direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Vogelhorst
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP5B04-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Een bestemmingsplan voor Vogelhorst

Een bestemmingsplan regelt de bestemming en het gebruik van de gronden voor een bepaald gebied en bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridische plan. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De plantoelichting heeft geen rechtskracht.

Een bestemmingsplan wordt tijdens de verschillende procedurestappen langs elektronische (digitale) en analoge weg beschikbaar gesteld. Wanneer de inhoud van het digitale en analoge bestemmingsplan verschillend zijn, is de inhoud van het digitale bestemmingsplan beslissend.

1.2 Aanleiding voor dit bestemmingsplan

De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor dat de geldigheidsduur van bestemmingsplannen een periode van 10 jaar bedraagt. Na afloop van deze periode dient een nieuw bestemmingsplan te worden vastgesteld of een verlengingsbesluit te worden genomen. Het is ook mogelijk om een beheersverordening vast te stellen voor het gebied.

Een verlengingsbesluit of een beheersverordening komen niet in aanmerking omdat de verschillende geldende planologische regelingen verouderd zijn. Daarom is in het kader van de voorgeschreven actualisatieplicht een nieuw bestemmingsplan opgesteld.

Vogelhorst is een villawijk, gelegen in het zuidelijk deel van het stadsdeel Almere Hout nabij de golfbaan Almeerderhout en het groengebied van de boswachterij Almeerderhout.

Het gebied is te verdelen in twee gedeelten: 'Vogelhorst I' dat in de jaren '90 is gerealiseerd en Vogelhorst II, dat sinds 2008 in ontwikkeling is genomen.

Voor 'Vogelhorst I' gelden diverse wijzigingsplannen op basis van het bestemmingsplan 'Almere West en Oost' uit 1983. Deze plannen zijn aan actualisatie toe.

Voor het gebied 'Vogelhorst II', geldt een bestemmingsplan dat in 2007 is vastgesteld en in 2010 partieel is herzien. Alhoewel dit bestemmingsplan nog geen 10 jaar oud is wordt het gedeelte aan de zuidkant van de vijver waar woningen zijn gerealiseerd nu ook geactualiseerd.

Tevens wordt de strook die is gelegen tussen Vogelhorst en de Kievitsweg geactualiseerd omdat hier ook nog het bestemmingsplan 'Almere West en Oost' uit 1983 geldt.

1.3 Begrenzing van het plangebied

Het plangebied bestaat uit twee delen. De begrenzing van het bestemmingsplan is als volgt:

Noord: de Watersnipweg en de golfbaan Almeerderhout voor wat betreft Vogelhorst I en de centraal gelegen vijver voor Vogelhorst II.

Oost: de Kievitsweg en het oostelijk daarvan gelegen gebied Oosterwold.

Zuid: de Vogelweg.

West: het gebied van de boswachterij Almeerderhout.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5B04-vg01_0001.png"

Begrenzing van het plangebied

1.4 Vigerende bestemmingsplannen

In het plangebied van Vogelhorst geldt een aantal bestemmingsplannen. Hieronder is aangegeven wat de belangrijkste bestemming is en het jaar van inwerkingtreding van het plan.

Bestemmingsplan   Belangrijkste bestemming   In werking getreden  
1.Westrand woningbouw Almeerderhout   Woondoeleinden   1990  
2. Wijzigingsplan woningbouw Almeerderhout, bestemmingsplan Almere West en Oost   Woondoeleinden   1990  
3. Tweede wijzigingsplan woningbouw Almeerderhout, bestemmingsplan Almere West en Oost (vervangt gedeeltelijk het plan genoemd onder 2)   Woondoeleinden   1992  
4. Derde wijzigingsplan woningbouw Almeerderhout, bestemmingsplan Almere West en Oost   Woondoeleinden  
1994  
5. Vierde wijzigingsplan woningbouw Almeerderhout, bestemmingsplan Almere West en Oost (vervangt gedeeltelijk het plan genoemd onder 4)   Woondoeleinden   1996  
6. Vijfde wijzigingsplan woningbouw Almeerderhout, bestemmingsplan Almere West en Oost   Woondoeleinden   1997  
7. Almere West en Oost   Agrarisch/Bos   18-08-1983  
8. Overvaart   Leidingenstraat   23-11-1983  
9. Villapark Vogelhorst II   Woongebied   2008  
10. Villapark Vogelhorst II, eerste partiële herziening   Woongebied   2010  

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5B04-vg01_0002.jpg"

Begrenzing vigerende bestemmingsplannen

Het eerste gedeelte van 'Vogelhorst I': 'Westrand woningbouw Almeerderhout' is met een herziening van het bestemmingsplan ontwikkeld, de overige gedeelten zijn met wijzigingsplannen gerealiseerd.

Deze vijf wijzigingsplannen 'woningbouw Almeerderhout' die gelden voor 'Vogelhorst I' zijn wijzigingsplannen van het bestemmingsplan 'Almere West en Oost' uit 1983. Ze dienen in combinatie met dit 'moederplan' gelezen te worden.

Het bestemmingsplan Villapark Vogelhorst II wordt gedeeltelijk meegenomen in deze herziening.

Aangezien het niet de verwachting is dat het gebied aan de noordzijde van de vijver binnen de planperiode van 10 jaar zal worden verwezenlijkt, is dit gedeelte nu niet meegenomen en zal hier op een later tijdstip een actualisatie van het bestemmingsplan plaatsvinden.

Behalve bovenstaande plannen zijn er ook nog twee snippers van de bestemmingsplannen 'Overvaart ' en 'Almere West en Oost' die in het nieuwe bestemmingsplan voor Vogelhorst worden meegenomen omdat er anders geen actueel bestemmingsplan geldt.

Tenslotte wordt in dit bestemmingsplan een strook meegenomen aan de oostkant van het plangebied tussen de bebouwing van Vogelhorst en de Kievitsweg.

Hiermee grenst het nieuwe bestemmingsplan voor Vogelhorst aan het plangebied Oosterwold waarvoor in 2012 de Structuurvisie Oosterwold is vastgesteld.

1.5 Leeswijzer

Om de digitale raadpleegbaarheid van het bestemmingsplan te vergroten, is de toelichting opgezet rondom de in het plan gebruikte Bestemmingen. Na een beschrijving van het plangebied en de nieuwe ontwikkelingen (hoofdstuk 2) worden de Bestemmingen beschreven (hoofdstuk 3). Vanuit dit hoofdstuk worden koppelingen gemaakt naar het achterliggende Beleidskader ( hoofdstuk 4) en de Omgevingstoets (hoofdstuk 5). In het hoofdstuk Implementatie (hoofdstuk 6) wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Karakteristieken plangebied

Wonen

Vogelhorst is een villapark gelegen in de bosrijke omgeving van de boswachterij Almeerderhout.

Het meest voorkomende woningtype is de vrijstaande woning en de twee onder een kap woning.

Het westelijk deel dat bekend staat als Vogelhorst I is in fasen in de jaren '90 van de vorige eeuw gerealiseerd. Het stedenbouwkundig ontwerp van dit deel is eenvoudig van opzet.

De structuur van het plan wordt gekarakteriseerd door een ontsluitingsweg, de Nachtegaallaan, loodrecht op de Watersnipweg. Aan weerszijden van de Nachtegaallaan zijn licht gebogen straatjes aangelegd met aan weerszijden ruime kavels voor vrijstaande villa's. In een latere fase zijn hier ook twee onder een kapwoningen gerealiseerd.

De sfeer van het gebied is landelijk en exclusief. Daarom werden in het westelijk deel woningen met een overwegend lage goothoogte toegestaan en werd in sommige situaties ook de dakhelling voorgeschreven.

Kenmerkend voor het plan zijn de houtwallen en bossingels, de clustering van woningen onder één architectuur, de gebogen buurt straten en de parkachtige inrichting van het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5B04-vg01_0003.jpg"

houtwallen westzijde Nachtegaallaan

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5B04-vg01_0004.png"

houtwallen oostzijde Nachtegaallaan

Door de verkaveling in Vogelhorst I met woningen aan weerszijden van straatjes grenzen de achtertuinen met de achterzijde aan mekaar.

Vanwege het gewenste parkachtige en landelijke karakter zijn deze achtertuinen gescheiden door bossingels en houtwallen. Deze houtwallen zijn in de huidig geldende bestemmingsplannen geen onderdeel van de 'Woondoeleinden' bestemming maar hebben een 'Groendoeleinden' bestemming. Ze behoorde in eerste instantie ook niet tot de kavels maar waren openbaar gebied.

In de loop van de tijd zijn in verschillende gedeelten van het gebied deze houtwallen uitgegeven aan de bewoners maar de bestemming is niet gewijzigd hetgeen betekent dat er geen erfbebouwing mag worden opgericht en dat de bestemming 'Groendoeleinden' moet worden gehandhaafd.

In latere fasen in het plangebied zijn de houtwallen in mandeligheid uitgegeven.

In de hiervoor afgesloten contracten is ook privaatrechtelijk vastgelegd dat deze gronden niet mogen worden bebouwd.

In paragraaf 3.2.3 Groen-2 is een toelichting op de bestemmingsregeling van deze gronden opgenomen.

Het oostelijk deel (Vogelhorst II) wordt sinds 2008 ontwikkeld. Hier wordt de mogelijkheid geboden om woningen in particulier opdrachtgeverschap te bouwen.

In het zuidelijk deel van Vogelhorst dat nu in dit bestemmingsplan wordt meegenomen zijn geen houtwallen opgenomen zoals in het hierboven omschreven gedeelte van Vogelhorst. Het toegestane woningtype is vrijstaand en twee onder een kap.

De geldende bouwregels voor dit gedeelte zijn recenter tot stand gekomen dan de regels voor het westelijk deel van Vogelhorst Het streven naar clustering van woningen onder één architectuur is hier losgelaten, aangezien dit meer recht doet aan het particulier opdrachtgeverschap dat de gemeente sinds een aantal jaar mogelijk maakt.

Ook is de vormgeving van de woningen hier vrijer, er is geen goothoogte meer voorgeschreven maar slechts een maximale bouwhoogte van 12 meter. Er zijn wel eisen gesteld aan de omvang van kavels en de positie van de bebouwing op de kavel.

