direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Chw bestemmingsplan Algemene regels woningsplitsing en kamerbewoning
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BPPAR04-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

De aanleiding voor dit bestemmingsplan is het ruimtelijk reguleren van woningsplitsing en verkamering van woningen voor de hele gemeente. Onder woningsplitsing wordt het verbouwen tot twee of meer woningen verstaan. Verkamering wordt ook wel omzetting genoemd. Onder verkamering wordt verstaan het in gebruik geven of laten geven van onzelfstandige woonruimte. Woningsplitsing en omzetting kan de leefomgeving aantasten. Dit plan biedt een juridisch-planologische regeling om die aantasting te beperken. Het neemt de bescherming over van het Voorbereidingsbesluit Woningsplitsing en kamerbewoning dat de gemeenteraad op 11 oktober 2018 (RV-58/2018) heeft genomen.

Dit bestemmingsplan omvat alle in de verbeelding bij dit plan aangewezen gebieden van de gemeente waar een onherroepelijk bestemmingsplan geldt. Het is een zogenoemd parapluplan, dat de geldende bestemmingsplannen niet vervangt, maar aanvult.

1.2 Toepassen Crisis- en herstelwet en anticiperen op Omgevingswet

Op 6 juli 2019 is de Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet aangepast en is het grondgebied van Almere ook aangewezen voor de mogelijkheid om te experimenteren op basis van de Crisis- en herstelwet (Zie Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet op 5 juli 2019 jl, gepubliceerd in de Staatscourant (stcrt 2019, 36712 resp. stcrt 2019, 36718). Op grond van deze aanwijzing heeft de gemeente Almere juridisch gezien nog maar één vastgesteld bestemmingsplan (zie hiervoor artikel 3.2 eerste lid, onder a, van de Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet, in samenhang met artikel 7g, eerste lid, van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet). Daarnaast geeft deze aanwijzing de bevoegdheid om te anticiperen op de nieuwe Omgevingswet. Dat volgt uit artikel 7g, tweede lid, in samenhang met artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis en herstelwet. Het voorliggend bestemmingsplan maakt daarvan gebruik door regels te stellen ten behoeve van het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit (artikel 7c, eerste lid, onder a, van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet).

Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet zullen alle bestemmingsplannen en beheersverordeningen van de gemeente het eerste omgevingsplan van de gemeente vormen. Voor een goede werking van dat omgevingsplan is de uniformering van de algemene regels nodig. Dit bestemmingsplan is de eerste stap naar uniforme algemene regels voor het onderwerp woningsplitsing en kamerbewoning.

De regels van dit bestemmingsplan vullen de regels aan van de bestemmingsplannen die op het moment van terinzagelegging van dit plan onherroepelijk zijn. Indien in het vigerende bestemmingsplan al regels zijn opgenomen over omzetten en woningsplitsing dan gelden de regels van dit voorliggend bestemmingsplan.

1.3 Begrenzing van het plangebied

Dit bestemmingsplan geldt voor het gehele grondgebied van de gemeente Almere. In de bijlage 1 is een lijst opgenomen van de bestemmingsplannen die vallen onder het werkingsgebied van dit bestemmingsplan. In de onderstaande afbeelding is een overzicht weergegeven van het plangebied van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BPPAR04-vg01_0001.png"

Afbeelding 1: plangebied Chw bestemmingsplan Algemene regels woningsplitsing en kamerbewoning

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 1 bevat de aanleiding en doelstelling van dit plan. Hoofdstuk 2 geeft de beschrijving van het relevante beleidskader. Hoofdstuk 3 geeft een korte juridische plantoelichting met een artikelsgewijze toelichting. Hoofdstuk 4 gaat in op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Relevante beleidskaders

Het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente werkt door in de manier van bestemmen van gronden en bouwwerken. Het voorliggend bestemmingsplan is getoetst aan deze beleidsstukken. In algemene zin is het voorliggend bestemmingsplan verenigbaar met het ruimtelijk beleid. In tabel 4.1 hieronder staan enkele beleidsdocumenten die relevant zijn voor voorliggend bestemmingsplan. In bijlage 1 Beleidskader is een uitgebreide samenvatting opgenomen van de relevante beleidsnota's. Hierin is aan het slot een overzicht opgenomen van de nota's die niet (direct) van ruimtelijk belang voor het onderwerp van dit bestemmingsplan zijn bevonden (zie hiervoor onder de kop 'overig beleid').

Beleidsdocument   Beleidsuitgangspunt   Vertaling in het bestemmingsplan  
Rijksbeleid  
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
 
Drievoudige schaalsprong in het gebied Amsterdam - Almere - Markermeer (woningbouw, infrastructuur en groen/blauw)   Dit bestemmingsplan is verenigbaar met het SVIR  
  Ladder voor duurzame verstedelijking   Dit bestemmingsplan stelt algemene regels om woningsplitsing en kamerbewoning te reguleren. Het maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. De ladder is daarom niet van toepassing  
Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer (2013)
Bestuursovereenkomst RRAAM (2013)
Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 (2013) (IAK2)
MJP Almere 2.0 (2018)  
Het toekomstperspectief voor Almere is een westelijk georiënteerde stad met circa 60.000 nieuwe woningen ten opzichte van 2010 en een forse groei van het aantal arbeidsplaatsen. De ambitie is 100.000 arbeidsplaatsen. Een adaptieve aanpak staat centraal: vraagafhankelijk realiseren van woningen, infrastructuur, economische activiteiten en voorzieningen.   Dit plan is verenigbaar met het RRAAM, de Uitvoeringsovereenkomst 2.0 (2013) en het MJP Almere 2.0  

Provinciaal en regionaal beleid  
Omgevingsvisie FlevolandStraks (2019)   De Omgevingsvisie FlevolandStraks, geeft de langetermijnvisie van de provincie Flevoland op de toekomst van dit gebied. Het gaat over de periode tot 2030 en verder en de actuele stand van zaken van 7 maatschappelijke opgaven. Deze zijn te raadplegen op omgevingsvisieflevoland.nl   Dit bestemmingsplan is verenigbaar met de Omgevingsvisie FlevolandStraks.  
Omgevingsprogramma Flevoland (2019)   Het Omgevingsprogramma anticipeert op de toekomstige Omgevingswet, waarin staat dat een provincie moet beschikken over een programma. Daarin is al het beleid voor ontwikkeling, gebruik, beheer, bescherming of behoud van de fysieke leefomgeving gebundeld. Daarmee zijn beleidskeuzes compact en de samenhang geborgd. Het programma bindt de provincie, maar gemeenten en waterschappen moeten er bij het maken van plannen of beleid wel rekening mee houden   Het bestemmingsplan is verenigbaar met het Omgevingsprogramma Flevoland (2019).  
Omgevingsverordening Flevoland (2019)   In de Omgevingsverordening van provincie Flevoland zijn alle regels vastgelegd die de provincie hanteert op het gebied van onder andere wegen, water, milieu, bodem, natuur, wonen en ruimte. Dit kunnen zowel regels zijn voor burgers of bedrijven als (instructie-)regels voor andere overheden.   Het bestemmingsplan wijkt niet af van de Omgevingsverordening Flevoland (2019)  
Gemeentelijk beleid  
Ruimtelijke ontwikkeling  
Almere Principles (2009)   Zeven stelregels voor een duurzame stadsontwikkeling:
1. Koester diversiteit
2. Verbind plaats en context
3. Combineer stad en natuur
4. Anticipeer op verandering
5. Blijf innoveren
6. Ontwerp gezonde systemen
7. Mensen maken de stad  
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Almere Principles. Het vertaalt de kaders uit het beleid (Beleidsnota Woningsplitsing en kamerbewoning) in een regeling die verschillende woonvormen (diversiteit) reguleert, waarbij rekening wordt gehouden met de leefbaarheid van de omgeving.  
Omgevingsvisie Almere (2017)   De visie gaat uit van behoud van de moderne tuinstad met stadsdelen in groen-blauw netwerk maar wil ook uitdagingen aangaan op basis van 2 principes: organische groei en adaptief beleid. Er zijn vier uitgangspunten:
1. ontwikkel en onderhoud het goede.
2. naar een growing green city.
3. onderscheidende positie in metropolitaan netwerk.
4. uitnodiging aan iedereen om met goede initiatieven te komen die passen binnen de ruimtelijke hoofdstructuur: polderlaag (water, cultuurhistorie, natuur), netwerklaag (infrastructuur, duurzame energie) en stedelijke laag (wonen, werken, voorzieningen. Hierbij moet met diverse reserveringen rekening worden gehouden.  
Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de omgevingsvisie. Het reguleert diversiteit en verschillende woonvormen.  
Woonvisie Almere 2.0 (2009)

