stadskanaal op Zon

De visie 'Stadskanaal op zon' (zoals vastgesteld in maart 2018) gaat in op het zonnebeleid van de gemeente Stadskanaal. In de 'Ruimtelijke Visie Oplaadzone Stadskanaal' (zoals deze is vastgesteld op 25 november 2019) is de gebiedsvisie 'Stadskanaal op Zon' nader uitgewerkt.

Stadskanaal speelt al vanaf de periode van veenontginning een belangrijke rol in de energievoorziening. Eén van de nieuwe kansen op het gebied van energievoorziening betreft zonne-energie. Zonneparken kunnen op braakliggende bedrijventerreinen en agrarische gronden worden ontwikkeld. Hiermee verwacht de gemeente dat zonneparken een kleiner effect hebben op het woongenot dan windmolenparken. In de visie in de huidige bebouwing verdeeld over een achttal zones met twee categorieën: oplaadzones, landschappelijke zones. De kern van de visie is dat in de 'oplaadzones' er wel ruimte is voor grootschalige zonneparken. In de landschappelijke zones is er geen ruimte voor grootschalige zonneparken, maar is er wel ruimte voor kleinschalige initiatieven. Het uitgangspunt is dat de zonneparken van tijdelijke aard zijn. Vergunningen voor zonnevelden worden verleend voor een periode van 25 tot 30 jaar. Daarna krijgt het gebied zijn oorspronkelijke bestemming terug. De verleende vergunningen zijn opgenomen in het Chw bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.CHW2207-on01_0002.png"

Figuur 3.2 Kaart met oplaadzones en landschappelijke zones

In de 'Ruimtelijke Visie Oplaadzone Stadskanaal' (zoals deze is vastgesteld op 25 november 2019) is de gebiedsvisie 'Stadskanaal op Zon' zoals aangegeven nader uitgewerkt. Dit geldt specifiek voor de deelgebieden van de oplaadzone in het landelijk gebied; de gebieden ' Noorderdiep' en ' Musselkanaal'. Deze contouren zijn in de nadere uitwerking aangepast, in figuur 3.3. zijn de aanpassingen zichtbaar. Voor het gebied behorende tot het amendement is deze ook uit de oplaadzone gehaald en niet toegevoegd aan de landschappelijke zone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.CHW2207-on01_0003.png"

Figuur 3.3: Verkleinde gebieden oplaadzone Noorderdiep en Musselkanaal

4.4.7 Centrumvisie Musselkanaal

De centrumvisie Musselkanaal (zoals deze is vastgesteld op 20 april 2020) is onder andere opgesteld naar aanleiding van een grote brand in het hart van het dorp. Een visie op het centrum is noodzakelijk om tot een uitwerking te komen van de nieuwe kansen om het dorp te versterken. In onderstaande afbeelding is het centrum van Musselkanaal opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.CHW2207-on01_0004.png"

Figuur 3.4: Centrum Musselkanaal

De hoofdlijnen van de visie zijn:

  • Versterken van het Lint als drager van de stedenbouwkundige structuur van het dorp;
  • Versterking van het winkelaanbod met nieuwe aanbieders in het compacte centrumgebied;
  • Een goede invulling van de brandlocatie in het centrum van Musselkanaal met detailhandel en overige centrumfuncties;
  • Hoofdentrees van de winkels georiënteerd op Marktstraat en Willem Diemerstraat;
  • Waar mogelijk winkelfuncties in het transformatiegebied omzetten naar dienstverlening of wonen (stimuleringsregeling);
  • Sanering van leegstaande winkelpanden buiten het centrumwinkelgebied;
  • Waar mogelijk toevoegen van ondersteunende daghoreca in het centrum;
  • Ontsluiting met de auto van het centrum en parkeercapaciteit verbeteren;
  • Looproute Willem Diemerplein - Spoordok versterken door nieuwe recreatieve en maatschappelijke functies toe te voegen aan het Spoordok;
  • Het realiseren van aanlegsteigers in het kanaal.

Het Chw bestemmingsplan voorziet niet rechtstreeks in het vertalen van deze opgaven, maar is hier ook niet mee in strijd. Dit met uitzondering van het mogelijk van wonen. Dit is geregeld op basis van de uitgangspunten in paragraaf 4.4.3. De bestaande juridisch-planologische regelingen zijn opgenomen in het Chw bestemmingsplan.

4.4.8 Visie Winkelcentrum Stadskanaal

De Visie Winkelcentrum Stadskanaal (zoals vastgesteld door de raad op 11 juli 2016) is gericht om de ambitie van een aantrekkelijk winkelcentrum voor Stadskanaal waar te maken. In onderstaande afbeelding is het winkelcentrum van Stadskanaal opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.CHW2207-on01_0005.png"

Figuur 3.5: Winkelcentrum Stadskanaal

Het aantrekkelijk winkelcentrum wordt behaald door te streven naar:

  • Een compact winkelcentrum; beperken kernwinkelgebied tot Europalaan, Kiepkörf, Menistenlaan en Hoofdstraat, aangevuld met de Kanaalpassage;
  • Minder winkelvoeroppervlakte; uit de markt halen van winkels of slopen.
  • Een modern en compleet winkelaanbod; winkelaanbod is redelijk volledig, inspelen op nieuwe ontwikkelingen;
  • Goede uitstraling winkels en winkelstraten;
  • Verbetering van entrees, looproutes en onderdoorgangen en kritisch kijken naar de kwaliteit van uitstallingen, reclames, luifels, etalages, etc.
  • Benutten stedenbouwkundige structuur; het recreatieve winkelen staat centraal. Het groen wordt versterkt, het voormalige Boerendiep als lijn zichtbaar gemaakt en de weekmarkt wordt doorgezet tot aan het kanaal. Horeca en terrassen aan de Hoofdstraat zorgen voor een koppeling tussen winkelcentrum en de recreatievaart, het kanaal kan nog meer worden benut voor evenementen.
  • Optimale bereikbaarheid en parkeren; in de nieuwe beleidsnota Verkeer en vervoer zal de verkeerssituatie en de verbetering daarvan worden beoordeeld. Parkeercapaciteit is voldoende.

Het Chw bestemmingsplan voorziet niet rechtstreeks in het vertalen van deze opgaven, maar is hier ook niet mee in strijd. De bestaande juridisch-planologische regelingen zijn opgenomen in het Chw bestemmingsplan.

4.4.9 Economisch programma stroomopwaarts

Het economisch programma 'stroomopwaarts' (zoals deze is vastgesteld op 17 mei 2010) heeft het algemeen beleidsuitgangspunt opgenomen om in samenwerking met het bedrijfsleven de bedrijfsactiviteiten te behouden en te versterken op basis van een groot draagvlak en met gebruikmaking van bestaande en nieuwe netwerken.

Een aantal acties zijn nog relevant:

  • 1. PR & Citymarketing, toerisme en recreatie
    Dit is nog actueel. Is ook onderdeel in Visie recreatie en toerisme ZOG-Groningen, waarbij zal worden gewerkt met 1 uitvoeringsorganisatie voor dit gebied.
  • 2. Investeren in bedrijventerreinen, ontwikkelen Mercuriuspark.
    Voormalig Mercurius Business Park is gerevitaliseerd en inmiddels opgeleverd. Op een deel van het terrein is een zonnepark gerealiseerd. Het resterende deel zal binnenkort in de markt worden gezet.
  • 3. Acquisitie van bedrijven, bedrijvenpark Zuid-Groningen
    Hiervoor zal de nieuwe ruimtelijke economische visie (N366) als nieuwe basis gaan dienen.
  • 4. Anti-braindrain, United Talents
    Hier wordt nog steeds aan gewerkt o.a. in de vorm van de innovatiehub welke inmiddels is omgevormd naar Makeport Mercurius. Een plek waar onderwijs en ondernemerschap samen moet komen. De bedoeling is om begin volgend jaar in kleinschalige vorm te starten en daarna verder op te schalen. Locatie voormalig Philipsterrein/MBP.
  • 5. Ontwikkeling bestaande bedrijven
    Zie voorgaande punten.
  • 6. Centrum met uitstraling
    Gezamenlijke inspanningen om de concurrentiekracht en uitstraling van het centra te vergroten, verdienen bijzondere aandacht. Behoud en verbetering van de kwaliteit van de omgeving en van voorzieningen die de bruikbaarheid van de openbare ruimte ondersteunen, dienen hand in hand te gaan met activiteiten. Een nadere verdieping is gemaakt is gemaakt voor de kernen Musselkanaal en Stadskanaal in de vorm van de centrumvisies voor Stadskanaal en Musselkanaal (paragraaf 4.4.7 en 4.4.8).
  • 7. Gezondheidseconomie
    De gezondheidseconomie wordt gezien als een kansrijke. Daarbij kan het voor Stadskanaal onder andere gaan om de uitbouw van faciliteiten rond het Refaja Ziekenhuis. Tevens komt er een haalbaarheidsstudie naar de mogelijkheden van wonen met zorg en ondersteuning.
  • 8. Plattelandseconomie en ondersteuning vanuit de linten.
    Bij de aanpassing van bestemmingsplannen wordt rekening gehouden met ruimere mogelijkheden voor aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Het Chw bestemmingsplan voorziet niet rechtstreeks in het vertalen van deze opgaven, maar is hier ook niet mee in strijd. Wel zijn ruimere mogelijkheden opgenomen voor aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten. De oppervlakte is in alle regelingen vergroot naar 90 m² (in bestaande regelingen in de meeste gevallen nog 45 m²). De bestaande juridisch-planologische regelingen zijn opgenomen in het Chw bestemmingsplan.

4.4.10 Archeologische kaders

De archeologische kaders van de gemeente Stadskanaal zijn vertaald in de Beleidsnota archeologie en cultuurhistorie. Deze kaders zijn niet vastgesteld, de beleidsnota is opgenomen in bijlage 4 bij de toelichting.

In opdracht van de gemeente Stadskanaal heeft Libau Steunpunt een inventarisatie uitgevoerd van archeologische en cultuurhistorische waarden. Wet- en regelgeving op het gebied van monumentenzorg en ruimtelijke ordening verplicht de Nederlandse gemeenten om archeologische en cultuurhistorische waarden in de ruimtelijke planprocedures te betrekken en waardevolle resten te beschermen. Met de beleidsadviesnota en de bijbehorende waardekaarten (Waardekaart archeologie, Waardekaart historische geografie & cultuurlandschap en Waardekaart historische (steden)bouwkunde) creëert de gemeente Stadskanaal een kader ten behoeve van de omgang met bekende en te verwachten archeologische en cultuurhistorische waarden binnen het gemeentelijk grondgebied. De beleidsnota geeft inzicht in de gemeentelijke verantwoordelijkheden en bevoegdheden ten aanzien van het erfgoed en formuleert op hoofdlijnen de beleidsuitgangspunten voor wat betreft bescherming en beheer van dit erfgoed.

De waardekaarten zijn gebruikt voor het opnemen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' die strekken tot bescherming van de in de beleidsnota opgenomen waarden. Voor zover de waarden betrekking hebben op het benoemen van ruimtelijke, stedenbouwkundige en andere karakteristieke kenmerken kenmerken zijn deze van belang bij het beoordelen van omgevingsvergunningen (die op grond van het Chw bestemmingsplan nodig zijn) of zijn van belang bij de nadere eisen.

De gebieden die als archeologisch monument zijn aangewezen (AMK-terreinen) worden beschermd met regels die zijn opgenomen in de bestemming 'Waarde - Archelologie 1'.

Voor een nadere toelichting van de archeologische bestemmingen worden verwezen naar hoofdstuk 8.4.6.

Hoofdstuk 5 Ontwikkelingen in het Chw bestemmingsplan

5.1 Karakteristieke gebouwen en bouwwerken

In het Erfgoedprogramma van Nationaal Coördinator Groningen wordt een verzameling woningen geïntroduceerd die op basis van planologische regelingen bescherming zou moeten genieten. Dit zijn de zogeheten karakteristieke panden. Vanuit de Provinciale Omgevingsverordening Groningen is beschermende planologisch verplicht gesteld. In artikel 2.9.1 lid 1 is opgenomen dat een bestemmingsplan, dat betrekking heeft op het landelijk gebied, regels stelt ter bescherming van de hoofdvorm van de karakteristieke en beeldbepalende gebouwen. Deze regels bevatten in ieder geval een verbod om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een karakteristiek gebouw geheel of gedeeltelijk te slopen.

Het vergunningstelsel bevat in ieder geval een toetsingscriterium op grond waarvan een omgevingsvergunning niet kan worden verleend zonder dat is onderzocht of zinvol hergebruik van het gebouw overeenkomstig de geldende bestemming of een andere, uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, passende functie objectief gezien mogelijk is al dan niet na het treffen van voorzieningen aan het gebouw.

De vergunningplicht is niet van toepassing zover het sloop betreft ten behoeve van gewoon onderhoud en herstel, van inpandige delen van een gebouw, ten behoeve van het uitvoeren van destructief onderzoek, die noodzakelijk is ter voorkoming van instortingsgevaar en daarbij sprake is van een acute bedreiging van de veiligheid van personen of beschadiging van omliggende bebouwing en andere maatregelen het instortingsgevaar niet kunnen voorkomen; of van gebouwen die op grond van de Erfgoedwet of gemeentelijke erfgoedverordening zijn beschermd.

In het nu geldende bestemmingsplan 'Landelijk gebied' is een regeling opgenomen om de uitwendige hoofdvorm van de bebouwing te handhaven, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakhelling. Er zijn momenteel 63 gebouwen of percelen als karakteristiek aangemerkt. Echter, een sloopvergunningseis ontbreekt in het plan. Dat maakt dat een karakteristiek pand zonder vergunning gesloopt kan worden. Dit past dus niet in het beleid van de provincie en de provincie heeft de gemeente gevraagd een regeling hiervoor te treffen. De regeling komt terug in voorliggend bestemmingsplan.

Karakteristieke gebouwen zijn gebouwen die van cultuurhistorische waarde zijn op grond van karakteristieke hoofdvorm, architectuur, landschappelijke en/of stedenbouwkundige situering, bijdragen aan de herkenbaarheid van de omgeving, gaafheid of zeldzaamheid. De karakteristieke hoofdvorm is ruimtelijke verschijningsvorm van een gebouw zoals die wordt bepaald door bouwmassa naar hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen, dakvorm, nokrichting, dakoverstekken, goothoogte, daklijsten en schoorstenen, erkers en balkons. Door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stadskanaal is een lijst opgesteld met daarop alle karakteristieke gebouwen en bouwwerken die in de gemeente voorkomen (zie bijlage 1). Deze gebouwen en bouwwerken zijn voorzien van een beschermende regeling.

5.2 Agrarische bouwpercelen

Op basis van de Provinciale Omgevingsverordening Groningen (POV) is het vereist dat in het Chw bestemmingsplan duidelijk moet worden aangegeven wat het agrarisch bouwperceel is. Dit moet duidelijk op de verbeelding van het Chw bestemmingsplan worden aangeven. Een agrarisch bouwperceel is het gebied waarbinnen agrarische bedrijfsbebouwing mag worden opgericht.

De regeling in het nu geldende bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' voldoet hier niet aan; het aangegeven bouwvlak is nu een vaak meerdere hectares omvattend gebied, waarbinnen bebouwing is toegestaan. In de regels is wel bepaald dat deze bebouwing zich moet concentreren binnen een bepaalde oppervlakte (1 of 1,5 ha), in een denkbeeldig vierhoekig bouwperceel. Dit denkbeeldige vierhoekige bouwperceel moet vervangen door een exact aangegeven bouwvlak.

In het nu geldende bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' is de maximale oppervlaktemaat van 1 of 1,5 ha voor het denkbeeldige vierhoekige agrarisch bouwperceel afhankelijk van het gebied waarin het ligt (groen, geel of rood gebied zie onderstaande figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.CHW2207-on01_0006.png"

Figuur 5.1: Overzichtskaart groen, geel en rode gebieden

Afhankelijk van de situering van het agrarische bouwperceel in groen, geel en rood gebied, mag volgens de regels van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied' de grootte van het bouwperceel variëren.

  • In groene gebieden mag het bouwperceel 1,5 ha zijn met een binnenplanse afwijking tot 2,5 ha binnen het bouwvlak.
  • In gele gebieden mag het bouwperceel 1 ha bedragen en met een binnenplanse afwijking tot 2 ha binnen het bouwvlak.
  • In de rode gebieden geldt een maximum bouwperceel van 1 ha. Met binnenplanse afwijking kan hiervan worden afgeweken tot 1,5 ha binnen het bouwvlak.

In veel gevallen komen de bestaande agrarische bouwvlakken overeen met de nieuwe agrarische bouwvlakken die op grond van het Chw bestemmingsplan zijn toegekend. In enkele gevallen wordt het agrarische bouwvlak bij de exacte begrenzing verkleind (conform de bestaande, vergunde situatie) of wordt de ligging van het bouwvlak net even anders vastgelegd dan de huidige ligging van het bouwvlak. Dit wijzigt wel de verbeelding maar niet de feitelijke regeling, aangezien deze beperkingen al in de nu geldende regels zijn opgenomen.

Op basis van vigerende bestemmingsplannen is een lijst met agrarische bouwpercelen gemaakt. Uit de genoemde inventarisatie is gebleken dat in de geldende plannen ongeveer 250 agrarische bouwvlakken aanwezig zijn, waarvan een deel inmiddels geen actief agrarisch bedrijf meer bevat. Deze percelen wordt een woonfunctie toegekend (zie H8) en een daarbij passende bestemming voor nevenfuncties, mits dit inpasbaar is en bijvoorbeeld past binnen de richtafstanden tot naastgelegen bedrijven. Binnen de agrarische bouwpercelen vallen ook de bouwvlakken van de landbouwschuren en solitaire mestsilo's, deze locaties krijgen in het nieuwe Chw bestemmingsplan een aparte bestemming/aanduiding voor landbouwschuren of mestsilo's.

Door voornoemde aanpassingen verdwijnen er ongeveer 100 agrarische bouwpercelen. Van de ongeveer 150 bouwpercelen is tweederde akkerbouwbedrijf (circa 100).

Voor wat betreft de flexibliteitsbepalingen die nu nog zijn opgenomen in de geldende bestemmingsplannen worden de uitkomsten uit het planMER overgenomen (uitvoerbaar planalternatief, H6). Dit betekent dat de nieuwvestiging van (intensieve) veehouderijen niet is toegestaan en ook omschakeling van een landbouwbedrijf naar veehouderij niet mogelijk is. Ook wordt het uitbreiden van het bouwvlak, nieuwe bouwvlakken en/of het toevoegen van extra dierplaatsen (en wijziging in diersoorten) niet zonder meer toegestaan. Het advies dat volgt uit het planMER is vertaald in dit bestemmingsplan.

Voor akkerbouw- en tuinbouwbedrijven is het nog wel mogelijk om het bouwperceel uit te breiden tot maximaal 2 hectare met inachtneming van de regels uit de Provinciale Verordening.

Hoofdstuk 6 Milieu- en omgevingsaspecten

Naast het feit dat een nieuwe bestemmingsregeling binnen het vigerende beleid tot stand moet komen, dient er ook rekening te worden gehouden met de aanwezige functies in en rond het gebied. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden, die voortvloeien uit de fysieke omgeving, beschreven. Achtereenvolgens komen aspecten als milieueffectrapportage, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, water, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, bodem, geur, bedrijven en milieuzonering, kabels en leidingen en duurzaamheid aan bod.

6.1 Planmer

Algemeen

Op grond van de Wet milieubeheer en het bijbehorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is een planMER noodzakelijk (zie bijlage 2) omdat het Chw bestemmingsplan ontwikkelingsmogelijkheden biedt, waarbij sprake kan zijn van een overschrijding van de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., zoals bijvoorbeeld een veehouderij-initiatief dat betrekking heeft op meer dan 200 stuks melkrundvee.

Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de aanwezige Natura 2000-gebieden in de omgeving. In de Wet natuurbescherming is vastgelegd dat voor plannen die mogelijk leiden tot significante negatieve effecten op Natura 2000 een zogenaamde ‘passende beoordeling noodzakelijk is. Voor wat betreft het Chw bestemmingsplan kan niet op voorhand worden uitgesloten dat sprake is van significante negatieve effecten op Natura 2000. Als een passende beoordeling nodig is, is er direct sprake van een planm.e.r-plicht op grond van de Wet milieubeheer. Met name als het gaat om het aspect stikstofdepositie kan op vele kilometers afstand sprake zijn van significante negatieve effecten, bijvoorbeeld als gevolg van de wijzigingen voor veehouderijen.

In dit planMER zijn de milieueffecten onderzocht van het nieuw vast te stellen plan (het planvoornemen), vergeleken met de referentiesituatie. Ook de effecten van de maximale planmogelijkheden, bestaande uit de realistische, maximale invulling van alle flexibele regelingen, zijn onderzocht.