Er worden geen openbare parkeerplaatsen aangelegd, vandaar dat de regel geldt dat er minimaal 2 parkeerplaatsen op eigen erf moeten worden aangelegd.

Voor de uitgifte van de gronden hier zijn kavelpaspoorten opgesteld.

Het gaat om 3 typen kavels:

  • 1. Ik bouw aan de hoofdlaan (de centraal gelegen Zilvermeeuwlaan).
  • 2. Ik bouw aan een zijlaan (de zijlanen zonder doorgaand verkeer)
  • 3. Ik bouw aan de waterkant (bouwen aan een van de waterpartijen)

De bouwregels in deze kavelpaspoorten zijn voor het bestemmingsplan 'Vogelhorst II', uitgangspunt. Zie voor een toelichting hetgeen in paragraaf 3.2.6 Wonen-2 is opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5B04-vg01_0005.jpg"

Vogelhorst II gezien vanaf de Vogelweg.

In het gebied van Vogelhorst II is de archeologische vindplaats De Bult gelegen. Dit is een vindplaats die in de toptien locaties van de provincie is opgenomen. Deze locatie die grenst aan de vijver en de Pauwlaan is onbebouwd en dient ook in de toekomst onbebouwd te blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5B04-vg01_0006.jpg"

de ligging van de archeologische vindplaats

Werken en voorzieningen

In het plangebied zijn veel 'bedrijven aan huis', gevestigd. Hiervoor heeft de gemeente het volgende beleid vastgesteld:

De zogenaamde vrije beroepen die van oudsher reeds gevestigd zijn in woningen zoals huisarts, notaris, tandarts en accountant zijn in principe toegestaan, mits de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft.

De gemeente heeft in haar beleid de lijst van de toegestane vrije beroepen uitgebreid met toegestane bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Ook hiervoor geldt dat de woonfunctie intact moet blijven en dat door het gebruik van de woning geen onevenredige inbreuk wordt veroorzaakt op de woonomgeving.

Sinds 2012 is het tevens toegestaan om -onder voorwaarden- 25 m2 van de woning te gebruiken voor al dan niet internet gerelateerde detailhandelsactiviteiten.

Voor een uitgebreide omschrijving van het beleid wordt verwezen naar paragraaf 3.2.6 Wonen-2 waarin het toegestane gebruik van woningen nader wordt toegelicht.

In het plangebied wordt de begane grond van de woning Koekoeklaan 2 gebruikt als multifunctionele ruimte door de bewonersgroep Om-Shanti uit Vogelhorst. Voorwaarde voor dit gebruik is dat de woonfunctie en het gebruik als woning in tact blijft. Voor dit pand zal dus ook in het nieuwe bestemmingsplan de 'Woonbestemming' gehandhaafd worden.

Voorzieningen, zoals scholen, winkels, kinderdagverblijven of gezondheidscentra zijn niet in het plangebied aanwezig. De bewoners van Vogelhorst zijn aangewezen op de voorzieningen in Almere Haven of Almere Buiten. Met de ontwikkeling van Nobelhorst, aan de noordzijde van de golfbaan, worden er aanzienlijk dichterbij voorzieningen zoals scholen en winkels, gerealiseerd.

Openbare ruimte

De huidige verkeersstructuur blijft ongewijzigd en wordt als zodanig in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen.

Ook de groen/blauw structuur blijft ongewijzigd en de bestaande Jongeren Ontmoetingsplek (JOP) op het grasveld nabij de Torenvalklaan blijft gehandhaafd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5B04-vg01_0007.jpg"

centrale groene ruimte met JOP

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5B04-vg01_0008.jpg"

entree Nachtegaallaan vanaf de Vogelweg.

2.2 Nieuwe ontwikkelingen

In het plangebied zelf zijn geen nieuwe ontwikkelingen.

In de omgeving van het plangebied zijn wel nieuwe ontwikkelingen.

In de omgeving van Vogelhorst wordt de wijk Nobelhorst -ten noorden van de golfbaan- ontwikkeld. Dit wordt een volwaardig stadsdorp met voorzieningen zoals onderwijs, gezondheidszorg en winkels.

Voor het overige deel van Almere Hout geldt sinds 2013 de 'Intergemeentelijke structuurvisie Oosterwold' die is vastgesteld voor het overige gedeelte van Almere Hout. Hier wordt een stedenbouwkundig organische groei voorzien in samenwerking met de gemeente Zeewolde. De raad van Zeewolde heeft de visie op 27 juni 2013 vastgesteld en de raad van Almere op 4 juli 2013. Het plangebied van Oosterwold wordt hieronder met een rode lijn aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5B04-vg01_0009.jpg"

Figuur 3 plangebied Oosterwold

Hoofdstuk 3 Bestemmingen

In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen omschreven en zijn de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Als de uitgangspunten voortkomen uit een beleidskader of een onderzoek uit de omgevingstoets dan is een koppeling opgenomen naar deze informatie.

3.1 Toelichting op de juridische regeling

Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Met de invoering van de Wro is de vormgeving van bestemmingen en planregels gestandaardiseerd. De standaarden zijn vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en voldoet aan de vereisten op het gebied van digitalisering. Het bestemmingsplan voldoet tevens aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die per 1 oktober 2010 in werking is getreden.

Opzet van de planregels

De planregels van dit bestemmingsplan zijn als volgt opgezet:

  • in hoofdstuk 1 zijn de begrippen gedefinieerd en is de wijze van meten bepaald;
  • hoofdstuk 2 bevat de regels voor de verschillende bestemmingen;
  • in hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen, die gelden voor meerdere of alle bestemmingen;
  • hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotbepalingen.

Flexibiliteitsbepalingen

In het bestemmingsplan zijn diverse regels opgenomen waarmee flexibiliteit ten opzichte van de hoofdbestemming wordt ingebouwd.

Afwijkingsregels zijn bedoeld voor afwijkingen binnen de bestemming zelf. Op basis van de afwijkingsregels kan een omgevingsvergunning worden verleend. Met wijzigingsbevoegdheden kan het college van burgemeester en wethouders wijzigingen aanbrengen binnen een bestemming of een bestemming wijzigen in een andere bestemming.

Afwijkings- en wijzigingsregels kunnen worden gekoppeld aan een enkele bestemming, maar kunnen ook gelden voor meerdere bestemmingen (algemene afwijkingsregels of algemene wijzigingsregels). Bij afwijkings- en wijzigingsregels worden verschillende voorwaarden opgenomen die in acht moeten worden genomen. Het gaat bijvoorbeeld om een maximum oppervlakte of het uitgangspunt dat er geen sprake mag zijn van onevenredige afbreuk van de woon- of werksituatie.

3.2 Bestemmingen

In dit hoofdstuk worden de bestemmingen omschreven en de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Voor zover de uitgangspunten voortvloeien uit een beleidsuitspraak of de omgevingsaspecten, is een koppeling naar de bijbehorende paragraaf opgenomen. Via de koppeling onderaan de paragraaf kan worden doorgeklikt naar de planregels. In het bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen in alfabetische volgorde opgenomen:

3.2.1 Agrarisch

Toelichting op Artikel 3 Agrarisch.

Voor de strook die grenst aan de Kievitsweg is de agrarische bestemming vastgelegd conform de huidige bestemming en het gebruik van deze gronden. De huidige opstallen op de hoek van de Watersnipweg en de Kievitsweg zijn op de verbeelding en in deze regels vastgelegd. Voor het overige zijn geen gebouwen -dus ook geen woningen- toegestaan, maar wel bouwwerken die over het algemeen benodigd zijn voor de agrarische bestemming.

In het huidige bestemmingsplan 'Almere West en Oost', is voor deze strook ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van de realisering van stedelijke ontwikkelingen. Omdat er momenteel geen concrete plannen zijn voor realisering van deze stedelijke ontwikkelingen is de wijzigingsbevoegdheid niet overgenomen.

Dit laat echter onverlet dat de raad op termijn, indien de plannen voor de transformatie van de strook langs de Kievitsweg concreet en gewenst zijn, het bestemmingsplan voor deze strook kan aanpassen.

Hiervoor is dan een herziening van het bestemmingsplan 'Vogelhorst' nodig dat volgens de dan geldende regels in procedure zal worden gebracht, waarbij de belanghebbenden de gelegenheid krijgen in te spreken en zienswijzen in te dienen.

3.2.2 Groen-1

Toelichting op Artikel 4 Groen-1.

Deze bestemming is opgenomen voor het openbaar groen in de wijk. Dit zijn de stroken langs de lanen en het groen dat de wijk omringd. Verder is deze bestemming opgenomen voor de centrale groene ruimte bij de Torenvalklaan en de archeologische vindplaats tussen de vijver en de Pauwlaan. De vindplaats heeft ter bescherming van het gebied een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2. Op dit plantsoen is een Jongeren Ontmoetings Plaats gerealiseerd. Deze was in het huidige bestemmingsplan reeds mogelijk gemaakt en wordt ook in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen.

In 4.5 Wijzigingsbevoegdheid is de mogelijkheid opgenomen indien openbare grond wordt verkocht voor tuinvergroting deze gronden te kunnen wijzigen in de bestemming Wonen-2, danwel de bestemming Groen-2, afhankelijk van de ligging van de gronden.

3.2.3 Groen-2

Toelichting op Artikel 5 Groen-2.

Er is in dit bestemmingsplan onderscheid gemaakt tussen het openbaar groen waarvoor Artikel 4 Groen-1 geldt en het privé groen in V, dat een afscheidinbg vormtaan bewoners is verkocht dan wel in mandeligheid is uitgegeven, waarvoor in Artikel 5 Groen-2 regels zijn opgenomen.

De hoofdregel is dat de gronden met de bestemming Groen-2 onbebouwd dienen te blijven vanwege de op deze gronden aanwezige hout- en boswallen die als een natuurlijke erfafscheiding tussen de percelen fungeren.

Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is het instandhouden van de hout- en boswallen ook van belang om het groene karakter van de wijk te waarborgen.

Het wordt dan ook in strijd met de bestemming geacht om de hout- en boswallen te verwijderen. Dit wordt in artikel 5.3 Specifieke gebruiksregels voorgeschreven.