Momenteel wordt de Woonvisie herzien.  
Almere wordt een gedifferentieerde stad, aantrekkelijk voor alle doelgroepen; wonen is betaalbaar en toegankelijk voor iedereen, levensbestendig en de eindgebruiker staat centraal.   Sluit aan bij de doelstelling voor een gedifferentieerde stad en aandacht voor leefbaarheid en sociale cohesie in wijken.  
Plan van aanpak studentenhuisvesting (2011), visiedocument   Divers en flexibel aanbod aan
studentenhuisvesting  
Studentenhuisvesting in de bestaande voorraad is mogelijk, mits wordt aangetoond dat er geen sprake is van onevenredige negatieve invloed op de leefomgeving.  
Beleidsnota Woningsplitsing en Kamerbewoning.
CONCEPT  
Het beleid geeft kaders voor het verkameren of het splitsen van woningen.   Dit bestemmingsplan vertaalt de uitgangspunten van de beleidsnota in een algemene bouw- en een algemene gebruiksregel.  
Bereikbaarheid en mobiliteit  
Nota Mobiliteitsplan Almere (2012)

Momenteel wordt gewerkt aan de herziening van de Nota Mobiliteitsplan  
Gemeentelijk beleid over verkeer en vervoer; inpassing van infrastructuur in het stedelijk gebied; openbaar vervoer; verkeersveilige schoolomgeving; parkeren; parkeernormen (zie bijlage 1 Beleidskader); reservering voor IJmeerverbinding.   Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met deze visie.  
Nota parkeernormen 2019

CONCEPT  
Er zijn diverse parkeernormen opgenomen voor diverse functies in de stad, waaronder kamerbewoning en woningsplitsing.   In de regels van dit bestemmingsplan is een dynamische verwijzing opgenomen naar de nota Parkeernormen 2019. Zie hierover meer paragraaf 3.5.3. Bij de vergunningplicht is de desbetreffende parkeernorm uit de Nota geldend.  
Werk in de stad  
Gemeentelijke Visie op Werklocaties (2016)   Gunstig vestigingsklimaat bieden voor bestaande en nieuwe bedrijven en voldoende werkgelegenheid bieden.
Het beleid geeft aan wanneer wonen op bedrijventerreinen onder voorwaarden mogelijk kan zijn.  
Dit bestemmingsplan is verenigbaar met de Gemeentelijke visie op Werklocaties.
 

Conclusie

Het bestemmingsplan past binnen het beleid op landelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau en geeft waar nodig uitvoering aan het gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 3 Toelichting op de regeling

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt eerst in twee paragrafen kort een algemene uitleg gegeven over de opzet van de regeling (een bestemmingsplan) en de wettelijke grondslag van de regels. In de laatste paragraaf (paragraaf 3.5) worden de regels artikelsgewijs toegelicht.

3.2 Opzet van de regeling

De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. In dit bestemmingsplan is een voorrangsregeling opgenomen: de vigerende bestemmingsplannen die genoemd staan in de lijst worden aangevuld met een algemene gebruiksregel voor woningsplitsing en kamerbewoning. Als er in de vigerende bestemmingsplannen al een regeling voor kamerbewoning en/of woningsplitsing is opgenomen dan gaan de bepalingen uit voorliggend bestemmingsplan voor. Dat geldt ook voor de van toepassing zijnde begripsbepalingen.

3.3 Wettelijke grondslag

3.3.1 Regeling- en Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet

Zoals in paragraaf 1.2 aangegeven is de Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet (Chw) per 6 juli 2019 gewijzigd. Op grond van dit gewijzigde regeling heeft de gemeente Almere de mogelijkheid te experimenteren met een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Zo kunnen er regels in het bestemmingsplan worden opgenomen, die strekken tot een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Daarnaast beschikt de gemeente Almere juridisch gezien over één bestemmingsplan voor het gehele grondgebied.

3.3.2 Besluit ruimtelijke ordening

Op grond van artikel 3.1.2, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening en op grond van artikel 7c, zesde lid, van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet is het mogelijk dat een bestemmingsplan ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening regels kan bevatten waarvan de uitleg bij de uitoefening van een daarbij aangegeven bevoegdheid afhankelijk wordt gesteld van beleidsregels. In de regels van dit bestemmingsplan wordt voor de leefbaarheidstoets verwezen naar de beleidsregels uit de Nota Woningsplitsing en kamerbewoning. Het grote voordeel van de dynamische verwijzing is dat bij gewijzigde inzichten over de leefbaarheidstoets (voor wat betreft kamerbewoning/woningsplitsing) slechts de beleidsregel aangepast hoeft te worden. De vigerende planologische regelingen veranderen dan inhoudelijk automatisch mee.

Bij het toetsen van een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan om kamerbewoning of woningsplitsing mogelijk te maken, wordt beoordeeld of de aanvraag voldoet aan deze voorwaarden als omschreven in de beleidsnota. Wanneer de beleidsregel is vervangen of aangepast, dan wordt getoetst aan de gewijzigde of nieuwe nota.

Artikel 3.1.2, derde lid, van het Besluit ruimtelijke ordening geeft de gemeenteraad de bevoegdheid om in het bestemmingsplan regels 'ter wering van dreigende en tot stuiting van reeds ingetreden achteruitgang van de woon- of werkomstandigheden' te stellen. Dit bestemmingsplan maakt daarvan gebruik door in de regeling een vergunningensysteem in te voeren voor gebruiksveranderingen binnen de bestemming en door eisen te stellen die achteruitgang van de kwaliteit van het woon- en leefklimaat kunnen tegengaan.

3.4 Planvorm

Voor implementatie van de algemene regeling voor woningsplitsing en kamerbewoning is gekozen voor een paraplubestemmingsplan. Deze regels gaan gelden voor het gehele grondgebied van de gemeente Almere. In paragraaf 1.3 Begrenzing van het plangebied is dat aangegeven.

Opbouw van de regels

Het eerste hoofdstuk begint met inleidende regels. Hierin zijn de begripsbepalingen opgenomen en is opgenomen in welke gevallen de regels moeten worden toegepast (de voorrangsregeling en de werking van dit bestemmingsplan.

In artikel 3 is de gebiedsaanduiding 'Overige zone - algemene regels Woningsplitsing en kamerbewoning' opgenomen. Dit artikel is nodig om het gebied aan te wijzen waarin de bestaande bestemmingsplannen worden aangevuld met een algemene gebruiksbepaling voor kamerbewoning en woningsplitsing. Deze algemene bepaling is opgenomen in de artikel 4.

In artikel 5 en 6 zijn respectievelijk het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.

3.5 Artikelsgewijze toelichting

3.5.1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 van de regels zijn de inleidende regels opgenomen. Dit zijn de begripsbepalingen (artikel 1) en de werking van dit bestemmingsplan (artikel 2).

[Toegevoegd bij amendement van de raad van 6 februari 2020 met onderwerp Fictieve woongroep (nummer RG 36/2020) is in een nieuw artikel 1.12 de definitie van het begrip 'woongroep'.]

In artikel 2.1 is de reikwijdte van het bestemmingsplan opgenomen. Het is de bedoeling dat deze regels overal in de stad gaan gelden. Zolang de Omgevingswet niet geldt, kan dit bestemmingsplan alleen gelden voor de gebieden die het bestemmingsplan van Almere vormen op grond van artikel 7g, eerste lid, van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet. Dat zijn alle gebieden waar een bestemmingsplan geldt waarvan de procedure definitief is afgerond. Een bestemmingsplan waarvan de procedure bij de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan nog niet definitief is afgerond valt dus niet onder de reikwijdte. Dit plan geldt voor alle bestemmingsplannen die voor 12 juli 2019 (peildatum) onherroepelijk zijn geworden, zie Bijlage 1 bij de toelichting.

In artikel 2.2 is aangegeven hoe de regels van dit bestemmingsplan zich verhouden tot regels die in een onherroepelijk plan staan dat onder de werking van dit bestemmingsplan valt. De regels van dit plan zijn algemene regels. Ze zijn dus van toepassing op alle bestemmingen. De regels gaan dus niet over de bestemming Wonen of over een bestemming Gemengde doeleinden die wonen toestaat, maar gelden voor alle gebouwen of delen daarvan die in het plangebied staan en die als woning gebruikt mogen worden. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de regels bij een bestemming (hierna: bestemmingsregels) gebouwen met een woonfunctie toestaan en dat die bestemmingsregels niets regelen over kamerverhuur of aantallen woningen of appartementen. De algemene regels van dit bestemmingsplan vullen in zo'n geval die bestemmingsregels aan. Voor alle ruimten die samen een woning vormen in de zin van dit bestemmingsplan (zie artikel 1.10) gelden dan de beperkingen van artikel 4 van dit bestemmingsplan.

De bestemmingsplannen die onder dit bestemmingsplan vallen kunnen ook regels bevatten die hetzelfde regelt als een algemene regel van dit bestemmingsplan. De regel in artikel 2, lid 2.2, onder a, zorgt ervoor dat dergelijke regels voortaan buiten toepassing blijven, zodat alleen de regels van dit bestemmingsplan gelden. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat ook andere algemene regels buiten toepassing blijven.

