direct naar inhoud van Regels
Plan: Flevolijn (Tracébesluit)
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BV234alg01-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

de beheersverordening Flevolijn (Tracébesluit) met identificatienummer NL.IMRO.0034.BV234alg01-vg01 van de gemeente Almere.

1.2 beheersverordening

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 afwijking

een afwijking als bedoeld in artikel 3:38 lid 4 Wet ruimtelijke ordening.

1.4 besluitgebied

het werkingsgebied van de beheersverordening.

1.5 besluitvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde regeling.

1.6 besluitvlakgrens

de grens van een besluitvlak.

1.7 besluitsubvlak

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik of het bebouwen van deze gronden.

1.8 besluitsubvlakgrens

de grens van een besluitsubvlak.

1.9 bestaand
  • a. bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van de beheersverordening, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend.
  • b. bij gebruik: bestaand ten tijde van het van de inwerkingtreding van de beheersverordening.
1.10 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.11 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.12 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.13 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.14 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie en voorzieningen voor stadsverwarming.

1.15 kunstwerk

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve ten behoeve van civieltechnische of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.16 peil
  • a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld.
1.17 reclameobjecten

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of onderdelen van bouwwerken ten behoeve van reclamedoeleinden, zoals aankondigingborden, mupi's (reclameborden), billboards, reclame aan lichtmasten, gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen, tweevlaksborden.

1.18 straatmeubilair

kleinschalige bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals verkeergeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, prullenbakken, speeltoestellen en reclameobjecten, alsmede telefooncellen, abri's.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Besluitvlakregels

Artikel 3 Verkeer-spoorweg

3.1 Gebruiksregels

De gronden ter plaatse van het besluitvlak 'Verkeer-spoorweg' zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegen, wegen, busbanen, fiets- en voetpaden, waterwegen en het gebruik bepaald in het TB Spoorweguitbreiding SAAL zoals opgenomen in de Bijlagen van de regels;
  • b. stations, haltevoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, parkeerplaatsen, geluidwerende voorzieningen, reclameobjecten, lichtmasten, bermen en beplantingen;
  • c. ter plaatse van het besluitsubvlak 'Almere Centrum' zijn de ter plaatse geldende regels c.q. voorschriften van het bestemmingsplan 'Centrum Noord' vastgesteld op 22 september 2009 eveneens van toepassing;
  • d. ter plaatse van het besluitsubvlak 'Almere Buiten' zijn de ter plaatse geldende regels c.q. voorschriften van het bestemmingsplan 'Centrum Almere Buiten' vastgesteld op 21 december 2006 en 'Centrum Almere Buiten 1e partiële herziening' vastgesteld op 15 oktober 2009 eveneens van toepassing;
  • e. overige functioneel met de bestemming 'Verkeer-spoorweg' verbonden voorzieningen.

3.2 Bouwregels
  • a. Op de in lid 3.1 bedoelde gronden zijn de regels van het TB Spoorweguitbreiding SAAL van toepassing zoals opgenomen in de Bijlagen van de regels;
  • b. Ter plaatse van het besluitsubvlak 'Almere Centrum' zijn de regels c.q. voorschriften van het bestemmingsplan 'Centrum Noord' vastgesteld op 22 september 2009 eveneens van toepassing;
  • c. Ter plaatse van het besluitsubvlak 'Almere Buiten' zijn de regels van de bestemmingsplannen 'Centrum Almere Buiten' vastgesteld op 21 december 2006 en 'Centrum Almere Buiten 1e partiële herziening' vastgesteld op 15 oktober 2009 eveneens van toepassing.
  • d. Voor de overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maximale maten:
    • 1. lichtmasten, bewegwijzeringsportalen en verkeerslichten: bouwhoogte 9 m.;
    • 2. straatmeubilair: bouwhoogte 6 m.;
    • 3. kunstobjecten en reclameobjecten: bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m2;
    • 4. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte 2 m.;
    • 5. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene afwijkingsregels

5.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 terzake reeds kan worden afgeweken - afwijken van de bepalingen van het plan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen niet zijnde de besluitvlakgrens, voorzover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3.00 m bedragen en mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het oprichten van ondergrondse pompgemalen ten behoeve van riooltransportleidingen;
5.2 Voorwaarden voor de afwijking

Er wordt niet afgeweken van de bepalingen van het plan, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de regels gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 6 Overgangsrecht

6.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
6.2 Afwijking overgangsrecht bouwwerken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 6.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

6.3 Uitzondering overgangsrecht bouwwerken

Lid 6.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

6.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

6.5 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met dit plan strijdige gebruik, bedoeld in lid 6.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

6.6 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in lid 6.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

6.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik

Lid 6.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 7 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van de beheersverordening Flevolijn (Tracébesluit).