3.2.4 Verkeer- Verblijfsgebied

Toelichting op Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied.

De bestemming geldt voor de woonstraten en de ontsluitingsweg van de buurt, de Nachtegaallaan. Het is een flexibele bestemming waarbinnen zowel de wegen, als voet fietspaden, groen- en parkeervoorzieningen mogelijk zijn.

Hierbij wordt wel opgemerkt dat de gemeente in principe geen parkeervoorzieningen realiseert in de wijk en dat het de bedoeling is dat op eigen terrein wordt geparkeerd.

3.2.5 Water

Toelichting op Artikel 7 Water.

Deze bestemming geldt voor het water in de wijk en heeft een bestemming voor waterberging alsmede een recreatieve bestemming.

Binnen deze bestemming zijn de bij het water behorende bouwwerken zoals bruggen en duikers en steigers mogelijk.

Er is expliciet opgenomen dat ligplaatsen voor (woon)schepen niet zijn toegestaan.

3.2.6 Wonen-2

Toelichting op Artikel 8 Wonen - 2.

In de Almeerse bestemmingsplannen wordt een onderscheid gemaakt tussen de bestemming voor vrijstaande- en twee onder een kapwoningen (bestemming 'Wonen-2') en woningen in een rij (bestemming 'Wonen-1'). Het onderscheid zit met name in het verschil in bouwregels voor de verschillende typen woningen.

Aangezien in Vogelhorst alleen vrijstaande- en twee onder een kapwoningen voorkomen geldt hier de bestemming 'Wonen-2'.

Binnen deze bestemming is niet alleen het wonen toegestaan, maar ook de uitoefening van de 'vrije beroepen', de aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis.

Vrije beroepen

Traditionele vrije beroepen, zoals een notaris, een huisarts, een tandarts, een accountant e.a. zijn altijd binnen de woonbestemming toegestaan, mits de woonfunctie in overwegende mate intact blijft.

Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten

Deze vrije beroepen zijn uitgebreid met toegestane aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Hierbij moet aan de volgende beroepen en bedrijven worden gedacht, zoals opgesomd in de onderstaande lijst.

Deze lijst is niet limitatief en is bedoeld als voorbeeld.

Omschrijving   Voorwaarden/toelichting  
Vrije beroepen   bijv. Notaris, huisarts, tandarts, accountant  
Uitgeverijen   Kantoren  
Grafische afwerking    
Reproductiebedrijven opgenomen media    
Vervaardiging van sieraden e.d.    
Reparatie t.b.v. particulieren   bijv. fietsen, maar reparaties van auto's en motorfietsen vallen hier niet onder  
Reisorganisaties    
Verzekeringsbedrijf/kantoor    
Verhuur van en handel in onroerend goed    
Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d.    
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek    
Hoveniersbedrijven   Bedoeld wordt een eenmanszaak die zijn auto thuis parkeert, kantoor aan huis heeft en eventueel spullen opslaat. Het mag geen kwekerij zijn  
Meubel- en woningstoffeerderijen    
Cursussen    
Workshops    
Internetbedrijven / e-commerce   Max 25 m2 w.v.o. verkoop aan huis c.q. afhaalpunt  
Kantoor algemeen    
Schoonheidsspecialisten, pedicures en manicures    
Bed&breakfast   Het gaat om het laten gebruiken van normale slaapkamers in een woning door reizigers/vakantiegangers, waarbij eventueel ook ontbijt mogelijk is. Ten hoogste zijn 5 gasten tegelijk mogelijk. Ook moet de woning wel een woning blijven. Er mag geen complete verbouwing plaatsvinden tot een hotel. De eigenaar/exploitant moet er ook blijven wonen.  
Gastouderschap, niet zijnde kinderdagverblijven   Opvang binnen de eigen woning, geen verbouwingen, geen professionele organisatie  
Wassalons en wasserettes   Geen wasmachines/drogers, alleen inzameling en afleveren van kleding  
Kappers    
Detailhandel   Maximaal 25 m2 w.v.o.  
Buiten de hierboven genoemde gevallen   Activiteiten die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bovengenoemde activiteiten  

Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn onder voorwaarden toegestaan. Deze voorwaarden zijn opgenomen in Artikel 8 Wonen - 2 onder 8.4 Specifieke gebruiksregels.

Detailhandel in de woning

Op grond van de Nota detailhandel 2012 is detailhandel in een woning onder de volgende voorwaarden toegestaan:

  • De winkelruimte is zeer kleinschalig in omvang: maximaal 25 m2 wvo.
  • De winkelruimte voldoet aan de normen van wet- en regelgeving, zoals op het gebied van (brand)veiligheid, bouw, reclame-uitingen en milieu (milieucategorie 1).
  • Het bedrijf staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Detailhandelsbedrijven in levensmiddelen zijn tevens verplicht zich te registreren bij de Voedsel en Waren Autoriteit.
  • De aanvrager toont aan dat de woon- en leefsituatie of de openbare orde in de omgeving van de winkel niet op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de te vestigen winkel.
  • Het karakter van een woonstraat in een woonwijk moet na de vestiging van de detailhandel behouden blijven.
  • Er zijn voldoende parkeerfaciliteiten.
  • De activiteit wordt door de bewoner zelf uitgeoefend.
  • Horeca wordt niet toegestaan.

Deze voorwaarden zijn verwerkt in de regeling voor aan-huis-verbonden beroepen, bedrijfsmatige activiteiten en detailhandel onder 8.4 Specifieke gebruiksregels van Artikel 8 Wonen - 2.

Bouwregels

De bouwregels zijn opgenomen in 8.2 Bouwregels. De eerder geldende bouwregels uit de verschillende planologische regelingen zijn hier samengebracht en daar waar mogelijk en nodig, aangepast aan de standaard regeling die in geheel Almere geldt voor vrijstaande- en twee onder een kapwoningen.

Er is bepaald dat kan worden gebouwd volgens de 'bestaande situatie', dit is bijvoorbeeld de situatie volgens een afgegeven kavelpaspoort. In het gebied Vogelhorst II zijn namelijk kavelpaspoorten afgegeven. Daarnaast moet worden voldaan aan de bouwregels zoals opgenomen in artikel 8.2. Bij een conflict tussen het bouwregels van bestemmingsplan en de bouwregels in het afgegeven kavelpaspoort, zijn de regels van het bestemmingsplan beslissend.

De belangrijkste regelingen zijn dat maximaal 50% van de kavel bebouwd mag worden en dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, gerekend vanaf het hoofdgebouw met aangebouwde bijgebouwen, maar 2 meter mag zijn.

De huidige regeling dat de afstand van gebouwen (hoofdgebouw en erfbebouwing) tot de kavelgrens aan de voorzijde minimaal 2 meter mag bedragen, is overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.

Er is geen bestemming 'tuin' opgenomen aan de voorzijde van de woningen, deze komt ook niet voor in de huidige planologische regelingen en is ook niet nodig omdat door de bovengenoemde bepaling wordt voorkomen dat de bebouwing zodanig dicht bij de woonstraat wordt gerealiseerd dat er geen ruimte meer zou zijn om de auto's op het eigen perceel te parkeren.

Er geldt een algemene bouwhoogte van 9 meter (Vogelhorst I) danwel 12 meter (Vogelhorst II) en geen goothoogte meer zoals in de oude planologische regelingen.

Er is een mogelijkheid opgenomen om te kunnen afwijken van de voorgeschreven afstanden die moeten worden aangehouden aan de voorzijde onder voorwaarde dat er voldoende parkeergelegenheid overblijft. Ook mag worden afgeweken van de voorgeschreven afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen mits dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het principe van de vrijstaande woning, danwel twee-onder een kap woning blijft gehandhaafd. Tenslotte mag de maximaal toegestane bouwhoogte ten behoeve van de plaatsing van windmolens op of aan de woning met een maximale rotordiameter van 2 meter worden overschreden. Vrijstaande windmolens zijn niet mogelijk.

Voor de plaatsing van zonnepanelen is over het algemeen geen omgevingsvergunning nodig en deze kunnen over het algemeen worden gerealiseerd binnen de voorgeschreven maximale bouwhoogten.

Op grond van het beleid ten aanzien van woninguitbreidingen (Beleidsnota kleine bouw 2008 (vastgesteld door college van B&W op 21 april 2009, partiële herziening vastgesteld op 31 augustus 2010) mogen de woningen aan de achterzijde met 4 meter worden uitgebreid en over een bouwlaag. Zie voor een samenvatting van de Beleidsnota Bijlage 1 Beleidskader onder 3.1 Ruimtelijke ontwikkeling, die bij de toelichting van dit bestemmingsplan is gevoegd

Behalve de bebouwing die op grond van het bestemmingsplan is toegelaten zijn ook vergunningvrije bouwwerken, op grond van de`Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) en het Besluit omgevingsrecht (Bor) in het achtererfgebied mogelijk. Sinds november 2014 zijn de vergunningvrije bouwwerken uitgebreid met de 'mantelzorgwoning'. Voor de actuele bouwmogelijkheden wordt verwezen naar www.omgevingssloket.nl. Hier kan een vergunningcheck worden gedaan.

3.2.7 Bescherming archeologische waarden

Voor de bescherming van de archeologische vindplaats De Bult is Artikel 9 Waarde - Archeologie 2 opgenomen.

Voor deze gronden geldt een bouwverbod. Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor aanvullend definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

Ten behoeve van samenvallende bestemming Groen-1 mogen hier geen bouwwerken worden gebouwd. Hieraan is een afwijkingsbevoedheid gekoppeld onder voorwaarden dat de archeologische waarden zeker zijn gesteld en niet worden geschaad.

Tenslotte is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' wordt verwijderd, indien het archeologisch waardevol terrein conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie voldoende is onderzocht door middel van een archeologische opgraving of begeleiding en de eventuele bodemvondsten elders zijn onder gebracht.

3.3 Overige regels

3.3.1 Inleidende regels

Begripsbepalingen

In Artikel 1 Begrippen zijn de begripsbepalingen opgenomen van de regels. In dit artikel wordt uitgelegd wat onder bepaalde begrippen moet worden verstaan, die in de regels worden gebruikt. Bijvoorbeeld wat met maatschappelijke voorzieningen wordt bedoeld.

