direct naar inhoud van Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
Plan: Musselkanaal Centrum fase 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0037.BP0802-vs02

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

Archeologie
Op grond van de Archeologische Monumentenkaart (AMK) van Groningen kan gesteld worden dat het plangebied niet in een zone met archeologische verwachtingswaarde ligt. Uit onderzoek blijkt dat de aanwezigheid van een intacte bodem – en daardoor van intacte archeologische sporen – is uitgesloten vanwege de ontwikkelingen die er reeds in het verleden hebben plaatsgevonden.

Bodemonderzoek
Uit het historisch bodemonderzoek van Tauw blijkt dat er op basis van de gegevens van de gemeente Stadskanaal en het verrichte locatiebezoek geen redenen zijn om aan te nemen dat er een bodemverontreiniging op de locatie aanwezig is. De locatie wordt hiermee als onverdacht ten aanzien van het voorkomen van eventuele bodemverontreiniging aangemerkt.

In opdracht van de gemeente Stadskanaal heeft Tauw een historisch onderzoek uitgevoerd voor de locatie aan de Willem Diemerstraat te Musselkanaal. Het historisch onderzoek is uitgevoerd op basis van de NVN 5725.

De aanleiding voor het historisch onderzoek wordt gevormd door de voorgenomen herontwikkeling van de onderzoeklocatie. Het doel van het onderzoek is bepalen of de locatie verdacht is ten aanzien van het voorkomen van een eventuele bodemverontreiniging.

Locatiegegevens
Het perceel is gelegen in de gemeente Stadskanaal en staat kadastraal bekend als gemeente Onstwedde sectie C nummer 11075 en 11076. Het kadastrale perceel heeft een oppervlakte van circa 7.700 m2. Het terrein is op dit moment in gebruik als multifunctioneel centrum.

Op 28 augustus 2008 is door een medewerker van Tauw het archief van de gemeente Stadskanaal bezocht. Uit de aangetroffen gegevens blijkt dat er geen ondergrondse tanks op het perceel aanwezig zijn. Tevens zijn er geen verdachte activiteiten met betrekking tot de bodemkwaliteit op het perceel uitgevoerd. Verder zijn er bij de gemeente Stadskanaal geen relevante gegevens bekend met betrekking tot de milieu-hygiënische kwaliteit van de bodem op de onderzoeklocatie en de nabije omgeving.

Tijdens het locatiebezoek zijn geen bijzonderheden waargenomen die eventueel een bodembedreigend karakter hebben.

Geohydrologie
In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de geohydrologische situatie ter plaatse van de onderzoeklocatie.

Tabel 1 Geohydrologische gegevens

Grondwaterstromingsrichting *1)   Noordnoordoost  
Stijghoogte van het grondwater *1)   7,19 m +NAP  
Ligging t.o.v. grondwaterbeschermingsgebied *2)   7.491 m  
Maaiveldhoogte *3)   8,7 m +NAP  
Diepte freatisch grondwater *4)   1,2 - 2,5 m -mv  
Geologie *5)   Leemarm fijn zand  
Dikte van de deklaag *4)   10 - 15 m  
Zout of brak grondwater *6)   Nee  

*1) NAGROM. NAtionaal GROndwater Model

*2) VEWIN. Provinciale overzichten win- en productiemiddelen

*3) Topografische Dienst. Hoogtecijferkaart

*4) RIVM (ed.) 1987. Kwetsbaarheid van het grondwater

*5) Toegepaste geologische kaart

*6) Atlas van Nederland

De stromingsrichting van het oppervlakkig grondwater kan worden beïnvloed door lokale factoren.

Conclusie
Resumerend kan gesteld worden dat er op basis van de gegevens van de gemeente Stadskanaal en het verrichte locatiebezoek geen redenen zijn om aan te nemen dat er een bodemverontreiniging op de locatie aanwezig is. De locatie wordt hiermee als onverdacht ten aanzien van het voorkomen van een eventuele bodemverontreiniging aangemerkt.

Externe veiligheid
Gelet op de activiteiten in de omgeving, kan de locatie worden beschouwd als vrij van externe risico's.

Tevens treden er door de herziening geen veranderingen op betreffende de externe veiligheid, die belemmeringen vormen om de herziening door te kunnen voeren.

Flora & fauna
Gelet op het huidige gebruik van het gebied, namelijk diverse vormen van multifunctionele gebouwen met bijpassend gebruik, mag niet worden verwacht dat zich significante waarden op het gebied van ecologie (soorten en gebieden) zullen voordoen. De onderzoeksresultaten zijn opgenomen in Bijlage 1.

Ten aanzien van de aanwezigheid van vleermuizen is aanvullend onderzoek nodig om te beoordelen of ontheffing moet worden aangevraagd. Een eerste veldbezoek heeft in september 2008 plaatsgevonden. Verwacht wordt dat het algemeen voorkomende soorten betreft. In het kader van ruimtelijke plannen hoeft nog geen ontheffing te worden aangevraagd, die is gekoppeld aan de uitvoering van een plan. Wel dient de uitvoerbaarheid van het plan al tijdens het opstellen van het plan te worden getoetst. Door bij de bouw van een nieuw gebouw spouwmuren toegankelijk te houden voor vleermuizen of vleermuiskasten in de muren in te passen, vindt het bevoegde gezag de compenserende maatregelen veelal voldoende voor het verlenen van de ontheffing (zie ontheffingen ff/75C/2008/0406, ff/75c/2008/0578 en ff75c.06.toek.0212.mg) Hieruit mag worden geconcludeerd dat de aanwezigheid van deze algemene vleermuissoorten de uitvoerbaarheid van het ruimtelijke plan niet in de weg staat.

