direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Flevolijn (Tracébesluit)
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BV234alg01-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Een beheersverordening

Een beheersverordening is een planologische regeling voor een gebied waarin weinig tot geen ruimtelijke ontwikkelingen worden verwacht gedurende de looptijd. De opzet en inhoud van een beheersverordening zijn vormvrij, dat wil zeggen de wet schrijft geen vormgeving voor, zoals ze dat wel doet bij bijvoorbeeld een bestemmingsplan.

In deze verordening is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de huidige standaard opzet van ruimtelijke plannen (bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen etc.) in de gemeente Almere. De verordening bestaat uit een verbeelding en regels die vergezeld gaan van een toelichting. De verbeelding en de regels zijn juridisch bindend. De toelichting maakt geen onderdeel uit van het juridisch plangedeelte. Wel fungeert de toelichting als interpretatiekader voor de uitleg van de regels.

1.2 De beheersverordening inhoudelijk

Bestaand gebruik

Een beheersverordening is een beheerregeling voor het bestaande legale gebruik voor een gebied met een lage dynamiek waarin nauwelijks ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien binnen de planperiode van de verordening (max. 10 jaar). Indien zich binnen deze planperiode toch veranderingen voordoen, is via een separaat juridisch planologisch spoor maatwerk mogelijk. Het begrip 'bestaand' kan zowel 'eng' als 'ruim' worden uitgelegd.

Bestaand gebruik in 'enge' zin

Bij bestaand gebruik in 'enge' zin worden alleen de bestaande feitelijk en legaal aanwezige functies en bebouwing vastgelegd. Het gaat daarbij om gebruik en bouwen inclusief wat op basis van verleende vergunningen al is toegestaan, maar nog niet is gerealiseerd

Bestaand gebruik in 'ruime' zin

Bij gebruik in 'ruime' zin wordt het vigerende bestemmingsplan als uitgangspunt genomen. Gebruik in 'ruime' zin kan weer worden onderscheiden in een beperkte en een brede variant. In de beperkte variant wordt uitgegaan van het bestaande legale gebruik met de bijbehorende bouwwerken en passend en vastgelegd in het bestemmingsplan waarin nog beperkte uitbreidingsmogelijkheden zijn die al dan niet zijn gerealiseerd. Het gaat dan bijvoorbeeld om de erfbebouwing en beperkte uitbreidingen van het hoofdgebouw. In de brede variant kunnen alle nog niet gerealiseerde gebruiks- en bouwmogelijkheden van een bestemmingsplan worden opgenomen.In een beheersverordening kunnen echter geen uitwerkingsverplichting of wijzigingsbevoegdheden worden opgenomen.

1.3 Aanleiding voor deze beheersverordening

Aanleiding

Met deze beheersverordening wordt uitvoering gegeven aan het 'Tracébesluit Spooruitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad maatregelen korte termijn' traject Weesp-Lelystad' (verder: TB). Het TB is op 15 december 2011 vastgesteld door de Minister van Infrastructuur en Milieu, in overeenstemming met de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, en is onherroepelijk sinds 3 oktober 2012.

Tracébesluit

Het TB vindt haar beleidsgrondslag in de rijks Nota Mobiliteit (2005). Om ruimte te bieden aan economische ontwikkelingen kiest het kabinet er in deze nota voor om de mobiliteit te laten groeien, binnen de wettelijke kaders voor veiligheid en leefomgeving. Eén van de maatregelen uit de nota is het versterken van de spoorcapaciteit in de corridor Schiphol-Amsterdam-Almere.

Het aantal reizigers op dit spoorwegtraject zal verdubbelen van 40.000 nu naar 80.000 in 2020. De capaciteit op het spoor tussen Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad is onvoldoende om aan de groeiende vervoersvraag te voldoen. Om de capaciteit te vergroten moet op korte termijn worden geïnvesteerd in verbeteringen van het spoor op delen van dit traject. De realisatie van het project OV SAAL maatregelen korte termijn vindt plaats tussen 2011 en 2015.

Maatregelen korte termijn

Op Almeers grondgebied betreft het de volgende maatregelen:

  • twee keersporen met wisselverbindingen aan de oostzijde van Almere Centrum en twee aan de oostzijde van Almere Oostvaarders;
  • spoor met wisselverbindingen aanpassen aan de westzijde van Almere Centrum;
  • viaducten aanpassen aan de spooruitbreiding;
  • verlenging van de perrons van station Almere Centrum met circa 70 meter;
  • waar nodig geluidsmaatregelen;
  • meer treinen mogelijk maken door technische aanpassingen op het spoor.

Het onherroepelijk TB dient beschouwd te worden als was een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan verleend. In deze beheersverordening wordt het TB daarom opgenomen als zijnde de bestaande situatie.

