direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Onstwedde, Alteveer en Mussel, Tuinlaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0037.BP1401-vs01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding

Aan de Tuinlaan stonden 10 verouderde twee-onder-één-kapwoningen. Deze woningen zijn in 2012 gesloopt. Het oorspronkelijke plan bestond uit de uitgifte van 9 kavels en de realisering van een groenzone. Wegens economische omstandigheden en de hiermee gewijzigde woningvraag was het nodig de bouwplannen te wijzigen.

In het nieuwe plan zullen 8 bouwkavels worden uitgegeven. Door de woningen rechtstreeks te oriënteren op de Tuinlaan wijzigt de ruimtelijke structuur niet ten opzichte van de situatie van voor 2012. In de oude situatie werd het ingesloten openbare groen achter de woningen als sociaal onveilig ervaren. Vanuit de woningen was er geen zicht op het groen. Dit probleem wordt opgelost, door het groen te verkopen aan de eigenaren van de omliggende percelen als tuin. In de directe omgeving is, als gevolg van sloop, recentelijk openbaar groen beschikbaar gekomen, waarmee voldoende openbaar groen in de omgeving verzekerd is.

Het vigerende bestemmingsplan maakt de gewenste inrichting niet mogelijk, daarom is dit nieuwe bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Geldend bestemmingsplan

De Tuinlaan is bestemd in het bestemmingsplan 'Onstwedde, Alteveer en Mussel' zoals vastgesteld op 5 april 2012. In het bestemmingsplan wordt ruimte geboden aan 9 woningen binnen de bestemming 'Wonen-2'. Daarnaast zijn binnen het plangebied de bestemmingen 'Tuin', 'Groen' en 'Verkeer- Verblijfsgebied' opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.BP1401-vs01_0002.png"

Het bestemmingsplan komt overeen met de oude herinrichtingsplannen voor de bouwlocatie. Door de wijziging van de inrichtingsplannen voldoet deze regeling niet langer meer.

1.3 Gewenste ontwikkeling

In onderstaande tekening is de toekomstige verkaveling weergegeven. Op de tekening is tevens een mogelijke situering van de woningen geschetst. De woningen zijn gericht op de Tuinlaan. De gronden achter de nieuwe bouwkavels worden verkocht aan omwonenden als uitbreiding van hun tuin.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.BP1401-vs01_0003.png"

Nieuwe situatie

Het geldend welstandbeleid is bepalend voor de vormgeving van de nieuwe woningen. Dit besemmingsplan is, evenals het vogerende plan, gericht op het mogelijk maken van nieuwe woningen. Aangezien de gronden in bezit zijn van de gemeente, kunnen eventueel aanvullende eisen bij de verkoop in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd.

Hoofdstuk 2 De huidige situatie

De Tuinlaan is gelegen in de kern Onstwedde. Het maakt deel uit van de zone rond de Boslaan waar de afgelopen jaren een herstructureringsproject heeft plaatsgevonden. Ten noorden, oosten en zuiden van het plangebied zijn bestaande woningen gelegen. Aan de Dorpsstraat is tevens een dierenwinkel en hypotheekwinkel gelegen.

Het plangebied betreft momenteel een braakliggend terrein. In het verleden hebben hier woningen gestaan. Ten westen van de Tuinlaan zijn recent nieuwe woningen gebouwd. Onderstaande foto's geven de huidige situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.BP1401-vs01_0004.png"

De Tuinlaan (gezien vanaf de Roessinghlaan)

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.BP1401-vs01_0005.png"

Plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.BP1401-vs01_0006.png"

Plangebied (gezien vanaf de Karskenslaan)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Provinciaal beleid

3.1.1 Provinciaal Omgevingsplan Groningen

In het Provinciaal Omgevingsplan (POP) 2009-2013 worden de hoofdlijnen van het provinciaal omgevingsbeleid voor de lange termijn aangegeven. Daarnaast wordt per thema het beleid voor de periode 2009-2013 concreet aangegeven. De afstemming van de omvang en locatie van de woningbouw beschouwt de provincie als een provinciaal belang. Daarom zijn de afspraken over de nieuw te bouwen en te slopen woningen in de Omgevingsverordening (artikel 4.7) opgenomen.

Ten aanzien van het plan is er verder geen relevant beleid in het omgevingsplan opgenomen.

3.1.2 Provinciale Omgevingsverordening


Tegelijkertijd met het POP heeft de provincie Groningen de Provinciale Omgevingsverordening vastgesteld. In deze verordening zijn regels vastgelegd om het beleid van de provincie te waarborgen. De Omgevingsverordening is laatstelijk gewijzigd op 20 maart 2013.