Referentiesituatie

In paragaaf 3.1 van het planmer wordt de referentiesituatie als volgt omschreven: “In dit MER wordt het planvoornemen vergeleken met de referentiesituatie, die ontstaat als er geen nieuw bestemmingsplan wordt vastgesteld. De referentiesituatie in het MER omvat de huidige, feitelijke en legale situatie plus eventuele vergunde concrete initiatieven en vastgesteld beleid (zogenaamde autonome ontwikkelingen). Niet benutte planologische ruimte is daarmee geen onderdeel van de referentiesituatie, maar is onderdeel van de effectbeoordeling in het planMER”. De referentiesituatie voor stikstof is anders dan die voor het MER: voor stikstof is niet uitgegaan van de vergunde situatie, maar van de feitelijke aanwezige en legale situatie. Dit betekent dat onbenutte ruimte binnen de vergunningen geen onderdeel is van de referentiesituatie. (Zie paragraaf 2.2.1 van het stikstofonderzoek, als bijlage opgenomen bij het planMER ).

Uitvoerbaar planalternatief

Uit de onderzoeken blijkt dat zowel het planvoornemen als de maximale plan-mogelijkheden niet uitvoerbaar zijn vanuit de huidige stikstofwet- en regelgeving: door ontwikkelingsmogelijkheden op te nemen voor veehouderijen waarbij de stikstofemissies zouden kunnen toenemen, neemt de stikstofdepositie op reeds over-belaste, beschermde natuurgebieden toe. Daarom is gekozen om een uitvoerbaar planalternatief te onderzoeken. Dit uitvoerbaar plan- alternatief legt de huidige feitelijke situatie vast en biedt geen ruimte voor groei van het aantal dierplaatsen. Dit wordt vooral gerealiseerd door:

  • Geen wijzigingsbevoegdheden voor vergroting van de agrarische bouwvlakken op te nemen.
  • Geen omschakelingsmogelijkheden van akkerbouw naar veehouderij op te nemen binnen de agrarische bestemmingen.
  • Geen nieuwe agrarische bouwvlakken mogelijk te maken.
  • Geen nieuwe agrarische gronden te bestemmen.
  • Voorwaarden te koppelen aan de uitbreiding/wijziging van bestaande veehouderijen binnen de bouwvlakken (bijvoorbeeld toename van dieraantallen of wijziging van diersoort is alleen mogelijk na interne saldering, waarbij ook effecten vanwege beweiding worden meegewogen en geen toename van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden is te verwachten).
  • Voorwaarden te koppelen aan het in gebruik nemen van de onbenutte ruimte op bedrijventerreinen, voor bepaalde soorten bedrijven op met name Dideldom en bedrijvenpark Stadskanaal, waarbij vooraf moet worden aangetoond dat er geen toename van de stikstofdepositie ontstaat.
  • De voorwaarden hebben betrekking op het "nee, tenzij principe": de betreffende activiteit is niet toegestaan tenzij is aangetoond dat met alle maatregelen (technische maatregelen of interne saldering) op voorhand is aangetoond dat aan de vigerende stikstof wet- en regelgeving is voldaan.

De beoordeling en vergelijking van de overige milieuaspecten leiden niet tot verdere beperkingen ten opzichte van het plan-voornemen. Dit is ook nader onderbouwd in de onderstaande milieuparagrafen. Uit de beoordeling van de overige milieuaspecten blijkt dat het uitvoerbaar alternatief, zoals hierboven is beschreven, neutraal scoort op bijna alle onderzochte aspecten. Dat wil zeggen dat er geen significante positieve of negatieve effecten worden verwacht van de vaststelling van het voorliggende Chw bestemmingsplan waarin de genoemde beperkende regelingen zijn opgenomen.

Uit de beoordeling van de effecten van het alternatief maximale planmogelijkheden blijkt dat de beperkingen die zijn opgenomen in het uitvoerbaar alternatief noodzakelijk zijn en een positief effect hebben op de effecten op stikstofdepositie, luchtkwaliteit en mogelijke geurhinder nabij (nieuwe) veehouderijen, de gezondheid (zoönose en fijn stof) en de grondwater- en oppervlaktewaterkwaliteit.

Vertaling naar Chw bestemmingsplan
Geadviseerd wordt om in het Chw bestemmingsplan de nieuwvestiging van (intensieve) veehouderijen niet toe te staan, dit betekent dat ook omschakeling van een landbouwbedrijf naar veehouderij niet mogelijk is. Ook wordt het uitbreiden van het bouwvlak, nieuwe bouwvlakken en/of het toevoegen van extra dierplaatsen niet toegestaan. Het advies dat volgt uit het planMER is vertaald in dit bestemmingsplan.

Voor de bedrijventerreinen geldt dat nieuwvestiging van bedrijven op bedrijvenpark Stadskanaal en op Dideldom niet recht-streeks mogelijk is, tenzij is aangetoond dat dit niet leidt tot een significante stikstofdepositie op overbelaste Natura 2000-gebieden.

Aanvulling op het planmer

Dit planMER is getoetst door de Commissie m.e.r.. De opmerkingen van de Commissie m.e.r. hebben aanleiding gegeven tot het opstellen van een aanvulling op het MER. De aanvulling op het planmer is opgenomen als bijlage 3 bij de toelichting.

6.2 Ecologie

Wet natuurbescherming

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn, in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura 2000-gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura 2000-gebieden
Natura 2000 richt zich op het behoud en de ontwikkeling van natuurgebieden in heel Europa. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Voor Nederland gaat het om ruim 160 gebieden. Alle Natura 2000-gebieden liggen binnen het Nationaal Natuurnetwerk. Een groot deel van de Natura 2000-gebieden is inmiddels definitief aangewezen. Dat gebeurt in de vorm van een aanwijzingsbesluit. In het aanwijzingsbesluit staat welke doelen Nederland nastreeft voor een bepaald gebied, bijvoorbeeld welke planten en dieren bescherming verdienen. Vervolgens komt er in nauw overleg met betrokken partijen een beheerplan, waarin onder andere staat beschreven welke maatregelen nodig zijn om de doelen te behalen.

Binnen het plangebied zijn geen Natura 2000-gebieden aanwezig. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied is Liefstinghsbroek op circa 1,5 km afstand van de gemeentegrenzen. Op grotere afstand liggen het Drentsche Aa-gebied (15 km), Drouwenerzand (8,3 km) en Emstal von Lathen bis Papenburg (13,2 km). Alle genoemde gebieden zijn stikstofgevoelig.

Passende beoordeling

Een passende beoordeling is verplicht als een plan, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, significante gevolgen kan hebben voor de betrokken Natura 2000-gebieden. Voor de inschatting van de effecten die een plan kan hebben, moet de significantie worden beoordeeld in het licht van de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied, die voor kwalificerende soorten en habitats zijn geformuleerd. Als niet op grond van objectieve gegevens op voorhand significante gevolgen op een Natura 2000-gebied zijn uitgesloten, moet een passende beoordeling worden gemaakt. In de passende beoordeling worden de effecten op Natura 2000-gebieden nader onderzocht. Vervolgens kan een bestemmingsplan slechts worden vastgesteld indien is verzekerd dat ook bij een maximale invulling van het plan de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet worden aangetast.

Spoedwet aanpak stikstof
Op 1 januari 2020 is de Spoedwet aanpak stikstof aangenomen. De Spoedwet bevat instrumenten om vergunningverlening voor (specifieke) projecten makkelijker te maken. Momenteel geldt het volgende kader:

  • op basis van de Wet natuurbescherming is een vergunning vereist voor projecten die mogelijk een significant negatief effect kunnen hebben op een Natura 2000-gebied. Uitzondering hierop zijn projecten waarbij kan worden uitgesloten dat significante negatieve effecten optreden: hiervoor vervalt als gevolg van de spoedwet de vergunningsplicht. Indien een hoogste bijdrage van ten hoogste 0,0049 mol/ha/jaar berekend wordt, kan worden uitgesloten dat er significant negatieve effecten optreden;
  • indien een vergunning is vereist omdat niet kan worden uitgesloten dat mogelijke significante effecten optreden, dient tevens een passende beoordeling te worden opgesteld om in beeld te brengen of er daadwerkelijk significante negatie-ve effecten aan de orde zijn. In een passende beoordeling mogen tevens mitigerende maatregelen betrokken worden. Indien geen significante effecten aanwezig zijn, dan kan een vergunning verkregen worden;
  • indien uit de passende beoordeling blijkt dat significante effecten niet zijn uit te sluiten, dan is een vergunning enkel mogelijk met het doorlopen van een ADC-toets. Hier moet worden aangetoond dat er geen (A)lternatieven zijn, het project in het kader van een (D)wingende reden van groot openbaar belang is en dient (C)ompensatie plaats te vinden.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Het Natuurnetwerk Nederland (voorheen ecologische hoofdstructuur) is een netwerk van natuurgebieden en verbindingszones. Planten en dieren kunnen zich zo van het ene naar het andere gebied verplaatsen. Op plekken waar gaten in het netwerk zitten, legt de provincie nieuwe natuur aan. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is in de eerste plaats belangrijk als netwerk van leefgebieden voor veel planten en dieren. Robuuste leefgebieden voor planten en dieren zijn nodig om soorten van uitsterven te behoeden. Maar het netwerk is er ook voor mensen die willen genieten van de schoonheid van de natuur, om te recreëren en tot rust komen. Bestemmingsplannen moeten voldoen aan de regels die in de Provinciale Ruimtelijke Verordening zijn opgenomen. Dat gaat met behulp van de ‘nee, tenzij’-toets. Een nieuw project, dat de natuur significant aantast, mag niet worden toegestaan in het bestemmingsplan (‘nee’), tenzij het een groot openbaar belang dient én er geen alternatieven zijn buiten de natuur. Als het toegestaan is, is natuurcompensatie verplicht. In de provincie Groningen wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. Ook worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage II bij deze verordening bij de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, in het kader van bestendig beheer of onderhoud, of in het kader van natuurbeheer.

Binnen de gemeente is slechts een klein areaal natuur aanwezig dat onderdeel is van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het betreft de gebieden ten oosten van de kern Stadskanaal, ten noorden en zuiden van Musselkanaal en ten oosten van Onstwedde. Tussen Stadskanaal en Onstwedde is een indicatieve ecologische verbindingszone aanwezig. Het groengebied ten westen van Stadskanaal Noord maakt onderdeel uit van het NNN gebied Drenthe.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.CHW2207-on01_0007.png"

Figuur 6.1 NNN-gebieden (POV Groningen)

Stilte en duisternis

Om aan de eisen van de nieuwe omgevingswet te voldoen is de provinciale omgevingsverordening gewijzigd. In de omgevingsverordening is door middel van instructieregels vastgelegd dat er in omgevingsplannen rekening gehouden moet worden met activiteiten die plaats vinden rondom stiltegebieden en in aandachtsgebieden voor stilte en duisternis. Binnen het plangebied zijn geen stiltegebieden zijn gelegen. Ook valt het plangebied niet in een aandachtsgebied duisternis en stilte. Het grondgebied van de aangrenzende gemeente Westerwolde valt wel onder dit aandachtsgebied. Op een afstand van circa 8 kilometer zijn stiltegebieden aanwezig binnen de provincie Drenthe.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moeten worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen, zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

De huidige aanwezige beschermde en bijzondere soorten zijn vastgesteld aan de hand van algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere de website www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Daarbij is de onderverdeling gemaakt tussen stedelijk voorkomende soorten en de soorten van het landelijk gebied.

Stilte en duisternis
Om aan de eisen van de nieuwe omgevingswet te voldoen is de omgevingsverordening gewijzigd. In de omgevingsverordening is door middel van instructieregels vastgelegd dat er in omgevingsplannen rekening gehouden moet worden met activiteiten die plaats vinden rondom stiltegebieden en in aandachtsgebieden voor stilte en duisternis.

Binnen het plangebied zijn geen stiltegebieden zijn gelegen. Ook valt het plangebied niet in een aandachtsgebied duisternis en stilte. Het grondgebied van de aangrenzende gemeente Westerwolde valt wel onder dit aandachtsgebied. Op een afstand van circa 8 kilometer zijn stiltegebieden aanwezig binnen de provincie Drenthe.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.CHW2207-on01_0008.png"
Figuur 6.2 Aandachtsgebieden duisternis en stilte (bron: milieuplan provincie Groningen (2017-2020))

Toetsing
Het planvoornemen is op te delen in de ontwikkelingen voor het landelijk gebied en die voor het stedelijk gebied. Voor het landelijk gebied betreft het de benutting van maximale planologische mogelijkheden. Hierbij gaat het veelal om intensivering van gebruik van reeds ecologisch niet waardevolle stukken grond. In het stedelijk gebied kunnen onbebouwde kavels op bedrijventerreinen in gebruik genomen worden. Daarbij gaat veelal (slechts) tijdelijke natuur verloren.

Natura 2000-gebieden

Gezien de afstand tot de verschillende Natura 2000-gebieden zijn directe effecten zoals areaalverlies, versnippering of verstoring uitgesloten. Effecten op de waterhuishouding zijn gezien de aard van het voornemen ook niet te verwachten. Wel is verzuring of vermesting van Natura 2000-gebieden mogelijk. Het voornemen kan namelijk leiden tot een toename van stikstofemissies en daarmee verhoogde stikstofdeposities in Natura 2000-gebieden. Uit verkennende berekeningen met AERIUS Calculator blijkt dat de ontwikkelingsmogelijkheid binnen het plan significant negatieve effecten kunnen hebben op Natura 2000-gebieden. In het kader van stikstof is daarom een passende beoordeling opgesteld. Hieruit blijkt dat er in de huidige situatie reeds sprake is van overbelasting. In het stikstofonderzoek is daarom ingegaan op de gevolgen van de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven. Daarbij heeft een mogelijke toename van het aantal gehouden dieren de grootste invloed. Het planvoornemen is dan ook niet uitvoerbaar zonder maatregelen om de stikstofemissie te beperken. De concrete maatregelen zijn aangegeven bij de beschrijving van het uitvoerbare planalternatief.

Om te komen tot een uitvoerbaar planalternatief, zullen beperkende maatregelen in het Chw bestemmingsplan moeten worden opgenomen. Binnen het uitvoerbaar alternatief zijn alle benodigde mitigerende maatregelen uit de passende beoordeling opgenomen, te weten:

  • 1. Geen wijzigingsbevoegdheden voor vergroting agrarische bouwvlakken opnemen. Met maatwerk zullen individuele bedrijven misschien kunnen uitbreiden zonder dat sprake is van een toename van stikstofdepositie, maar de uitvoerbaarheid van een generieke wijzigingsbevoegdheid kan niet op voorhand worden aangetoond. Een eventuele uitbreiding zal in een aparte procedure buitenplans moeten worden getoetst en gerealiseerd;
  • 2. Geen omschakelingsmogelijkheden van akkerbouw naar veehouderij opnemen binnen agrarische bestemming. omschakeling leidt in vrijwel alle gevallen tot een toename van emissies en daarmee tot een toename van stikstofdepositie. Met bijvoorbeeld externe saldering kan het mogelijk zijn om met maatwerk te komen tot een uitvoerbaar initiatief, maar dit zal in een aparte procedure moeten worden getoetst en gerealiseerd;
  • 3. Geen nieuwe agrarische bouwvlakken toestaan, dit zou rechtstreeks tot toename van stikstofemissie kunnen leiden.
  • 4. Geen nieuwe agrarische gronden bestemmen (bijvoorbeeld gronden die nu een groenbestemming hebben), want dit leidt tot extra beweiding of bemesting met direct extra stikstofdepositie tot gevolg.
  • 5. Voorwaarden koppelen aan de uitbreiding/wijziging (bijvoorbeeld in aantal dieren, diersoort, etc.) van bestaande veehouderijen binnen de bouwvlakken, waarbij aangetoond moet worden dat de stikstofdepositie niet toeneemt als gevolg van de wijziging;
  • 6. Voorwaarden koppelen aan het in gebruik nemen van de onbenutte ruimte op bedrijventerreinen, op grond waarvan voor met name Dideldom en bedrijvenpark Stadskanaal en voor bepaalde bedrijven, vooraf moet worden aangetoond dat wijziging mogelijk is binnen het dan geldende wettelijk kader voor stikstofemissie en -depositie, om te zorgen dat toekomstige initiatieven binnen de kaders van het plan gecumuleerd niet leiden tot een onacceptabele toename van stikstofdepositie.

Met deze maatregelen is er in geen sprake van (gecumuleerd) toename van stikstofdepositie, waarmee het Chw bestemmingsplan voor het aspect gebiedsbescherming Natura 2000-gebieden uitvoerbaar wordt geacht.

Het planvoornemen heeft geen invloed op het areaal van Natuurnetwerk Nederland. Ook heeft het planvoornemen geen invloed op stiltegebieden of aandachtsgebieden voor stilte en duisternis.

Soortenbescherming

In onderstaande tabel is een overzicht met de te verwachten soort gegeven in het plangebied (zie ook paragraaf 4.3.1 en 4.3.2 uit bijlage 2) Ontwikkelingen met een vergunningplicht zullen ecologisch onderzoek moeten verrichten om te bepalen of deze soorten voorkomen. Als de soorten voorkomen is mogelijk een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming benodigd. Verwacht wordt dat dit met name zal spelen bij de invulling van de onbenutte bouwtitels voor wonen en de invulling van de lege bedrijfskavels, maar hier kan bij de planvorming rekening mee worden gehouden door mitigerende maatregelen in de plannen op te nemen. Het effect is daarmee als neutraal beoordeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.CHW2207-on01_0009.png"

Tabel 6.1: Naar verwachting voorkomende beschermde soorten en het beschermingsregime

N.B: De Haas, Bunzing en Hermelijn zijn inmiddels op grond van de vrijstellingslijst van de provincie Groningen niet meer als vrijgesteld aangemerkt (Wijziging Omgevingsverordening provincie Groningen d.d. 2 februari 2022).

Voor soortenbescherming wordt het planvoornemen neutraal beoordeeld. Er zijn geen effecten op beschermde en/of rode lijstsoorten te verwachten, mits de juiste mitigerende maatregelen getroffen worden (er wordt voldaan aan de Wet natuurbescherming).

6.3 Archeologie en cultuurhistorie

6.3.1 Archeologie

Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is op 1 september 2007 de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De Wamz verplicht gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden. Naast het inventariseren van de te verwachten archeologische waarde, zal het bestemmingsplan uiteindelijk, indien nodig (en mogelijk), een bescherming moeten bieden voor waardevolle gebieden. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een vergunningstelsel.

Door zowel de provincie Groningen als de regio Oost-Groningen is geen archeologische waardenkaart vastgesteld op basis van de archeologische verwachtingswaarden in de provincie. Wel is in de huidig geldende bestemmingsplannen een beschermingsregeling opgenomen voor archeologisch waardevol gebied'. In het Chw bestemmingsplan zullen waardevolle archeologische gebieden ook worden beschermd. Zie paragraaf 4.4.10.

6.3.2 Cultuurhistorie

Met de wijziging van het Bro per 1 januari 2012 dienen gemeenten nadrukkelijk aandacht te besteden aan het aspect cultuurhistorie. Het bestemmingsplan dient een beschrijving te geven van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Deze eis geldt ook voor een Chw bestemmingsplan.

Naast een groot aantal Rijksmonumenten kent Stadskanaal een aantal gemeentelijke monumenten. Het merendeel van de Rijksmonumenten ligt in het landelijk gebied. De Rijksmonumenten worden beschermd op grond van de Monumentenwet. Hiermee worden deze monumenten afdoende beschermd en hoeft in het bestemmingsplan geen aanvullende beschermende regeling te worden opgenomen. De gemeentelijke monumenten zijn aangewezen en beschermd op grond van de Erfgoedverordening gemeente Stadskanaal en betreffen:

  • Cereskade bij 29 Stadskanaal (brugwachtershuisje)
  • Handelsstraat 58 Stadskanaal (winkel met dienstwoning)
  • Oosterkade 5 Stadskanaal (Oosterkadekerk)
  • Oosterkade 6 Stadskanaal (pastorie Oosterkade)
  • Van Boekerenweg 1/Geert Teisstraat 1a Stadskanaal (burgemeester Lieseschool)
  • Ter Wuppingerweg 8 Onstwedde (woning)

Deze monumenten zijn derhalve voldoende beschermd via de Erfgoedverordening. In deze verordening is onder meer opgenomen dat het verboden is een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen. In dit Chw bestemmingsplan is geen aanvullende beschermende regeling opgenomen.

Daarnaast is op aanwijzing van de provinciale verordening een inventarisatie gemaakt van karakteristieke gebouwen en bouwwerken en zijn deze voorzien van een beschermde regeling. De lijst van karakteristieke gebouwen en bouwwerken is toegevoegd als bijlage 1 bij deze toelichting.