De regel in lid 2.2 onder b is bedoeld om duidelijk te maken hoe de begrippen in artikel 1 gelezen moeten worden. Om te zien wat binnen een bestemming mag worden gebouwd en waarvoor de gronden en gebouwen mogen worden gebruikt, moeten de regels (en de begrippen) die bij de bestemming zijn vastgesteld worden gehanteerd. Op grond van lid 2.2, onder b, gelden de begrippen van artikel 1 alleen voor de algemene regels Woningsplitsing en kamerbewoning zoals die in voorliggend bestemmingsplan zijn opgenomen.

3.5.2 Gebiedsaanduiding - zone algemene regels

In artikel 3 is de gebiedsaanduiding - 'overige zone algemene regels Woningsplitsing en kamerbewoning' benoemd. Deze gebiedsaanduiding geldt voor het gehele plangebied en is nodig om aan te geven dat op deze gronden de algemene gebruiksregel geldt voor kamerbewoning en woningsplitsing (artikel 4 van de regels van dit bestemmingsplan).

3.5.3 Algemene gebruiksregels

In de nota Woningsplitsing en kamerbewoning zijn de kaders opgenomen wanneer kamerbewoning en woningsplitsing is toegelaten. Dit bestemmingsplan vormt een uitwerking van de nota. In dit bestemmingsplan wordt verstaan onder het begrip 'kamerbewoning', kort samengevat, het 'verkameren van een woning'. Kamerbewoning is het verbouwen of anders gebruiken van een gedeelte van een bestaande zelfstandige woonruimte (een woning) in een onzelfstandige woning (een kamer). Het komt erop neer dat in een zelfstandige woonruimte (een woning) een of meer onzelfstandige woonruimtes wordt gevormd. Een onzelfstandige woonruimte is een kamer en de bewoner is daarbij afhankelijk van de wezenlijke voorzieningen elders in de woning, zoals een badruimte, toilet en keuken.

Woningsplitsing is het verbouwen of splitsen van een woning zodat een extra woning wordt gerealiseerd.

In artikel 4 is aangegeven dat een gebruikswijziging niet mag leiden tot kamerbewoning en woningsplitsing. Het gaat hierbij om een gebruikswijziging van het bestaande gebruik van een bestaande woning. Hiermee wordt gedoeld op het legale gebruik en de legale bebouwing zoals aanwezig ten tijde van het in werking treden van het voorbereidingsbesluit Woningsplitsing en kamerbewoning zoals de raad heeft besloten op 11 oktober 2018, RV 58/2018. Dit besluit is bekend gemaakt op 12 oktober 2018 in het Gemeenteblad (nummer 2018/215568) en de Staatscourant (nummer 2018/57624) en in werking getreden op gelijke datum. Deze regeling beoogt alleen de verkamering en de woningsplitsing te reguleren die is ontstaan of gerealiseerd na datum van in werking treden van het voorbereidingsbesluit. De reeds bestaande legale verkamerde en gesplitste woningen gerealiseerd van voor deze datum zijn toegestaan. Onder het oude planologisch regime waren deze woonvormen veelal toegestaan en met de nieuwe regeling worden deze oude gevallen als het ware bevroren. Voor nieuwe gevallen van kamerbewoning en woningsplitsing in bestaande woningen zijn de regels van dit plan van toepassing en is veelal een omgevingsvergunning voor het afwijken vereist.

Dit is het geval als voor de verkamering of woningsplitsing al of niet een omgevingsvergunning voor bouwen is voorgeschreven. In de meeste gevallen is voor de verkamering of woningsplitsing geen omgevingsvergunning voor bouwen vereist. Het gaat dan om het veranderen van het gebruik van 1 woning voor meer dan 1 huishouden, of het gebruiken van de woning in de vorm dat een extra woning wordt gevormd.

In leden b en c zijn de uitzoneringen voor de hospitabewoning en verkamering tot 2 wooneenheden opgenomen. De hospitaregeling komt er kortgezegd op neer dat in een woning de hoofdbewoner twee onzelfstandige wooneenheden (kamers) mag verhuren aan elk een persoon. Verkamering van een woning tot twee onzelfstandige wooneenheden is eveneens uitgezonderd van de vergunningplicht indien de wooneenheden elk worden bewoond door maximaal 1 persoon.

Van het algemene regeling kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken (binnenplanse afwijkingsbevoegdheid) voor verkamering (artikel 4.2) en woningsplitsing (artikel 4.3) als na de fysieke leefbaarheidseisen en de algemene leefbaarheidstoets uit de nota Kamerbewoning en woningsplitsing blijkt dat sprake is van kwalitatief goede onzelfstandige woonruimten (bij verkamering) danwel woningen (bij splitsen) ontstaan.

Bij verkamering is daarnaast nog voorgeschreven dat het gaat om verkamering van 3 of maximaal 4 kamers die elk worden bewoond door 1 persoon en de verkamering plaatsvindt in het hoofdgebouw.

Met de situering in het hoofdgebouw wordt kamerbewoning in bijbehorende bouwwerken zoals schuurtjes in de tuin op voorhand uitgesloten. Schuurtjes zijn vaak gesitueerd in het achtererfgebied bij woningen. Het is niet wenselijk dat daar wordt gewoond. Het achtererfgebied in de bestaande stad is meestal ingericht als tuin. Het gebruik van een schuurtje als kamer of zelfstandige woning is een afwijkend gebruik in dat gebied en geeft relatief grote kans op overlast bij de omwonenden.

Kamerbewoning wordt toegestaan wanneer de onzelfstandige woonruimte (kamer) wordt bewoond door maximaal één persoon. Dit ter voorkoming van overbewoning.

Bij woningsplitsing is vereist dat de te vormen nieuwe woning tenminste een oppervlakte heeft van 50 m² GBO. De minimale gebruiksoppervlakte-eisen worden gesteld om een minimale woonkwaliteit voor zelfstandige woonruimte te waarborgen en sluit aan bij de groeiende behoefte aan woningen voor één- en tweepersoonshuishoudens in Almere de komende jaren.

Woningsplitsing is mogelijk, na een algemene en fysieke leefbaarheidstoets, als tenminste de nieuwe woningen een minimum gebruiksoppervlakte hebben van 50m². Daarmee wordt een minimale woonkwaliteit voor zelfstandige woonruimte te waarborgen en dat het aansluit bij de groeiende behoefte aan woningen voor één- en tweepersoonshuishoudens de komende jaren. Deze norm is als waarborg dat overlast in de omgeving van de woning wordt voorkomen.

Het effect van de minimummaat van 50m² gebruiksoppervlakte is dat splitsen van woning slechts in aanmerking komt als de initiële woning een gebruiksoppervlakte heeft van tenminste 100m². Deze 100m² is de gemiddelde maat van de woningen in Almere, en daarmee wordt voorkomen dat er extra druk ontstaat als een bestaande woning in een bestaande woonwijk wordt gesplitst in drie of meer appartementen. Dat geeft een extra belasting op de directe omgeving van de woning (door bijvoorbeeld extra parkeerdruk).

Er is een tendens waar te nemen dat er behoefte is aan kleinere goedkope nieuwbouw appartementen en het is voorstelbaar dat een initiatiefnemer een woning wil verbouwen om één extra kleiner appartement te realiseren. Om aan deze reden wordt voorgesteld om de mogelijkheid op te nemen om in een woning één appartement met een gebruiksoppervlakte van ca 30m² op te nemen. Op die manier wordt tegemoet gekomen aan de mogelijkheid om één extra klein appartement te realiseren. Hieraan wordt dan de voorwaarde gekoppeld dat de andere woning een gebruiksoppervlakte heeft van ten minste 70m². Op die manier wordt voorkomen dat woningen van 100m² in meer dan twee woningen worden gesplitst.

Zie hieronder onder de kop 'Minimummaten voor kamerbewoning en woningsplitsing' voor een nadere toelichting.

Toets aan parkeernormen

Bij de gebruiksverandering dient ook te worden voldaan aan de geldende parkeernormen van het onderliggende bestemmingsplan. Momenteel wordt middels een parapluherziening gewerkt aan een algemene parkeerregeling in bestemmingsplannen. Een ontwerp van het desbetreffende bestemmingsplan Parapluherziening parkeren heeft afgelopen jaar ter inzage gelegen. Bij inwerkingtreden van die bestemmingsplanherziening dient bij gebruikswijziging te worden voldaan aan de parkeernorm zoals aangegeven in de Nota parkeernormen 2019. Deze normen zijn tot op heden nog niet in werking getreden. In de beleidsnota Woningsplitsing en kamerbewoning zijn daarom de parkeernormen voor kamerbewoning en woningsplitsing uit de Nota parkeernormen 2019 opgenomen.

Minimummaten voor kamerbewoning en woningsplitsing

In het beleid is als hoofdlijn aangegeven dat een hoofdbewoner een of twee kamers in zijn woning aan iemand kan verhuren waarbij de hoofdbewoner in ieder geval 50% van de woning bewoond. Dit is de zogenaamde Hospitaregeling. Deze vorm van kamerbewoning is in beginsel toegestaan evenals het verkameren van een woning in twee onzelfstandige wooneenheden die elk worden bewoond door 1 persoon.