Wijze van meten

In Artikel 2 Wijze van meten is de wijze van meten opgenomen van de regels. In dit artikel staat hoe bij de toepassing van de regels moet worden gemeten. Bijvoorbeeld hoe de bouwhoogte van een bouwwerk moet worden gemeten.

3.3.2 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

In artikel 10 is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisatie daarvan, door feitelijke functie- of gebruiksverandering opnieuw (voor een tweede keer) gebruik zou kunnen worden gemaakt. Grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van een bouwplan, mag niet een tweede maal meetellen voor de toelaatbaarheid van andere bouwplannen. De anti-dubbeltelregel is een standaardregel, die is voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

Overschrijding grenzen

In artikel11 is een regel opgenomen, dat bestemmings- en bouwgrenzen door bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals overstekken en afdaken) mogen worden overschreden. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen aan gebouwen.

Ondergeschikte bouwonderdelen op daken

In artikel 11 is ook regel opgenomen, dat bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals installatiecontainers en liftschachten) niet worden meegerekend bij het bepalen van de hoogte van een gebouw. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen op gebouwen.

Afwijkingsregels

In artikel 12 zijn drie afwijkingsregels opgenomen. Er kan worden afgeweken van de regels voor:

  • het afwijken van maten (maximaal 10 %);
  • het overschrijden van bouwgrenzen (maximaal 3 meter en het bouwvlak maximaal 10% groter);
  • het oprichten van ondergrondse pompgemalen voor riooltransportleidingen.

De afwijkingsregels mogen niet worden gebruikt indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (op grond van de bestemming gegeven) gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Wijzigingsregels

In artikel 13 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om een bestemmingsvlak met maximaal 10% te vergroten. Dit mag indien dit nodig is voor een (steden)bouwkundig betere realisering van bestemmingen of bouwwerken of in verband met de werkelijke toestand van een terrein.

Overige regelingen

In artikel 14 is aangegeven dat indien in de regels wordt verwezen naar regelingen of verordeningen, dat het dan gaat om de regelingen of verordeningen die gelden op het moment dat het ontwerp bestemmingsplan ter inzage is gelegd.

3.3.3 Overgangs- en slotregels

In artikel 15 is het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik opgenomen. In het overgangsrecht wordt bepaald op welke manier met situaties wordt omgegaan die op basis van het vorige bestemmingsplan wel waren toegestaan, maar niet in het nieuwe bestemmingsplan zijn opgenomen. Het overgangsrecht zijn standaardregels, die zijn voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

In artikel 16 is de slotregel opgenomen. Hierin staat onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders

Het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente werkt door in de manier van bestemmen van gronden en bouwwerken. In tabel 4.1 staat op welke manier de verschillende beleidsdocumenten doorwerken in het bestemmingsplan. In Bijlage 1 Beleidskader is een uitgebreide beschrijving opgenomen van het beleidskader. Ook worden daar beleidsdocumenten beschreven die niet direct tot een regeling in het bestemmingsplan leiden. Deze beleidsdocumenten zijn niet in onderstaande tabel opgenomen.

Beleidsdocument   Beleidsuitgangspunt   Vertaling in het bestemmingsplan  
Rijksbeleid      
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)   Ladder voor duurzame verstedelijking   Consolidatieplan, geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen  
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012)   Radarverstoringsgebieden   Geen mogelijkheid opnemen voor de bouw van windturbines  
Provinciaal en Regionaal beleid      
Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening (2008)   Archeologisch aandachtsgebied

 
Opnemen van een dubbelbestemming Waarde-Archeologie 2 voor vindplaats De Bult zoals aangegeven op de laatst vastgestelde versie van de Archeologische Beleidskaart Almere (ABA).  
Gemeentelijk Beleid      
Woonvisie Almere 2.0 op weg naar 2030   Vijf ambities, waaronder het realiseren van meer differentiatie in woonmilieus   Met Vogelhorst is een woonmilieu toegevoegd.  
Welstandsnota 2014   De woongebieden en bedrijventerreinen zijn welstandsvrij met uitzondering van de in de nota benoemde gedeelten.   Vogelhorst is welstandsvrij  
Beleidsnota kleine bouw   Beleidsuitgangspunten voor kleine bouwplannen en uitbreidingen. Regeling voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis.   Toetsingskader uit de nota overnemen in de woonbestemming.  
Masten en antennes t.b.v. mobile telefonie   Plaatsing van masten is niet mogelijk in woonwijken.   Gen mogelijkheid opnemen voor het plaatsen van zendmasten.  
Beleidslijn tuinvergrotingen   Uitgeven van gronden waar dit mogelijk is zonder het algemeen belang aan te tasten.   In Vogelhorst hebben in het verleden additionele grondverkopen plaatsgevonden. De bestemming 'groendoeleinden' blijft voor deze gronden gehandhaafd.  
Prostitutiebeleid Almere   Vestigingsbeleid seksinrichtingen   Opnemen van een verbodsbepaling voor seksinrichtingen.  
Coffeeshopbeleid gemeente Almere   Vestigingsbeleid coffeeshops   Geen mogelijkheid opnemen voor een coffeeshop.  
Nota Mobiliteitsplan Almere   Hoofdkeuzes op het gebied van verkeer en vervoer   Geen wijzigingen in het verkeerssysteem.  
Werken in de wijk   Levendige wijken waar ook gewerkt kan worden.   Beroep en bedrijf, alsmede detailhandel toestaan in de woning.  
Waterplan Almere   Het waterplan biedt een kader voor de samenwerking tussen gemeente en waterschap   Bij wijzigingen in het watersysteem het waterschap betrekken.  
Kleur aan Groen   Spelregels voor een zorgvuldige inpassing van initiatieven in het groenblauwe raamwerk van Almere   Het plangebied wordt omringd door het groen/blauwe raamwerk.  
Ecologisch masterplan   Ecologisch beleid   Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de in het masterplan benoemde en begrensde brongebieden en ecologische verbindingen. Wel vormt het openbaar en particulier groen de belangrijke “haarvaten” van het ecologische systeem.”  
Vuurwerknota   Vuurwerkopslag en -verkoop kan uitsluitend plaatsvinden in winkelcentra (zonder woningen erboven) en op bedrijventerreinen   Geen vuurwerkopslag en -verkoop toestaan  
Archeologienota   Voor binnendijkse gebieden: Behoud van een representatieve steekproef van archeologische waarden uit de steentijd. Dit vertaalt zich in een onderzoeksplicht in selectiegebieden voor bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 50 cm (ten opzichte van het maaiveld)   Archeologisch onderzoek is afgerond. Het gebied is vrijgegeven met uitzondering van vindplaats De Bult.

 
Archeologieverordening   Bescherming archeologisch waardevolle terreinen en selectiegebieden overeenkomstig de verordening.   Het terrein van vindplaats De Bult wordt beschermd door dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 2'  

Hoofdstuk 5 Omgevingstoets

Om aan te kunnen tonen dat een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan worden bekeken of de ontwikkelingen binnen het plan voldoen aan de regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.

5.1 Mer-beoordeling

Voor plannen en besluiten die ontwikkelingen bevatten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, geldt de verplichting om de procedure voor milieueffectrapportage te doorlopen of te beoordelen of het doorlopen van een dergelijke procedure noodzakelijk is (een mer-beoordeling). Op die manier krijgt milieu een volwaardige rol in de afweging van belangen. De categorieën van activiteiten waarbij deze verplichting aan de orde is, zijn vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer).

Aangezien het hier om een actualisatieplan gaat waarin de bestaande bebouwing en het gebruik worden vastgelegd is een mer niet aan de orde.

5.2 Geluid

Algemeen

Volgens de Wet geluidhinder hebben bepaalde industrieterreinen, inrichtingen en/of (spoor)wegen een geluidszone. Met een geluidszone wordt het aandachtsgebied afgebakend waarbinnen regels van de Wet geluidhinder van kracht zijn. De Wet geluidhinder geldt alleen binnen deze geluidzones. Een akoestisch onderzoek richt zich dan ook altijd op woningen en 'andere geluidsgevoelige bestemmingen' die binnen deze geluidszone zijn gesitueerd. In het plangebied van het bestemmingsplan Vogelhorst liggen alleen zones vanwege wegen.

Het bestemmingsplan is een zo flexibel mogelijk bestemmingsplan, ook ten aanzien van geluid. Dit betekent dat het plan slechts in grote lijnen aangeeft wat waar zal worden gerealiseerd. Hierdoor is ook niet exact aan te geven waar de woningen zullen worden gerealiseerd.

Wegverkeerlawaai

In het bestemmingsplan wordt voor het gebied van Vogelhorst I de bestaande situatie vastgelegd. Voor dit deel van het plangebied is geen nieuw geluidsonderzoek nodig omdat het volledig is ontwikkeld. Voor het gedeelte van Vogelhorst II waar nog geen woningen zijn gerealiseerd is sprake van een nieuwe situatie op grond van de Wet Geluidhinder. In deze situatie moet een onderzoek plaatsvinden naar de toekomstige situatie waarbij op grond van de Wet geluidhinder minimaal 10 jaar vooruit moet worden gekeken. Het akoestisch onderzoek voor het huidige bestemmingsplan Vogelhorst II voldoet niet aan die eis. In dat onderzoek is de geluidsbelasting bepaald voor het jaar 2020.

In het bestemmingsplan “Vogelhorst” is voor de woningen gelegen langs de Vogelweg in eerste instantie door de Provincie goedkeuring onthouden in verband met te hoge geluidbelasting. In het akoestisch onderzoek (2010) behorende bij bestemmingsplan “Villapark Vogelhorst II, eerste partiële herziening” zijn maatregelen aan de geluidsbron en in de overdracht onderzocht. Uit dit akoestisch onderzoek bleek dat destijds voldaan kon worden aan de eisen uit de Wet geluidhinder door gebruik te maken van een geluidwal met scherm of door gebruik te maken van geluidsreducerend asfalt. De voorkeur van zowel de gemeente Almere als de provincie Flevoland ging uit naar het aanbrengen van geluidsreducerend asfalt over een lengte van 535 meter (gemeten vanaf 70 meter uit de kruising van de Kievitsweg). Deze maatregel is dan ook gerealiseerd.