In de Omgevingsverordening provincie Groningen 2009 zijn in artikel 4.7 regels opgenomen voor woningbouw. Hieruit blijkt dat de bouwmogelijkheden moeten passen binnen een goedgekeurde woonvisie. In voorliggend geval is er sprake van een afname van bouwmogelijkheden (van 9 naar 8 woningen). In Hoofdstuk 3.2 wordt tevens nader ingegaan op het gemeentelijk woningbouwbeleid .

Voor bestemmingsplannen in het algemeen geldt artikel 4.5 Ruimtelijke kwaliteit. Dit artikel houdt in dat afhankelijk van en evenredig aan de aard,omvang en ruimtelijke gevolgen van de ingreep, inzicht dient te worden geboden in de gevolgen voor de ruimtelijke kwaliteit en eventuele maatregelen die worden genomen om deze kwaliteit te borgen. In hoofdstuk 4 wordt hier nader op ingegaan.

3.2 Gemeentelijk beleid

3.2.1 Woningbouwbeleid

In regionaal verband zijn met de provincie Groningen afspraken gemaakt over de woningbouwprogrammering. In dit kader is afgesproken dat de netto toevoeging van het aantal woningen (nieuwbouw minus sloop) voor de gemeente Stadskanaal maximaal 414 mag bedragen voor de periode 2010-2015. Met de provincie Groningen wordt op basis van CBS-cijfers de nieuwbouw en sloop periodiek gemonitord. Op basis van de huidige plannen en bestemmingsplan-capaciteit wordt het aantal van 414 niet overschreden.

Naar verwachting blijft het aantal huishoudens in de gemeente Stadskanaal de komende jaren stabiel. Er moet daarom voorzichtig worden omgegaan met het toevoegen van extra woningen aan de woningvoorraad.

Voorliggend plan voorziet in een afname van de woonvoorraad. Het aantal toegestane woningen wordt met één woning vermindert. Hiermee past het plan binnen de kaders van het woningbouwbeleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Ecologie

Middels de Natuurbeschermingswet en de Flora- en Faunawet zijn natuurwaarden in Nederland beschermd.

4.1.1 Gebiedsbescherming

De Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur regelen de bescherming van natuurgebieden in Nederland.

Het plangebied is gelegen in een kern en maakt geen deel uit van een beschermd natuurgebied. De wijziging van de bestemmingsregeling voor woningen zal geen effecten hebben op eventuele natuurwaarden gelegen rondom de kern. Hiermee hoeft er geen nadere toetsing plaats te vinden op basis van de Natuurbeschermingswet.

4.1.2 Soortenbescherming

De soortenbescherming vindt primair plaats via de Flora- en faunawet. De Flora- en Faunawet is gericht op de bescherming van specifieke dier- en plantensoorten Op grond van deze wet mogen er geen beschermde planten en dieren (en hun verblijfplaatsen) die in de wet zijn aangewezen, verstoord worden. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

Het plangebied bestaat uit braakliggend terrein. Op het terrein is geen opgaande beplanting of bebouwing aanwezig. Daarnaast wordt het terrein tevens regelmatig gemaaid en onderhouden. Als gevolg hiervan zullen er geen beschermde dier- en/of plantensoorten aanwezig zijn. Nader onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

4.2.1 Archeologie

Op grond van het Verdrag van Malta en de daaruit voortvloeiende Wet op de archeologische monumentenzorg, dient te worden gekeken naar de archeologische waarden in het plangebied. De gemeente Stadskanaal heeft in de Nota Archeologiebeleid (concept) het gemeentelijk archeologiebeleid beschreven.

Uit de (concept) archeologische beleidskaart blijkt dat in het plangebied sprake is van een lage verwachtingswaarde. In deze gebieden is voor ruimtelijke ontwikkelingen geen archeologisch onderzoek vereist.

Zoals aangegeven zijn de percelen eerder bebouwd geweest en zijn de gronden geëgaliseerd en bouwrijp gemaakt. Dit maakt het onwaarschijnlijk dat er archeologische resten ter plaatse aanwezig zullen zijn. Nader onderzoek naar archeologische waarden is niet noodzakelijk.

4.2.2 Cultuurhistorie

In 2010 is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

In het plangebied zijn na de sloop van de bestaande woningen geen cultuurhistorische waarden meer aanwezig. De bouw van de nieuwe woningen betekent functioneel gezien een voortzetting van het eerdere gebruik van het terrein. Ten aanzien van de vormgeving van de woningen wordt in de welstandsnota van de gemeente Stadskanaal de benodigde kaders geschetst. Hiermee zal het plan niet leiden tot aantasting van cultuurhistorische waarden.