In het Bouwbesluit is bepaald, dat bij bewoning van een woning door een huishouden elke bewoner gemiddeld minimaal 12 m² gebruiksoppervlak tot zijn beschikking moet hebben. Vanuit een oogpunt van veilig en gezond gebruik (hygiëne) is dit de absolute ondergrens voor een woonfunctie.

De gemeente Almere heeft ervoor gekozen om in het beleid een minimumomvang van de woning voor te schrijven voordat kamerbewoning of woningsplitsing wordt toegestaan. De regeling beoogt te voorkomen dat te kleine woningen worden verkamerd of gesplitst aangezien dit een ruimere mogelijkheid tot verkamering tot gevolg heeft en daarmee extra ruimtelijke effecten kan hebben op de wijk en buurt waar de (kleinere) woningen zijn gelegen. Door verkamering en het splitsen van kleine woningen is de kans aanwezig dat door extra kamerbewoning de in het beleid beschreven druk op de omgeving (overlast o.a. veroorzaakt door verschillende levensritmen, parkeren) meer dan evenredig toeneemt, en er geen sprake meer kan zijn van een goed woon- leefklimaat.

Bij het instellen van een minimummaat van de woning die verkamerd of gesplitst wordt speelt eveneens mee dat bij kamerbewoning meer behoefte aan wederzijdse privacy en een intensiever gebruik van gezamenlijke voorzieningen is dan bij zelfstandige bewoning. De mate waarin kamerbewoning overlast kan veroorzaken voor de omgeving heeft ook een relatie met de ruimte die de individuele bewoners in de woning tot hun beschikking hebben. De minimale gebruiksoppervlakte-eisen worden gesteld om een minimale woonkwaliteit voor onzelfstandige woonruimte te waarborgen.

Uit cijfers van de Almeerse woningvoorraad blijkt dat de gemiddelde gebruiksoppervlakte voor een Almeerse woning is 100m2 en hierbij zijn gemiddeld 3 of 4 kamers aanwezig, en gemiddeld heeft een woning van 80m2 gebruiksoppervlakte (GBO) 3 kamers [bron: team wonen, Aantal kamers naar GBO, juli 2017]. De voorgeschreven minimummaat om verkamering toe te staan sluit hierbij aan.

Uitgangspunt is dat het niet gewenst is dat woningen met een kleinere gebruiksoppervlakte (GBO) dan 80m² worden verkamerd voor maximaal 3 personen. Voor het verkameren aan 4 personen wordt een minimummaat van de woning voorgeschreven waar minimaal 100m² gebruiksvloeroppervlakte (GBO) per bewoner aanwezig is. Dit komt rekenkundig neer op ongeveer 25 m² gebruiksvloeroppervlakte (GBO) per bewoner.

Na verkamering is voor bewoners gemiddeld 25 m2 gebruiksoppervlakte (volgens de normen van NEN 2580) inclusief gemeenschappelijke ruimtes beschikbaar in de woning. Kamerbewoning dient te gebeuren in het hoofdgebouw.

Op grond van de regels is een omgevingsvergunning vereist voor het afwijken van het bestemmingsplan voor verkamering indien in de woning maximaal 4 kamers worden bewoond door elk één persoon.

Bij het bepalen van het minimale gebruiksoppervlak wordt niet naar boven afgerond.

Voor woningsplitsing geldt een minimummaat van tenminste 50m² gebruiksvloeroppervlakte. In aanvulling op deze regeling is de mogelijk opgenomen om een woning te splitsen in twee woningen waarbij één extra woning een gebruiksoppervlakte heeft van 30m², mits de andere woning een gebruiksvloeroppervlakte heeft van ten minste 70m².

3.5.4 Overgangsrecht en slotregel

In artikel 5 is het overgangsrecht opgenomen. Het Besluit ruimtelijke ordening schrijft voor dat in elk bestemmingsplan overgangsrecht moet worden overgenomen. Wanneer de in het plan opgenomen regels, voor wat betreft bebouwing of gebruik afwijken van een bestaande legale situatie, dan zijn daarop de overgangsbepalingen van toepassing. De overgangsbepaling heeft tot doel bestaande legale belangen te respecteren. De bestaande legale gevallen die al in overeenstemming zijn met het voorgaande planologisch regime kunnen het huidige gebruik blijven voortzetten. Door toevoeging van 'bestaande'woning en 'bestaande'gebruik is aangegeven dat de legale woningen en gebruik van voor peildatum van in werking treden van het voorbereidingsbesluit (12 oktober 2018) zijn toegestaan. De nieuwe regeling van voorliggend bestemmignspaln deldt voor alle nieuwe gevallen van kamerbewoning en woningsplitsing.

Het voorliggend bestemmingsplan is met name van toepassing op nieuwe gevallen van kamerbewoning en woningsplitsing. Voor deze nieuwe gevallen dient, na inwerking treden van dit bestemmingsplan, een aanvraag omgevingsvergunning worden ingediend. Voorliggend bestemmingsplan vormt dan het planologische toetsingskader voor deze aanvragen omgevingsvergunning.

In de slotregel (artikel 6) is de naam van het bestemmingsplan, de citeertitel, opgenomen.

Hoofdstuk 4 Implementatie

4.1 Economische uitvoerbaarheid

De in het plan opgenomen regeling betreft de introductie en uniformering van regels voor Woningsplitsing en verkamering. De algemene regels voor Woningsplitsing en verkamering voorkomen een ongunstig effect dat het (bouwkundig) vormen en omzetten van woningen kan hebben op de waarde van de omliggende woningen. De verwachting is dat er geen planschade door dit plan ontstaat. Met een bestaand recht voor kamerverhuur wordt bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning rekening gehouden. Ook bestaat de mogelijkheid voor bestaande kamerbewoning en gesplitste woningen om alsnog een omgevingsvergunning in te dienen.

4.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het beleid Woningsplitsing en kamerbewoning is opgesteld als reactie op vele klachten van bewoners over de gevolgen van het splitsen en verkameren van woningen in hun buurt. Voorliggend bestemmingsplan stelt regels ter uitvoering van dit beleid.

Dit parapluplan uniformeert de algemene regels voor woningsplitsing en kamerbewoning in de Almere.

Vooroverleg

In dit bestemmingsplan spelen de belangen die behartigd worden door de instanties als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening geen rol. Deze instanties is daarom niet om advies gevraagd.

Zienswijzen

Voor het ontwerp bestemmingsplan wordt de Wro-procedure gevolgd. Dit houdt in dat het nieuwe bestemmingsplan als ontwerp voor een periode van zes weken ter visie (van 10 oktober 2019 tot en met 20 november 209) is gelegd (conform het bepaalde in artikel 3.8 Wro en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht). Ook is tijdens de terinzagelegging, op 30 oktober 2019 een inloopavond gehouden waar bewoners en bedrijven informatie konden krijgen over het plan.

Er zijn drie zienswijzen ingediend.

De zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de Nota zienswijzen. In deze Nota zienswijzen staat ook welke wijzigingen zijn aangebracht in het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan.

Uit het bovenstaande blijkt dat het bestemmingsplan maatschappelijk uitvoerbaar is.

Bijlagen

Bijlage 1 Beleidskader

Hoofdstuk 1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Ze schetst de ontwikkelingen en ambities voor Nederland in 2040. Ingezet wordt op het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen en laat meer over aan gemeenten en provincies. Deze nationale belangen zijn:

  • 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 5. Een robuust hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • 7. Het instandhouden van het hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van de mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling;
  • 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele plannen.

Daarnaast blijft het Rijk betrokken bij gebiedsontwikkelingen van nationaal belang, waaronder Schaalsprong Almere, de Zuidas en Rotterdam-Zuid.

Almere maakt onderdeel uit van het MIRT-gebied Noordwest-Nederland. Het MIRT-gebied Noordwest-Nederland beslaat de provincies Noord-Holland en Flevoland en het IJsselmeergebied. De Metropoolregio Amsterdam is binnen dit gebied de grootste stedelijke regio. Een opgaven van nationaal belang in dit gebied is onder meer het mogelijk maken van de drievoudige schaalsprong in het gebied Amsterdam-Almere-Markermeer (woningbouw, infrastructuur en groen/blauw) samen met betrokken overheden (RRAAM).

Het gebied van en rond de Metropoolregio Amsterdam kent een grote ruimtedruk. De regio staat voor een forse woningbouwopgave, zowel kwantitatief als kwalitatief. In het gebied van de Noordvleugel (exclusief het Utrechtse deel) is er tot 2040 vraag naar bijna 290.000 extra woningen om in de groei van het aantal huishoudens te voorzien. Tegelijkertijd is er de opgave om woningen die niet meer voorzien in de behoefte te vervangen (tot 2040 ruim 140.000 woningen).