In het akoestisch onderzoek dat behoort bij de actualisatie van het bestemmingsplan Vogelhorst (“Akoestisch onderzoek Bestemmingsplan Vogelhorst”, van 30 maart 2015, kenmerk DSO/Ruimte/2015/AO002, versie 1.0, zoals opgenomen in Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Vogelhorst) is hiermee rekening gehouden en ook met nieuwe aangepaste verkeerscijfers voor het planjaar 2025. De geluidbelasting in het gebied waar nog geen woningen zijn gerealiseerd is in het akoestisch onderzoek aangegeven door middel van poldercontouren.

Voor Vogelhorst II zijn de Vogelweg en de Kievitsweg de relevante wegen.

Vogelweg

Uit het onderzoek blijkt dat vanwege de Vogelweg de voorkeurswaarde van 48 dB als bedoeld in artikel 82 van de Wet geluidhinder wordt overschreden. Het ten hoogst toegestane geluidsniveau waarvoor het college van B&W een hogere waarde kan vaststellen bedraagt 53 dB. De geluidbelasting in het betreffende gebied overschrijdt deze maximale ontheffingswaarde niet. In onderstaande figuur zijn de contouren van de Vogelweg in 2025 op een waarneemhoogte 10 m weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5B04-vg01_0010.png"

Vanwege de overschrijding van de voorkeurswaarde is onderzocht of er maatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting afkomstig van de Vogelweg te beperken.

Omdat de Vogelweg al is voorzien van een geluidsreducerend asfalt zijn verdere bronmaatregelen niet mogelijk. Maatregelen in de overdracht in de vorm van een wal of scherm zijn niet mogelijk vanwege een leidingtracé dan wel vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet gewenst.

Er wordt een hogere waarde van 50 dB vastgesteld voor het in onderstaande oranje gekleurde gebied binnen de gestreepte lijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5B04-vg01_0011.png"

Kievitsweg

In onderstaande figuur zijn de geluidcontouren vanwege de Kievitsweg weergegeven. De contour

van de voorkeurswaarde van 48 dB ligt buiten de kavels waar woningen mogelijk worden gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5B04-vg01_0012.png"

Wijzigingsbevoegdheid

De strook aan de oostkant van het plangebied tussen de bebouwing van Vogelhorst en de Kievitsweg heeft in het huidige plan 'Almere West en Oost' uit 1983 een bestemming voor 'agrarische doeleinden en bos' met een wijzigingsbevoegdheid voor stedelijke ontwikkelingen op basis van het bestemmingsplan 'Almere West en Oost'.

Deze wijzigingsbevoegdheid is overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan waardoor (toekomstig) gebruik ten behoeve van wonen, werken en voorzieningen mogelijk wordt.

Aangezien de strook grond binnen de invloedssfeer van de Kievitsweg en de Vogelweg, waarvan de Provincie de beheerder is, is gelegen is in de regels Artikel 3 Agrarisch ten aanzien van geluidgevoelige bestemmingen die mogelijk op grond van de wijzigingsbevoegdheid kunnen worden gerealiseerd bepaald dat de (gevel)belasting van geluidgevoelige bestemmingen zoals gedefinieerd volgens de Wet Geluidhinder (inclusief het Besluit Geluidhinder) niet meer mag bedragen dan de desbetreffende geldende voorkeursgrenswaarde volgens de Wet Geluidhinder (zie Akoestisch Onderzoek Vogelhorst).

Het 'ontwerp besluit hogere waarden' wordt tegelijktijd met het ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd. Er kunnen zienswijzen worden ingediend door belanghebbenden.

Het akoestisch onderzoek en het ontwerp verzoek hogere waarden is in Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Vogelhorst en Bijlage 5 Besluit Wet Geluidhinder bijgevoegd.

Vliegtuiglawaai

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu heeft op 1 november 2014 het Luchthavenbesluit voor de uitbreiding van de luchthaven Lelystad Airport genomen.

De algemene normen voor vliegtuiglawaai zijn opgenomen in de Wet Luchtvaart en de daaraan gekoppelde besluiten.

Ruimtelijk-juridisch zijn de 70, 56 en 48 dB(A) Lden-contouren relevant. Deze contouren komen niet voor boven het grondgebied van Almere.

5.3 Luchtkwaliteit/Geur

Luchtkwaliteit

In Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer worden normen gesteld aan de luchtkwaliteit wat betreft een zestal stoffen. Voor de normen voor zwaveldioxide, koolmonoxide, benzeen en lood geldt dat overschrijding daarvan in Nederland nauwelijks valt te verwachten. De norm voor stikstofdioxide (NO2) wordt in Nederland met name in de directe omgeving van drukke (snel)wegen overschreden. De norm voor fijn stof (PM10) wordt eveneens op diverse locaties overschreden.

In de Wet milieubeheer is indirect een koppeling gelegd met ruimtelijke plannen. Deze koppeling houdt in dat bij het voorbereiden van ruimtelijke plannen, waaronder een bestemmingsplan, de gevolgen voor de luchtkwaliteit moeten worden onderzocht. De gevolgen hangen direct samen met de eventuele verkeersaantrekkende werking van het plan ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan.

Bij de start van een project moet onderzocht worden of het effect relevant is voor de luchtkwaliteit. Hierbij moet aannemelijk gemaakt worden, dat luchtkwaliteit 'niet in betekende mate' aangetast wordt.

Daartoe is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels zijn vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. 'Niet in betekende mate' is sinds de inwerkingtreding van het nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL) gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10.

In de “Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)” wordt aangegeven op welke manier snel kan worden vastgesteld of de bijdrage van een nieuwbouwproject op de luchtkwaliteit valt onder de term 'niet in betekende mate'. De bijlage geeft een harde omschrijving van een aantal gevallen.

Voor woningbouw geldt bij één ontsluitingsweg een aantal van 1.500 nieuwe woningen netto. Het programma voor woningen in Vogelhorst II is aanzienlijk lager dan 1.500 woningen.

Geconcludeerd wordt dat de ontwikkelingen in Vogelhorst II niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, dat wil zeggen dat het geen bijdrage levert aan een eventuele verslechtering van de luchtkwaliteit in de directe omgeving. Er hoeft geen onderzoek en verdere toetsing aan de normen uit de Wet milieubeheer plaats te vinden.

Geur

Het plangebied ligt buiten de vergunde geurcontour voor gevoelige bestemmingen zoals woningen, van de afvalstortlocatie Braambergen.

Het aspect geur speelt daarom geen rol in het bestemmingsplan. Zie Bijlage 2 Geur

5.4 Externe veiligheid

Ten behoeve van het bestemmingsplan is een quickscan uitgevoerd (zie Bijlage 3 Externe Veiligheid).

De conclusies zijn als volgt:

Het wettelijk vereiste beschermingsniveau voor burgers (= plaatsgebonden risico) speelt geen rol bij dit bestemmingsplan. De relevante risicobronnen liggen buiten het plangebied en hebben hier geen effect op.

De verantwoordingsplicht met betrekking tot externe veiligheid is van toepassing voor onderstaande risicobronnen volgens de 'verantwoordingselementen' in onderstaande tabel.

Risicobron   Verantwoording
groepsrisico
(inclusief groepsrisico bepaling)  
Verantwoording rampenbestrijding/-
zelfredzaamheid  
Verantwoording plasbrand aandachtsgebied (PAG)   Toelichting  
Spoor   Nee   Ja   Nee   Plangebied geheel buiten PAG en buiten 200 m. Bij incident toxische belasting in gehele plangebied mogelijk.  

De brandweer Flevoland wordt in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over de zelfredzaamheid van personen en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval.

5.5 Functiemenging en milieuzonering

Aangezien het hier om een woonwijk gaat waar geen bedrijven zijn gevestigd, anders dan de in de woningen toegestane bedrijfsmatige activiteiten, is milieuzonering niet aan de orde.

In de strook langs de Kievitsweg kunnen in de toekomst mogelijk -na wijziging van het bestemmingsplan- bedrijven worden gevestigd. Het gaat hier om een gebied waar bewust functiemenging van woningbouw met kleinschalige cq. ambachtelijke bedrijvigheid wordt nagestreefd. Hier worden bedrijven toegelaten die aanpandig en in de nabijheid van woningen kunnen worden gevestigd. Zie voor een toelichting op de hier toegelaten bedrijven hetgeen in 3.2.1 Agrarisch is opgenomen.

5.6 Kabels en leidingen

Algemeen

Alle nutsvoorzieningen voor bebouwing op uitgegeven kavels worden geleverd via kabels en leidingen, gelegen in gemeentelijke ondergrond. Een uitzondering hierop zijn draadloze telecommunicatieverbindingen. De ligging in gemeentelijke ondergrond is voor de nutsbedrijven belangrijk omdat deze ligging duurzaam is; er is een gegarandeerde toegang en daarmee zijn capaciteitaanpassing en onderhoud gewaarborgd.

In dit plangebied is geen stadsverwarming aanwezig.

Hoofdtransportleidingen

De hoofdtransportleidingen zijn gelegen in de leidingenstraat die langs de Hoge Vaart is gelegen. Deze straat heeft een beschermde status. In het plangebied zelf zijn geen hoofdtransportleidingen gelegen.

In het plangebied zelf bevindt zich geen straalverbinding met een beschermde status.

5.7 Ecologie

Ecologische structuur

Het meest nabijgelegen EHS-gebied is op 300 meter afstand gelegen en wordt van de bebouwing afgescheiden door bospercelen aan weerszijde van de Leeuwerikweg en de Hoge Vaart. Gezien deze zonering kan – mede gezien ook de aard van de bebouwing - op voorhand een effect op de Ecologische Hoofdstructuur worden uitgesloten.

Gebiedsbescherming

Dit geldt ook voor Natura 2000. Het meest nabijgelegen gebied is het “Gooimeer-zuidoever-Eemmeer”. Het plangebied heeft geen ecologische relatie met dit – of enig ander – Natura 2000-gebied. Daarmee is de Natuurbeschermingswet niet in het geding.