Ook is voor authentieke bebouwing en straatgezichten in Smeerling een beschermende regeling opgenomen. Hetzelfde geldt voor de landschappelijke waarden rondom de ijsbaan aan de zuidelijke dorpsrand van Onstwedde. Het karakteristieke van de zuidelijke rand van Onstwedde wordt voor een belangrijk deel mede bepaald door de overwegend oospronkelijke, oude bebouwing van een agrarische structuur en vormgeving. Dit betreft vooral een zone die zich vanaf ongeveer de Kerklaan in westelijke richting uitstrekt. Accenten die van grote afstand zichtbaar zijn, zijn de kerk en de met een bossingel omplante ijsbaan.

Door de beschermende regelingen voor de verschillende karakteristieke gebouwen en straatgezichten is voldoende rekening gehouden met de cultuurhistorische waarden in dit Chw bestemmingsplan. Zie voor dit onderwerp ook paragraaf 5.1.

6.4 Water

Toetsingskader

Wet- en regelgeving / beleid
Diverse beleidsdocumenten op verschillende bestuursniveaus liggen ten grondslag aan de uitgangspunten op het gebied van duurzaam waterbeheer, waaronder op Europees niveau de Kaderrichtlijn Water (KRW) en op nationaal niveau het Nationaal Waterplan (NW), Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21), het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) en de Waterwet.

De provincie en het waterschap hebben deze uitgangspunten verder door vertaald in regionaal beleid en uitvoeringsplannen. Wettelijke verankering van het waterbeleid vindt plaats in de Waterwet en onderliggende uitvoeringsregels. De regels die zijn vastgelegd in een verordening van de waterschappen, worden 'de Keur' genoemd. De Waterwet kent één watervergunning, de voormalige Keurvergunning is hierin opgenomen.

De ontwerp-waterschapsverordening en ontwerp-onderhoudsverordening hebben ter inzage gelegen. Wanneer de Omgevingswet in werking treedt, vervangt de Waterschapsverordening de huidige Keur en algemene regels. De onderhoudsregels die nu nog in de Keur staan, worden opgenomen in een aparte onderhoudsverordening. De regels mogen op grond van de Omgevingswet niet in de Waterschapsverordening worden opgenomen.

Waterschapsbeleid
Het beleid is vastgelegd in het Waterbeheerprogramma en de Notitie Stedelijk Waterbeheer van Waterschap Hunze en Aa's. Het waterbeheerplan bevat de hoofdlijnen van het beleid voor de taken van het waterschap met betrekking tot de waterveiligheid, het oppervlaktewater- en grondwaterbeheer, het beheer van afvalwaterketen en emissies en het wegenbeheer. Het waterschap staat voor veilig, voldoende en schoon water.

Op gemeentelijk niveau is een Water- en rioleringsplan 2021-2025 aanwezig (zoals vastgesteld op 28 oktober 2020). Het WRP omvat zowel de gemeentelijke watertaken als de rioleringszorg. Het WRP beschrijft de uitvoering van wettelijke taken tegen de achtergrond van maatschappelijke veranderingen. Riolering is en blijft een belangrijk middel voor het handhaven van een goede volksgezondheid en het voorkomen van verspreiding van ziektes. Het WRP bevat een financieel kader dat gebaseerd is op de drie zorgplichten:

  • 1. Zorgplicht voor inzameling en transport van stedelijk afvalwater;
  • 2. Zorgplicht voor doelmatige inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater;
  • 3. Zorgplicht voor het nemen van grondwatermaatregelen.

Watertoets
De watertoets is een proces waarmee in ruimtelijke plannen de mogelijke risico's en kansen van water vroegtijdig in beeld worden gebracht in overleg met de waterbeheerder, in dit geval het Waterschap Hunze en Aa's. Het gaat daarbij om alle relevante waterhuishoudkundige aspecten, waaronder grondwater, waterberging en waterkwaliteit. De afweging en verantwoording daarvan krijgen de vorm van een waterparagraaf in de toelichting op het gemeentelijk bestemmingsplan. De watertoets is (wettelijk gezien) gekoppeld aan de totstandkoming van het bestemmingsplan en niet expliciet aan de tot-standkoming van de milieueffectrapportage.

Toetsing

Waterkwantiteit
Ondanks de grotendeels consoliderende aard van het Chw- bestemmingsplan worden toch enkele uitbreidingsmogelijkheden en ontwikkelingsruimte geboden. Als van al deze mogelijkheden gebruik wordt gemaakt, leidt dit tot een toename van het verhard oppervlak. De ontwikkelingsmogelijkheden leiden hierdoor mogelijk tot negatieve effecten op de waterhuishouding. Het gaat met name om de mogelijkheid tot het realiseren van bebouwing waar grotendeels al bebouwing staat. In de Keur is gesteld dat een toename in verharding en/of demping gecompenseerd dient te worden. De compensatieverplichting zorgt ervoor dat er voldoende capaciteit is voor het bergen en vertraagd afvoeren van hemelwater naar de bodem of nabijgelegen oppervlaktewater. Hierdoor worden negatieve effecten voorkomen.

Waterkwaliteit
Met dit Chw bestemmingsplan blijft het mogelijk om onbenutte bouwkavels op bedrijventerreinen in te vullen. Ten aanzien bedrijfsactiviteiten gelden voorschriften vanuit onder andere de Keur, zoals het afkoppelen van hemelwater. Hiermee wordt voorkomen dat met hevige regenval, het afvalwater via de overstorten in het oppervlaktewater terecht komt.

De ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw die in dit bestemmingsplan worden geboden, resulteert niet in de groei van de veestapel. En leidt daardoor niet tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewater met vermestende stoffen via af- en uitspoeling op.

Waterveiligheid
Binnen het planvoornemen is het mogelijk om verspreid over het grondgebied van Stadskanaal, circa 320 woningen toe te voegen in de kernen. Het gaat hierbij om mogelijkheid tot het realiseren van woningen op locaties waar al bebouwing staat. Daarnaast wordt de mogelijkheid geboden om de lege kavels op bedrijventerreinen in te vullen en zijn er ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven binnen het bouwvlak. Op basis van beschikbare informatie vinden de genoemde ontwikkelingen niet plaats in of nabij een kern of beschermingszone van een kering. Indien toch ontwikkelingen plaatsvinden in een kern of beschermingszone van een regionale kering, moeten deze voldoen aan de eisen die de Keur stelt. Hierdoor worden geen negatieve effecten op de waterveiligheid verwacht.

6.5 Geluid

Wet geluidhinder
Langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waar-binnen de geluidhinder moet worden getoetst. Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen, dient de geluidbelasting ter plaatse te worden getoetst aan de normen uit de Wgh. De Wet geluidhinder biedt mogelijkheden om een geluidbelasting boven de wettelijke voorkeursgrenswaarde toe te staan, zolang de uiterste grenswaarde niet wordt overschreden.

Wet Luchtvaart
In de Wet luchtvaart is een geluidzoneringssystematiek opgenomen ter bescherming van geluidsgevoelige bestemmingen tegen luchtvaartlawaai. Ook wordt in een luchthavenbesluit een beperkingengebied van een luchthaven opgenomen, dit is de zone waar planologische beperkingen van kracht zijn, zoals ten aanzien van de maximale bouwhoogten in de aan- en uit-vliegroutes.

In het Luchthavenbesluit vliegveld Stadskanaal (23 september 2015) zijn zogeheten beperkingengebieden opgenomen. Dit betreffen de volgende gebieden:

  • 1. de geluidscontouren van 56 en 48 dB(A) Lden , bedoeld in artikel 9, onder b en c, van het Besluit burgerluchthavens, zoals weergegeven op Kaart 2 ‘Contouren in verband met geluidbelasting’;.
  • 2. de 10-6 plaatsgebondenrisicocontour, bedoeld in artikel 9, onder a, van het Besluit burgerluchthavens, zoals weergegeven op Kaart 3 ‘Contouren in verband met extern veiligheidsrisico’;.
  • 3. de veiligheidsgebieden, bedoeld in artikel 9, onder e, van het Besluit burgerluchthavens, zoals weergeven op Kaart 4 ‘Veiligheidsgebieden’;
  • 4. een gebied met hoogtebeperkingen in verband met de vliegveiligheid, als bedoeld in artikel 9, onder f, van het Besluit burgerluchthavens zoals weergegeven op Kaart 5 ‘Hoogtebeperkingen rondom luchthaven’ en Kaart 6 ‘Hoogtebeperkingen in nabijheid van start- en landingsbaan’.

De kaarten behoren bij Luchthavenbesluit Stadskanaal en zijn niet opgenomen in de toelichting.

Op grond van artikel 8.8 moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan voor een gebied dat is gelegen binnen het luchthavengebied of het beperkingengebied, het luchthavenindelingbesluit in acht worden genomen. Deze is bij het toekennen van de bestemmingen in voorliggend plan in acht genomen.

Bedrijven en milieuzonering
In de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) zijn richtafstanden opgenomen voor allerlei functies, waaronder agrarische bedrijven. De richtafstanden hebben betrekking op verschillende milieuaspecten, waaronder geluid. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

Toetsing

Binnen de zones industrielawaai zijn geen woningen mogelijk en worden geen nieuwe woningen mogelijk gemaakt, waardoor alleen wegverkeerslawaai van toepassing zou kunnen zijn; bij de invulling van deze locaties is onderzoek naar de actuele geluidbelasting op de nieuwe gevels nodig.

Daarnaast genereren deze nieuwe woningbouwlocaties ook extra verkeer. Dit kan invloed hebben op de geluidbelasting bij bestaande woningen; als de verkeerstoename vanwege nieuwe ontwikkelingen groter is dan 40%, kan de geluidbelasting met meer dan 1,5 dB toenemen, in dat geval is er sprake van een significante toename. Omdat deze bouwtitels ook al in de vigerende plannen zijn opgenomen, is de verkeersgeneratie hiervan al opgenomen in de autonome ontwikkeling van het verkeer. Er is daarom geen sprake van een significant effect.

De bedrijventerreinen in de gemeente Stadskanaal zijn gelegen in Stadskanaal en Musselkanaal en omvatten het Bedrijvenpark Stadskanaal, bedrijventerrein Dideldom, het Bedrijventerrein Musselkanaal en de bedrijvenlocatie aan de Gasselterdreef Stadskanaal Noord. Bedrijvenpark Stadskanaal is een geluidgezoneerd bedrijventerrein met ruimte voor zware bedrijven. Ten zuiden van Musselkanaal is een geluidzone aanwezig van Bedrijvenpark Zuid-Groningen in de gemeente Westerwolde, die tot in het plangebied reikt.

Er worden geen nieuwe bedrijfslocaties of -terreinen mogelijk gemaakt. Wel kunnen de bestaande kavels binnen de huidige terrein ingevuld, uitgebreid of gewijzigd worden. Voor het geluidgezoneerde industrieterrein geldt dat nieuwe bedrijven of wijzigingen bij bedrijven altijd moeten aantonen dat ze passen binnen de geluidzone. Hierbij wordt het ontstaan van extra of nieuwe geluidoverlast buiten de zones voorkomen. Voor de niet-gezoneerde terreinen is vastgelegd welke milieucategorie hier gevestigd mag worden, dit is onder andere gebaseerd op een richtafstand om geluidoverlast te voorkomen. Daarnaast zullen nieuwe bedrijven en uitbreidingen bij bestaande woningen moeten voldoen aan standaard geluidgrenswaarden bij woningen. Dit betekent dat het voorkomen van geluidsoverlast van nieuwe bedrijvigheid bij bestaande woningen al voldoende is geborgd. Alleen de locaties waar nieuwe bouwtitels naast bestaande bedrijfslocaties worden mogelijk gemaakt, moet nader geanalyseerd worden. Een voorwaarde die aan het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid naar het wonen is gekoppeld is dat er geen milieuhygiënische belemmeringen mogen zijn. In een bestemmingsplan kan een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen. Hiermee kunnen toekomstige ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt die nog niet volledig uitgekristalliseerd zijn op het moment van vaststellen van het bestemmingsplan. Deze regels kunnen milieukwaliteitseisen bevatten, zoals in voorliggend Chw bestemmingsplan.

De invulling van de lege bedrijfskavels zorgt echter ook voor extra verkeer. Verwacht wordt dat het verkeer zich verdeelt over de N374 en N366 en nergens leidt tot een toename met meer dan 40% van de bestaande, autonome verkeersintensiteit. De toename is het grootst op de N374 en bedraagt ongeveer 35%. Daarmee wordt wel een kleine toename van de geluidbelasting verwacht, maar deze zal nergens hoorbaar zijn of groter zijn dan de waarde van 1,5 dB (reconstructiecriterium).

Herontwikkelingsgebieden

Binnen de herontwikkelingsgebieden die zijn opgenomen in dit Chw bestemmingsplan worden de gronden opnieuw ingericht. Het is op dit moment nog niet duidelijk waar de woningen gerealiseerd gaan worden. Dit kan ervoor zorgen dat woningen dichter op geluidzoneringsplichtige wegen komen te liggen. Daarom wordt een akoestisch onderzoek naar verkeerslawaai uitgevoerd, om per ontwikkelgebied te bepalen of, en zo ja waar, hogere waarden nodig zijn. Dit onderzoek wordt bij de vaststelling van dit Chw bestemmingsplan toegevoegd.

Uit de berekeningsresultaten zal moeten blijken of binnen de herontwikkelingsgebieden aan de randvoorwaarden uit de Wet geluidhinder kan worden voldaan. De Wet geluidinder kent een systematiek met een voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB en een maximale binnenstedelijke maximale ontheffingswaarde van Lden = 63 dB.

Voor de herontwikkelingsgebieden waar niet kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde wordt middels dit Chw bestemmingsplan een hogere waarden procedure gevolgd. In onderstaande figuren (6.2.a. t/m e.) zijn de gebieden aangeduid waar hogere waarden verleend kunnen worden middels deze procedure. In de regels en op de verbeelding zijn deze gebieden ook opgenomen, als zijnde gebieden waar hogere waarden voor kunnen worden verleend. Bij de defintieve vaststelling van dit Chw bestemmingsplan worden de uitkomsten van het akoestisch onderzoek verwerkt. Gezien de ligging van de gebieden in relatie tot het omliggend wegennet valt op voorhand te verwachten dat de maximale ontheffingswaarde niet zal worden overschreden. De Wet geluidhinder is daarmee geen belemmering voor het plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.CHW2207-on01_0010.jpg"

Figuur 6.2.a Hogere waarden gebied Verlengde Brugkade te Stadskanaal

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.CHW2207-on01_0011.jpg"

Figuur 6.2.b Hogere waarden gebied Gelderselaan/Nederlandlaan te Stadskanaal

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.CHW2207-on01_0012.jpg"

Figuur 6.2.c Hogere waarden gebied Maarsdreef te Stadskanaal

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.CHW2207-on01_0013.jpg"

Figuur 6.2.d Hogere waarden gebied Boslaan/Olde Hof te Onstwedde

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.CHW2207-on01_0014.jpg"

Figuur 6.2.e Hogere waarden gebied Streekje Alteveer

6.6 Externe veiligheid

6.6.1 Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, waaronder:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. In sommige gevallen kent de wetgeving bepalingen die aangeven dat een verantwoording niet noodzakelijk is. Het handelt om bijvoorbeeld kleine projecten (realisatie van één woning). Hierop is de uitzonderingsgrond van toepassing (0,1 maal de oriënterende waarde).

Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan. Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.  Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten.  In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Besluit externe veiligheid buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.

Wet Luchtvaart
In de Wet luchtvaart zijn regels opgenomen voor een beschermingsniveau ten aanzien van externe veiligheid. Op grond van het Besluit burgerluchthavens geldt binnen de 10-6 PR-contour een nieuwbouwverbod, waarmee ook de vestiging van arbeidsintensieve bedrijvigheid wordt beperkt. Er is geen groepsrisiconorm voorgeschreven. Voor het vliegveld is een luchthavenbesluit genomen, waarin een beperkingengebied is uitgedrukt in plaatsgebonden risicocontouren. Binnen de plaatsgebonden risicocontouren 10-6/jr is nieuwbouw niet toegestaan.

6.6.2 Aanwezigheid risicobronnen

Inrichtingen
Binnen het plangebied zijn 9 LPG stations aanwezig. Voor de lpg-stations geldt op basis van de Inrichtingen Regeling externe veiligheid inrichtingen dat de straal van het invloedsgebied 150 m bedraagt (300 m als maximale doorzet niet is vastgelegd). Ter plaatse van het vulpunt geldt een PR 10-6 contour van 25 tot 40 meter afhankelijk van de jaardoorzet. Naast de LPG stations zijn er nog 16 locaties waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen. Dit betreft voornamelijk brandstoftanks bij agrarische bedrijven of de opslag van chloor voor zwembaden. De LPG tankstations en het bedrijf Steenhouwer 28 zijn Bevi inrichtingen.

Transport gevaarlijke stoffen

Leidingen
Binnen het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats door verschillende hogedrukaardgasleidingen. Delen van het plangebied liggen binnen het invloedsgebied van de leidingen, zie figuur 6.4. Gezien de personen-dichtheden rondom de leidingen wordt in de huidige situatie geen overschrijding van 0,1 maal de oriënterende waarde verwacht.


Figuur 6.3 Buisleidingen (bron: risicokaart)

Planologisch relevante kabels en leidingen
Binnen het plangebied zijn bovengrondse hoogspanningslijnen aanwezig, het betreft een 110 kV en een combilijn, zie Figuur 6.5 (de rode lijn ten westen van Stadskanaal betreft de provinciegrens). De 110 kV lijn heeft een indicatieve zone van 45 meter aan weerszijden, binnen deze zone is woningbouw niet gewenst vanwege het aanwezige magneetveld. De indicatieve zone van de combilijn betreft 110 meter aan weerszijden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.CHW2207-on01_0015.png"
Figuur 6.4 Bovengrondse hoogspanning (bron : Netkaart RIVM)

Vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water

In Afdeling 2.9 (artikel 2.23.1 t/m 2.23.5) van de geconsolideerde Omgevingsverordening van de Provincie Groningen (februari 2022) zijn de bepalingen opgenomen voor het Provinciaal basisnet Groningen. Binnen het plangebied is sprake van het transport van gevaarlijke stoffen welke over provinciale wegen gaan. Voor alle op kaart weergegeven wegen binnen Stadskanaal geldt dat er geen sprake is van een plaatsgebonden risico buiten de weg (veiligheidszone 1). Wel hebben alle wegen een invloedsgebied (veiligheidszone 2), waarbinnen het groepsrisico moet worden verantwoord. De N 366 heeft een invloedsgebied van 880 meter, de overige wegen hebben een invloedsgebied van 355 meter waarbinnen sprake is van een verantwoordingsplicht.

Ook hebben alle wegen een veiligheidszone 3 (donkerroze in onderstaande figuur), waarbinnen de bouw van  nieuwe objecten of het gebruik van bestaande objecten voor minder zelfredzame personen niet is toegestaan. Hiervan is geen sprake.

Binnen het invloedsgebied moet een verantwoording groepsrisico worden opgesteld op basis van een advies van de Veilgheidsregio (pm). Hiervan kan worden afgeweken met een beperkte verantwoording als er in de afgelopen 10 jaar reeds in een andere procedure een groepsriscoverantwoording  heeft plaatsgevonden en er wordt voldaan aan de maximale kenmerken van de ontwikkelingen die worden mogelijk gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.CHW2207-on01_0016.png"

Figuur 6.5 Fragment Geconsolideerde omgevingsverordening februari 2022, kaart Veiligheid en milieu

Luchthaven
Aan de Aviaweg 1 te Vledderveen is een luchthaven gelegen. Het aantal vliegbeweging bedraagt per jaar maximaal 44.000. Van de luchthaven maken vliegtuigen gebruik met een maximale startgewicht van 890 kg. Op dit vliegveld is een luchthavenbesluit van toepassing. Hierin zijn de contouren van de beperkingengebieden op grond van geluid, externe veiligheid en vlieg-veiligheid opgenomen. In Figuur 6.6 is de PR10-6-contour opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.CHW2207-on01_0017.png"
Figuur 6.6 PR10-6 contour

6.6.3 Toetsing en conclusie

Het Chw bestemmingsplan maakt geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk binnen de PR 10-6-contouren van de risicovolle inrichtingen in het plangebied. Ook worden er geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die kunnen leiden tot een relevante toename van de personendichtheden in het gebied. Met dit plan zullen enkele woningen op agrarische percelen, die nu bestemd zijn als bedrijfswoningen, worden bestemd als burgerwoning. Aangezien er op dit moment al bedrijfswoningen op de agrarische percelen zijn, zal een herbestemming naar burgerwoningen geen gevolgen hebben voor de hoogte van het GR. Daarnaast kennen de neven- en vervolgfuncties een dermate beperkte omvang dat deze geen gevolgen hebben voor de hoogte van het GR. Ook voor de circa 320 bouwtitels wordt geen effecten verwacht op het groepsrisico. Een aantal woningbouwlocaties ligt in of direct grenzend aan de invloedsgebieden van gasleidingen. Doordat op deze locaties enkele woningen worden toegevoegd aan een relatief dun bevolkt gebied is er geen sprake van een significante toename op het groepsrisico.