Verder is in de SVIR de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro: artikel 3.1.6 lid 2). Hierin is vastgelegd dat provincies en gemeenten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken (in respectievelijk een provinciale verordening of een bestemmingsplan) de ladder moeten doorlopen. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling is als volgt gedefinieerd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan is in verenigbaar met de nationale belangen in de SVIR.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (2012)

In de SVIR is aangegeven dat voor een aantal onderwerpen algemene regels door het Rijk moeten worden gesteld. Deze regels zijn concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect (door tussenkomst van de provincie) door te werken in de ruimtelijke besluitvorming van provincies en gemeenten. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is deze algemene maatregel van bestuur waarin de nationale belangen uit de SVIR juridisch zijn geborgd. De ministeriële regeling die bij het Barro hoort (Regeling algemene regels ruimtelijke ordening) is gelijk met het Barro in werking getreden.

De Rarro bevat een uitwerking van het ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart.

De eventuele hoogtebeperkingen rond radars voor bouwwerken en windturbines geldt niet voor voorliggend bestemmingsplan. Het onderhavige bestemmingsplan ziet op het reguleren voor kamerbewoning in woningssplitsing en maakt hoge gebouwen of de bouw van windturbines niet mogelijk.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Barro en Rarro.

RAAM-Brief

Rijk en regio willen de internationale concurrentiekracht en de duurzaamheid van de Noordelijke Randstad een impuls geven. In het programma Randstad Urgent zijn vijf grote projecten aangewezen die daaraan moeten bijdragen:

  • schaalsprong Almere;
  • verbetering openbaar vervoer tussen Schiphol, Amsterdam, Almere en Lelystad;
  • verbetering van de ecologische kwaliteit van het Markermeer en het IJmeer (toekomstagenda Markermeer-IJmeer, TMIJ);
  • de ontwikkeling van de luchthaven Lelystad in relatie tot de ontwikkeling van Schiphol;
  • verbetering van de bereikbaarheid via de weg en het openbaar vervoer tussen Almere, 't Gooi en Utrecht.

Deze vijf projecten worden bij de uitwerking en besluitvorming in samenhang bezien. Als onderdeel van deze aanpak heeft het Kabinet een aantal principekeuzes vastgesteld voor de ontwikkeling van het gebied tussen Amsterdam, Almere en Markermeer. Deze keuzes zijn gepresenteerd in de RAAM-brief die het Kabinet op 6 november 2009 heeft gepubliceerd. 'RAAM' staat voor 'Randstad-besluiten Amsterdam – Almere – Markermeer'. De RAAM-brief geeft de koers voor de na te streven ontwikkelingen aan. In de RAAM-brief heeft het kabinet ingezet op een westelijke ontwikkeling van Almere en dus niet voor een dominante ontwikkeling in oostelijke richting. Hier is het principe ontstaan dat de stedelijke ontwikkeling aan de westzijde van Almere plaatsvindt. Oosterwold krijgt een meer landelijke invulling.

Het bestemmingsplan is verenigbaar met de uitgangspunten van de RAAM-Brief

Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer (2013) (RRAAM)

In het Rijk-regioprogramma Amsterdam-Almere-Markermeer (verder: RRAAM) werken het Rijk, de provincies Noord-Holland, Utrecht en Flevoland en de gemeenten Almere en Amsterdam samen om de drievoudige ambitie op het gebied van woningbouw, bereikbaarheid en ecologie in de Noordelijke Randstad vorm te geven. Binnen RRAAM is onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Infrastructuur en Milieu in november 2013 de Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer vastgesteld.

De Noordvleugel van de Randstad is nationaal gezien één van de belangrijkste economische motoren en kan zich meten met andere topregio’s in Noordwest-Europa, zoals Londen, Parijs, het Ruhrgebied en Milaan. De Noordvleugel omvat het samenhangende stedelijke netwerk van het Noordzeekanaalgebied tot en met Utrecht, Amersfoort en Almere, met Amsterdam in het centrum. De regio kent aan de zuidkant een aaneenschakeling van grote functies als de Mainport Schiphol, het zakencentrum de Zuidas, de Jaarbeurs Utrecht en diverse grote woon- en werkgebieden. Met deze Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer wordt ingezet op versterking van de agglomeratiekracht van de Noordvleugel en daarmee op verbetering van de internationale concurrentiepositie van de Randstad als geheel.

Dit plan is verenigbaar met de Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer 2013

Bestuursovereenkomst RRAAM (2013)

Op 13 november 2013 is de Bestuursovereenkomst RRAAM ondertekend door het Rijk, de provincies Flevoland, Noord-Holland en Utrecht, de stadregio Amsterdam en de gemeenten Amsterdam en Almere (verder: RRAAM). De Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer is bindend voor het Rijk. Met deze bestuursovereenkomst leggen partijen de afspraken vast om tot uitvoering te komen van de drievoudige ambitie op het gebied van verstedelijking, bereikbaarheid en natuur & recreatie ter versterking van de internationale concurrentiepositie van de Noordvleugel, zoals uitgewerkt in de Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer.

Dit plan is verenigbaar met het Bestuursovereenkomst RRAAM 2013

Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 (2013) (IAK2)

Het Rijk, de provincie Flevoland en de gemeente Almere hebben op 20 november 2013 in de Uitvoeringsovereenkomst de afspraken vastgelegd om tot uitvoering te komen van de stedelijke ambitie Almere, zoals uitgewerkt in de Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer. Deze overeenkomst vervangt het eerdere Integraal Afsprakenkader (IAK) uit 2010. De afspraken in de uitvoeringsovereenkomst hebben betrekking op de integrale stedelijke ontwikkeling (Almere 2.0).

Dit plan is in verenigbaar met de Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 (2013) (IAK2)

Meerjarenprogramma Almere 2.0 (2018)

Op 22 februari 2018 is het Meerjarenprogramma Almere 2.0 vastgesteld voor de periode tot 2021. Op vele manieren wordt door Rijk en de regio samengewerkt aan een sterke en duurzame regio, die internationaal concurrerend is en waar het goed werken en wonen is. In RRAAM wordt middels een organische ontwikkeling toegewerkt naar het toekomstperspectief zoals beschreven in de Rijksstructuurvisie. In dit kader zijn tussen Rijk, gemeente Almere en provincie Flevoland afspraken gemaakt met betrekking tot de integrale stedelijke ontwikkeling van Almere, getiteld Almere 2.0: een westelijk georiënteerde stad met circa 60.000 nieuwe woningen ten opzichte van 2010 en een forse groei van het aantal arbeidsplaatsen. Er wordt gewerkt langs een organische ontwikkeling met een gefaseerde aanpak vanwege de lange looptijd. Dit betekent dat er geen vaststaand eindbeeld of einddatum voor de ontwikkeling wordt vastgelegd, maar dat stap voor stap, naar het toekomstperspectief wordt toegewerkt. In de Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 is vastgelegd dat het Overleg Almere 2.0 jaarlijks een Meerjarenprogramma opstelt. Hierin wordt geschetst wat de ambitie is voor de komende vijf tot tien jaar alsmede welke acties en investeringen daarbij horen.

Dit plan is verenigbaar met het MJP Almere 2.0

Gelet op het voorgaande is het bestemmingsplan in overeenstemming met het rijksbeleid.

Hoofdstuk 2 Provinciaal en regionaal beleid

Omgevingsvisie FlevolandStraks (2017)

De Omgevingsvisie FlevolandStraks geeft de visie van de provincie Flevoland op de toekomst van Flevoland. De visie gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen en opgaven er voor Flevoland liggen en welke ambities er zijn voor de toekomst. Het bijzondere verleden van de provincie vormt de basis voor de visie.

In 2030 en verder is Flevoland de kroon op de Nederlandse poldertraditie. Het toont waar Nederland groot in is: land maken uit water en hierin een samenleving tot bloei laten komen. Bij nieuwe ontwikkelingen is er evenwichtige aandacht voor fysieke, sociale en economische aspecten. Gelijktijdig wordt de eigenzinnige schoonheid van de oorspronkelijke opzet van de polders gekoesterd. Flevoland draait in 2030 grotendeels op duurzame energievoorziening. Kansen van de veranderende economie, waaronder circulaire economie, worden benut. In 2030 en verder onderscheidt Flevoland zich bovenregionaal met een aantal voorzieningen, die van excellente kwaliteit is, bijvoorbeeld excellente woonmilieus in Almere en groenblauwe natuur- en recreatiegebieden langs de randen van de Flevopolders.

In de Omgevingsvisie staat niet precies beschreven wat, waar en wanneer moet komen. Met de Omgevingsvisie wordt de koers voor de lange termijn uitgezet. Hierbij worden de bovenlokale opgaven met een provinciaal belang en met een langetermijnperspectief gedefinieerd. De visie is richtinggevend voor alle andere - deels verplichte - provinciale programma's en plannen.

Deze Omgevingsvisie vervangt het visiedeel (deel I) uit het Omgevingsplan 2006. De beleids- en uitvoeringsdelen uit het Omgevingsplan 2006 worden in de toekomst gefaseerd vervangen door onder meer programma's en regels in een omgevingsverordening.

Dit bestemmingsplan wijkt niet af van de Omgevingsvisie FlevolandStraks (2017)

Omgevingsprogramma Flevoland (2019)

Dit Omgevingsprogramma anticipeert op de toekomstige Omgevingswet, waarin staat dat een provincie moet beschikken over een programma. Daarin is al het beleid voor ontwikkeling, gebruik, beheer, bescherming of behoud van de fysieke leefomgeving gebundeld. Daarmee zijn beleidskeuzes compact en de samenhang geborgd. Het programma bindt de provincie, maar gemeenten en waterschappen moeten er bij het maken van plannen of beleid wel rekening mee houden.