Soortbescherming

Uit de Flora- en fauna inventarisatie komen ook geen belemmeringen naar voren. Het nu bewoonde gebied blijkt rijk aan vleermuizen te zijn (zowel in aantal als in soorten). Deze zwaar beschermde soorten voelen zich goed thuis in dergelijke lommerrijke wijken.

Boswet

In 2013 is de komgrens inzake de Boswet aangepast. Het gehele plangebied is daarmee als Bebouwde Kom aangemerkt. Dit betekent dat eventuele vellingen niet tevoren hoeven worden aangemeld en dat er geen herplantplicht geldt.

5.8 Waterparagraaf

In het woongebied van Vogelhorst I worden geen veranderingen of nieuwe ontwikkelingen voorzien.

Bij eventuele nieuwe ontwikkelingen in de strook langs de Kievitsweg dient het watersysteem van Almere Hout wat kwantiteit en kwaliteit betreft, gegeven het "Stand- Still" principe, te verbeteren en in ieder geval niet te verslechteren.

Om negatieve effecten van bijvoorbeeld een (substantiële) toename aan extra verharding op het watersysteem van Almere Hout te voorkomen, dient er conform de Keur ("Compensatie toename verharding en versnelde afvoer"), rekening gehouden te worden met een vergroting van de capaciteit van het watersysteem. Immers door het vergroten van de hoeveelheid waterberging worden peilstijgingen in de waterpartijen en ook de piekafvoer verminderd in plaats van vergroot.

5.9 Bodemkwaliteit

Voor de ontwikkeling van de strook langs de Kievitsweg is gelegen dient ook de bodemkwaliteit te worden beschouwd.

Op grond van de Woningwet moet elke aanvraag voor een omgevingsvergunning vergezeld gaan van de resultaten van bodemonderzoek. Als hieruit blijkt dat de bodem geschikt is of wordt gemaakt voor woningbouw wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek een geschiktheidsverklaring afgegeven.

Ook bij uitgifte is een bodemonderzoek vereist om de juridische aansprakelijkheid van eventueel aanwezige verontreinigde grond te regelen. Indien er aanwijzingen zijn voor mogelijke aanwezigheid van explosieven, moet onderzoek (explosievenonderzoek) hierover uitsluitsel geven.

Ten aanzien van de geldigheid van bodemonderzoeken wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek een termijn aangehouden van vijf jaar, tenzij een vermoeden bestaat van bodembedreigende activiteiten.

Besluit bodemkwaliteit

Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) stelt regels voor het gebruik van steenachtige bouwstoffen, grond en baggerspecie die in contact kunnen komen met regenwater, grondwater of oppervlaktewater. Het gaat om onder meer asfalt, bitumineuze dakbedekkingen, baggerspecie, ophoogzand, grond, dakpannen, tegels, nieuwe bakstenen, heipalen, straatstenen, beton- en menggranulaat.

In sommige gevallen moet de gebruiker die een bouwstof gebruikt dit melden aan het bevoegd gezag. Het bevoegde gezag beoordeelt de meldingen van eigenaren en opdrachtgevers van een werk over de toepassing van bouwstoffen. Ook ziet het bevoegd gezag toe op de naleving van het Besluit bodemkwaliteit.

Hergebruik van vrijkomende grond en/of zand zou idealiter zo veel mogelijk binnen het gebied plaats moeten vinden. Over de hergebruiksmogelijkheden en voor nadere informatie over het Besluit bodemkwaliteit, de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan kan contact worden opgenomen met de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek.

5.10 Archeologie en cultuurhistorie

Cultuurhistorische waarden is de verzamelnaam voor het geheel aan waarden die een historische en menselijke oorsprong hebben. In het kader van dit bestemmingsplan kunnen historisch-geografische waarden, (steden)bouwkundige waarden en archeologische waarden worden onderscheiden.

5.10.1 Historisch-geografische en (steden)bouwkundige waarden

In het plangebied Vogelhorst zijn geen beschermde monumenten of stads- of dorpsgezichten aangewezen. Er zijn bovendien geen waardevolle historisch-geografische of stedenbouwkundige structuren onderscheiden die in de toekomst een waardevolle rol zouden kunnen spelen als elementen in de bebouwde omgeving. Ook zijn er geen potentiële gebouwde of groene monumenten bekend.

5.10.2 Archeologische waarden
5.10.2.1 Algemeen

Aan het einde van het Paleolithicum (de Oude Steentijd), 11.500 jaar geleden, was Almere al bewoond. Het gebied van Almere bestond toen uit een glooiend zandlandschap waar de rivier de Eem doorheen stroomde. Als gevolg van de zeespiegelstijging, gepaard gaand met oprukkend veen en een oostwaartse verplaatsing van de kust, was het gebied van Almere rond 3800 voor Chr. veranderd in een uitgestrekt moerasgebied onder invloed van de zee. Wonen werd hier wordt steeds moeilijker en was uiteindelijk niet langer mogelijk. Maar voor die tijd was het goed toeven hier. Een landschap met allerhande voedselbronnen, groot en klein wild, vis, planten en vruchten. Hiervan hebben de mensen destijds gebruik van gemaakt. Zij woonden overal in het landschap en leefden als jagers en verzamelaars. Tijdens de Midden Steentijd en het vroege Jonge Steentijd is men langzaam aan overgegaan op een combinatie van jacht en akkerbouw.

Rond het jaar nul was ter hoogte van het huidige Almere één groot meer ontstaan dat in de Romeinse tijd het Mare Flevum of Lacus Flevum werd genoemd. Hieruit vormde zich het latere Aelmere dat vanaf de 14e eeuw de Zuiderzee werd genoemd. De Zuiderzee vormde lange tijd het economisch hart van Nederland. In heel Flevoland zijn 450 scheepswrakken aangetroffen uit de Zuiderzeetijd. Momenteel zijn in Almere 26 locaties met scheepsresten bekend, waarvan 22 scheepswrakken. Hiervan liggen er nog 17 bewaard in de bodem. In Vogelhorst zijn op dit moment geen scheepswrakken bekend.

5.10.2.2 Aanwezigheid archeologische waarden

Het archeologisch vooronderzoek binnen de grenzen van het bestemminsplangebied is afgerond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5B04-vg01_0013.png"

Uitsnede uit de Archeologische Beleidskaart Almere (ABA) Vogelhorst.

Het archeologisch onderzoek in Vogelhorst is uitgevoerd volgens de uitgangspunten van het Almeerse archeologiebeleid. Dat houdt in dat het vooronderzoek niet gestuurd is vanuit een archeologische verwachting, maar via een statistische steekproef uit 45% van het oppervlak van het onderzoeksgebied. Op basis van het in 2000 en 2004 uitgevoerde booronderzoek is geconcludeerd dat er sprake is van een grote vindplaats die de gehele noordflank van een grote dekzandkop beslaat (>3 hectare). De vindplaats ligt tussen 5,75 en 10 meter –NAP. In 41 boringen is bewerkt vuursteen aangetroffen, verkoolde hazelnootdoppen in 20 boringen. Vrijwel alle boringen bevatten houtskool. De vindplaats staat bekend onder de naam “De Bult”.

In 2003 is in de noordwest hoek van De Bult een kleine proefput gegraven (langs het Zwaanpad). De werkzaamheden zijn uitgevoerd in het kader van een opgravingscursus samen met amateurarcheologen uit Flevoland (AWN). De proefput had een afmeting van 8x5 meter met in het midden een 3 meter brede verstoorde zone met een pijpleiding. Het onderzoek stond onder toezicht van de stadsarcheoloog van Almere Willem-Jan Hogestijn.

Tijdens het onderzoek zijn bewoningsresten aangetroffen met een breed scala aan vondstmateriaal. Het materiaal bestaat uit 5000 vuurstenen artefacten, een twintigtal fragmenten gebroken kwarts, bijna 200 botten, 15 gram verkoolde hazelnootdoppen en een enkele spikkel oker. Het gaat om een hele kleine vondstlocatie met waarschijnlijk een doorsnede van 8-10 meter rond een centrale haard. De archeologische interpretatie van deze vindplaats duidt op een klein 'retooling' kampement in de open lucht. Er vond reparatie van jachtgerij plaats in combinatie met de consumptie van lokaal gevangen vis en verzamelde hazelnoten. Er is jachtgerij aangetroffen in de vorm van talrijke (driehoekige) spitsjes en rugmesjes, kleine kernen en weinig andere werktuigen. Aangenomen wordt dat binnen de begrenzing van De Bult een conglomeraat van dit soort locaties ligt, variërend in omvang, dichtheid en ouderdom.

In 2013 zijn in het kader van “Programma Kennisontwikkeling Archeologie Hanzelijn – thema 1B” 3 kleine profputten gegraven op De Bult. De proefputten waren onderdeel van een testfase waarbij naast bestaande enkele zeer weinig toegepaste prospectiemethoden/-technieken in het veld zijn vergeleken met laboratorium resultaten. Er is onder andere onderzoek gedaan naar de kwaliteit en effectiviteit van boringen en sonderingen, monstername, elektromagnetisme en grondradar. Hoewel de uitwerking nog in volle gang is, zijn de voorlopige resultaten medio 2014 gepresenteerd bij de Rijksdienst van Cultureel Erfgoed (RCE). Hieruit volgt een aantal aanbevelingen die moeten leiden tot verbetering van het opsporen van vindplaatsen in Flevoland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5B04-vg01_0014.png"

Proefput uit 2013 met op de achtergrond woningen in Vogelhorst.

5.10.2.3 Omgang met archeologische waarden

Gemeente Almere streeft in navolging van het Rijk en de Provincie naar het behoud van archeologische waarden bij voorkeur in de bodem (in situ). Indien het behoud in situ door sterke stedenbouwkundige argumenten niet mogelijk is, zal er rekening gehouden moeten worden met maatregelen voor behoud door middel van een archeologische opgraving. Het behoud van de archeologische waarden wordt gewaarborgd door de vindplaatsen (in overeenstemming met de Archeologieverordening en het archeologiebeleid) in te passen en in te richten op een wijze die recht doet aan de archeologische waarde en betekenis, waarbij de archeologische waarden tevens toegankelijkheid moeten blijven voor onderzoek. Het bestuur heeft besloten tot een herkenbare en beleefbare inrichting (dus afwijkend van het andere groen).