Voor het invullen van de lege kavels op de bedrijventerreinen zijn al beperkingen aanwezig: er komt geen nieuwe regeling waardoor bedrijven met een risicocontour buiten de inrichtingsgrenzen gevestigd kunnen worden nabij kwetsbare objecten. Vanwege het opvullen van lege kavels is het wel mogelijk dat er personen worden toegevoegd binnen invloedsgebieden van risico-bronnen zoals gasleidingen en LPG stations. Het toe te voegen aantal personen is dusdanig klein dat er geen sprake is van een significante toename van het groepsrisico.

Conclusie

Ondanks de aanwezigheid van verschillende risicobronnen, is beoordeeld dat er voldoende scheiding van risicovolle en kwetsbare functies wordt gerealiseerd.

6.7 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 6.2 weergegeven.

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Tabel 6.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Projecten en plannen kunnen worden uitgevoerd indien zij niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden, niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht of wordt genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden. In een MER moet inzicht worden gegeven in de effecten op luchtkwaliteit, ook onder de wettelijke normen.

Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met ten hoogste 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van ten hoogste 100.000 m² bij één ontsluitingsweg en 200.000 m² bij twee ontsluitingswegen.

Besluit gevoelige bestemmingen
In het Besluit gevoelige bestemmingen zijn beperkingen en voorwaarden opgenomen voor de vestiging van 'gevoelige bestemmingen' (zoals scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen) in de nabijheid van provinciale en rijkswegen. Het besluit is niet van toepassing op ontwikkelingen in de omgeving van veehouderijen.

WHO
De Wereldgezondheidsorganisatie (World Health Organization, WHO) heeft advieswaarden vastgesteld die lager of gelijk zijn aan de huidige Nederlandse wetgeving. Op 22 september 2021 heeft de WHO haar advieswaarden sterk naar beneden bijgesteld, de huidige waarden bedragen 10 µg/m³ voor NO2, 15 µg/m³ voor PM10 en 5 µg/m³ voor PM2,5.

Onderzoek
Het plan maakt niet meer of minder mogelijk dan nu is geregeld in de geldende bestemmingsplannen, beheersverordening en omgevingsvergunningen. Het planvoornemen zorgt niet voor een toename in het aantal stuks vee en agrarische bedrijven die niet meer actief zijn, worden weg/anders bestemd.

Wel kunnen net als in de huidige situatie bedrijven worden toegevoegd op de nog lege kavels op de bedrijventerreinen, maar deze moeten aan strenge emissie-eisen voldoen. Ook zullen niet alle bedrijven processen hebben die een sterke emissie hebben via de schoorsteen. Cumulatie van emissies naar de lucht vanwege nieuwe bedrijven wordt daarom laag ingeschat. In combinatie met de al lage aanwezige concentratie, is het niet zinvol hier op voorhand onderzoek naar te doen; de bijdrage aan de luchtkwaliteit vanwege bedrijfsprocessen wordt laag ingeschat en zal steeds bij individuele vergunning verlening moeten worden beoordeeld. In dit stadium is de mogelijke gecumuleerde toename van verkeer naar de bedrijventerrein mogelijk wel relevant. Met name worden er extra verkeersstromen verwacht van en naar de terreinen Dideldom en Stadskanaal, met name langs de provinciale wegen N366 en N374 die de bedrijventerreinen ontsluiten. De verwachte maximale verkeerstoename is opgenomen in Tabel 5.2 van het planMER. De verdeling van het gegenereerde verkeer per wegvak naar vervoerswijze per weekdag. Dit is ingevoerd in NIBM-tool van Infomil. Hieruit blijkt dat de:

  • Berekend voor 2020 én 2030 is de toename van PM10 overal lager dan de NIBM-grens van 3% van de norm.
  • Op de N374 wordt voor NO2 in alle gevallen een significante toename berekend: 4,35 µg/m³ voor 2020 en 1,98 µg/m³ voor 2030, uitgaande van het schoner worden van het verkeer.
  • Op de N366 wordt voor NO2 alleen voor 2020 een significante toename verwacht van 2,24 µg/m³.

Dit betekent dat er een licht negatief effect te verwachten is vanwege het planvoornemen, maar dat de grenswaarden nergens worden overschreden.

6.8 Lichthinder

Blootstelling aan kunstmatige verlichting heeft tijdens de nachtperiode negatieve gevolgen voor mens en dier. Waar het bij dieren leidt tot een verstoring van de oriëntatie en het bioritme, heeft het bij mensen vooral invloed op de kwaliteit van de nachtrust.

Strikte normen met afstandsbepalingen voor lichthinder zijn niet voorhanden. De regelgeving die voorhanden of in voorbereiding is, richt zich vooral op de lichtbronnen, de veroorzakers van licht. Specifieke regels over kunstlicht zijn opgenomen in:

  • het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit);
  • het Besluit glastuinbouw;
  • het Besluit landbouw milieubeheer.

De strekking van de regels is dan als volgt:

  • lichthinder wordt voorkomen en als dat echt niet mogelijk is wordt het tot een aanvaardbaar niveau beperkt;
  • de verlichting van gebouwen en van open terrein(en) van de inrichting, inclusief de verlichting ten behoeve van reclamedoeleinden, wordt zodanig uitgevoerd dat directe lichtinstraling op lichtdoorlatende openingen van woon- of slaapvertrekken, in gevels of daken van woningen wordt voorkomen;
  • gedurende een specifiek tijdspad is de verlichting uit of niet zichtbaar (bijvoorbeeld bij assimilatiebelichting en verlichting bij sportvelden e.d.).

Voor de regeling die in het bestemmingsplan is opgenomen wordt verwezen naar paragraaf 4.3.2.

6.9 Bodem

Toetsingskader

Wet- en regelgeving/beleid
De overheid streeft naar duurzaam gebruik van de bodem, door het geschikt maken van ernstig verontreinigde grond (functiegericht saneren), het blijvend beheer van niet ernstig verontreinigde grond en door het voorkomen van nieuwe bodem-verontreiniging. Deze algemene landelijke doelstellingen zijn vastgelegd in het vierde Nationaal Milieubeleidsplan en de Beleidsbrief Bodem. In diverse wet- en regelgeving zijn deze doelstellingen nader uitgewerkt, zoals de Wet bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit.

Wet Bodembescherming
De Wet Bodembescherming (Wbb) stelt regels om de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en haar fysieke eigenschappen te beschermen. Enerzijds heeft de wet een preventief doel en worden regels beschreven om te voorkomen dat een nieuwe verontreiniging van de bodem ontstaat. Anderzijds heeft de Wbb een curatief doel door voorwaarden te geven voor het beperken of ongedaan maken van reeds bestaande verontreinigingen.

Besluit bodemkwaliteit
Volgens het generieke (landelijke) kader van het Besluit bodemkwaliteit geldt bij het toepassen van grond en baggerspecie een zogenoemde 'dubbele toets': de toe te passen partij grond of baggerspecie moet passen bij zowel de kwaliteitsklasse als de bodemfunctieklasse van de ontvangende bodem (Landbouw, Wonen en Industrie). De toe te passen partij moet daarbij voldoen aan de schoonste van de twee.

Onderzoek
Hoewel het Chw bestemmingsplan ontwikkelingsmogelijkheden biedt (met name binnen en aansluitend aan de bouwvlakken), is het plan als het gaat om het agrarisch grondgebruik consoliderend van aard. In het Chw bestemmingsplan worden in beginsel geen functiewijzigingen bij recht mogelijk gemaakt. Bodemonderzoek is om deze reden in het kader van het bestemmingsplan en de m.e.r.-procedure niet noodzakelijk. Wanneer gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheden voor functiewijzigingen (bijvoorbeeld wonen als vervolgfunctie bij een agrarisch bedrijf), dient op dat moment bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Gevolgen voor de grondwaterkwantiteit kunnen ontstaan door toename van het verhard oppervlak, maar dit wordt al ondervangen doordat een toename in verhard oppervlak volgens de Keur van het waterschap moet worden gecompenseerd.

Ten aanzien van (agrarische) bedrijven gelden voorschriften vanuit onder andere het Activiteitenbesluit en het Besluit mestbassins milieubeheer, zoals het toepassen van vloeistofdichte vloeren en dergelijke, om bodemverontreiniging te voorkomen. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het Chw bestemmingsplan

6.10 Bedrijven en milieuhinder

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.

Onderbouwing

Binnen het plangebied zijn verschillende bedrijven aanwezig. Het betreft solitair gevestigde bedrijven, die zich verspreid over het plangebied bevinden. De milieuhinder die bedrijven veroorzaken kan globaal worden beoordeeld met behulp van de methodiek van de VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). In deze handreiking is een bedrijvenlijst opgenomen, die informatie geeft over de milieukenmerken van verschillende typen bedrijven. In de lijst is op basis van een aantal factoren (waaronder geluid, geur en gevaar) een indicatie gegeven van de afstand tussen bedrijven en hindergevoelige functies (zoals woningen) waarmee gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening kunnen houden.

In de VNG-handreiking worden twee omgevingstypen onderscheiden, namelijk 'rustige woonwijk'/'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'. De indicatieve afstanden uit de bedrijvenlijst zijn de afstanden die moeten worden aangehouden tot de gevels van woningen in een 'rustige woonwijk'.

Voor woningen in een 'gemengd gebied' mag deze afstand worden gecorrigeerd en kan de indicatieve afstand met één trede worden verlaagd. Een correctie is alleen mogelijk voor de aspecten geluid, geur en stof. Voor het aspect gevaar is verlaging van de indicatieve afstand niet mogelijk. Het uitgangspunt van de VNG-handreiking is gemotiveerd toepassen, in plaats van gemotiveerd afwijken. De indicatieve afstanden uit de VNG-handreiking geven een goede indicatie van de aan te houden afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. De (milieu) wetgeving blijft echter leidend.

Op basis van de indicatieve afstanden zijn de bedrijven op de bedrijvenlijst in de VNG handreiking ingedeeld in milieucategorieën die variëren van 1 (indicatieve afstand 10 meter) tot 6 (indicatieve afstand 1.500 meter). In het gemeentelijke grondgebied komen zowel kleinschalige ambachtelijke bedrijven (categorie 1 of 2) als meer grootschalige bedrijven (categorie 3) voor. Ook bevinden zich zijn enkele grootschalige bedrijven uit milieucategorie 4.1 en 4.2 binnen de gemeentegrenzen.

De in de gemeente aanwezige solitaire bedrijven zijn positief bestemd. In het algemeen geldt dat bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2, gezien de beperkte hinder die zij veroorzaken, goed inpasbaar zijn in de woonomgeving. Nieuwvestiging van bedrijven is hier in deze milieucategorieën direct toegestaan. Op een aantal locaties zijn bedrijven gevestigd die in een hogere milieucategorie vallen. Deze zijn uit de huidige bestemmingsplannen overgenomen. Deze bedrijven zijn positief bestemd door middel van een aanduiding. Hierdoor mogen op de betreffende percelen, naast de algemeen toegestane bedrijven in milieucategorie 1 en 2, ook de bestaande bedrijven gevestigd blijven.

De in het plangebied gelegen bedrijven, zowel op als buiten bedrijventerreinen, zijn overeenkomstig het geldende planologische regime bestemd. Er worden geen nieuwe bedrijfslocaties mogelijk gemaakt met het Chw-bestemmingsplan. De bestaande juridisch-planologische regelingen voor de bedrijven worden in dit plan gehandhaafd. Daarmee behouden de bedrijven dezelfde mogelijkheden als in de huidige situatie.

6.11 Milieuhinder (agrarische) bedrijven

Wet geurhinder en veehouderij

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader is als volgt:

  • voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld (in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) geldt een maximale geurbelasting op een geurgevoelig object;
  • voor andere diercategorieën geldt een minimale afstand van de dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten.

Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. De wet beschrijft in artikel 3 de maximale norm voor geurbelasting van een veehouderij ten opzichte van een gevoelig object in vier situaties, deze zijn weergegeven in de volgende tabel.

    concentratiegebied   niet-concentratiegebied  
binnen bebouwde kom   diercategorieën Rgv   max. 3 ouE/m³
   
max. 2 ouE/m³  
  andere diercategorieën   min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object   min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object  
buiten
bebouwde kom  
diercategorieën Rgv   max. 14 ouE/m³   max. 8 ouE/m³  
  andere diercategorieën   min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object   min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object  

Tabel 6.3 Overzicht geurnormen Wgv

De gemeente Stadskanaal is gelegen binnen een niet-concentratiegebied zoals bedoeld in de Wgv. Voor geurgevoelige objecten die onderdeel uitmaken van een andere veehouderij gelden niet de maximale geurbelastingen, maar de minimale afstanden van 100 meter binnen de bebouwde kom en 50 meter buiten de bebouwde kom. De Wgv biedt gemeenten de mogelijkheid om afwijkende geurnormen vast te stellen voor (delen van) het grondgebied.

Regeling geurhinder en veehouderij

In de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) is de wijze vastgelegd waarop:

  • de geurbelasting wordt bepaald;
  • de afstand tussen veehouderij en geurgevoelig object) wordt gemeten.

Activiteitenbesluit

Per 1 januari 2013 zijn agrarische activiteiten onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit gebracht. Dit betekent dat de meeste dierhouderijen niet meer omgevingsvergunningplichtig zijn. Alleen bepaalde intensieve veehouderijen en andere aangewezen veehouderijn blijven vergunningplichtig.

De geurhinderregeling voor dierhouderijen is afgestemd op die uit de Wgv. Dit betekent concreet dat de “entree-eisen” om onder de algemene regeling te vallen zijn komen te vervallen. Of een dierhouderij wel of niet vergunningplichtig is hangt dan niet meer af van de afstanden tot bepaalde globaal omschreven objecten. Dit betekent concreet dat geen rekening meer hoeft te worden gehouden met de vaste geurhinderafstanden van veehouderij-inrichtingen als geheel tot woningen en andere geurgevoelige objecten (en omgekeerd). Wat wel blijft zijn de aan te houden afstanden tot individuele stallen. Dan geldt dus niet meer de afstand vanaf de inrichtingsgrens maar vanaf het emissiepunt. En dat ligt meestal verder af van woningen.

Een dierhouderij, waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld (zoals melkrundvee- of de paardenhouderij) moet straks in principe voldoen aan een afstand van 100 meter (vanaf het emissiepunt) als het geurgevoelig object is gelegen binnen de bebouwde kom en 50 meter als het geurgevoelig object is gelegen buiten de bebouwde kom.

Industriële geur

Voor industriële bedrijven is het toetsingskader opgenomen in artikel 2.7a van het Activiteitenbesluit, in de BBT-conclusies voor IPPC-bedrijven, in de online 'handleiding geur industrie' op www.infomil.nl en in lokaal geurbeleid. De gemeente heeft geen eigen geurbeleid, waardoor wordt aangesloten bij het provinciale geurbeleid zoals dat is opgenomen in het Milieuplan provincie Groningen 2017-2020. Hierin zijn normen opgenomen voor geurgevoelige objecten met een hoog beschermingsniveau (geurgevoelige objecten in stedelijk gebied) met een laag beschermingsniveau (objecten in het buitengebied (landelijk gebied) en op bedrijventerreinen), met een ondergrens van 0,5 ou/m3 als 98-percentiel.

Omgevingswet

Met de Omgevingswet worden wettelijke bepalingen rondom geur facultatief (bruidsschat) voor gemeenten. Dit zou kunnen leiden tot een stapeling van geurhinder die gemeente-overstijgend is of tot het belemmeren van saneringsopgaves van provinciale bedrijven. Om de bovenstaande risico's zoveel mogelijk te beperken zijn instructieregels in de Provinciale Omgevingsverordening opgenomen, om gemeenten richting te geven bij de invulling van de vergrote lokale afwegingsruimte. Het nieuwe beleid bevat een doelstelling voor de hele provincie van 30% minder geurmeldingen, het oplossen van ernstige geur-hinder (niet in Stadskanaal aanwezig)en nieuwe hinder voorkomen door onder andere bij de vestiging van nieuwe bedrijven en bij uitbreidingen van bestaande bedrijven de uitstoot zodanig te beperken dat het effect van dit individuele bedrijf voldoet aan het niveau van GES-3 in landelijk gebied en het niveau GES-1 in bebouwd gebied.

Onderbouwing
Het Chw bestemmingsplan is consoliderend van aard. Dit betekent dat binnen de geurcontouren en richtafstanden van bestaande bedrijven geen nieuwe ontwikkelingen worden voorgesteld. Ook worden er geen nieuwe geurproducerende agrarische bedrijven toegestaan binnen het plangebied. Op bedrijventerreinen is het wel mogelijk om geurproducerende bedrijven toe te staan, maar vooralsnog wordt ervan uit gegaan dat de eventuele nieuwe geurcontouren passen binnen de richtafstanden van de bijbehorende maximale milieucategorie. Daarnaast moeten deze bedrijven voldoen aan (het nieuwe) provinciaal beleid, waardoor in theorie alleen geurhinder kan ontstaan door cumulatie van geur van verschillende ontwikkelingen. De kans hierop is zeer gering. Er zijn geen maatregelen nodig, wel wordt geadviseerd om bij iedere nieuwe ontwikkeling de mogelijke cumulatie van verschillende geurbronnen (agrarisch of industrieel) mee te nemen in de beoordeling van effecten.

6.12 Kabels en leidingen

In het plangebied komen verschillende kabels en leidingen voor. Deze zijn op de verbeelding opgenomen. Op de verbeelding zijn alleen de grotere kabels en leidingen opgenomen. Kleinere leidingen, zoals aansluitingen op individuele percelen en kleinere transportleidingen, zijn niet opgenomen.

6.13 Duurzaamheid

Toetsingskader
Er is geen wettelijk kader voor ruimtelijke plannen op het gebied van duurzaamheid. Er zijn echter wel nationale, regionale en lokale doelstellingen waarbij aan de doelbijdrage kan worden getoetst. De belangrijkste onderwerpen voor dit Chw bestemmingsplan zijn klimaatadaptatie en energietransitie.

Klimaatadaptatie
In het Deltaprogramma 2017 staat: 'Om de aanpak voor waterrobuuste en klimaatbestendige (her)ontwikkeling te versterken stelt het Deltaprogramma ook een Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie op, in aanvulling op het Deltaplan Waterveiligheid en het Deltaplan Zoetwater. Het op te stellen Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie zal onderdeel zijn van het Deltaprogramma 2018. Het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie draagt bij aan overzicht, slagkracht en wederzijdse inspiratie. En heeft als doel dat alle overheden samen de ambitie vastleggen dat Nederland in 2050 zo goed mogelijk klimaatbestendig en waterrobuust is ingericht.'

Door klimaatverandering zal de zeespiegel stijgen, hoosbuien en langere perioden van droogte kunnen zorgen voor gevaarlijke situaties en overlast. Het is daarom van belang dat de effecten die door klimaatverandering kunnen optreden bij een ruimtelijke ontwikkeling in het proces wordt meegewogen, zodat in een vroeg stadium maatregelen kunnen worden getroffen om veiligheid te borgen en schade te beperken.

Klimaatadaptatie heeft betrekking op klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van de openbare ruimte. Klimaatverandering kan leiden tot schade en slachtoffers, met als uiteindelijk gevolg verslechtering van de economische concurrentiepositie. Voorbeelden hiervan zijn overstromingen en wateroverlast door extreme buien, hittestress, droogte en andere weersomstandigheden (bijvoorbeeld harde wind, toename blikseminslag).

Energietransitie
Stadskanaal is onderdeel van de energieregio Groningen, waarvoor op 1 juli 2020 is de RES 1.0 is vastgesteld. Hierin zijn de nationale doelstelling regionaal vertaald en 'verdeeld' over de deelnemende gemeenten. Bij het opstellen van het RES 1.0 is ook de provinciale verordening in acht genomen. Op grond hiervan zijn voorzieningen voor grootschalige windenergie niet toegestaan binnen de gemeente Stadskanaal. Wel zijn de gerealiseerde, in aanbouw zijnde en reeds vastgestelde plannen voor zonneparken meegenomen in het bod van Stadskanaal in de RES 1.0. Vooralsnog is er geen extra opgave voor Stadskanaal bekend. Als vervolg op de RES 1.0 zal nu in regionaal verband worden gewerkt aan RES 2.0. Aangezien het voorliggende Chw bestemmingsplan een conserverend karakter heeft, is ervoor gekozen nu nog niet in te zetten op een extra opgave/inspanning ten aanzien van de energietransitie. Eerst zal een Omgevingsvisie moeten worden opgesteld om de doelstellingen en kaders voor Stadskanaal helder te maken. Daarnaast zullen de onderzoeken en afspraken binnen de RES 2.0 hierbij een rol spelen. Om deze reden wordt er verder niet getoetst aan de energietransitie.