Waarom een beheersverordening en geen bestemmingsplan

De Tracéwet schrijft in artikel 13 voor dat binnen een jaar na onherroepelijk worden van het TB het gemeentebestuur dit TB moet vastleggen in een bestemmingsplan of een beheersverordening. Een bestemmingsplan kent een zeer uitgebreide procedure met daarin eventueel de mogelijkheid tot inspraak op een voorontwerp wat ter inzage is gelegd en de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen op een ontwerp wat ter inzage heeft gelegen. Na vaststelling is er dan nog de mogelijkheid van het instellen van beroep.

Voor een beheersverordening is geen uitgebreide procedure voorgeschreven. Het gemeentebestuur kan op grond van de gemeentelijke inspraakverordening besluiten tot het al dan niet verlenen van inspraak. Daarna kan het college van burgemeester en wethouders de verordening aan de gemeenteraad voorleggen ter vaststelling. Tegen dit vaststellingsbesluit staat geen beroep open.

In voorliggende beheersverordening worden alleen de mogelijkheden van het onherroepelijke TB en van de onherroepelijke bestemmingsplannen 'Centrum Noord', 'Centrum Almere Buiten' en 'Centrum Almere Buiten 1e partiële herziening' (voor zover het het besluitgebied van het TB betreft) opgenomen. Deze onherroepelijke besluiten hebben een uitgebreide procedure met inspraak, mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen en het instellen van beroep doorlopen. Bij wet kan tegen deze regelingen geen zienswijze of beroep meer ingesteld worden. Er worden verder geen mogelijkheden tot nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen.

De Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) geeft aan dat de houdbaarheidsperiode van een bestemmingsplan (alsook van een beheersverordening) 10 jaar bedraagt. De planologische regeling dient dan opnieuw vastgesteld of vernieuwd te worden. Overschrijding van de periode is gesanctioneerd in artikel 3.1 vierde lid van de Wro. De tot nu toe in het besluitgebied van kracht zijnde bestemmingsplannen zijn ouder dan 10 jaar. Een beheersverordening is de snelste wijze om tot een actuele planologische regeling voor het gebied te komen.

Keuze beheersverordening

Voor de voorliggende beheersverordening is aangesloten bij de ruime en brede uitleg van bestaand gebruik. In het verordeningsgebied zijn daarom naast het feitelijke bestaande toegestane gebruik ook de onbenutte juridisch-planologische gebruiks- en bouwmogelijkheden uit het TB en ter plaatse van de besluitsubvlakken Station Almere Buiten en Station Almere Centrum geldende bestemmingsplannen 'Centrum Noord', 'Centrum Almere Buiten' en 'Centrum Almere Buiten 1e partiële herziening' toegestaan.

1.4 Begrenzing van het besluitgebied

De begrenzing van het besluitgebied is gelijk aan de begrenzing van het TB voor het grondgebied van de gemeente Almere.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BV234alg01-vg01_0001.jpg"

figuur 1: het plangebied van de beheersverordening voor het TB

1.5 Vigerende bestemmingsplannen

Binnen het besluitgebied zijn tot vaststelling van deze beheersverordening, de bestemmingsplannen en uitwerkingsplannen van kracht die in onderstaande tabel weergegeven zijn. Alleen de bestemmingsplannen Flevolijn I en Flevolijn II vervallen in hun geheel. De overige genoemde plannen blijven ook na de vaststelling van deze verordening van kracht. Daar waar strijd is met de regels van het onherroepelijke TB, prevaleren de regels van het TB.