5.10.2.4 Omgangsregels en verandering in de inrichting

De archeologische waarden worden planologisch beschermd in dit bestemmingsplan. Uitgangspunt hierbij zijn de bestemmingsplanregels voor bestemming Archeologie (zie bijlage). Vindplaats De Bult krijgt als aanduiding Archeologie-Waarde 2.

Behalve resten uit de steentijd bevinden zich in Almere ook scheeps- en vliegtuigwrakken. Hoewel er geen scheepswrakken in het plangebied bekend zijn, moet in het geval van een toevalsvondst gehandeld worden conform de bepalingen van de Monumentenwet 1988, artikel 53 lid 1, met dien verstande dat de vondstmelding onmiddellijk bij de stadsarcheoloog plaatsvindt. Hetzelfde geldt voor (nog te ontdekken) resten van vliegtuigwrakken uit de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog.

5.11 Radarverstoringsgebied

Radars voor militaire luchtvaart

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is aangegeven dat op het plangebied het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing is (zie Hoofdstuk 1 Rijksbeleid vanBijlage 1 Beleidskader ). Het plangebied valt niet in een radarverstoringsgebied waarin een maximale hoogte voor bouwwerken geldt.

Het plangebied ligt wel in twee radarverstoringsgebieden (AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg) waarbinnen maximale hoogten gelden voor de tippen van de wieken van windturbines. Voor het radarverstoringsgebied AOCS Nieuw Milligen geldt een maximale bouwhoogte van 118 meter t.o.v. NAP en voor radarverstoringsgebied Soesterberg geldt een maximale bouwhoogte van 128 meter t.o.v. NAP. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk.

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)

LVNL beheert technische installaties en systemen ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging. Een belangrijk deel hiervan betreft de apparatuur voor communicatie-, navigatie-, en surveillance infrastructuur (cns). CNS apparatuur wordt gebruikt om het radiocontact tussen de verkeersleiding en de piloten te onderhouden, navigatie in het naderingsgebied en en-route mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen.

LVNL is verplicht haar taken te verrichten overeenkomstig het bepaalde in Nederland verbindende verdragen (artikel 5.23, lid 7 Wet luchtvaart), zoals het verdrag van Chicago. Op basis van het verdrag van Chicago, dat Nederland heeft geratificeerd, is de International Civil Aviation Organisation (ICAO) opgericht. ICAO vaardigt internationale burgerluchtvaartcriteria uit die de Nederlandse Staat dient te implementeren. LVNL dient aldus te handelen conform ICAO.

Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer gelden rondom de technische systemen van LVNL maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten: de zogenaamde toetsingsvlakken. In dit kader beoordeelt LVNL of de uitvoering van voorgenomen (bouw)plannen inderdaad van invloed zijn op de correcte werking van CNS apparatuur. De afmetingen van de toetsingsvlakken is gebaseerd op berekeningsvoorschriften in de internationale burgerluchtvaartcriteria (ICAO EUR DOC 015).

In onderstaande figuur is het toetsingsvlak voor de VOR/DME Muiden opgenomen. Het toetsingsvlak kent een 600 meter vrije straal gemeten vanaf de basis van de antenne op maaiveldhoogte. Vanaf het 0 meter vlak loopt het toetsingsvlak trechtervormig omhoog tot een hoogte van 51,56 m(NAP) op een afstand van 3 km. Vanaf de straal van 3 km geldt een apart windturbinevlak met een toetsingshoogte vanaf 51,56m (NAP) tot een straal van 15 km gemeten vanaf de basis van de antenne. Dit deel van het toetsingsvlak (vanaf 3 km tot 15 km) is enkel van toepassing op windturbines en deze komen in het plangebied van Vogelhorst niet voor.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5B04-vg01_0015.png"

5.12 Overig

Een aantal aspecten is niet van toepassing in het plangebied. Er spelen geen zaken op dit gebied. Het betreft de volgende aspecten:

  • trillingen
  • geurhinder
  • ammoniak en veehouderij
  • energie
  • windhinder
  • bezonning
  • uitzicht.

Daar wordt in deze toelichting dan ook niet verder op ingegaan.

Hoofdstuk 6 Implementatie

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Vogelhorst I is reeds helemaal ontwikkeld, hier is de grondexploitatie gesloten.

De gronden langs de Kievitsweg zijn eigendom van Staatsbosbeheer/RVOB/Waterschap. Aangezien er geen directe bouwbestemming voor deze strook wordt vastgelegd in het bestemmingsplan, maar pas mogelijk wordt gemaakt na wijziging van het bestemmingsplan is er geen noodzaak tot het maken van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wro.

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het exploitatieplan

Op grond van artikel 6.12 Wro, lid 1 (afdeling 6.4 grondexploitatie) stelt de gemeenteraad bij de vaststelling van (onder meer) een bestemmingsplan een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen, indien het kostenverhaal niet op een andere wijze is verzekerd.


Het moet gaan om een bouwplan, omdat de effectuering van het kostenverhaal op grond van het exploitatieplan altijd gekoppeld is aan de verlening van een omgevingsvergunning. In het Besluit ruimtelijke ordening is aangegeven wat onder een bouwplan moet worden verstaan (Art. 6.2.1 Bro):

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met tenminste 1000m2 of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits tenminste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor kantoor- of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m2 (was 1000 m2) bedraagt;'
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m2.


Op grond van artikel 6.12, tweede lid van de wet kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan indien:

  • a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • b. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en
  • c. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels, als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is,

of

bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen (artikel 6.2.1a van het Bro):

  • d. het totaal der exploitatiebijdragen dat met toepassing van artikel 6.19 van de wet kan worden verhaald, minder bedraagt dan €10.000,-;
  • e. er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f Bro;
  • f. de verhaalbare kosten, bedoeld onder b., uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen.


Het begrip bouwplan moet bovendien zo worden uitgelegd, dat niet sprake hoeft te zijn van een concrete bouwaanvraag. Het feit dat het nieuwe bestemmingsplan een directe bouwtitel geeft voor een of meer van bovengenoemde bouwplannen, leidt tot verplichting voor de gemeente om zo'n exploitatieplan op te stellen. Echter, indien het voorgaande bestemmingsplan dezelfde mogelijkheid ook al bood, maar die rechten in de voorgaande planperiode niet zijn benut, hoeft geen exploitatieplan te worden gemaakt.


Een exploitatieplan is niet vereist, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld via gronduitgifte, precarioverordening of (exploitatie)overeenkomsten. Uiteraard is een exploitatieplan ook niet noodzakelijk, als realisering van het bouwplan geen kosten vergt van de overheid.

Economische uitvoerbaarheid

Een plan is economisch uitvoerbaar indien de te verwachten investeringen die voortvloeien uit het vast te stellen bestemmingsplan worden gedekt uit bijvoorbeeld verkoop van grond, exploitatiebijdragen van derden (ontwikkelende partijen) dan wel uit overige middelen als subsidie.

De bouwmogelijkheden van de in het gebied aanwezige woningen worden verruimd doordat het mogelijk wordt de schuine kap te vervangen voor een extra verdieping. Het te realiseren extra oppervlak bedraagt minder dan de in bovengenoemd artikel genoemde grens van 1000 m2.

Op grond van bovenstaande analyse blijkt dat de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is verzekerd waar het nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden betreft.

Dientengevolge is het niet noodzakelijk een exploitatieplan gelijktijdig met het bestemmingsplan vast te stellen.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak

De gemeente Almere hanteert bij het maken van bestemmingsplannen als uitgangspunt de beleidslijn, zoals die is neergelegd in de inspraakverordening. Inspraak vindt plaats indien sprake is van nieuw beleid en/of nieuwe ontwikkelingen. Dit nieuwe bestemmingsplan is hoofdzakelijk een actualisatie van de vorige, geldende bestemmingsplannen. Nieuwe ontwikkelingen zijn niet in dit plan opgenomen en nieuw beleid heeft weinig tot geen gevolgen voor het plan. Er is daarom voor gekozen om geen voorafgaande inspraak te houden.

Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 Bro zijn onderstaande instanties gevraagd om een reactie te geven op het concept ontwerp bestemmingsplan:

  • Brandweer Flevoland;
  • kpn;
  • Provincie Flevoland;
  • Waterschap Zuiderzeeland;
  • Rijkswaterstaat Midden-Nederland;
  • Tennet;
  • Vitens;
  • Waterschap Zuiderzeeland;
  • Rijksdienst voor cultureel erfgoed;
  • RVOB (Rijksvastgoedbedrijf);
  • Staatsbosbeheer

Het Waterschap Zuiderzeeland heeft op 24 maart 2015 via e-mail gereageerd. Het concept ontwerp bestemmingsplan 'Vogelhorst' wordt door het Waterscahp beschouwd als een actualisatie van het huidige, vigerende bestemmingsplan. Aangezien waterhuishoudkundige uitgangspunten voldoende in het plan zijn opgenomen, acht het Waterschap aanvullende uitgangspunten niet nodig, dan wel van toepassing. Het Waterschap heeft daarom ook geen op- en/of aanmerkingen.

Brandweer Flevoland heeft het concept ontwerp bestemmingsplan beoordeeld conform Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI), artikel 13, lid 3. Het advies richt zich op de risico's, de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor bestrijding en beperking van een incident met gevaarlijke stoffen. Bij mail van 2 maart heeft de Brnadweer laten weten geen opmerkingen te hebben om de volgende redenen:

Risicobron

Het plangebied ligt op grote afstand van risicobronnen (Rijkswegen 6 & 27, Hoge Vaart, Flevolijn). Derhalve is er nauwelijks effect te verwachten.

Beperking van de omvang

Door de conserverende aard van het bestemmingsplan bereid het risico zich niet uit en kan het risico ook niet verder beperkt worden.

Bestrijdbaarheid

Het risico laag, hierdoor hebben maatregelen voor de bestrijding in het plangebied nauwelijks toegevoegde waarde.