Toetsing
Thema's die vallen onder klimaatadaptatie zijn wateroverlast, hittestress en droogte. Hieronder wordt het planvoornemen kort getoetst aan deze thema's.

Wateroverlast
Met het planvoornemen worden uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande agrarische bedrijven mogelijk gemaakt en worden de onbenutte kavels op bedrijventerreinen ingevuld. Dit resulteert in een toename van het verhard oppervlak, waardoor bij extreme buien het hemelwater niet kan infiltreren. Vanwege de huidige beleid en wetgeving dient de toename van het verhard oppervlak reeds te worden gecompenseerd, waardoor geen significante effecten worden verwacht. Hier is reeds nader op ingegaan in paragraaf 6.4.

Hittestress
Door het toevoegen van bebouwing zal ook de gevoelstemperatuur in de bebouwde omgeving toenemen. Voor agrarische gebouwen zal het effect nauwelijks merkbaar zijn vanwege de ligging in het open landschap of bij de aanwezigheid van voldoende groen. Het opvullen van onbenutte kavels op de bedrijventerreinen zal zonder maatregelen bijdragen aan hittestress op die locatie, maar dit betreft geen woonomgeving zodat dit neutraal wordt beoordeeld.

Droogte
De ontwikkelingen in het planvoornemen zullen zich beperken tot lokale uitbreidingen van de gebouwde omgeving. Hierdoor worden geen effecten verwacht ten aanzien van droogte.

Hoofdstuk 7 Welstand

7.1 Inleiding

7.1.1 Doel en uitgangspunten van het welstandsbeleid

Het doel van het welstandsbeleid is om een bijdrage te leveren aan het behouden en, daar waar nodig, het versterken van de schoonheid en aantrekkelijkheid van de gemeente Stadskanaal. Door het opstellen van welstandsbeleid kan de gemeente een effectief, controleerbaar en klantvriendelijk welstandstoezicht inrichten en opdrachtgevers en ontwerpers in een vroeg stadium informeren over de criteria die bij de welstandsbeoordeling een rol spelen. In het welstandsbeleid dienen de 'redelijke eisen van welstand' in concrete criteria te worden vertaald. Het welstandsbeleid moet uit te leggen zijn en de uitvoering ervan moet openbaar en controleerbaar zijn. Kort gezegd dienen welstandsregels inhoudelijke (gebieds)kennis te koppelen aan juridisch houdbare en inzichtelijke welstandscriteria. Belangrijk is dat het beleid en de criteria met name voor burgers leesbaar en begrijpelijk zijn.

7.1.2 Integratie welstandsnota in het Chw bestemmingsplan

Voorheen voerde de gemeente Stadskanaal haar beleid ten aanzien van ruimtelijke kwaliteiten met veel verschillende instrumenten en vanuit verschillende invalshoeken. Het is van groot belang zorg te dragen voor een goede aansluiting tussen de verschillende instrumenten. In het kader daarvan is in de Omgevingswet het uitgangspunt al het beleid en de regelingen ten aanzien van de fysieke leefomgeving zoveel mogelijk te integreren in één plan. Daarom is in dit Chw bestemmingsplan de welstandsnota geïntegreerd. De welstandscriteria zijn hierbij opgenomen in de regels.

7.2 Welstandsnota

7.2.1 Algemeen

Volgens de Woningwet is een toetsing van bouwwerken aan redelijke eisen van welstand nog slechts mogelijk indien die eisen nader zijn geconcretiseerd in een door de gemeenteraad vast te stellen welstandsnota. De criteria in de welstandsnota moeten zo concreet mogelijk zijn en zoveel mogelijk toegespitst op concrete gebieden. Deze zijn opgenomen in de Welstandsnota Stadskanaal 2015.

7.2.2 Welstandszorg in de gemeente Stadskanaal

Vaststelling door de gemeenteraad

De gemeentelijke welstandsregels worden vastgesteld door de gemeenteraad. Vanaf het moment van vaststelling zal de welstandsbeoordeling van nieuwe bouwplannen gebaseerd zijn op de criteria zoals die in de welstandsnota zijn neergelegd. Na de vaststelling van de welstandsnota zal, na plusminus een jaar, de werking ervan door de gemeenteraad worden geëvalueerd. Naar aanleiding van de evaluatie kan de gemeenteraad besluiten dat aanpassing van de welstandsnota noodzakelijk is.

Uitvoering door burgemeester en wethouders

De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het afgeven van de omgevingsvergunning bij burgemeester en wethouders. Bij elke aanvraag omgevingsvergunning dienen burgemeester en wethouders advies in te winnen bij de welstandscommissie. Burgemeester en wethouders volgen in hun oordeel in principe het advies van de welstandscommissie. In een aantal uitzonderlijke gevallen kunnen zij afwijken van dit advies:

  • 1. op inhoudelijke gronden omdat zij van oordeel zijn dat de commissie de criteria niet juist heeft geïnterpreteerd of niet de juiste criteria heeft toegepast of omdat zij op inhoudelijke gronden tot een ander oordeel komen dan de commissie. In dit geval legt zij de bouwaanvraag voor een second opinion voor aan de speciale beroepscommissie van Libau of vraagt zij dit aan een andere welstandscommissie;
  • 2. er is voor burgemeester en wethouders de mogelijkheid een omgevingsvergunning te verlenen aan een bouwplan dat strijdig is met redelijke eisen van welstand op grond van andere zwaarwegende redenen van bijvoorbeeld economische of maatschappelijke aard;
  • 3. tot slot kan op advies van de welstandscommissie in de zogenaamde hardheidsclausule worden afgeweken van de welstandscriteria. Hiervan kan sprake zijn indien bouwplannen weliswaar niet voldoen aan de gebiedsgerichte criteria, maar wel aan de algemene criteria en indien de architectonische en ruimtelijke kwaliteiten niettemin in bijzondere mate bijdragen aan de kwaliteit van de omgeving.

Afwijkingen van het welstandsadvies worden in de beslissing op de vergunningaanvraag gemotiveerd en ter kennis gebracht aan de welstandscommissie.

Welstandscommissie

Conform artikel 12 van de Woningwet wordt in het welstandsadvies door de commissie uitgesproken of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk zowel op zichzelf als in relatie met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand. De commissie baseert zich daarbij op de criteria zoals deze zijn opgenomen in deze welstandsnota. De welstandscommissie is een onafhankelijke commissie conform de Woningwet. Op grond van het bestaande contract tussen de gemeente Stadskanaal en Libau draagt de gemeente Stadskanaal de activiteiten met betrekking tot de welstandsadvisering in het kader van de Woningwet op aan de stichting Libau. Alle adviezen worden opgesteld door de rayonarchitecten (van Libau).

Het welstandsadvies kan de volgende uitkomsten hebben:

  • een bouwwerk is niet strijdig met redelijke eisen van welstand; er kunnen vrijblijvende suggesties gedaan worden die de ruimtelijke kwaliteit van het bouwwerk ten goede kunnen komen;
  • een bouwwerk is strijdig met redelijke eisen van welstand tenzij de expliciet aangegeven bezwaren worden ondervangen. In het advies wordt aangegeven of de commissie de gekozen aanpassing nog wil beoordelen of dat deze door de Werkorganisatie Deal kan worden afgehandeld;
  • een bouwwerk is strijdig met redelijke eisen van wel- stand en behoeft een ingrijpende wijziging in uitwerking of uitgangspunten om aan redelijke eisen van wel- stand te kunnen voldoen;
  • binnen de wettelijke beslistermijnen kan de welstandscommissie het welstandsadvies aanhouden indien meer informatie of een toelichting van de ontwerper wenselijk is of om de ontwerper de gelegenheid te geven zijn plan aan te passen.

7.3 Welstandscriteria

In bijlage 5 van de planregels is de Welstandsnota opgenomen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen algemene en gebiedsgerichte criteria. De algemene criteria liggen ten grondslag aan elke planbeoordeling omdat ze het uitgangspunt vormen voor de uitwerking van de gebiedsgerichte welstandscriteria.

Het Chw bestemmingsplan bevat geen welstandscriteria voor ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken. Dergelijke welstandscriteria kunnen immers niet worden opgesteld zonder dat er een concreet stedenbouwkundig plan aan ten grondslag ligt. Voor die gebieden zijn of worden beeldkwaliteitsplannen opgesteld. Een uitzondering hierop zijn de in de regels opgenomen projectgerichte welstandscriteria voor de Prins Hendriklaan (zie bijlage 6 van de planregels).

Bij de stedenbouwkundige planvoorbereiding wordt bekeken of voor de ontwikkeling van bouwplannen en projecten nieuwe welstandscriteria moeten worden vastgesteld. Voor dergelijke aanvullingen geldt dat inspraak wordt gekoppeld aan de reguliere inspraakregeling bij de stedenbouwkundige planvoorbereiding. Na realisatie van de bouw(plannen) worden voor de betreffende gebieden reguliere welstandscriteria opgesteld die gericht zijn op het beheer van het gebied.

7.4 Excessenregeling

Vanuit de welstand geeft dit Chw bestemmingsplan regels voor het welstandstoezicht in de gemeente Stadskanaal. De gemeente zal zich inspannen om deze regels ook daadwerkelijk na te leven. Bij de handhaving van het gemeentelijk beleid ligt de prioriteit bij het opsporen van illegale bouwactiviteiten en het bouwen in afwijking van de vergunning (inclusief welstandstoets).

Ook bouwwerken waarvoor geen omgevingsvergunning hoeft te worden aangevraagd moeten aan minimale welstandseisen voldoen. Indien het uiterlijk van een bouwwerk in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand kunnen burgemeester en wethouders de eigenaar van het betreffende bouwwerken verzoeken om binnen door hen te bepalen termijn die strijdigheid op te heffen. Een bouwwerk is in ernstige mate in strijd met redelijke eisen van welstand indien sprake is van excessen. Hiervan is sprake indien flagrante strijdigheid bestaat met de in deze welstandsnota opgenomen criteria. Van excessen kan bijvoorbeeld sprake zijn bij te opdringerige reclame-uitingen, toepassing van felle of contrasterende kleuren en /of armoedig materiaalgebruik. Bij het repressieve welstandstoezicht ligt conform het gemeentelijk handhavingsbeleid- een hoge prioriteit bij het voorkomen van excessen in de kwetsbare gebieden.

Hoofdstuk 8 Juridisch systeem

8.1 Inleiding

In de voorafgaande hoofdstukken zijn de planuitgangspunten voor het Chw bestemmingsplan weergegeven. Deze uitgangspunten zijn (juridisch) vertaald naar het Chw bestemmingsplan. In dit hoofdstuk wordt de doorvertaling van de toelichting naar de regels met de verbeelding verwoord.

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012) bindende afspraken waarmee, bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

Dit Chw bestemmingsplan wordt nog onder het regime van de Wro vastgesteld, maar met de pilotstatus op grond van de Crisis- en Herstelwet wordt alvast vooruit gelopen op de Omgevingswet, in het bijzonder het instrument omgevingsplan. Door de pilotstatus kan worden afgeweken van de standaarden, waaronder de SVBP 2012.

Er is in dit plan zoveel mogelijk aangesloten op de RO-standaarden 2012, het plan is daarmee goed raadpleegbaar op www.ruimtelijkeplannen.nl. Wel wijkt het op onderdelen daarvan af, omdat alvast vooruitgelopen is op de systematiek van het omgevingsplan. De systematiek van de regels sluit namelijk aan op het Casco omgevingsplan van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). De Omgevingswet gaat uit van activiteiten. De indeling in de regels van dit Chw bestemmingsplan gaat daar in hoofdzaak ook van uit. Daarnaast zijn een aantal regels opgenomen uit de APV en de Welstandsnota van de gemeente opgenomen. In dit hoofdstuk wordt de systematiek van het plan nader uitgelegd en onderbouwd.

8.2 Systematiek regels

De juridische regeling bestaat uit 7 hoofdstukken.

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels bevat de begrippen en wijze van meten.
  • Hoofdstuk 2 Gebruiksregels bevat de regels voor gebruiksactiviteiten die zijn toegestaan binnen het plangebied. Gebruiksactiviteiten die in ieder geval niet zijn toegestaan staan expliciet benoemd.
  • In Hoofdstuk 3 staan de regels voor bouwactiviteiten in het plangebied.
  • In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden. Deze zijn in beginsel mogelijk, maar hiervoor geldt wel een vergunningplicht en de aanvraag wordt getoetst aan de waarden die worden beschermd.
  • In hoofdstuk 5 staan de regels voor de dubbelbestemmingen, deze zijn niet activiteitgericht opgenomen.
  • In hoofdstuk 6 zijn wijzigingsregels opgenomen. Deze bestaan uit de ruimte-voor-ruimte regeling uit d
  • In hoofdstuk 7 zijn de algemene regels opgenomen. Hiertoe behoren onder meer ook een aantal regels uit de APV en de Welstandsnota en algemene bouw- en gebruiksregels.
  • De overgangs- en slotregels zijn opgenomen in Hoofdstuk 8.

In paragraaf 8.4 wordt per hoofdstuk beschreven wat er in is opgenomen. Deze hoofdstukindeling wijkt af van de SVBP2012 en lijkt op de indeling die de VNG heeft gemaakt voor het toekomstige instrument omgevingsplan, het Casco omgevingsplan. Ook daarin wordt onderscheid gemaakt in verschillende activiteiten. Met het Chw bestemmingsplan wordt dus al voorgesorteerd op het toekomstige omgevingsplan voor de gemeente Stadskanaal.

8.3 Verbeelding

Voor de vormgeving van de verbeelding geldt een aantal uitgangspunten. Zo worden de kaarten in kleur opgezet, waarbij de kleuren worden ondersteund met een letteraanduiding. De kleuren en letters zijn afgestemd op de kleur en letteraanduiding in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012). In de regels wordt slechts voor een deel gebruik gemaakt van de traditionele bestemmingen. Uitgangspunt blijft wel dat bij een klik op de digitale verbeelding alle regels voor die locatie raadpleegbaar zijn. Ook hiermee wordt voorgesorteerd op het Digitaal Stelsel Omgevingswet dat uitgaat van eenzelfde benadering. Met het Chw bestemmingsplan is er al een goede basis voor het toekomstige omgevingsplan Stadskanaal. Voor wat betreft de analoge verbeelding is wel zoveel als mogelijk aangesloten op de SVBP 2012.

Het bestemmingsplan is op een digitale verbeelding (kaart) weergegeven. Het Chw bestemmingsplan is digitaal raadpleegbaar. Het plan is geen rapport dat zich leent om op papier beschikbaar te worden gesteld.

8.4 Planregels

8.4.1 Inhoud en opzet

Het Chw bestemmingsplan voor de gehele gemeente Stadskanaal bestaat uit een verbeelding, regels (met bijbehorende bijlagen) en een toelichting (met bijbehorende bijlagen). De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide plandelen worden in onderlinge samenhang bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt een belangrijk onderdeel en de onderbouwing van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het Chw bestemmingsplan.

8.4.2 Hoofdstuk 1 Begrippen en wijze van meten

In het eerste hoofdstuk zijn de begrippen en wijze van meten opgenomen die nodig zijn voor een goede uitleg van de regels. Een aantal begrippen is overgenomen uit de SVBP 2012, dit zijn de verplichte begrippen die in alle bestemmingsplannen worden opgenomen. Het overgrote deel uit de bestemmingsplannen en beheersverordeningen van de gemeente Stadskanaal en een aantal nieuwe die voortvloeien uit de regels voor het Chw bestemmingsplan.

8.4.3 Hoofdstuk 2 Gebruiksregels

Voor alle functies zijn bestemmingen opgenomen waarin de toegestane en niet toegestane gebruiksactiviteiten staan benoemd. De basis hiervoor zijn de bestemmingen uit de hiervoor geldende bestemmingsplannen (en beheersverordeningen), aangevuld met de verleende buitenplanse omgevingsvergunningen (uitgebreide en kruimelgevallen) van de gemeente.

Een aantal gebruiksregels ten behoeve van het (bedrijfs) wonen komen in verschillende bestemmingen op dezelfde wijze terug, dit zijn de volgende:

  • bij het (bedrijfs)wonen is bed & breakfast voor maximaal 4 personen, aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en kamerverhuur ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal kamereenheden' toegestaan. De aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten moeten voldoen aan een aantal voorwaarden, waaronder dat de bedrijfsvloeroppervlakte in de (bedrijfs)woning niet meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van op het bouwperceel aanwezige (bedrijfs)woning en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte in alle genoemde gebouwen niet meer bedraagt dan 90 m² (ook zie paragraaf 4.4.9). Het aantal kamereenheden mag ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal bedragen, het betreffen bestaande situaties met kamerverhuur. Bed & breakfast is niet toegestaan in vrijstaande bijbehorende bouwwerken.

Gebruiksactiviteiten per functie

Agrarisch

Het agrarisch gebruik is toegestaan op de onbebouwde, agrarische gronden in het landelijk gebied en een aantal (delen van) kernen. In de kernen gaat het om een aantal gronden in Musselkanaal, Stadskanaal Noord, Cereswijk/Ceresdorp en Dideldom. De gronden binnen de bestemming 'Agrarisch' hebben als hoofdfunctie het agrarisch gebruik van de gronden. In de gebieden worden mogelijkheden geboden voor de voortzetting van de bestaande landbouwfunctie. Het kunnen ook weilanden bij woningen zijn (voor hobbymatig gebruik). De bescherming van het landschap is in beginsel ondergeschikt aan het agrarisch gebruik evenals dagrecreatie en het opwekken van windenergie, met uitzondering van een aantal waardevolle kenmerken van het landschap. Dit is geregeld in de dubbelbestemming 'Waarde - landschappelijk waardevol open'.

Daarnaast zijn op gronden tevens een aantal functies toegestaan die specifiek zijn aangeduid. Dit zijn cultuurgrond, een ijsbaan, volkstuinen, een test- en opslagterrein en een camperstandplaats. Tevens zijn de schuilstallen en het opslaan van landbouwwerktuigen en landbouwproducten aangeduid. Dit betreffen bestaande vormen van gebruik.

Een aantal afwijkingen van de gebruiksregels zijn opgenomen. Dit geldt voor de opslag van mest- en kuilvoerslag en kleinschalige kampeerterreinen.

Agrarisch bedrijf

De agrarische bedrijven zijn voorzien van deze bestemming. Deze komen vooral voor in het landelijk gebied. Een aantal agrarische bedrijf komen voor in Ceresdorp/Cereswijk en Dideldom, Onstwedde, Alteveer en Mussel , Musselkanaal en Stadskanaal Noord. De bestemming komt overeen met de exact begrenzende bouwvlakken.

Het aantal agrarische bedrijven is een stuk kleiner dan de hiervoor geldende bestemmingsplannen, dit vanwege bedrijven die zijn gestopt. Vanwege de stikstofproblematiek en de conclusies uit het MER mag onder meer een akkerbouwbedrijf niet worden aangepast naar veeteelt. Nieuwe intensieve veehouderijen zijn niet toegestaan. Een uitgebreide toelichting op deze en meer beperking als gevolg van de stikstofproblematiek is opgenomen in paragraaf 5.2 Agrarische bouwpercelen.

Grondgebonden agrarische bedrijvigheid in de vorm van akker- en tuinbouw is binnen de bestemming overal toegestaan. Intensieve veehouderijen zijn specifiek aangeduid. Dit geldt ook voor de neventakken. Tevens komt nog een paardenfokkerij, paardenhouderij en een kinderopvang voor, deze zijn specifiek aangeduid. Detailhandel is onder voorwaarden toegestaan. Het mag onder meer alleen detailhandel in agrarische producten en/of productiegerichte detailhandel en plaatsvinden in bestaande bebouwing. Bedrijfswoningen zijn toegestaan, tenzij ze specifiek zijn uitgesloten met een aanduiding. In een aantal gevallen komt een tweede en derde bedrijfswoning voor, deze zijn specifiek aangeduid.

Een aantal afwijkingen van de gebruiksregels zijn opgenomen. Dit geldt voor kleinschalige kampeerterreinen en onder andere recreatieve en maatschappelijke activiteiten binnen bestaande gebouwen. Het aantal dierplaatsen, diersoorten en stalsystemen kan met een afwijking wel worden gewijzigd en/of uitgebreid indien dit niet leidt tot een toename van de bestaande stikstofdepositie en bestaande ammoniakemissie.

Agrarisch Kwekerij

De gronden binnen de bestemming 'Agrarisch Kwekerij' voorzien in een regeling voor kwekerijen. De gronden zijn zowel gelegen in het landelijk gebied als in een aantal kernen. Dit zijn Musselkanaal en Ceresdorp/Cereswijk en Dideldom.