Het programma bestaat uit het onderdeel A Ruimte: doel is een goede woon-, werk- en leefomgeving. Grootschalige ontwikkelingen mogen, omdat in omliggende regio's daarvoor geen ruimte is. Voorwaarde is een evenwichtige ontwikkeling. Bereikbaarheid, voorzieningenniveau en werkgelegenheid moeten worden verbeterd.

    • 1. Stedelijk gebied

ontwikkeling van vitale steden en dorpen; efficiënt ruimtegebruik, versterking draagvlak voor voorzieningen; nieuwe solitaire clusters buiten stedelijk gebied in beginsel niet, tenzij kwaliteitsimpuls;

- wonen: meer differentiatie in woningen nodig (starters, ouders, alleenstaanden), kwaliteitsbehoud bestaande woningvoorraad. In Almere is behoefte aan specifieke woonmilieus, vb waterfronten; meer sociale huur, woonzorgvormen, menging van wonen, voorzieningen en werken;

- werklocaties: verantwoordelijkheid bij gemeenten; gedifferentieerd aanbod zodat elk bedrijf een geschikte locatie kan vinden; kantorenvoorraad terugbrengen, maar nieuwe ontwikkelingen mogen ook en concentratie bij goed ontsloten gebieden;

    • 1. Landelijk gebied

vitaliteit vergroten en gebruiksmogelijkheden afstemmen op maatschappelijke behoeften; vrijkomende agrarische erven en schaalvergroting; glastuinbouw behouden; niet-agrarische activiteiten mogen mits verweven met landbouw; huisvesting arbeidsmigranten is mogelijk mits...; Oosterwold is uitzondering op bundelingsbeleid en daar is dus stedelijke ontwikkeling mogelijk.

Het Omgevingsprogramma biedt mogelijkheden onder voorwaarden voor afwijking van het bovenstaande en ook voor experimenten die niet onder die voorwaarden vallen.

Zie link Omgevingsprogramma Flevoland, waarmee direct naar het Omgevingsprogramma kan worden gegaan. Als op het relevante gebied geklikt wordt, vindt direct doorschakeling naar de desbetreffende beleidsregels plaats.

Het bestemmingsplan wijkt niet af van het omgevingsprogramma Flevoland (2019)

Omgevingsverordening Flevoland (2019)

De provincie wil anticiperen op de Omgevingswet en daarom is de omgevingsverordening opgesteld. Dit betekent dat alle regels met betrekking tot omgevingsrecht (in dit geval de provinciale) in één regeling worden gebundeld. De verordening bestaat uit drie soorten regels: algemene regels en vergunningstelsels gericht op burgers, regels gericht tot bestuur zoals omgevingswaarden en beoordelingsregels voor aanvragen en als derde instructieregels over uitoefening van taken en bevoegdheden door gemeenten en waterschappen.

De Omgevingsverordening ziet net als de Omgevingswet op alle regels inzake de fysieke leefomgeving (bouwen, infra, water, bodem, lucht, landschap, natuur en cultureel erfgoed) en bestaat daarom uit regels met betrekking tot:

  • windenergie, grondwaterbescherming, water, NNN, schaliegas, luchtvaartstiltegebied, ontgassen binnenvaart, bodemsanering, ontgrondingen, wegen, vaarwegen en handhaving;
  • uitvoering Wet natuurbescherming;
  • kwaliteit VTH omgevingsrecht;
  • zonne-energie.

Zie link Omgevingsverordening Flevoland, waarmee direct naar de Omgevingsverordening kan worden gegaan. Als op het relevante gebied geklikt wordt, vindt direct doorschakeling naar de desbetreffende regels plaats.

Het bestemmingsplan wijkt niet af van de Omgevingsverordening Flevoland 2019

Gelet op het voorgaande is het bestemmingsplan in overeenstemming met het provinciaal en regionaal beleid.

Hoofdstuk 3 Gemeentelijk beleid

Het beleidskader van de gemeente Almere en een overzicht van de beleidsdocumenten kan worden geraadpleegd via de website: \http://www.almere.nl/bestuur/gemeentelijk-beleid/

3.1 Ruimtelijke ontwikkeling

Almere Principles (2009)

Almere wil in 2030 de meest duurzame stad van Nederland zijn. In 2007 zijn op basis van de Cradle to cradle uitgangspunten zeven Almere Principles ontwikkeld. De principes dienen als leidraad bij de verdere ontwikkeling van de stad en luiden als volgt:

1. Koester diversiteit

2. Verbind plaats en context

3. Combineer stad en natuur

4. Anticipeer op verandering

5. Blijf innoveren

6. Ontwerp gezonde systemen

7. Mensen maken de stad

Almere kent een goede uitgangspositie om de schaalsprong vanuit duurzaamheids principes te benaderen. De keuze is ook niet los te zien van de historie van de stad. Almere is vanaf het begin bedacht en opgebouwd vanuit duurzaamheid. Dat bewijzen de blauwgroene structuur, het meerkernige stadsconcept, het gescheiden verkeerssysteem en de doordachte afvalstructuur. Omdat Almere daarnaast een jonge stad is, is de basiskwaliteit van gebouwen en omgeving hoog. Almere stelt duurzaamheideisen aan zowel de bestaande stad als aan de nieuw te bouwen stadsdelen. Het gaat niet alleen om de gebouwde omgeving, maar ook om de openbare ruimte, om beheer en om duurzame sociale en economische processen.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Almere Principles. Het vertaalt de kaders uit het beleid (Beleidsnota Woningsplitsing en kamerbewoning) in een regeling die verschillende woonvormen (diversiteit) reguleert waarbij rekening wordt gehouden met de leefbaarheid van de omgeving.

Omgevingsvisie Almere (2017)

Volgens plan is Almere uitgegroeid tot een moderne tuinstad van stadsdelen in een groen-blauw raamwerk. De omgevingsvisie is erop gericht dit te behouden, maar ook de vele uitdagingen aan te kunnen gaan. Deze visie is gebaseerd op twee principes: organische ontwikkeling (spontaan, geen vast eindbeeld) en adaptief beleid (inspelen op verrassingen, geen blauwdrukken). Deze principes liggen ten grondslag aan vier uitgangspunten:

  • 1. ontwikkel en onderhoud het goede.
  • 2. van tuinstad naar growing green city: de bestaande afwisseling van groen-blauw en bebouwing moet worden behouden, maar in de growing green city staan de vele betekenissen van groen centraal: Almere is op termijn een stad die gezond eten, schone energie en zuiver water produceert, waar afval wordt hergebruikt met een grote rijkdom aan planten en dieren.
  • 3. onderscheidende positie in metropolitaan netwerk: Almere levert aan de noordelijke randstad als sterke, aantrekkelijke regio een grote bijdrage met een gedifferentieerd, anders (dan in de regio) woningaanbod én de unieke ligging aan bijzondere landschappen. De as Haarlemmermeer-Schiphol-Amsterdam-Almere staat centraal en de groei met 60.000 inwoners en 100.000 arbeidsplaatsen.
  • 4. uitnodiging aan iedereen: met eigen initiatieven bijdragen aan de ontwikkeling van Almere. De gemeente stimuleert en ondersteunt initiatieven en stelt de kaders waarbinnen initiatieven mogelijk zijn, om prioriteiten te stellen en om opgaven van algemeen belang te kunnen realiseren. Daarvoor is een ruimtelijke hoofdstructuur vastgelegd. Dit toont per laag aan wat waardevol is en welke kaders gelden bij initiatieven:
    • a. polderlaag (water, cultuurhistorie, natuurontwikkeling): kwaliteit water omhoog, meer waterberging, bescherming grondwater, recreatieve waarde van het water verbeteren, optimaal profiteren van de natuur bij projecten, blauw-groene buffers versterken, toegankelijkheid/ herkenbaarheid van de grote bossen verbeteren, aandacht voor de gebieden Oosterwold, Trekwegzone en Duin.
    • b. netwerklaag (wegen, spoor, busbanen, fietsroutes): functionaliteit van infrastructuur (IJmeerlijn, Stichtselijn, nieuw Station centrum en fiets-auto-openbaarvervoer), focus op duurzame energie, kwaliteit ICT-netwerken, 'slimmer maken van de stad (automatische afvalverwerking);
    • c. stedelijke laag (meerkernige opzet, bijbehorende voorzieningen, diversiteit): 'mensen maken de stad': inwoners en bedrijven geven zelf vorm aan de eigen toekomst en met betrekking tot voorzieningen.

- wonen en werken: functiemenging, meer betaalbare woningen voor senioren, kleine huishoudens voor beter evenwicht, transformatie, negen focusgebieden (zie programmaplan wijkgericht werken).

- wonen en zorg: zo lang mogelijk zelfstandig wonen door voldoende geschikte woningen waar zorg geleverd kan worden, bv. (groeps)woningen voor begeleid wonen.