Plan
nummer  
Plannaam   Vervalt geheel   Vervalt gedeeltelijk   Blijft van kracht binnen het besluit
gebied  
Onher
roepelijk  
BP4alg01   Almere Poort     X     18-09-2008  
BP4alg02   Almere Poort. 1e partiële herziening     X     22-03-2011  
BPalg01   Hoofdwegen     X     22-11-1983  
BPalg02   Hoofdwegen, 1e partiële herziening     X     08-06-2010  
BP24alg01   Flevolijn I   X       1982  
BP2JV01   Stad-West     X     1983  
UP2J01   Literatuurwijk West     X     28-11-2000  
BP2U02   Bedrijventerrein Hollandsekant-2U     X     11-02-2000  
BP2J01   2J     X     08-02-1996  
BP2DM01   Muziekwijk-Zuid     X     25-03-2003  
BP2GMU01   Muziekwijk-Noord     X     01-12-2009  
BP2M01   Ebenezer Howardpark     X     1982  
BP2M02   Ebenezer Howardpark, 1e partiële herziening     X     1983  
BP2BM01   Stedenwijk     X     09-12-2003  
UP2Z03   2Z2c     X     1985  
BP2Z02   2Z     X     1983  
BP2Z05   Centrum Noord       X   02-05-2007  
BP2A01   2A     X     1983  
BP2alg01   Stad-Oost     X     1983  
BP2Z03   Randstad 1983     X     16-08-1994  
BP2FHKNRS01   Film-, Park-, Dans-, Verzetswijk en Lumièrepark     X     01-08-2012  
BP2H01   Verzetswijk     X     1983  
BP2I01   2I, Tussen de Vaarten     X     26-07-2000  
BP3alg01   Flevolijn II   X       1983  
BP3H01   Buurt H     X     1983  
BP3H02   Faunabuurt     X     12-09-2001  
BP3DF02   Landgoederenbuurt, Almere-Buiten     X     18-6-2001  
BP3A03   Centrum Almere Buiten       X   16-02-2008  
BP3A04   Centrum Almere Buiten, 1e partiële herziening       X   08-12-2009  
BP3AP01   Oost I     X     1983  
BP3AGQ01   Centrum A-Zuid, buurt G en groengebied Q     X     1983  
BP3AGQ02   Partiële herziening Centrum A-Zuid, buurt G en groengebied Q     X     11-08-1989  
BP3KL01   Seizoenenbuurt     X     23-12-1997  
BP3KNS01   Indische Buurt     X     28-10-2009  
BP3KNS03   Indische buurt, 2e partiële herziening     X     08-06-2010  
BP3M01   3M, Oostvaardersbuurt     X     28-12-1999  

Hoofdstuk 2 Regels

In dit hoofdstuk staan de regels omschreven en worden de uitgangspunten voor de regels benoemd. De regels zijn als volgt opgebouwd:

  • Inleidende regels in hoofdstuk 1 van de regels en geven de begripsomschrijvingen van de in de regels van deze beheersverordening gebruikte begrippen. Verder wordt de manier waarop gemeten moet worden aangegeven.
  • Besluitvlakregels in hoofdstuk 2 van de regels en worden onderscheiden in besluitvlakregels en besluitsubvlakregels die binnen hetzelfde besluitvlak van toepassing zijn naast de besluitvlakregels. De beheersverordening biedt een planologische regeling aan een spoorweguitbreidingsproject waarvoor een tracéwetprocedure is gevolgd. Tijdens de procedure is het tracé van het spoor nauwkeurig vastgelegd. Het TB is leidend voor de vormgeving van de regels. In de regels wordt daarom ook verwezen naar de maatregelen die zijn opgenomen in het TB. De gebruiks- en bestemmingsregels en de bouwregels in deze beheersverordening zijn binnen één besluitvlak 'Verkeer-spoorweg' gevat. Ter plaatse van de stations Centrum Almere en Almere Buiten wijkt de regeling iets af vanwege de al bestaande mogelijkheden voor centrumdoeleinden. Hieronder valt bijvoorbeeld de detailhandel in de onderdoorgangen van het station en op de stations zelf. Daarom is hier voor het opnemen van een besluitsubvlak gekozen.
  • Algemene regels in hoofdstuk 3 van de regels geven de regels die algemeen van toepassing zijn op het besluitgebied ongeacht welk besluit(sub)vlak.
  • Overgangs- en slotregels in hoofdstuk 4 van de regels, dit hoofdstuk bevat het overgangsrecht en de slotbepaling hoe deze beheersverordening is aan te halen.

Hoofdstuk 3 Relevante beleidskaders

Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Ze schetst de ontwikkelingen en ambities voor Nederland in 2040. Ingezet wordt op het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.

Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen en laat meer over aan gemeenten en provincies.

Deze nationale belangen zijn:

  • 1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren.
  • 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie.
  • 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen.
  • 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond.
  • 5. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen.
  • 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarweg.
  • 7. Het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.
  • 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s.
  • 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
  • 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  • 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
  • 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.
  • 13. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Daarnaast blijft het Rijk betrokken bij gebiedsontwikkelingen van nationaal belang, waaronder Schaalsprong Almere, de Zuidas en Rotterdam-Zuid.


In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de lader vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is als procesvereiste opgenomen in het het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Op grond van artikel 3.1.6 lid 2 Bro moet de toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • indien uit de beschrijving blijkt dat er sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • indien uit de beschrijving blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

In de onderhavige beheersverordening zijn geen 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' opgenomen. Binnen het besluitgebied zijn geen nieuwe ruitmtelijke ontwikkelingen opgenomen. De beheersverordening is in overeenstemming met de ladder voor duurzame verstedelijking.

De beheersverordening is ook in overeenstemming met de nationale belangen in de SVIR.
 

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012)

In de SVIR is aangegeven dat voor een aantal onderwerpen algemene regels door het Rijk moeten worden gesteld. Deze regels zijn concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect (door tussenkomst van de provincie) door te werken in de ruimtelijke besluitvorming van provincies en gemeenten. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: Barro) is deze algemene maatregel van bestuur waarin de nationale belangen uit de SVIR juridisch zijn geborgd. De ministeriële regeling die bij het Barro hoort is de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: Rarro). Deze is gelijk met het Barro in werking getreden.