Kwekerijen zijn toegestaan met het wonen bij een kwekerij. Tevens is in beperkte mate detailhandel in planten, struiken en bomen toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'hovenier' is tevens een hoveniersbedrijf toegestaan.

Agrarisch - Paardenfokkerij

De gronden binnen de bestemming 'Agrarisch - Paardenfokkerij' voorzien in een regeling voor een paardenfokkerij. Dit betreft een paardenfokkerij in het landelijk gebied. Tevens is een wonen in een bedrijfswoning toegestaan.

Een aantal afwijkingen van de gebruiksregels zijn opgenomen. Dit geldt voor kleinschalige kampeerterreinen en activiteiten zoals recreatieve en maatschappelijke. Het aantal dierplaatsen, diersoorten en stalsystemen kan met een afwijking wel worden gewijzigd en/of uitgebreid indien dit niet leidt tot een toename van de bestaande stikstofdepositie en bestaande ammoniakemissie.

Bedrijf

Op enkele plaatsen binnen het plangebied komt de bestemming 'Bedrijf' voor. Deze regelen over het algemeen kleinschalige bedrijven die zich binnen de kernen en het landelijk gebied hebben ontwikkeld. Binnen deze bestemmingen wordt de aard van de bedrijven vastgelegd. De bedrijven zijn dikwijls te midden van of nabij woningen gelegen en een negatieve beïnvloeding van de woonfunctie moet worden voorkomen. Daarom wordt uitgegaan van een basisregeling die bedrijven uit respectievelijk de milieucategorieën 1 en 2 toestaat alsmede naar de aard, de invloed op de omgeving en qua milieubelasting gelijk te stellen bedrijven. Dat zijn lichte vormen van bedrijvigheid die algemeen passend en aanvaardbaar worden geacht voor vestiging. In bijlage 1 bij de regels is een bedrijvenlijst opgenomen, die gebaseerd is op de 'Basiszoneringslijst' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Bedrijven uit een hogere milieucategorie zijn specifiek aangeduid.

Het wonen in een bedrijfswoning is toegestaan, alleen daar waar deze is aangeduid. Tevens is kleinschalige productiegebonden detailhandel toegestaan. Specifiek aangeduid is detailhandel in bouwmaterialen.

Bedrijf - Gasdrukmeet- en regelstation

De gasontvanginstallaties hebben een specifieke bestemming gekregen conform het bestaande gebruik. De bestemming voorziet in een gasdrukmeet- en regelstation en ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren.

Bedrijf - Nutsvoorziening

Bestaande aanwezige nutsvoorzieningen zijn dienovereenkomstig bestemd. Deze komen voor in Stadskanaal, het landelijk gebied en Musselkanaal.

Bedrijf - Opslag

Een aantal bedrijven in Stadskanaal waar uitsluitend sprake is van opslag en stalling van voertuigen is als zodanig bestemd. Gelet op de specifieke situatie in combinatie met de verleende vergunningen is ervoor gekozen dat deze locaties alleen voor de opslagfunctie mogen worden gebruikt.

Bedrijf - Opstijgpunt

Deze bestemming regelt specifiek de installatie ter hoogte van Mussel-A-Kanaal en voorziet in een installatie ten behoeve van de overgang tussen een ondergrondse en een bovengrondse hoogspanningsverbinding.

Bedrijf - Rioolwaterzuiveringsinstallatie

De rioolwaterzuiveringsinstallatie is geregeld in deze bestemming. Deze is gelegen in het landelijk gebied.

Bedrijventerrein

De bedrijventerreinen zijn onder deze bestemming gebracht. Dit betreffen de bedrijventerreinen in Musselkanaal, Ceresdorp/Cereswijk en Dideldom, Stadskanaal. Om enerzijds de bedrijfseconomische belangen en vigerende rechten in acht te nemen en anderzijds de woonfunctie in de directe omgeving te beschermen tegen hinder van bedrijven, is de bestemming in drie categorieën onderverdeeld door middel van categorieaanduidingen. Deze categorieën zijn opgebouwd van lichtere categorie naar zwaardere categorie.

Deze categorieaanduidingen zijn gebaseerd op de milieucategorieën uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' en in de bijlage 1 bij de regels is deze lijst opgenomen:

  • bedrijven tot en met milieucategorie 2;
  • bedrijven tot en met milieucategorie 3.2;
  • bedrijven tot en met milieucategorie 4.1.

Ook zijn bedrijven toegestaan, die naar aard en invloed op de omgeving en qua milieubelasting vergelijkbaar zijn met de toegestane milieucategorie zoals aangegeven in de bedrijvenlijst.

In het gehele plangebied is de vestiging van risicovolle inrichtingen, vuurwerkbedrijven en geluidszoneringsplichtige inrichtingen uitgesloten. Voor de gezoneerde bedrijventerreinen is een gebiedsaanduiding 'overige zone - gezoneerd industrieterrein' opgenomen, waarbij bedrijven tot en met de in de bestemming genoemde categorieën zijn toegestaan, inclusief geluidgezoneerde bedrijven.

Binnen de bedrijventerreinbestemmingen komen bedrijven voor uit een hogere milieucategorie of andere specifieke bedrijven, anders dan algemeen is toegestaan. Deze bedrijven zijn door middel van specifieke aanduidingen geregeld. Hiermee wordt voor deze bedrijven een regeling geboden waarmee ze in de toekomst op de huidige locatie kunnen blijven functioneren. Bij beëindiging of verplaatsing van het bedrijf mag op deze plek alleen een gelijk bedrijf of een ander bedrijf tot en met de toegestane milieucategorie zich vestigen.

Wonen in een bedrijfswoning is alleen toegestaan waar de aanduiding 'bedrijfswoning' is opgenomen. Tevens is productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen.

Voor de bedrijventerreinen geldt dat nieuwvestiging van bedrijven op bedrijvenpark Stadskanaal en op bedrijventerrein Dideldom niet rechtstreeks mogelijk is, tenzij is aangetoond dat dit niet leidt tot een significante stikstofdepositie op overbelaste Natura 2000-gebieden. Voorbeeld van een stikstofregeling op de bedrijventerreinen Dideldom en Stadskanaal:

Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen voor het toestaan van bedrijven tot en met 4.2 die zijn genoemd in de bedrijvenlijst (bijlage 1 van de planregels) of naar de aard en invloed op de omgeving en qua milieubelasting gelijk te stellen zijn met bedrijven uit de bedrijvenlijst onder categorie 4.2. Hier is een aparte aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied bedrijf tot en met categorie 4.2' opgenomen. Dezelfde afwijkingsbevoegdheid is opgenomen voor het toestaan van bedrijven onder categorie 5.2 die zijn genoemd in de bedrijvenlijst (bijlage 1 van de planregels) of naar de aard en invloed op de omgeving en qua milieubelasting gelijk te stellen zijn met bedrijven uit de bedrijvenlijst onder categorie 5.2.

Ook is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het uitbreiding van de vloeroppervlakte voor zelfstandige dienstverlening en het realiseren van perifere detailhandel met buitenopslag.

Bos

De bestaande bosgebieden zijn opnieuw bestemd als 'Bos'. Het betreffen geen natuurgebieden zoals opgenomen onder 'Natuur'. De gronden bevinden zijn in Ceresdorp/Cereswijk, Stadskanaal en Musselkanaal, Onstwedde en Alteveer. Ter plaatse van de aanduiding landschapswaarden zijn de gronden uitsluitend bedoeld voor bosschages die in hoogte oplopen tot 6 meter ter hoogte van de Kruisstraat 47.

Een aantal specifieke functies zoals een hondendressuurclub en het opwekken van zonne-energie is specifiek aangeduid.

Centrum

De gebieden in de kernen van Stadskanaal en Musselkanaal zijn vanwege de grote functiemenging, voorzien van de bestemming 'Centrum'. Detailhandel, dienstverlening en lichte horeca (categorie 1) zijn en worden de belangrijkste functies naast wonen. Op de plaatsen waar de aanduidingen voor zwaardere horeca zijn opgenomen, is horeca van categorie 2 en tot en met categorie 4 toegestaan. Ook zijn specifieke aanduidingen opgenomen om bedrijven toe te staan binnen de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard, de invloed op de omgeving en qua milieubelasting daarmee gelijk te stellen zijn. Dit geldt ook voor bowlingbaan, bioscoop, dansschool, vermaakscentra, een garagebedrijf, kantoren, doorgangen voor de doorstroming van verkeer en parkeren in ondergrondse parkeergarages.

Cultuur en ontspanning

Ten behoeve van het conferentiepark is een specifieke bestemming opgenomen waarin alle bestaande functies die onder het conferentiepark vallen worden geregeld. De gronden zijn gelegen in de kern van Stadskanaal.

Detailhandel 1

De gronden binnen Stadskanaal, Musselkanaal, Onstwedde, Alteveer en Mussel, Musselkanaal waar zich reguliere detailhandel bevindt is geregeld in Detailhandel 1. De verkoop van voedings- en genotmiddelen is beperkt toegestaan, namelijk tot en met een verkoopvloeroppervlak van 250 m².

Hierin zijn tevens de verkooppunten voor motorbrandstoffen opgenomen, deze zijn wel specifiek aangeduid met en zonder LPG en zijn uitsluitend hier toegestaan. Perifere detailhandel is alleen toegestaan daar waar deze als zodanig is aangeduid. Regulier wonen en bedrijfswonen is toegestaan voor zover bestaand.

Detailhandel 2

Deze bestemming is primair afgestemd op het toestaan perifere detailhandel en komt voor in Stadskanaal, Musselkanaal en Onstwedde.

Dienstverlening

Deze bestemming heeft betrekking op enkele kantoorlocaties in het plangebied, deze komen voor in Stadskanaal, Musselkanaal en Onstwedde, Alteveer en Mussel. Dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen zijn toegestaan en een fitnesscentrum daar waar deze is aangeduid.

Gemengd 1 en 2

De bestemming 'Gemengd' is van toepassing op de gronden binnen Ceresdorp/Cereswijk en Dideldom en in de kern van Stadskanaal. De regels zijn gericht op het behouden van het gemengde karakter. Een divers scala aan functies is zonder meer toegestaan. Dit betreffen cultuur en ontspanning, dienstverlenende bedrijven en/of instellingen, kantoren, bedrijven in de categorieën 1 en 2 en naar de aard, de invloed op de omgeving en qua milieubelasting daarmee gelijk te stellen bedrijven (met uitzondering van autohandel en autoreparatiebedrijven/garages), inpandige sportactiviteiten, maatschappelijke voorzieningen en wonen in bestaande (bedrijfs)woningen. Een aantal functies is specifiek aangeduid, dit zijn reguliere en perifere detailhandel, horecabedrijven waarbij horeca van categorie 1 alleen is toegestaan. Restauratieve voorzieningen en ondersteunende horeca is ondergeschikt toegestaan, met uitzondering van het wonen.

Groen

Waardevolle groengebieden zoals parken en groene zones vallen onder de bestemming 'Groen'. Deze bestemming beoogt handhaving van de structurele en waardevolle groenfunctie die deze gebieden en terreinen. Specifiek aangeduid is de afschermende openbare groenvoorzieningen ter plaatse van Kopstukken 10 in het landelijk gebied. Deze afschermende openbare groenvoorzieningen zijn hier uitsluitend toegestaan.

Tevens is ter plaatse van een aantal specifieke aanduidingen dagrecreatief medegebruik en voorzieningen, een dierenweide, volkstuinen, een kampeerterrein, parkeren in een ondergrondse parkeergarage, een openluchttheater en beheer en onder toegestaan. Een ondergeschikte vorm van gebruik zijn de kunstobjecten.

Horeca

Zoals eerder aangegeven komen zowel in de centrumgebieden als meer verspreid in de kernen en het landelijk gebied horecabedrijven voor. Al naar gelang de uitstraling van de horeca zijn de horecabedrijven toegestaan. Horecabedrijven categorie 1 (bijvoorbeeld ijssalons) zijn zonder meer toegestaan. Horecabedrijven categorie 2 (bijvoorbeeld cafés) en 3 (bijvoorbeeld discotheken) zijn specifiek aangeduid. Ter plaatse van de aanduiding dansschool is een dansschool toegestaan. Wonen in bestaande (bedrijfs)woningen is tevens toegestaan.

Maatschappelijk

De maatschappelijke voorzieningen in het plangebied zijn ondergebracht in de bestemming 'Maatschappelijk'. Dit geldt ook voor de begraafplaatsen en het crematorium, deze zijn specifiek aangeduid en deze functies zijn hier uitsluitend toegestaan. Wonen is toegestaan op de tweede en hogere bouwlagen voor zover aangeduid met 'wonen' en bestaande woningen.

Daarnaast is een divers aantal functies toegestaan ter plaatse van specifieke aanduidingen. Dit betreffen zorgwoningen, bedrijven tot en met categorie 3.2, een zorgboerderij, persoonlijke dienstverlening en een asielzoekerscentrum. Het wonen in bestaande bedrijfswoningen is ook toegestaan.

Natuur

De natuurbestemmingen zoals deze voorkomen in geldende bestemmingsplan 'Landelijk gebied' onder Natuur 1 en Natuur 2 zijn geactualiseerd en geharmoniseerd en opgenomen in één natuurbestemming. Tevens is de juridisch planologische situatie afgestemd op het feitelijke aanwezige en historische gebruik als natuur. Tegelijkertijd is rekening gehouden met de natuurgebieden zoals aangegeven in de Provinciale Omgevingsverordening en de daarbij horende regels en is de bestemming 'Natuur' hier op afgestemd. De provinciale verordening maakt een onderscheid tussen NNN-natuurgebieden en Bos- en natuurgebieden buiten het Natuurnetwerk Nederland. De regeling is afgestemd op beide natuurgebieden.

Recreatie - Dagrecreatie

Binnen het plangebied komen een aantal specifiek dagrecreatieve voorzieningen voor. Dit betreffen het modelvliegterrein en de volkstuinen. Deze zijn specifiek aangeduid. In het algemeen zijn de gronden bestemd voor dagrecreatie. Het betreffen activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie.

Recreatie - Dagrecreatie hippisch centrum

In 2010 is een bestemmingsplan vastgesteld voor het regelen van onder meer dagrecreatieve voorzieningen voor het hippisch centrum. Deze regeling is integraal overgenomen. De bestemming heeft nog geen invulling gekregen.

In 2015 is een omgevingsvergunning verleend in afwijking van het geldende bestemmingsplan. De hierin opgenomen afwijkingen zijn eveneens integraal overgenomen.

Recreatie Verblijfsrecreatie hippisch centrum en Dagrecreatie hippisch centrum

In 2010 is een bestemmingsplan vastgesteld voor het regelen van onder meer verblijfsrecreatieve voorzieningen voor het hippisch centrum. Deze regeling is integraal overgenomen. De bestemming heeft nog geen invulling gekregen.

In 2015 is een omgevingsvergunning verleend in afwijking van het geldende bestemmingsplan. De hierin opgenomen afwijkingen zijn eveneens integraal overgenomen.

Recreatie - Verblijfsrecreatie

De verblijfsrecreatie in het plangebied zijn met name kampeerterreinen. Deze komen in het landelijk gebied en de kernen voor. Alle verblijfsrecreatieve vormen van gebruik zijn specifiek aangeduid en uitsluitend op deze locaties toegestaan. Dit betreffen kampeerterreinen, een natuurzorgcentrum, groepsaccommodatie, recreatiewoningen en trekkershutten.

Ondergeschikt of daaraan verbonden is het wonen in bestaande bedrijfswoningen toegestaan. Voor zover aangeduid zijn ook dagrecreatie en zorgvoorzieningen toegestaan. Horeca en detailhandel ten behoeve van de verblijfsrecreatieve functies is generiek toegestaan.

Sport

De sportterreinen binnen het plangebied zijn toegestaan binnen de bestemming 'Sport'. Deze komen zowel voor in het landelijk gebied en in de kernen. Een aantal sportfuncties zijn specifiek aangeduid. Dit betreffen, een lawaaisportterrein, een aantal zwembaden en manege. Ook zijn de gronden bestemd voor culturele en maatschappelijke doeleinden ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk'.

Verkeer

Binnen de bestemming 'Verkeer' staat de verkeersfunctie voorop. Het betreft doorgaande wegen in het plangebied. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - laanbeplanting' is tevens de ontwikkeling van landschapswaarden toegestaan. Ondergeschikte toegestane functies zijn kunstobjecten en het innemen van standplaatsen ten behoeve van ambulante handel, markten, braderieën, verenigingsactiviteiten en dergelijke.

Verkeer-verblijfsgebied

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden betreffen met name de openbare straten in het plangebied, met in hoofdzaak een functie voor bestemmingsverkeer. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' mogen de gronden uitsluitend voor bovengrondse parkeervoorzieningen worden gebruikt. Het parkeren in garageboxen en een ondergrondse parkeergarage zijn teven specifiek aangeduid. Ondergeschikte toegestane functies zijn kunstobjecten en ter plaatse van de aanduiding 'markt', het innemen van standplaatsen ten behoeve van onder meer markten.

Openbare paden die deel uitmaken van de woonomgeving en in feite alleen bedoeld zijn voor het gebruik van direct aanwonenden, zijn binnen de woonbestemming opgenomen. Het spreekt voor zich dat deze paden niet bebouwd mogen worden en toegankelijk moeten blijven.

Verkeer - Luchtverkeer

Deze gronden zijn gelegen in het landelijk gebied ter plaatse van het vliegveld voor de ultralight-vliegtuigen en daarbij behorende voorzieningen. De daaraan ondergeschikte en gelieerde camping is specifiek aangeduid. Ondergeschikte horecadoeleinden zijn generiek toegestaan.

Verkeer - Railverkeer

De STAR-spoorlijn die door een deel van het plangebied loopt is geregeld onder de bestemming 'Verkeer - Railverkeer'. Spoorwegvoorzieningen zijn toegestaan, waaronder mede wordt verstaan een educatiecentrum en horecabedrijven categorie 1.

Water

Deze bestemming is gelegd op alle bestaande watergangen en waterpartijen. De bijbehorende kaden, dijken en oeverstroken en het gebruik voor aanleggelegenheid en kunstobjecten als ondergeschikt gebruik zijn ook als zodanig bestemd. Tevens is de ontwikkeling van natte natuur- en landschapswaarden, recreatieve doeleinden, erven/tuinen van bouwpercelen voor recreatiewoningen, de winning, bewerking, verwerking, tijdelijke opslag en afvoer van zand, grind en klei en het uitvoering van herinrichtings- en reconstructiewerken toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van bedrijf - zandwinning'. Deze functies vloeien voort uit de voorheen geldende bestemming voor het hippisch centrum en behoren in de bestemming Water.

Binnen de bestemming zijn de jachthaven in Musselkanaal en de ligplaatsen voor woonschepen en de toegestane aantallen specifiek geregeld door middel van een aanduiding.

Wonen

Alle gronden in de kernen en het buitengebied waar wonen in hoofdzaak is toegestaan zijn voorzien van de bestemming 'Wonen'. Hiertoe behoren ook de voormalige agrarische bedrijven die in dit Chw bestemmingsplan zijn omgezet naar een woonbestemming. Een aantal functies is toegestaan voor zover deze ondergeschikt en/of verbonden aan het wonen en zijn specifiek aangeduid. Dit betreffen agrarische nevenactiviteiten, recreatieve bewoning, dienstverlening in de eerste bouwlaag, bibliotheek en kantoren, verblijfsrecreatie in de vorm van bed & breakfast (met uitzondering van de bestemmingen 'Wonen - Wooncentrum bouwen' en 'Wonen - gestapeld bouwen' waar het niet is toegestaan), 6 camperplaatsen, logiesverstrekking met ten hoogste 18 logiesplaatsen, maatschappelijke voorzieningen in de eerste bouwlaag, een houtbewerkingsbedrijf en theetuinen.

Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen voor het realiseren van een kampeerterrein onder voorwaarden bij woningen in het landelijk gebied.

8.4.4 Hoofdstuk 3 Bouwregels

Voor alle functies in het plangebied zijn bestemmingen opgenomen waarin de toegestane en niet toegestane bouwactiviteiten staan benoemd. Voor zover bestaande afmetingen en situeringen afwijken van de regeling, zijn deze opgenomen in hoofdstuk 7 Algemene regels (zie paragraaf 8.4.8).

Bouwactiviteiten per functie

Per functie zijn de bouwactiviteiten aangegeven. Het betreft een beknopte toelichting.

Agrarisch - Bouwen

Slechts een paar bouwactiviteiten zijn in het agrarisch gebied toegestaan. Dit betreffen bestaande landbouwschuren, bestaande mestsilo's, bestaande gebouwen ten behoeve van de ijsbaan, gebouwen ten behoeve van volkstuinen, een gebouw ten behoeve van sanitaire voorzieningen en zijn specifiek aangeduid. Deze mogen worden herbouwd op dezelfde locatie met dezelfde afmetingen. Het bouwvlak is hierop afgestemd. De gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak.

Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen voor het onder voorwaarden bouwen van schuilstallen en het toestaan van bouwwerken ten behoeve van mestopslag en kuilvoeropslag.

Agrarisch - Bedrijf bouwen

Gebouwen en overkapping mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. De maatvoering van de bouwvlakken is bepaald aan de hand van de systematiek zoals opgenomen in paragraaf 5.2. Het merendeel van de bouwvlakken heeft een omvang tussen de 1 en 1,5 ha. De oppervlakte van gebouwen en overkappingen voor intensieve veehouderijen en neventakken van intensieve veehouderijen mag ten hoogste de bestaande oppervlakte bedragen. Een aantal bouwvlakken is voorzien van een maximum bebouwingspercentage en een maximale oppervlaktemaat en specifiek aangeduid.

Per bouwvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan. Een aantal uitzonderingen voor twee en drie bedrijfswoningen zijn toegestaan voor zover deze specifiek zijn aangeduid.

Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen voor het verhogen van het bebouwingspercentage tot 80%, het verhogen van de goothoogte voor bedrijfsgebouwen tot ten hoogste 6 m en ten behoeve van een platte afdekking van gebouwen.

Agrarisch - Kwekerij bouwen

Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. Het aantal kwekerijen per bestemmingsvlak mag daarbij ten hoogste één bedragen. De oppervlakte binnen het bouwvlak bedraagt de bestaande oppervlakte. Deze mag met ten hoogte 10% worden vergroot, dit geldt voor de oppervlakte van bestaande kassen deze mag niet worden vergroot.

Agrarisch - Paardenfokkerij bouwen

Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. De gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en overkappingen bedraagt daarbij maximaal 2000 m². Er is één bedrijfswoning toegestaan.

Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen voor het verhogen van het bebouwingspercentage tot 80%, het verhogen van de goothoogte voor bedrijfsgebouwen tot ten hoogste 6 m en ten behoeve van een platte afdekking van gebouwen.

Bedrijf - Bouwen

Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. Daar waar een maximaal bebouwingspercentage is aangegeven geldt deze als maximaal te bebouwen percentage en is als zodanig aangeduid. Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - oppervlakteregeling mag de bestaande oppervlakte van gebouwen en overkappingen met ten hoogste 20% worden vergroot. Bedrijfswoningen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning worden gebouwd, waarbij één bedrijfswoning per aanduiding is toegestaan.

Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen voor het verhogen van het bebouwingspercentage tot 80% (indien een maximum bebouwingspercentage is opgenomen die kleiner is) en het vergroten van de bestaande oppervlakte van bedrijfsgebouwen en overkappingen tot 25% van de bestaande oppervlakte.

Bedrijf - Gasdrukmeet- en regelstation

Gebouwen en overkappingen zijn toegestaan binnen deze bestemming

Bedrijf - Nutsvoorziening bouwen

Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. Tevens is ter plaatse van de aanduiding antennemast, als overig bouwwerk een bouwhoogte van ten hoogste 60 m opgenomen.

Bedrijf - Opstijgpunt bouwen

Gebouwen en overkappingen zijn toegestaan binnen deze bestemming. De oppervlakte bedraagt ten hoogste 15 m².

Bedrijf - Rioolwaterzuiveringsinstallatie.

Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

Bedrijventerrein - bouwen

Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. Bedrijfswoningen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd. De oppervlakte van bedrijfsgebouwen op hetzelfde bouwperceel is ten minste twee keer zo groot als de bedrijfswoning. De afstand tussen onderlinge gebouwen en overkappingen bedraagt daarbij ten minste 5 meter.

Een afwijkingsbevoegheid is opgenomen voor het verkleinen van de afstand van gebouwen en overkappingen tot de bouwperceelgrens en het verhogen van het bebouwingspercentage tot 80% (indien een maximum bebouwingspercentage is opgenomen die kleiner is).

Bos - Bouwen

In de bestemming 'Bos - bouwen' is qua bebouwing weinig toegestaan. Er mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Deze mogen alleen worden gebouwd daar waar de hondendressuurclub is aangeduid. Tevens zijn bestaande schuilstallen voor dieren toegestaan. Daarnaast zijn bestaande gebouwen toegestaan en de herbouw daarvan met dezelfde afmetingen. Zonnepanelen zijn als overige bouwwerken toestaan ter plaatse van een daartoe opgenomen specifieke aanduiding.

Centrum - Bouwen

Gebouwen en overkapping mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is de diepte maximaal 8 meter.

Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen voor het afwijken van het bebouwingspercentage naar ten hoogste 80% (indien een maximum bebouwingspercentage is opgenomen dat kleiner is).

Cultuur en ontspanning - Bouwen

Gebouwen en overkappingen in de vorm van een congrescentrum en groepsaccommodatie mogen uitsluitend in een bouwvlak worden gebouwd. Recreatiewoningen, appartementengebouwen, gebouw voor onderhoud en beheer, sanitaire units en sanitaire voorzieningen mogen tevens buiten het bouwvlak worden gebouwd. De bouw van één bedrijfswoning is toegestaan. Bijbehorende bouwwerken voor een bedrijfswoning mogen hier ten hoogste 50 m² bedragen.

Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak en het vergroten van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning tot 75 m².

Detailhandel - Bouwen

De bouwactiviteiten binnen Detailhandel - Bouwen gelden zowel voor de toegestane functies binnen de gebruiksregels voor Detailhandel 1 als 2. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluiten binnen een bouwvlak worden gebouwd.

Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen voor het afwijken van het bebouwingspercentage naar ten hoogste 80% (indien een maximum bebouwingspercentage is opgenomen dat kleiner is).

Dienstverlening - Bouwen

Gebouwen en overkappingen mogen uitsluiten binnen een bouwvlak worden gebouwd.

Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen voor het afwijken van het bebouwingspercentage naar ten hoogste 80% (indien een maximum bebouwingspercentage is opgenomen dat kleiner is).

Gemengd - Bouwen

Gebouwen en overkappingen mogen uitsluiten binnen een bouwvlak worden gebouwd.

Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen voor het afwijken van het bebouwingspercentage naar ten hoogste 80% (indien een maximum bebouwingspercentage is opgenomen dat kleiner is).

Groen - Bouwen

Gebouwen en overkappingen zijn alleen toegestaan ter plaatse van de aanduidingen specifieke vorm van recreatie - recreatieve zone, dierenweide, volkstuin, kampeerterrein, parkeergarage, theater en specifieke bouwaanduiding - beheersgebouwen.

Horeca - Bouwen

Gebouwen en overkappingen mogen uitsluiten binnen een bouwvlak worden gebouwd.

Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen voor het afwijken van het bebouwingspercentage naar ten hoogste 80% (indien een maximum bebouwingspercentage is opgenomen dat kleiner is).

Maatschappelijk - Bouwen

Gebouwen en overkappingen mogen uitsluiten binnen een bouwvlak worden gebouwd en/of ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats'. Ter plaatse van de 'specifiek bouwaanduiding - oppervlakteregeling' mag de bestaande oppervlakte met ten hoogste 10% worden vergroot.

Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen voor het afwijken van het bebouwingspercentage naar ten hoogste 80 (indien een maximum bebouwingspercentage is opgenomen dat kleiner is).

Natuur - Bouwen

In de bestemming Natuur - bouwen is qua bebouwing weinig toegestaan. Het betreffen alleen bestaande gebouwen voor beheer en onderhoud en schuilgelegenheid voor dieren. Daarnaast mogen binnen de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatieve zone' gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen dat beheersgebouwen mogen worden gebouwd. Per aangesloten 50 ha betreft dit één gebouw met een maximale oppervlakte van 50 m².

Recreatie - Dagrecreatie bouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Hiervan zijn de gronden die als modelvliegclub zijn aangeduid, uitgesloten. Ter plaatse van deze aanduiding mag 1 gebouw of overkapping worden gebouwd. Gebouwen ten behoeve van een volkstuinencomplex zijn ook toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin'.

Recreatie - Dagrecreatie hippisch centrum bouwen en Recreatie - Verblijfsrecreatie hippisch centrum bouwen

In 2010 is een bestemmingsplan vastgesteld voor het regelen van verblijfsrecreatieve en dagrecreatieve voorzieningen voor het hippisch centrum. Deze regeling is integraal overgenomen. De bestemming heeft nog geen invulling gekregen.

In 2015 is een omgevingsvergunning verleend in afwijking van het geldende bestemmingsplan. De hierin opgenomen afwijkingen zijn eveneens integraal overgenomen.

Recreatie - Verblijfsrecreatie bouwen

Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. Deze gebouwen bestaan uit gebouwen ten behoeven van een kampeerterrein, groepsaccommodatie, natuurzorgcentrum, recreatiewoningen en trekkershutten en zijn voorzien van een specifieke aanduiding. Per verblijfsrecreatieterrein is één bedrijfswoning toegestaan.

Een uitzondering hierop vormt een bestaande recreatiewoning en sanitaire voorziening die buiten het bouwvlak zijn gebouwd.

Sport - Bouwen

Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. Dit geldt ook voor de bedrijfswoningen.

Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen voor het afwijken van het bebouwingspercentage naar ten hoogste 10% (indien een maximum bebouwingspercentage is opgenomen dat kleiner is).

Verkeer - Bouwen

Op of in deze gronden mogen gebouwen en overkappingen worden gebouwd enkel overige bouwwerken, inclusief kunstwerken, ten behoeve van de bestemming.

Verkeer - Luchtverkeer bouwen

Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' mag ten dienste van het kampeerterrein een sanitairgebouw worden gebouwd met een oppervlakte van 25 m².

Verkeer - Railverkeer bouwen

Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. Buiten het bouwvlak mogen gebouwen en overkappingen worden gebouwd mits de oppervlakte ten hoogste 25 m² bedraagt en de hoogte ten hoogste 5,5 m.

Verkeer - Verblijfsgebied bouwen

Gebouwen en overkappingen mogen niet worden gebouwd met uitzonderingen van garageboxen en een parkeergarage. Deze zijn specifiek aangeduid.

Water - Bouwen

Binnen deze bestemmingen mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. De uitzondering betreffen woonschepen met bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats'. De oppervlakte van een woonschip mag ten hoogste 150 m² bedragen en per woonschip één bijbehorend bouwwerk van 20 m². Tevens zijn bijboten toegestaan, de maximale oppervlakte per woonschip bedraagt 6 m².

Erf- en terreinafscheidingen mogen niet worden gebouwd. Deze zijn alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zandwinning'. Kunstwerken zijn toegestaan met een hoogte van 15 m.

Wonen - Kern bouwen

Als hoofdgebouw zijn uitsluitend woonhuizen toegestaan en de daarbij behorende bouwwerken. Een hoofdgebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd. Daarvan uitgezonderd de gronden die zijn aangeduid met 'specifiek bouwaanduiding uitgesloten - hoofdgebouw' waar geen hoofdgebouw mag worden gebouwd. De oppervlakte van een hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken is niet vastgelegd. Deze oppervlakte is gekoppeld aan een bebouwingspercentage. Het bebouwingspercentage mag ten hoogste 50% van het bouwperceel bedragen tot een maximum van 1.000 m².

Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen voor het gedeeltelijk bouwen van hoofdgebouwen buiten het bouwvlak en dat de voorgevel van een hoofdgebouw achter de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gebouwd. Tevens is een verhoging van de goothoogte van het hoofdgebouw mogelijk en een verlaging van de dakhelling tot deels een plat dak van het hoofdgebouw. Voor bijbehorende bouwwerken kan de bouwhoogte worden vergroot.

Wonen - Landelijk gebied bouwen

Als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd en moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Per bestemmingsvlak is daarbij ten hoogste 1 vrijstaand hoofgebouw toegestaan. De gezamenlijke oppervlakte van een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken is gekoppeld aan de omvang van het bouwperceel. De maximale maatvoering is daarbij 300 m² voor bouwpercelen vanaf 1.500 m². Tevens zijn schuilstallen toegestaan ter plaatse van een specifieke aanduiding met een oppervlakte van 25 m² per schuilstal.

Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen voor het verhogen van de goothoogte van het hoofdgebouw mogelijk en een verlaging van de dakhelling tot deels een plat dak van het hoofdgebouw. Voor bijbehorende bouwwerken kan de bouwhoogte worden vergroot.

Wonen - Landhuis bouwen

Als hoofdgebouw zijn uitsluitend woningen toegestaan. Een hoofdgebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd. Per bouwvlak is 1 woning toegestaan of het bestaande aantal. De inhoud van het hoofdgebouw mag ten hoogste 1.500 m³ bedragen. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per woning bedraagt ten hoogste 100 m².

Wonen - Tuinen bouwen

Alleen de bouw van erkers is toegestaan als gebouw.

Wonen - Waterland bouwen

Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. Als hoofdgebouw zijn alleen woonhuizen toegestaan. Bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend aan het hoofdgebouw worden gebouwd. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per woning is gekoppeld aan de omvang van het bouwperceel. De maximale maatvoering is 90 m² voor bouwpercelen vanaf 2.000 m².

Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen voor het gedeeltelijk bouwen van hoofdgebouwen buiten het bouwvlak en het bouwen van de voorgevel van het hoofdgebouw achter de naar de weg gekeerde bouwgrens. Tevens mogen bij afwijking bijbehorende bouwwerken in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd en de hoogte van antennemasten worden verhoogd tot een hoogte van 8 m.

Wonen - Wooncentrum bouwen

Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.

Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen voor het afwijken van het bebouwingspercentage naar ten hoogste 80% (indien een maximum bebouwingspercentage is opgenomen dat kleiner is).

Wonen - Woondoeleinden bouwen

Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. Als woongebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd. Een bebouwingspercentage is in algemene zin aan het bouwperceel gekoppeld. Deze mag ten hoogste 50% van het bouwperceel bedragen, tenzij het bestaande bebouwingspercentage groter is dan geldt deze. Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen tevens woongebouwen worden gebouwd.

Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen dat hoofdgebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, het hoofdgebouw achter de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gebouwd, de oppervlakte wordt vergroot tot ten hoogste 250 m², een hogere goothoogte wordt toegestaan en een verlaging van de dakhelling tot deel een plat dak. Voor bijbehorende bouwwerk mag de bouwhoogte worden vergroot en dat aan- of uitgebouwde bijbehorende bouwwerken in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd.

Wonen - Woondoeleinden gestapeld bouwen

Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. Als hoofdgebouw mogen uitsluitend woongebouwen worden gebouwd. Bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend aaneen worden gebouwd.

Wonen - Woonwagencentrum bouwen

Binnen de bestemmingen zijn woonwagens inclusief bijbehorende bouwwerken toegestaan. De oppervlakte van een woonwagenstandplaats is ten hoogste 130 m². De gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt 25 m².

8.4.5 Hoofdstuk 4 Aanlegregels

Voor bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden in het buitengebied is een omgevingsvergunning nodig. Deze vergunningplichten zijn opgenomen in hoofdstuk 4.

Door het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van deze activiteiten kunnen ingrepen eerst worden beoordeeld op hun gevolgen voor de omgeving, voordat al dan niet toestemming wordt gegeven. De aanlegactiviteiten waar het om gaat kunnen tot doel hebben de externe productieomstandigheden ten behoeve van de landbouw te verbeteren. Het kan bijvoorbeeld gaan om de verkaveling of de bodemgeschiktheid. De verbeteringen kunnen door een individuele agrariër of bijvoorbeeld het waterschap worden aangebracht.
Bij vergunningplichtige werken kan het ook gaan om ingrepen die natuur- en landschapsontwikkeling als doel hebben of om ingrepen ten behoeve van de (recreatieve) infrastructuur. Bij de vergunningplichten voor aanlegactiviteiten is ook aangesloten op het vergunningstelsel uit de hiervoor geldende bestemmingsplannen en beheersverordeningen.

Ze gelden voor gronden gelegen binnen de agrarische bestemmingen Bos, Cultuur en Ontspanning, Groen, Natuur, Recreatie - Dagrecreatie en Recreatie - Verblijfsrecreatie.

Normaal gebruik
Werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen zijn niet vergunningplichtig.

Vergunningplichtige werken
Werkzaamheden die wel vergunningplichtig zijn, zijn in vergelijking met normale onderhoudswerkzaamheden zwaarder van aard. Ze vinden doorgaans minder frequent plaats, soms zelfs eenmalig. Deze ingrepen kunnen aanzienlijke gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving. Ook kunnen dergelijke ingrepen de belangen van agrariërs of omwonenden schaden. Daarom is het noodzakelijk de gevolgen van de ingreep te beoordelen en dient de uitvoerder ervan een aanlegvergunning aan te vragen. Aan het verlenen van de vergunning zijn toetsingscriteria verbonden.

8.4.6 Hoofdstuk 5 Dubbelbestemmingen

De dubbelbestemmingen voorzien in een aanvullende bestemming op andere daar voorkomende basisbestemmingen.

Leiding - Gas

Deze dubbelbestemming heeft betrekking op hoofdgastransportleidingen. De regeling voorziet in de aanwezigheid van deze functie en in de bescherming ervan door middel van een belemmeringenstrook op de verbeelding.

Binnen de aangegeven strook mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de aardgastransportleiding. Voor werkzaamheden die schadelijk kunnen zijn voor de leidingen, is een omgevingsvergunning verplicht (afwijkingsbevoegdheid).

Tevens is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het gebruik ten behoeve van het wijzigen van het maaiveldniveau, het verrichten van graafwerkzaamheden, het aanbrengen van diepwortelende beplanting en het indrijven van voorwerpen in de grond.

Leiding - Hoogspanning

Deze gronden zijn mede bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsverbinding met de daarbij behorende belemmeringenstrook. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen voor het bouwen overeenkomstig de aan de gronden toegekende bestemming(en). Voor het gebruik is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het opslaan van goederen (brandbare) stoffen en/of materialen overeenkomstig de andere aan gronden toegekende bestemming(en).

Leiding - Hoogspanningsverbinding

Deze gronden zijn mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

Binnen de aangegeven strook mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de hoogspanningsverbinding. Voor werkzaamheden die schadelijk kunnen zijn voor de leidingen, is een omgevingsvergunning verplicht (afwijkingsbevoegdheid).

Tevens is een afwijkingsbevoegdheid (gebruik) opgenomen voor het toestaan van permanente opslag van goederen (brandbare) stoffen en/of materialen overeenkomstig de andere aan de gronden toegekende bestemming(en).

Leiding - Kabeltracé

Het kabeltracé dat is aangelegd in het kader van de ontwikkeling van het windpark De Drentse Monden - Oostermoer is als zodanig bestemd. De regels uit het geldende rijksinpassingsplan 'Windpark De Drentse Monden – Oostermoer' zijn overgenomen.

Leiding - Middenspanning

Deze gronden zijn bestemd voor een ondergronds middenspanningsnet met de daarbij behorende belemmeringenstrook. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, anders dan ten behoeven van de ondergrondse middenspanningsnetleiding.

Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen voor het bouwen overeenkomstig de andere aan de grond toegekende bestemming(en). Tevens is een afwijkingsbevoegdheid (gebruik) opgenomen voor het toestaan van permanente opslag van goederen (brandbare) stoffen en/of materialen overeenkomstig de andere aan de gronden toegekende bestemming(en).

Leiding - Riool

Deze gronden en bouwwerken zijn mede bestemd voor reen riooltransportleiding met bijbehorende belemmeringenstrook. Hier mogen binnen de bestemming geen gebouwen gerealiseerd worden, anders dan voor deze bestemming is bedoeld.

Binnen de aangegeven strook mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de leidingen. Voor werkzaamheden die schadelijk kunnen zijn voor de leidingen, is een omgevingsvergunning verplicht.

Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen voor het bouwen overeenkomstig de andere aan de grond toegekende bestemming(en).

Waarde - Archeologie 1 en 2

Onder meer in de paragraaf 6.3 is het belang van de archeologie aangegeven, waarbij er sprake is van archeologische monumenten (AMK) en van enkele terreinen van archeologische waarden, respectievelijk bestemd tot 'Waarde - Archeologie - 1' en 'Waarde - Archeologie 2'.

De AMK-terreinen zijn de terreinen die als archelogisch monument zijn aangewezen (Waarde - Archelogie 1). Binnen de daarvoor aangewezen gronden moet bij alle ingrepen dieper dan 0,4 meter archelogisch onderzoek plaatsvinden.

De bestemming 'Waarde - Archeologie 2' is opgenomen voor de gronden met hoge archeologische verwachtingswaarde. Hier is archelogisch onderzoek nodig bij ingrepen vanaf 200 m² als deze ingreper dieper zijn dan 0,4 meter.