4.3 Water

Nederland is groot geworden door het leven met en de strijd tegen het water. De afgelopen decennia is echter veel ruimte aan het water onttrokken voor woningbouw en bedrijven. Om bij de ruimtelijke planvorming het belang van water goed te borgen en te anticiperen op klimaatverandering is door de overheid de watertoets ontwikkeld. Het doel van de Watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen meer expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten.

Het plangebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa's. Voor dit plan is de digitale watertoets van het waterschap ingevuld. Uit de watertoets blijkt dat een korte procedure doorlopen kan worden. Hiervoor dient een standaardwaterparagraaf aan de toelichting te worden toegevoegd. Deze paragraaf is in de bijlage opgenomen.

In het plangebied zal wat betreft waterhuishouding weinig veranderen. toegestane verharde oppervlak, in de vorm van bebouwing neemt in ieder geval niet toe, nu er één woning minder mogelijk wordt gemaakt. De achtergelegen gronden krijgen een Tuin bestemming. Hierin is wel verharding toegestaan, maar het is niet aannemelijk dat gehele tuinen zullen worden verhard.

Met de opmerkingen uit de standaard waterparagraaf zal bij verdere planontwikkeling rekening worden gehouden.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

Nieuwe functies kunnen van invloed zijn voor omringende woningen dan wel bedrijven. Er dient daarom beoordeeld te worden of in de omgeving van het plangebied functies voorkomen die gehinderd kunnen worden door onderhavig project of waarvan het project juist hinder ondervindt.

De (indicatieve) lijst "Bedrijven en Milieuzonering 2009", uitgegeven door de Vereniging van Nederlandse gemeenten, geeft weer wat de richtafstanden zijn voor milieubelastende activiteiten. In deze publicatie worden de indicatieve richtafstanden gegeven voor de vier ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.

Uit het vigerende bestemmingsplan blijkt dat in de omgeving van het plangebied twee maal een gemengde functie is bestemd. Echter, de afstand van de nieuwe woonpercelen tot deze twee gemengde bedrijfsfuncties is groter dan in het vigerende bestemmingsplan. Daarmee zal het nieuwe bestemmingsplan niet leiden tot een belemmering van de huidige gebruiksactiviteiten.

4.5 Geluidhinder

De noodzaak tot uitvoering van een akoestisch onderzoek is vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). De Wgh bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt.

Op de Tuinlaan is de maximale snelheid 30 km per uur. Er is hiermee geen sprake van een gezoneerde weg, zodat de geluidnormen, art. 74 lid 2 Wgh, niet gelden. Het plan hoeft hiermee niet getoetst te worden aan de Wet Geluidhinder.

4.6 Bodem

Outline Consultancy B.V. heeft in opdracht van de gemeente Stadskanaal een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd aan de Tuinlaan te Onstwedde. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 2 bij deze toelichting.

De aanleiding voor het onderzoek zijn de plannen tot herontwikkeling. Uit het onderzoek blijkt het volgende:

  • zintuiglijk zijn bij verschillende boringen tot 0,5 à 1,0 m -mv sporen puin waargenomen en bij boring 13 zijn tot 1,2 m -mv resten glas waargenomen;
  • in de ondergrond bij boring 13 waar resten glas zijn waargenomen, overschrijdt het loodgehalte de achtergrondwaarde. Verder zijn in zowel de boven- als in de ondergrond geen gehalten boven de achtergrondwaarden gemeten;
  • in het grondwater zijn licht verhoogde concentraties cadmium en naftaleen gemeten.

Uit het voorgaande blijkt dat de hypothese "niet verdacht" voor het terrein formeel dient te worden verworpen. De gemeten overschrijdingen van de achtergrond- en streefwaarden zijn echter dermate gering, dat zij vanuit milieukundig oogpunt geen bezwaar vormen. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

4.7 Luchtkwaliteit

Hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, ook wel bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’) bevat de regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit. In de Wet milieubeheer zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen voor diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). In artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is vastgelegd in welke gevallen de luchtkwaliteitseisen geen belemmering vormen voor een nieuwe ontwikkeling. Dit is het geval wanneer:

  • een ontwikkeling niet leidt tot overschrijding van de grenswaarden voor luchtkwaliteit;
  • ten gevolge van een ontwikkeling de concentraties van de betreffende stoffen verbeteren of ten minste gelijk blijven;
  • een ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties van de betreffende stoffen in de buitenlucht;
  • een ontwikkeling past binnen een vastgesteld programma (zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit).

In voorliggend plan neemt het aantal bestemde woningen af. Het plan zal hiermee in ieder geval geen toename van verkeersbewegingen ten gevolge hebben, waarmee verzekerd is dat de luchtkwaliteit ten minste gelijk blijft. Een nadere toetsing aan de wet Milieubeheer inzake luchtkwaliteit is derhalve niet noodzakelijk.