Geluid
Het bouwplan is niet gelegen binnen de zone van een gezoneerd industrieterrein. Omdat de wegen in het gebied een maximaal toegestane snelheid hebben van 30 km/uur, geldt hier bovendien dat de betreffende wegen niet zoneringsplichtig zijn. Voor het bouwplan is daarom geen verklaring hogere waarde op grond van de Wet geluidhinder noodzakelijk.

Wel is ten aanzien het wegverkeer een geluidsberekening uitgevoerd. Uit deze berekening blijkt dat alleen voor 4 woningen aan de Badstraat een hogere geluidsbelasting geldt. De overige woningen (21) bevinden zich aan de veel rustiger Diemerstraat en hebben geen hogere geluidsbelastig.

Voor de woningen aan de Badstraat is op de gevels een maximale Lden berekent van 63 dB. De geluidbelasting is berekend op een hoogte van 5 meter. Na correctie van 5 dB (artikel 110g Wet geluidhinder) wordt de toetsingswaarde, in geval van een zoneringsplichtige weg 58 dB. Dit ligt boven de voorkeurswaarde van 53 dB, maar ruim beneden de maximale ontheffingswaarde van 68 dB. Bij het ontwerp van de woningen wordt rekening gehouden met deze hogere geluidsbelasting ten einde het vereiste binnenniveau te realiseren. Het nadeel van een grotere geluidsbelasting weegt daarom niet op tegen het belang van een stedenbouwkundig verantwoorde invulling van de Badstraat en de behoefte aan wonen in het centrum.

Luchtkwaliteit
De kwaliteit van de buitenlucht moet voldoen aan de kwaliteitseisen die zijn gesteld in titel 5.2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). De normen zijn gebaseerd op de Europese Richtlijn luchtkwaliteit. De luchtkwaliteit wordt getoetst aan de hand van grenswaarden voor een aantal luchtverontreinigende stoffen. Omdat stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) de meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn, is dit onderzoek gericht op deze twee stoffen. Waar grenswaarden voor andere stoffen mogelijk overschreden worden, wordt hier apart aandacht aan besteed.

De veranderingen in de verkeersituatie als gevolg van de realisatie van het project hebben een verwaarloosbare invloed op de luchtkwaliteit ter plaatse. Het is derhalve niet noodzakelijk onderzoek te verrichten naar de invloed van het project op de luchtkwaliteit ter plaatse. In redelijkheid kan worden aangenomen dat er zich, geen problemen voordoen op het gebied van luchtkwaliteit. Voor een bredere toelichting op dit aspect wordt verwezen naar het moederplan, bestemmingsplan Musselkanaal 2007.

Water
Op het gebied van de waterhuishouding worden de nodige maatregelen getroffen.

Zie hiervoor de watertoets in Bijlage 2.

Duurzaamheid
De gebouwen worden uitgevoerd met een energieprestatiecoëfficiënt die 10% lager is dan de eis vanuit het Bouwbesluit. Onderzocht wordt nog of het toepassen van aardwarmte tot de mogelijkheden behoort.

Verkeer en parkeren
Het gebied wordt ontsloten via de Marktstraat en de Badstraat. De Willem Diemerstraat is weliswaar één van de verbindingen tussen de Badstraat en de Marktstraat, maar heeft in de praktijk maar een beperkte doorgaande verkeersfunctie voor het autoverkeer. De Kruisstraat en in mindere mate de Technicumstraat fungeren aan de randen van het centrum wel als zodanig (zie figuur 5.1). Het centrumgebied heeft daarentegen een verblijfsfunctie. Het gebied ligt in een 30 kilometer zone en de openbare ruimte heeft hier de bestemming “verkeer en verblijf”. Het ontwerp van de openbare ruimte moet eraan bijdragen dat de verblijfsfunctie wordt versterkt. De auto moet hier 'te gast' zijn. Binnen het verblijfsgebied is het wenselijk, dat er ruimte wordt gecreëerd waar ouderen buiten kunnen verblijven, waar de jeugd een eigen plek heeft en waar ruimte is voor een terras, onder meer bij de Heggerank.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.BP0802-vs02_0025.png" figuur 5.1 Gebiedsontsluiting en verblijfsomgeving met verkeersdoeleinden

De parkeervraag neemt door de toevoeging van voorzieningen toe. Uit berekeningen blijkt dat in dit centrumgebied behoefte is aan 280 parkeerplaatsen (zie bijlage 3). Hierbij is ook rekening gehouden met functies, die nu in de directe omgeving van het plangebied zijn gesitueerd en waarvoor reeds voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn. Aan de behoefte van 280 parkeerplaatsen wordt voorzien door naast de bestaande 100 parkeerplaatsen in de direct omliggende schil, op het plein 180 parkeerplaatsen te realiseren.

Door de toevoeging van functies in het gebied neemt de verkleersintensiteit in het centrumgebied iets toe. De tweezijdige aansluiting op de Badstraat en de Marktstraat is ruim voldoende voor de onsluiting van de 180 parkeerplaatsen op het plein. Voor een berekening lijkt een redelijke aanname een gebruik van de parkeerplaatsen van 4x per etmaal, bij een bezetting van 80%. Dit levert dit per ontsluiting een verkeersintensiteit op van 600 voertuigen per etmaal, hetgeen een acceptabele belasting is.

De supermarkt krijgt een zelfstandige mogelijkheid voor laden en lossen. De kleinere winkel(s) kunnen vanaf de voorzijde worden bevoorraad.