- centrale voorzieningen: versterking Almere centrum, functiemenging in stads(deel)centra

- detailhandel: complementariteit van winkelcentra versterken, met name Poort, Buiten en Haven.

- sociaal-maatschappelijke voorzieningen: in alle stadsdelen gezondheidscentra, basisscholen en buurtontmoetingscentra.

- culturele voorzieningen: bevorderen vraag en faciliteren.

- onderwijs: versterken leer- en werkomgeving, opstellen integraal Huisvestingsplan Onderwijs (stadscentrum als campus, gezamenlijk ruimtegebruik), groenonderwijs.

- toerisme en recreatie: ruimte bieden voor kansrijke initiatieven, versterken kust-Duin en Nationaal Park.

- sport: clusteren van voorzieningen, direct in woonomgeving, uitnodigende groen-blauwe structuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BPPAR04-vg01_0002.png"

figuur: ruimtelijke hoofdstructuur

Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de omgevingsvisie. Het reguleert diversiteit en verschillende woonvormen.

Woonvisie Almere 2.0 op weg naar 2030 (2009)

De Woonvisie 2.0 bevat een aantal uitspraken die richting geven aan de grote ambities waar Almere voor staat: de ontwikkeling naar een complete, diverse en aantrekkelijke stad. In de visie is deze ambitie verder uitgewerkt en vertaald in een woningbouwprogramma tot 2030. De Woonvisie is onderdeel van de strategische koers die in de Structuurvisie Almere 2.0 is uitgezet. Met de bouw van 60.000 woningen in de periode 2010-2030 moet Almere uitgroeien tot een ecologische, sociale en economisch duurzame stad. De Woonvisie zet in op deze ambities op de volgende wijzen:

  • 1. realiseren van het, met de Rijksoverheid overeengekomen, aantal van 60.000 nieuwe woningen.
  • 2. Almere wordt de proeftuin van cradle-to-cradle bouwen: duurzaamheid wordt een leidend principe bij de ontwikkeling en het beheer van de bestaande en de nieuwe stad. Door duurzaam te bouwen blijft het mogelijk om betaalbaar en levensloopbestendig wonen te faciliteren. Het blauwgroene casco wordt gehandhaafd als een sturend element en door rond de centra compacter en hoger te bouwen blijft de karakteristieke groene structuur behouden.
  • 3. Almere wordt door toe- en invoeging van nieuwe woon- en werkmilieus een gedifferentieerde, complete woonstad die ook aantrekkelijk is voor 'nieuwe' doelgroepen zoals studenten, creatievelingen en startende ondernemers. Te denken valt aan onder meer woonmilieus 'centrum-stedelijk', 'centrumrand', 'villawijk' en 'landelijk'. Het woningbouwprogramma is gedifferentieerd naar prijs, type en eigendomsverhoudingen. Dit geldt voor de nieuwe en bestaande stadsdelen. Differentiatie in bestaande stadsdelen heeft tot doel het doorbreken van de eenzijdigheid, het versterken van de concurrentiekracht en het faciliteren van wooncarrières. Zo ontstaat een volledig palet van alle soorten woningen in iedere wijk, buurt of straat, zodat iedereen overal kan wonen.
  • 4. wonen is betaalbaar en toegankelijk voor iedereen: Almere biedt dus voldoende betaalbare woningen (koop en huur) aan, goed verspreid over de verschillende stadsdelen. Uitgangspunt is een kernvoorraad van 30% sociale woningbouw per stadsdeel. Van alle nieuwbouw is 35% sociaal, waarvan 25% huur en 10% koop. Deze sociale woningbouw moet ook duurzaam sociaal blijven (bijvoorbeeld door middel van erfpacht). Elke wijk moet uiteindelijk bestaan uit tenminste 30% huurwoningen.
  • 5. Almere is een zorgzame en leefbare stad: wij bieden mensen de mogelijkheid om zo lang mogelijk zelfstandig te wonen (voldoende rolstoelgeschikte, aanpasbare en gelijkvloerse woningen). Als het thuiswonen niet meer lukt, zorgt Almere voor voldoende, op de behoefte toegesneden woonzorgvoorzieningen, die nodig zijn om het sociale cement kansen te geven.
  • 6. de eindgebruiker staat centraal: mensen moeten meer directe zeggenschap krijgen over de bouw van hun eigen woning. Doelstelling is dat 30% van de woningbouw in de vorm van particulier opdrachtgeverschap plaatsvindt. Daarnaast moeten bewoners meer te zeggen krijgen over de woonomgeving. De gemeente wil corporaties en beleggers nog meer bij de stad betrekken.
  • 7. een flexibeler ingericht plan- en productieproces voor alle soorten woningbouw om de ontwikkelingen in vraag en aanbod sneller te kunnen volgen.

Dit bestemmingsplan sluit aan bij de doelstelling voor een gedifferentieerde stad en voor leefbaarheid en sociale cohesie in de wijken.

Op het moment van het opstellen van dit bestemmingsplan wordt gewerkt aan de herziening van de Woonvisie.


Plan van aanpak studentenhuisvesting (2011), visiedocument

Een voldoende en kwalitatief goed aanbod aan huisvesting is samen met een goed aanbod aan Hoger
Onderwijs belangrijk voor de ontwikkeling van Almere. Het trekt nieuwe studenten aan en is ook van
belang bij het binden van toekomstig hoogopgeleiden aan de stad en het creëren van nieuwe
werkgelegenheid. Het draagvlak van voorzieningen wordt groter en studenten dragen bij aan de
levendigheid van de stad. Het Plan van aanpak studentenhuisvesting geeft concreet aan wat de opgave is, hoe de organisatie eruit moet zien, welke activiteiten, hoe, met wie en wanneer ontwikkeld moeten gaan worden, met als eindresultaat een divers en flexibel aanbod aan studentenhuisvesting. De toenemende behoefte aan studentenhuisvesting zal de eerstkomende jaren worden opgevangen binnen de bestaande woningvoorraad. Dit in samenspraak met de woningcorporaties die bezit hebben in Almere en particuliere aanbieders. Op langere termijn, vanaf 2014/2015, zullen, naar verwachting, extra studentenwoningen, hetzij in nieuwbouw, dan wel door transformatie van bestaand vastgoed (of een combinatie van beide) ontwikkeld moeten worden.

Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met het plan van aanpak studentenhuisvesting (2011) visiedocument. Studentenhuisvesting is in de bestaande woningvoorraad mogelijk, mits er geen onevenredige negatieve invloed is op de leefomgeving.

Beleidsnota Woningsplitsing en kamerbewoning CONCEPT

Deze beleidsnota geeft kaders waarin woningsplitsing en kamerbewoning is toegestaan.

Dit bestemmingsplan vertaalt de uitgangspunten van de beleidsnota in een algemene gebruiksregel.

3.2 Bereikbaarheid en mobiliteit

Nota Mobiliteitsplan Almere (2012)

Keuzes op het gebied van verkeer en vervoer zijn in belangrijke mate voorwaardenscheppend voor stedelijke ontwikkelingen. Ze werken ook door in het dagelijks leven op straat. Het gaat dan met name om een goede bereikbaarheid, maar óók om de wijze waarop verkeer en vervoer wordt ingebed in het stedelijk weefsel. De volgende 8 hoofdkeuzes worden gemaakt:

  • 1. Stimuleren economische ontwikkeling door verbeteren regionale bereikbaarheid, handhaven goede interne bereikbaarheid en versterken van wijkeconomie met introductie stadsstraten;
  • 2. Betere inpassing infrastructuur in stedelijk weefsel en aanwenden infrastructuur ter ondersteuning van organische groei;
  • 3. Handhaven van een gezond, verkeersveilig en duurzaam verkeerssysteem met aandacht voor initiatieven uit de markt;
  • 4. Vasthouden kwalitatief hoogwaardig openbaar vervoer waarbij de sociale veiligheid en de inpassing in het stedelijk weefsel verbeteren;
  • 5. Realiseren hoger fietsgebruik door het aanbieden van een kwalitatief hoogwaardig, sociaal veilig en kostenefficiënt hoofdfietsnetwerk;
  • 6. Aanbieden van veilige en prettige looproutes in woonwijken en winkelcentra en openbaar vervoer voorzieningen;
  • 7. Vasthouden van de goede interne bereikbaarheid per auto met aandacht voor inpassing, beleving en oriëntatie;
  • 8. Parkeeroplossingen op maat voor bewoners, bezoekers en werknemers.