4.8 Externe veiligheid

4.8.1 Brandveiligheid

Ten opzichte van de woningen die in het vigerende bestemmingsplan mogelijk waren gemaakt, wijzigt de situatie ten aanzien van brandveiligheid niet. In beide gevallen worden meerdere woningen mogelijk gemaakt.

De Veiligheidsregio Groningen heeft advies uitgebracht ten aanzien van het aspect Externe Veiligheid (zie Bijlage 3) hierin hebben zij ook het aspect bestrijdbaarheid beoordeeld. Zij geven aan dat het plan geen aanleiding geeft tot het treffen van maatregelen in het kader van de bestrijdbaarheid. .

4.8.2 Zelfredzaamheid

Ten opzichte van de woningen die in het vigerende bestemmingsplan mogelijk waren gemaakt, wijzigt de situatie ten aanzien van zelfredzaamheid niet. Het betreffen normale woningen, die niet specifiek bestemd worden voor een bepaalde (meer kwetsbare) doelgroep. Er is geen noodzaak voor het treffen van specifieke maatregelen in het kader van brandveiligheid.

4.8.3 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen.

De Veiligheidsregio Groningen heeft advies uitgebracht ten aanzien van het aspect Externe Veiligheid. Dit advies is opgenomen in Bijlage 3 bij deze toelichting. Hieruit blijkt dat het plangebied buiten het invloedsgebied ligt van risicovolle inrichtingen, transportroutes en buisleidingen. Daarom is er geen sprake van externe veiligheidsrisico's en bestaat er geen verantwoordingsplicht van het groepsrisico.

4.9 Verkeer

In het vigerende bestemmingsplan was er een groen veld voorzien met daaromheen een erftoegangsweg. Deze inrichting komt te vervallen en de woningen zullen direct op de huidige Tuinlaan worden aangesloten.

De nieuwe woningen zijn, evenals in de oude situatie, bereikbaar via de Tuinlaan. De aanpassing van het bestemmingsplan leidt niet tot een grotere verkeersaantrekkende werking, aangezien er minder woningen mogelijk worden gemaakt.

Hoofdstuk 5 Juridisch bestuurlijke aspecten

In dit bestemmingsplan is zo veel mogelijk aangesloten op het geldende bestemmingsplan Onstwedde, Alteveer en Mussel. De gehanteerde maatvoering is beperkt aangepast om de benodigde vrijheid te verkrijgen voor de stedenbouwkundige inpassing van de woningen.

De basis voor de verbeelding, de tekening, is een recente kadastrale ondergrond met topografische gegevens. Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren en letteraanduidingen weergegeven. Voorts zijn aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen.

Uitgangspunt voor de regels is de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). Daarnaast is voor de regels ook aansluiting gezocht bij de op 1 juli 2008 in werking getreden Wet ruimtelijke ordening.

De regels zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 bevat de begrippen (artikel 1) en een bepaling over de wijze van meten (artikel 2); deze worden opsommingsgewijs in alfabetische volgorde aangegeven en dienen als referentiekader voor de overige regels.

Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingen. Deze artikelen hebben een vaste opbouw.

Hoofdstuk 3 bevat enkele algemene regels, zoals de antidubbeltelbepaling, de procedureregels en algemene ontheffingsregels.

Hoofdstuk 4 bevat tenslotte het overgangsrecht en de slotregel, met daarin de titel van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De gronden welke bestemd worden ten behoeve van Wonen zijn in bezit van de gemeente Stadskanaal. Hiermee is het opstellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk, aangezien eventueel kostenverhaal anderszins verzekerd is. De procedure- en ontwikkelingskosten worden betaald vanuit het regulier budget van de gemeente.

Hoofdstuk 7 Inspraak en vooroverleg

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is in artikel 3.1.1 opgenomen dat de gemeente overleg moet voeren met het waterschap, de provincie en het rijk.

Het Rijk

Het plan raakt geen belangen van het Rijk, daarom is afgezien van vooroverleg met het Rijk.

Provincie Groningen

De provincie geeft in haar besluit van 10 mei 2011 aan dat er geen vooroverleg met de provincie vereist is indien het plan betrekking heeft op bestaand stedelijk gebied en niet behoort tot één van de genoemde uitzonderingen. Aangezien het bestemmingsplan gelegen is binnen het bestaand stedelijk gebied, en het plan past binnen de gemaakte woningbouwafspraken is vooroverleg met de provincie niet noodzakelijk.

Waterschap Hunze en Aa's

Het waterschap is middels de digitaal uitgevoerde watertoets op de hoogte gebracht van het bestemmingsplan. Vanwege de omvang van het plan en de beperkte ruimtelijke invloed is verder vooroverleg niet noodzakelijk.