Waarde - Beschermd dorpsgezicht

Ter plaatse van Smeerling is de bestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' van toepassing. De karakteristiek wordt bepaald door ruimtelijke en functionele elementen en zijn benoemd in de regels. Op de gronden mogen geen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen voor het bouwen van gebouwen en overige bouwwerken ten behoeve van de basisbestemming mits geen onvevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de regels opgenomen ruimtelijke en functionele kenmerken.

Waarde - Cultuurhistorie

De landschappelijke waarden rondom de ijsbaan aan de zuidelijke dorpsrand van Onstwedde worden beschermd door het opnemen van een aanlegvergunningstelsel in de bestemming 'Waarde - cultuurhistorie'.

Waarde - karakteristieke bebouwing

Het beschermen van karakteristieke gebouwen en bouwwerken is geregeld in deze dubbelbestemming. Een vergunningplicht is opgenomen voor het slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning. Zie ook paragraaf 5.1.

Waarde - Landschap

De verschillende landschappelijke elementen die in het buitengebied van Midden-Groningen aanwezig zijn, zijn opgenomen in één bestemming: Waarde - Landschap. Binnen de dubbelstemming geldt voor elk afzonderlijke landschappelijke waarde een eigen regeling. Uitgangspunt van de dubbelbestemming is het beschermen, in stand houden en verbeteren van de landschappelijke waarden. Zie ook paragraaf 4.3.2. De opgenomen regelingen zijn afgestemd op de Provinciale Verordening.De locatie van de waarden is opgenomen als bijlage 4 bij de regels.

Waarde - Landschappelijk waardevol open

Ter bescherming van het open landschap zijn deze gronden mede bestemd voor de bescherming van het open karakter van het landschap. Het opwekken van windenergie is verboden. Tevens is een aanlegvergunningstelsel opgenomen.

Waterstaat - Waterbergingsgebied

Het van provinciewege aangewezen grootschalige bergingsgebied is met deze dubbelbestemming vastgelegd.

8.4.7 Hoofdstuk 6 Wijzigingsregels

Wijzigingsbevoegdheden (en uitwerkingsplichten) kunnen onder de Omgevingswet niet meer toegepast worden en worden enkel op verzoek van de gemeente nog beperkt opgenomen in dit Chw bestemmingsplan.

Onder de Omgevingswet kunnen de wijzigingsbevoegdheden nog wel toegepast worden als een specifieke (binnenplanse) vergunningsmogelijkheid waarop de beoordelingsregels van de wijzigingsbevoegdheid uit het (tijdelijke) omgevingsplan van toepassing zijn. Het Chw bestemmingsplan maakt van rechtswege onderdeel uit van het (tijdelijke) omgevingsplan. Dit geldt alleen wanneer de toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een gecombineerde vorm van bouwen en gebruik betreft. Indien alleen sprake is van gebruik dan zal daarvoor gebruik moeten worden gemaakt van een vergunning voor afwijken van het omgevingsplan (buitenplanse omgevingsplanactiviteit) of een wijziging van het omgevingsplan.

Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1

Deze wijzigingsbevoegdheid voorziet in de vertaling van de Ruimte-voor-ruimte regeling. Dit betekent dat deze gronden gelegen binnen de agrarische bestemmingen (met uitzondering van de bestemming Agrarisch - Kwekerij) kunnen worden gewijzigd in een woonbestemming.

Wetgevingzone - wijzigingsgebied 2

De gronden gelegen binnen de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' worden gewijzigd in een woonbestemming. Dit zijn de gronden waar nog geen woonbestemming geldt en deze zijn gelegen binnen de kernen, met uitzondering van de bedrijventerreinen. Het aantal woningen mag daarbij met niet meer worden uitgebreid dan in totaal 328. Zie ook paragraaf 4.4.3.

Wetgevingzone - wijzigingsgebied 3

De aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag worden gewijzigd voor de gronden gelegen binnen de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3'. Dit zijn de gronden waar al een woonbestemming geldt en zijn gelegen binnen de kernen, met uitzondering van de bedrijventerreinen. Het aantal woningen mag daarbij met niet meer worden uitgebreid dan in totaal 328. Zie ook paragraaf 4.4.3.

8.4.8 Hoofdstuk 7 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel is opgenomen naar aanleiding van de verplichting uit het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel houdt in dat een perceel niet twee keer mag worden gebruikt bij het bepalen van bijvoorbeeld een toegestane oppervlakte aan bijgebouwen. Dit voorkomt dat een perceel na een eventuele verkoop bij een ander perceel wordt gevoegd en op basis daarvan ineens meer mag worden gebouwd dan voorheen.

Algemene bouwregels

De algemene bouwregels gelden voor het gehele plangebied. Deze bestaan uit nadere eisen, bestaande afmetingen en situering en overschrijving van de bouwgrenzen.

Algemene gebruiksregels

De algemene gebruiksregels gelden voor (nagenoeg) het hele plangebied van toepassing zijn. In deze regels is het gebruik opgenomen dat niet is toegestaan.

Tevens zijn de landschappelijke inpassingsplannen opgenomen die op meerdere gronden van toepassing zijn.

Algemene afwijkingsregels

De algemene afwijkingsregels geldende voor het gehele plangebied. Hierin is de 10%- regeling in opgenomen, het verhogen van overige bouwwerken tot 10 m en het bouwen van gebouwen en overigen bouwwerken ten behoeve van openbaar nut. Het verhogen van reclamemasten is beperkt tot een hoogte van 6 m.

Algemene aanduidingsregels

Deze regels gelden aanvullend op de reeds opgenomen regels in de bestemmingen.

Overige zone - slopen

Binnen deze gronden is het niet mogelijk om bouwwerken (of onderdelen van bouwwerken) te slopen zonder omgevingsvergunning. Deze gronden zijn gelegen langs de Aweg, Akade, Brinkweg, Ceresstraat, Cereskade, Handelsstraat, Hardingstraat, Havenstraat, Hoofdstraat, Hoofdkade, de Horn, Kerklaan, Marktstraat, Marktkade, Oosterstraat, Oosterkade, Postkade, Poststraat, Semskade, Scholtweg, Schoolstraat, Schoolkade, Semsstraat, Sluisstraat en Sluiskade. De vergunningplicht geldt onder meer niet voor regulier onderhoud en herstel.

Geluidzone - industrie

De geluidzone voor het industrielawaai is van toepassing op de gebieden rond het Bedrijvenpark Zuid Groningen en Bedrijvenpark stadskanaal. Binnen de geluidzone mag geen geluidsgevoelig gebouw worden gebouwd (en gebruikt), met uitzondering van geluidsgevoelige gebouwen wanneer de geluidbelasting niet meer bedraagt dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, verkregen hogere grenswaarde of maximaal toegestane geluidsbelasting.

Geluidzone - lawaaisport

De geluidzone lawaaisport geldt ter plaatse van de gronden rond het lawaaisportcentrum. Dezelfde regels als onder geluidzone industrie zijn van toepassing.

Geluidzone - luchtvaart

De geluidzone luchtvaart geldt ter plaatse van de gronden rond het vliegveld. Hier geldt dat ter plaatse van deze aanduiding geen geluidsgevoelige gebouwen mogen worden gebouwd.

Luchtvaartverkeerzone - hoogtebeperkingsgebied

De luchtvaartverkeerzone hoogtebeperkingsgebied geldt ter plaatse van de gronden rond het vliegveld. Hier geldt dat ter plaatse van de aanduiding dat de maximum bouwhoogte niet mag worden overschreden. De maximum bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven.

Luchtvaartverkeerzone - obstakelbeheergebied

Ter plaatse van de luchtvaartverkeerzone geldt dat ten behoeve van het vliegverkeer beperkingen worden opgelegd aan de bouwhoogte van bouwwerken. Deze maximum bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven en aangeduid.

Milieuzone - geurzone

Deze zone geldt ter plaatse van de gronden rond de rioolwaterzuivering. Het bouwen van een op grond van de daar voorkomende bestemmingen geurgevoelig object is niet toegestaan indien de geurbelasting van de geurgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarden.

Overige zone - gezoneerd industrieterrein

Dit betreft het gezoneerde industrieterrein Bedrijvenpark Stadskanaal.

Overige zone - zonnepark

Deze gronden zijn opgenomen zoals ze zijn vergund. Deze gronden zijn ook bestemd voor het opwekken en opslaan van energie door middel van het omzetten van zonlicht in elektriciteit en/of warmte met gebruik van zonnepanelen, met de daarbij behorende voorzieningen.

Veiligheidszone - bevi

Dit betreft gronden waar op grond van het BEVI geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogen worden gebouwd, zoals vulpunten van LPG. Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen voor het bouwen van beperkt kwetsbare objecten indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen. Binnen deze zone mogen geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd en mag de afstand van bestaande bebouwing niet worden verkleind tot het vulpunt. De gronden mogen ook niet worden gebruikt als kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object.

Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen om te bouwen binnen de zone en af te wijken van de genoemde regels. Hetzelfde geldt voor gebruik.

Veiligheidszone - luchtvaart

Rondom het vliegveld is een veiligheidszone luchtvaart aangegeven. Binnen deze zone mogen geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd. Een afwijkingsmogelijkheid is opgenomen voor bouwen van kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten mits de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten respectievelijk in acht worden genomen en rekening mee wordt gehouden. Tevens moet het groepsrisico worden afgewogen.

Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

Deze zone ligt rondom de provinciale wegen. Over water is geen sprake van vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze gronden zijn mede aangewezen voor het tegengaan van de vestiging van object voor langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen.

Vrijwaringszone - straalpad

Deze gronden bevinden zich in Stadskanaal Noord. De gronden zijn mede bestemd voor (werken ten behoeve van) een straalpad. De bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van straalpad mag ten hoogste 50 m bedragen.

Regels reclame-uitingen, aanleggen of veranderen van een uitweg, voorwerpen op of aan de weg en bomen

Deze regels zijn vanuit de APV vertaald naar het Chw bestemmingsplan. Het betreffen regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving en gelden voor het gehele plangebied. Inhoudelijk zijn ze niet gewijzigd, maar afgestemd op de systematiek van het Chw bestemmingsplan. De regeling bevat vergunningplichten, verbodsbepalingen, weigeringsgronden en uitzonderingen.

Welstandsregels

De welstandsregels zijn opgenomen met de daarbij behorende deelgebied. De regels zijn gekoppeld aan de deelgebieden op de verbeelding. Inhoudelijk zijn ze niet gewijzigd, maar afgestemd op de systematiek van het Chw bestemmingsplan. Zie ook H7 .

Overige regels

Voldoende parkeergelegenheid

Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Deze regels voorzien in het voldoen aan voldoende parkeergelegenheid bij het bouwen of gebruiken van een bouwwerk in de omgeving. De parkeergelenheid moet daarbij in stand worden gehouden. De parkeernormen in de CROW-uitgave 2018 worden gehanteerd of een nieuwe uitgaven indien deze tijdens de planperiode wordt gewijzigd.

Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen zodanig dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien.

Duisternis

Deze regeling voorziet in het voorkomen van duisternis in het landelijk gebied (zie paragraaf 4.3.2).

8.4.9 Hogere grenswaarden nieuwe woningen

Voor de herontwikkelingsgebieden waar niet kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde wordt middels dit Chw bestemmingsplan een hogere waarden procedure gevolgd (zie paragraaf 6.5). Voor deze gebieden wordt bij de vaststelling van dit plan afzonderlijk een maximale geluidbelasting vastgesteld. In het voorliggende ontwerp van het CHW bestemmingsplan is voor deze gebieden eerst de maximale geluidbelasting vastgelegd op 63 dB, zijnde de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Bij de vaststelling van dit Chw bestemmingsplan worden de uitkomsten van het akoestisch onderzoek verwerkt en wordt per gebied de maximale geluidbelasting bepaald door de uitkomst van het onderzoek.

8.4.10 Hoofdstuk 8 Overgangs- en slotregels

Het overgangsrecht en de naam van het Chw bestemmingsplan zijn opgenomen in dit hoofdstuk. Bij de inhoud van het overgangsrecht is aangesloten op de tekst die is opgenomen in de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening. Op basis van deze artikelen moet het overgangsrecht overeenkomstig worden opgenomen in een bestemmingsplan.

Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het Chw bestemmingsplan aangetoond. Een Chw bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte toelichting gegeven en daarnaast worden de te doorlopen procedures weergegeven.

9.1 Financieel

9.1.1 Economische uitvoerbaarheid

De kosten die met voorliggend bestemmingsplan gemoeid zijn, zijn volledig voor rekening van de gemeente. In haar begroting is met deze kosten rekening gehouden.

9.1.2 Kostenverhaal

Het weergeven van de economische uitvoerbaarheid door middel van een cijfermatige opzet is voor dit Chw bestemmingsplan als geheel niet te geven. Het Chw bestemmingsplan voorziet voor een groot deel de bestaande situatie van een actuele en geharmoniseerde regeling. De ontwikkelingen die zich in het plangebied zullen voordoen zullen voor het merendeel particuliere initiatieven betreffen, welke voor rekening van de initiatiefnemer komen. Door middel van een anterieure overeenkomst zal in het kostenverhaal anderszins worden voorzien (inclusief planschadeovereenkomst). Voor een Chw bestemmingsplan is in het Besluit uitvoering Crisis- en Herstelwet de mogelijkheid opgenomen om kostenverhaal door te schuiven naar het moment van de vergunningaanvraag. Van deze mogelijkheid is door de gemeente Stadskanaal gebruik gemaakt. Op dat moment kan het college besluiten een exploitatieplan vast te stellen voor het betreffende bouwplan of bijvoorbeeld een anterieure overeenkomst sluiten met de initiatiefnemer.

9.2 Maatschappelijk

Het Chw bestemmingsplan doorloopt een bestemmingsplanprocedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop inwoners en belanghebbenden hun mening op het plan kenbaar kunnen maken.

9.2.1 Overleg en Inspraak

Het voorontwerp omgevingsplan heeft van 9 juni t/m 21 juli 2022 ter inzage gelegen. Voor, tijdens en na deze periode heeft de gemeente Stadskanaal zoveel mogelijk bekendheid aan het voorontwerp omgevingsplan gegeven. Ook zijn inwoners, bedrijven en belangenhebbenden op diverse manieren betrokken bij het plan. De volgende participatie heeft plaatsgevonden.

Actieve communicatie

Agrarische sector

De agrarische sector is actief betrokken bij het opstellen van het voorontwerp. Belangrijkste reden is de nieuwe systematiek van het vastleggen van de bouw- en gebruiksmogelijkheden op de verbeelding en in de regels. Hierover is een aantal jaren met de eigenaren en gebruikers van een agrarisch bouwvlak gecorrespondeerd. Voordat het voorontwerp ter inzage ging heeft de gemeente een informatieavond voor de eigenaren van de 249 agrarische bouwvlakken, waarin de ca. 150 actieve agrarische bedrijven liggen, belegd. Op 1 juni 2022 is deze avond in het theater Geert Teis gehouden. Hier waren 140 mensen aanwezig en na een door de gemeente gegeven toelichting over het voorontwerp zijn er vragen door de aanwezigen gesteld. De vragen zijn ter plekke beantwoord, of genoteerd en later individueel beantwoord.

Karakteristieke bebouwing

Er zijn diverse gebouwen die in het geldende bestemmingsplan een aanduiding karakteristiek hebben. Deze aanduidingen zijn ook in het voorontwerp omgevingsplan opgenomen. De eigenaren van deze 63 panden heeft de gemeente actief geïnformeerd over het ter inzage liggen van het voorontwerp.

Woontitels

Er zijn enkele percelen waar een vanuit het geldende bestemmingsplan onbenutte bouwtitel aanwezig is. De laatste jaren is hiervoor een voorbereidingsbesluit genomen om ze zo in het omgevingsplan te kunnen verwerken. De gemeente heeft de eigenaren hiervan jaarlijks geïnformeerd. Deze titels zijn nu ook in het voorontwerp verwerkt en hiervan heeft de gemeente de betrokken eigenaren per brief geïnformeerd.

Vooroverleg met overlegpartners

Voordat het voorontwerp gepubliceerd en ter inzage gelegd is heeft de gemeente diverse vooroverlegpartners geïnformeerd over deze stap. De volgende instanties zijn geïnformeerd:

  • 4. Provincie Groningen
  • 5. Provincie Drenthe
  • 6. Vereniging Natuurmonumenten
  • 7. Staatsbosbeheer
  • 8. Natuur – en milieufederatie Groningen
  • 9. Tennet
  • 10. Enexis
  • 11. VRG
  • 12. Waterschap Hunze & Aa's
  • 13. GGD
  • 14. N.V. Waterbedrijf Groningen
  • 15. Gemeente Pekela
  • 16. Gemeente Veendam
  • 17. Gemeente Westerwolde
  • 18. Gemeente Borger-Odoorn
  • 19. Gemeente Aa & Hunze
  • 20. LTO-noord
  • 21. Landbouwvereniging Ceres
  • 22. Dorpsbelangen/wijken
  • 23. Bedrijven en winkeliers
  • 24. Kamer van koophandel
  • 25. Gasunie,

Er zijn 12 vooroverlegreacties ingediend, en enkele reacties die aangaven geen inhoudelijke reactie te geven.

Publicatie en ter inzage liggen voorontwerp en MER

Het voorontwerp en het MER hebben gedurende zes weken ter inzage gelegen, namelijk in de periode van 9 juni t/m 21 juli 2022. De gemeente heeft hiervan op 8 juni 2022 kennis gegeven door het te publiceren in het digitale gemeenteblad en op ruimtelijkeplannen.nl. Daarnaast zijn er op 8 en 15 juni publicaties in de kanaalstreek over het ter inzage liggen geweest. Ook op social media is aandacht besteed aan het plan.

Participatiemogelijkheden

Op diverse manieren is de gelegenheid geboden te participeren over het ter inzage liggende voorontwerp.

Ter inzage liggen in gemeentehuis

Omdat het voorontwerp alleen digitaal te raadplegen was heeft de gemeente in het gemeentehuis diverse pc's ter beschikking gesteld om het voorontwerp digitaal te kunnen raadplegen. Hiervan is door diverse mensen gebruik gemaakt.

Inloopmomenten

Ook zijn er in de periode van ter inzage liggen zes inloopmomenten georganiseerd om een ieder in zijn/haar eigen buurt of dorp de kans te geven het voorontwerp digitaal in te zien en hier een gesprek met de gemeente over te houden. Ook kon met ter plekke een inspraakreactie indienen. Dit heeft plaatsgevonden op de volgende locaties:

Datum (allen 16-20 uur)   Dorp/buurt en locatie   Adres  
14 juni 2022   Stadskanaal centrum, Theater Geert Teis,   Geert Teisplein 2, Stadskanaal  
15 juni 2022   Musselkanaal, MFA Lint,   Willem Diemerstraat 7, Musselkanaal  
16 juni 2022   Alteveer, Drijscheer,   Keiweg 1, Alteveer  
21 juni 2022   Onstwedde, D'ekkelkaamp,   Kerklaan 7, Onstwedde  
22 juni 2022   Stadskanaal Noord, 't Lange End,   Scheepswerfstraat 5, Stadskanaal  
23 juni 2022   Mussel, Café Summertime,   Musselweg 41, Mussel  

Er zijn 185 mensen naar de inloopmomenten gekomen en er zijn diverse gesprekken gevoerd.

Individuele gesprekken op gemeentehuis

Daarnaast was er de gelegenheid om gedurende het ter inzage liggen een afspraak voor een individueel gesprek op het gemeentehuis te maken. Er zijn 33 gesprekken geweest en ook hier kon men ter plekke een inspraakreactie indienen.

Vragen via telefoon en email

Ook zijn er diverse telefoongesprekken gevoerd en vragen per email beantwoord.

Opbrengst inspraakreacties

In totaal zijn er 78 inspraakreacties ingediend, zowel door particulieren als bedrijven.

Commissie MER

De commissie voor de MER is begin juni 2022 verzocht om een advies over het MER te geven. Dit advies is ontvangen in september 2022.

Verwerken inspraak- en vooroverlegreacties

Het college heeft een afweging van de inspraak- en vooroverlegreacties alsmede het advies van de commissie MER gemaakt. De uitkomst hiervan wordt verwerkt in het ontwerp omgevingsplan. Alle indieners van de reacties ontvangen persoonlijk bericht met een antwoord op hun reactie.

De afwegingen en de standpunten zijn opgenomen in de 'Nota van beantwoording vooroverleg- en inspraakreacties over het voorontwerp bestemmingsplan Stadskanaal'. Daar waar de reacties aanleiding hebben gegeven tot aanpassingen van het voorontwerp zijn deze in het ontwerpbestemmingsplan doorgevoerd. De inspraak- en overlegnota is als bijlage 5 opgenomen.

9.2.2 Ontwerpfase

Het ontwerpbestemmingsplan wordt vervolgens gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). De uitkomsten hiervan kunnen tot aanpassingen van het bestemmingsplan leiden.

9.2.3 Vaststellingsfase

Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.