Doelstellingen met ruimtelijke betekenis zijn:

  • Meer functiemenging;
  • Maken van stadsstraten: straten of lanen die een meer stedelijke uitstraling hebben door het verkeer niet meer strikt van de omgeving te scheiden; ook ter versterking van de wijkeconomie;
  • Concentratie van voorzieningen rondom knooppunten (m.n. stations);
  • Verbetering sociale veiligheid op fietsroutes (onder andere bundeling met auto-infrastructuur cq langs (woon)bebouwing), looproutes en openbaar vervoer. Tenminste één sociaal veilige fietsroute tussen stadsdelen;
  • In nieuwe gebieden met de gebruikelijke Almeerse dichtheid en hoger wordt het systeem van verkeersscheiding grotendeels doorgezet (eventueel eigen rijstrook, in plaats van aparte infrastructuur). In nieuwe gebieden met lagere dichtheden kan in principe van dit systeem worden afgestapt. In bestaand gebied geen grote ingrepen;
  • Openbaar vervoer en fiets krijgen prioriteit boven de auto;
  • Hoofdfietsnetwerk met ongelijkvloerse kruising van de dreven;
  • Doorgaand autoverkeer weren uit woongebieden;
  • Aandacht voor verkeersveilige schoolomgeving;
  • Capaciteitsvergroting regionale vervoersverbindingen (ov en auto);
  • Op langere termijn een IJmeerverbinding als voorwaarde voor gezonde groei Almere;
  • Bij interne bereikbaarheid krijgen economisch belangrijke gebieden (zoals het Stadscentrum en het centrum van Almere Buiten inclusief Doemere) prioriteit.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de uitgangspunten van dit beleidsplan.

Momenteel wordt gewerkt aan de herziening van de Nota Mobiliteitsplan.

Nota parkeernormen 2019 (2012)

Concept

Diverse parkeernormen opgenomen voor diverse functies in de stad, waaronder kamerbewoning en woningsplitsing.

In de regels van dit bestemmingsplan is een dynamische verwijzing opgenomen naar deze nota. Zie paragraaf 3.5.3. voor de dynamische verwijzing. Bij de vergunningplicht is de desbetreffende parkeernorm geldend.

 

3.3 Werk in de stad

Gemeentelijke Visie op de Werklocaties (2016)

De Gemeentelijke Visie op Werklocaties (= GVW) vormt het beleidskader voor het vestigen van economische activiteiten. De dynamiek in de huisvesting van economische activiteiten is groot en de GVW geeft de kaders om te bepalen waar initiatieven kunnen komen en welke ruimtelijke randvoorwaarden daarbij gelden. Uitgangspunt is dat overal in Almere gewerkt kan worden. Daarbij passen een optimale flexibiliteit en functiemenging. De GVW bestaat uit een leidraad en kaartbeelden, de Vestigingsvisie Horeca Almere 2016 en het beleid voor Facilitypoints. De leidraad geeft op hoofdlijnen aan welke soorten economische activiteiten zich in welk soort milieu kunnen vestigen en vormt de basis voor bestemmingsplannen. Doel is om initiatieven zorgvuldig in te kunnen passen. De leidraad geeft richting aan waar wat is toegestaan, maar sluit tegelijk ook niets uit, mits dit geen afbreuk doet aan het milieu dat op die plek van toepassing is. Niet alle aspecten lenen zich daarom voor inpassing in bestemmingsplannen zonder dat er sprake is van concrete initiatieven. In individuele gevallen kan afgeweken worden van het beleid op basis van een goede ruimtelijke onderbouwing. Er zijn vier soorten milieus die hieronder staan aangegeven. In het schema daaronder is aangegeven of wonen danwel bedrijfswoningen zijn toegestaan.

  • A. Centrummilieus: mix aan activiteiten met wonen in hoge dichtheid naast elkaar; alleen activiteiten in categorieën A, B of C: winkels, horeca, werken aan huis.
  • B. Woonmilieus: werken aan huis en kleinschalige, zelfstandige werkplekken in de wijken met beperkte effecten; Indische buurt, Floriadegebied en Duin zijn woon-werkmilieus met mix van wonen en werken (en horeca) onder voorwaarden.
  • C. Werkmilieus:
    • 1. Binnenstedelijk: ruimte voor verkleuren naar diverse activiteiten; binnen de kom van woonbebouwing; qua schaal en maat aansluitend op woonomgeving; vanwege ligging tegen woonmilieus alleen categorieën A, B of C; kantoorhoudendheid tot max 50% per bedrijf en/of 1500 m2 zelfstandige kantoren per kavel met een maximum van 25% van het bebouwd gebied per bedrijventerrein; voorzieningen mogen onder voorwaarden (goede ruimtelijke ordening); detailhandel niet met uitzondering van bestaande perifere en ondergeschikt; Naar aanleiding van concrete initiatieven kan wonen eventueel aan de randen van het terrein mits voldaan aan de goede ruimtelijke ordening. Horeca, anders dan ondergeschikt, kan eventueel ook naar aanleiding van concrete initiatieven worden toegestaan.
    • 2. Regulier: geschikt voor grotere bedrijven (categorie 1 t/m 3.2); voorzieningen en horeca mogen onder voorwaarden (goede ruimtelijke ordening); detailhandel nee met uitzondering van bestaande perifere en ondergeschikt; geen wonen toegestaan.
    • 3. Industrie: alleen op De Vaart; grootschalige en zware bedrijven (t/m categorie 5.3); mogelijkheden voor andere functies zijn beperkt; geen wonen toegestaan.
    • 4. Kantoren: categorieën A, B of C; voorzieningen mogen; horeca en wonen mogen onder voorwaarden (goede ruimtelijk ordening); detailhandel mag alleen in Centrum Almere Stad.
    • 5. Agrarisch: alleen op de Buitenvaart; voorzieningen, horeca (t/m horecacategorie 3) en detailhandel alleen ondergeschikt; wonen alleen in bedrijfswoning of plattelandswoning.
  • D. Groene milieus: recreëren is de hoofdfunctie; landschap geeft richting aan de vorm en type gebruik van nieuwe initiatieven zodat elke toevoeging het groene milieu versterkt; kleinschalige bedrijven, voorzieningen en horeca zijn mogelijk onder deze voorwaarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BPPAR04-vg01_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BPPAR04-vg01_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BPPAR04-vg01_0005.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BPPAR04-vg01_0006.png"

Dit bestemmingsplan is verenigbaar met de Gemeentelijk visie op Werklocaties.

Overig beleid

Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van ruimtelijk belang voor het plangebied bevonden. Het betreft de volgende nota's:

Op rijksniveau:

  • Structuurvisie Randstad 2040 (2010)
  • Structuurvisie Windenergie op Land (2014)
  • Europese Kaderrichtlijn Water (2000)
  • Het Nationaal Bestuursakkoord Water (2008)
  • Nationaal Waterplan 2016-2021 (2015)
  • Het Rijksbeleid en wetgeving cultuurhistorische waarden


Op regionaal / provinciaal niveau:

  • RO-Visie Werklocaties
  • Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied 2011
  • Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening 2008
  • Beleidsregel Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied 2008
  • Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland 2016-2021 (2015)
  • Waterkader (2013)


Op gemeentelijk niveau:

  • Programmaplan Wijkgericht Werken 2015-2019 (2015)
  • Programmaplan Hart van de Stad (2016)
  • Afspraken Duurzaam Almere 2012-2014 (2012)
  • Energie Werkt! (2015)
  • Kadernota Grondbeleid (2009)
  • Welstandsnota 2018
  • Beleidsnota kleine bouw 2008 (2009, 2010)
  • Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (1999)
  • Beleidslijn tuinvergrotingen (2013);
  • Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen in de gemeente Almere (2013)
  • Beleidsnota prostitutie en seksbranche Almere (2018)
  • Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 (2012)
  • Nota bedrijfswoningen in het buitengebied en groene stedelijke gebieden (2000)
  • De Economische Kracht van Almere, economische agenda 2015-2019 (2015)
  • Vestigingsvisie Horeca Almere 2016
  • Detailhandelsvisie Almere (2014)
  • Afhaalpunten (2014)
  • Kringloopwinkels (2014)
  • Economisch Masterplan voor de locatie A6/A27 (2004);
  • Uitgiftebeleid benzineverkooppunten (2000)
  • Werken in de wijk (2005);
  • Kansenkaart vrijetijdseconomie Almere (2015);
  • Agenda Toerisme en recreatie 2016-2022 (2016);
  • Kleur aan Groen (2014)
  • Beleidsplan wandelen en hardlopen 2003-2010 "stap voor stap door Almere" (2003);
  • Waterplan, Stad van het zuiverste water 2017-2022 (2017)
  • Veiligheid gebouwde omgeving (checklist veiligheid in ruimtelijke planvormingsproces, 2003)
  • Vuurwerknota 2005, Ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (2005)
  • Samenhangend jeugdbeleid "Jonge stad, stad voor jongeren en jeugd" (2005);
  • Toekomstvisie vrije tijd "De (vrije) tijd van je leven!" (2008);
  • Cultuurnota 2009-2012 (2008);
  • Cultuurbrief 2013-2016, Modern - zelfbewust - toegankelijk (2012);
  • Visie Cultuur 2.0 (2012)
  • Sportief in beweging, Almeers sportbeleid 2017-2020 (2017);
  • Inrichting schoolpleinen (1999);
  • Archeologienota (2016)
  • Archeologieverordening (2016)
  • Nota 'Evenementen in Almere' (2015);
  • Verordening op de speelautomaten en speelautomatenhallen (2003).