De onderwerpen waar het Rijk in het Barro en Rarro ruimte voor vraagt zijn:

  • Mainportontwikkeling Rotterdam
  • Bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament
  • Bescherming van de waterveiligheid in en rond de grote rivieren
  • Bescherming en behoud van de Waddenzee en waddengebied
  • Bescherming en behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
  • Uitoefening van defensietaken

Op 1 oktober 2012 is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de volgende onderwerpen (Barro, eerste aanvulling):

  • Veiligheid rond rijksvaarwegen
  • Toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet
  • Elektriciteitsvoorziening
  • Ecologische hoofdstructuur
  • Bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  • Toekomstige verruiming van de Maastakken
  • Verstedelijking in het IJsselmeer

De wijziging van het Barro ging vergezeld van een wijziging van de Rarro. Ook deze wijziging trad op 1 oktober 2012 in werking. De Rarro bevat een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart.

De beheersverordening is in overeenstemming met het Barro en Rarro.

Provinciaal en gemeentelijk beleid

Deze beheersverordening legt het TB vastgesteld op 15 december 2011vast. Dit besluit is genomen op rijksniveau het overruled het provinciaal en gemeentelijk beleid daar waar er sprake is van conflicterende beleidsvoering.

Hoofdstuk 4 Omgevingstoets

Om aan te kunnen tonen dat de beheersverordening uitvoerbaar is, wordt bij de vaststelling van de verordening bekeken of de mogelijkheden binnen de verordening nog voldoen aan de regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.

In dit geval vormt de beheersverordening het sluitstuk van een uitgebreid besluitvormingstraject (tracéwetprocedure). In de uitgebreide tracébesluitprocedure zijn de effecten op de omgevingsaspecten geluidshinder, externe veiligheid, natuur, natuurbeschermingswet, ecologische hoofdstructuur, Flora- en Faunawet, luchtkwaliteit, trillingen, waterkwaliteit en waterkwantiteit, cultuurhistorie en archeologie, landschap en stedebouw en de overige effecten beodem en niet gesprongen explosieven onderzocht, bovendien is een passende beoordeling gemaakt. Deze aspecten vormen geen belemmering voor de uitvoer van de regeling waar deze beheersverordening op ziet.

Zie voor de onderzoeken en de conclusies de bijlagen bij de regels en de toelichting van deze beheersverordening.

Hoofdstuk 5 Implementatie

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Economische uitvoerbaarheid

Het opstellen van een bestemmingsplan of beheersverordening naar aanleiding van een onherroepelijk TB is vanuit de Tracéwet aan het gemeentebestuur verplicht gesteld. Deze beheersverordening legt de bestaande situatie vast en omvat geen nieuwe ontwikkelingen. De kosten van de beheersverordening blijven daarom beperkt tot de kosten van het opstellen van de verordening. Deze kosten dienen door de gemeentelijke begroting te worden gedekt. De maatregelen en bijbehorende werkzaamheden vallen onder de Rijksbegroting. De economische uitvoerbaarheid van deze beheersverordening is daarmee niet in het geding.

Het exploitatieplan

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken, planschade en kosten voor het opstellen van een bestemmingsplan.

De verplichting om een exploitatieplan vast te stellen is niet voorgeschreven bij het vaststellen van een beheersverordening. Dit volgt uit het tweede lid van artikel 6.12 van de Wro waarin de beheersverordenin niet staat genoemd. In het voorliggende geval worden ook geen bouwplannen in de zin van het Bro mogelijk gemaakt, waardoor de grondexploitatieregeling niet van toepassing is. Voor de beheersverordening hoeft daardoor geen exploitatieplan vastgesteld te worden.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak en zienswijzen

De keuze voor de spooruitbreiding is tot stand gekomen via een uitgebreide tracéwetprocedure en is in de loop van die procedure met alle betrokken partijen afgestemd.

De regelingen voor de besluitsubvlakken in het centrum van Almere Stad en Almere Buiten zijn overgenomen uit de voorgaande onherroepelijke bestemmingsplannen die tot stand gekomen zijn via een uitgebreide bestemmingsplanprocedure. Ook voor die regelingen heeft afstemming met alle betrokken partijen plaatsgehad.

Omdat verder geen nieuwe ontwikkelingen worden opgenomen en tegen de bestaande onderdelen uit het TB en de voorgaande bestemmingsplannen geen zienswijzen en beroep meer mogelijk is, is er voor gekozen geen inspraak te verlenen op basis van de gemeentelijke Inspraakverordening, noch om afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht bij de totstandkoming van de beheersverordening van toepassing te verklaren.