Zelfredzaamheid

Om bij een incident zelfredzaam te zijn moeten burger op de hoogte zijn van risico's in hun omgeving en een idee hebben wat ze kunnen doen ten tijde van een incident. Veiligheidsregio en gemeente verzorgen vooraf de risicocommunicatie. Bij een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen verzorgen de veiligheidsregio met de gemeente de alarmering en crisiscommunicatie, via WAS-sirenes, omroepinstallaties, publieke omroepen (radio, televisie, internet) en beschikbare netwerken (telefoonnetwerken, NL Alert). In het plangebied zijn voldoende mogelijkheden om uit een effectgebied te vluchten.

Rijkswaterstaat heeft per mail van 24 maart 2015 laten weten geen opmerkingen te hebben

De provincie Flevoland heeft op 2 april 2015 eveneens laten weten geen opmerkingen te hebben.

Deze reacties geven geen aanleiding het bestemmingsplan aan te passen.

Van de overige instanties is geen reactie ontvangen.

Zienswijzen

Voor het ontwerp bestemmingsplan is de Wro-procedure gevolgd. Dit houdt in dat het nieuwe bestemmingsplan als ontwerp voor een periode van zes weken (van 8 juni tot en met 20 juli 2015) ter visie is gelegd conform het bepaalde in artikel 3.8 Wro en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Ook is een inloopavond gehouden tijdens de terinzagelegging, waar bewoners informatie konden verkrijgen over het plan.

In totaal zijn 50 zienswijzen ingediend. In de nota zienswijzen (zie Bijlage 6 Nota zienswijzen) is beschreven of de zienswijzen aanleiding zijn geweest om het ontwerp aan te passen. Ook zijn daarin de ambtshalve wijzigingen op het ontwerp bestemmingsplan opgenomen. Naar aanleiding van de zienswijzen zijn enkele wijzigingen van het ontwerp bestemmingsplan aan de gemeenteraad ter vaststelling voorgelegd.

De raad heeft het bestemmingsplan inclusief deze wijzigingen op 17 december 2015 vastgesteld.

Tegen het vastgestelde bestemmingsplan staat desgewenst beroep open bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlagen

Bijlage 1 Beleidskader

Hoofdstuk 1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Ze schetst de ontwikkelingen en ambities voor Nederland in 2040. Ingezet wordt op het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen en laat meer over aan gemeenten en provincies. Deze nationale belangen zijn:

  • 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 5. Een robuust hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • 7. Het instandhouden van het hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van de mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling;
  • 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele plannen.

Daarnaast blijft het Rijk betrokken bij gebiedsontwikkelingen van nationaal belang, waaronder Schaalsprong Almere, de Zuidas en Rotterdam-Zuid.


In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Op grond van artikel 3.1.6 lid 2 Bro moet de toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • indien uit de beschrijving blijkt dat er sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • indien uit de beschrijving blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

In het onderhavige bestemmingsplan zijn geen 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' aan de orde.

Het gaat om een bestemmingsplan waarbij de bestaande bebouwing en het gebruik daarvan wordt vastgelegd. Deze bebouwing en gebruik was reeds in de verschillende geldende planologische regelingen verankerd.

De wijzigingsbevoegdheid die voor de strook langs de Kievitsweg is opgenomen was ook reeds verankerd in de geldende planologische regeling. Het ging hier om een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van nieuwe stedelijke ontwikkeling die in het nieuwe bestemmingsplan is overgenomen. Het stedelijk gebied mocht daarbij een bruto-oppervlak van 1600 ha hebben, waarbij een oppervlak van ten minste 642 ha aan bos moest worden geprojecteerd. Bedrijven in de milieucategorie 1 t/m 3 waren toelaatbaar binnen deze wijzigingsbevoegdheid.

Het bestemmingsplan is ook in overeenstemming met de nationale belangen in de SVIR.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

In de SVIR is aangegeven dat voor een aantal onderwerpen algemene regels door het Rijk moeten worden gesteld. Deze regels zijn concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect (door tussenkomst van de provincie) door te werken in de ruimtelijke besluitvorming van provincies en gemeenten. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is deze algemene maatregel van bestuur waarin de nationale belangen uit de SVIR juridisch zijn geborgd. De ministeriële regeling die bij het Barro hoort (Regeling algemene regels ruimtelijke ordening) is gelijk met het Barro in werking getreden.

De onderwerpen waar het Rijk in het Barro ruimte voor vraagt zijn:

  • Mainportontwikkeling Rotterdam
  • Bescherming van de waterveiligheid in het Kustfundament
  • Bescherming van de waterveiligheid in en rond de grote rivieren
  • Bescherming en behoud van de Waddenzee en waddengebied
  • Bescherming en behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
  • Uitoefening van defensietaken

Op 1 oktober 2012 is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de volgende onderwerpen (Barro, eerste aanvulling):

  • Veiligheid rond rijksvaarwegen
  • Toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet
  • Elektriciteitsvoorziening
  • Ecologische hoofdstructuur
  • Bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  • Verstedelijking in het IJsselmeer
  • Toekomstige rivierverruiming van de Maastakken

De wijziging van het Barro ging vergezeld van een wijziging van de Rarro. Ook deze wijziging trad op 1 oktober 2012 in werking. De Rarro bevat een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart.

Op het plangebied is alleen het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Het voorheen geldende regime is aangepast op basis van nieuwe technische inzichten en ontwikkelingen op het gebied van radarverstoring. Er wordt onderscheid gemaakt tussen bouwwerken in het algemeen en windturbines. Het regime geldt niet voor bestaande bouwwerken en windturbines. Voor windturbines gelden ruimere radarverstoringsgebieden dan voor overige bouwwerken. Het plangebied valt niet in een radarverstoringsgebied waarin een maximale hoogte voor bouwwerken geldt. Het plangebied ligt wel in twee radarverstoringsgebieden (AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg) waarbinnen maximale hoogten gelden voor de tippen van de wieken van windturbines. Voor het radarverstoringsgebied AOCS Nieuw Milligen geldt een maximale bouwhoogte van 118 meter t.o.v. NAP en voor radarverstoringsgebied Soesterberg geldt een maximale bouwhoogte van 128 meter t.o.v. NAP. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Barro en Rarro.

Naast de primaire radars is er apparatuur die de luchtverkeersleiding en de luchtvaartnavigatie ondersteunen, zoals secundaire radars, bakens en landingsinstrumenten. In de omgeving van deze apparatuur gelden bouwbeperkingen. Deze apparatuur en de bouwbeperkingen zijn geen onderdeel van de regeling voor primaire radars in het Barro en Rarro.

In paragraaf 5.11 Radarverstoringsgebied wordt ingegaan op het radarverstoringsgebied voor burgerluchtverkeer.

Nationaal Waterplan 2009-2015 (2009)

Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van het wetsvoorstel Waterwet. Het Nationaal Waterplan is op 22 december 2009 in de Ministerraad vastgesteld en beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de Kaderrichtlijn Water.

Bij de ontwikkeling van locaties in de stad wordt ernaar gestreefd dat de hoeveelheid groen en water per saldo toeneemt. Dit moet stedelijk gebied aantrekkelijk en leefbaar maken en houden. Bij de aanpak van de stedelijke wateropgave wordt rekening gehouden met verdergaande verstedelijking en klimaatverandering en zoveel mogelijk aangesloten bij de dynamiek van de stad. De combinatie van water en groen biedt volop kansen om het stedelijk watersysteem robuuster en klimaatbestendiger te maken. Het beleid van de bovenstaande nota is doorvertaald naar het beleid van het waterschap, de waterbeheerder van het gebied.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Nationaal Waterplan. Grote waterpartijen, zoals de centraal gelegen waterpartij, worden bestemd voor water en waterberging.

Rijksbeleid en -wetgeving op het gebied van archeologie

Het nationaal beleid voor de archeologische monumentenzorg staat in het teken van het behoud en beheer van het erfgoed. Op gelijke voet staat het streven naar herkenbaarheid van het archeologisch erfgoed voor het publiek door het te gebruiken als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting van Nederland. Dit beleid geldt voor alle cultuurhistorische waarden, dat wil zeggen voor zowel archeologische , historisch-geografische als bouwkundige waarden. Het beginpunt van dit beleid is gelegen in de Nota Belvedère uit 1999. In deze nota geeft het Rijk te kennen dat de cultuurhistorische identiteit van gebieden sterker richtinggevend moet worden voor de ruimtelijke inrichting. Het Rijk streeft naar ontwikkelingsgericht inzetten van bestaande cultuurhistorische kwaliteiten, waarbij vervlechting van cultuurhistorie in het ruimtelijke ordeningsbeleid uitgangspunt vormt.

Het beleid is onder meer geworteld in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz). Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg via herziening van een aantal wetten, waaronder de Monumentenwet 1988. Via de Wamz is het Verdrag van Malta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Daartoe zijn behalve de Monumentenwet 1988 ook de Woningwet, de wet Milieubeheer en de Ontgrondingenwet gewijzigd. Het beleid is daarnaast geworteld in de Nota Belvedère uit 1999. In 2008 is de Monumentenwet 1988 opnieuw gewijzigd waardoor onder andere de rol van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) in het adviestraject voor vergunningverlening beperkt is. In 2007 is het Project Modernisering Monumentenstelsel (MoMo) van start gegaan. Doel hiervan is ondermeer een integrale modernisering van de Monumentenwet 1988. Sinds december 2008 heeft de minister van OC en W drie beleidstukken uitgebracht: De discussienotitie “Een lust geen last” is in 2008, de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg eind 2009 en de Visie Cultureel Erfgoed “Kiezen voor karakter” is op 15 juni 2011 verschenen.

Als consequentie van de Beleidsbrief is inmiddels de Monumentenwet 1988 gewijzigd. Zo komt per 1 januari 2012 de 50-jaren termijn voor wettelijk beschermde monumenten uit de wet te vervallen. Ook treedt op 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in werking. Volgens artikel 3.1.6 Bro moeten naast archeologische waarden nu ook bovengrondse cultuurhistorische waarden bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden meegewogen.

In 2011 heeft het Rijk de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte uitgebracht. Ten aanzien van het onderwerp 'cultureel erfgoed' wordt hierin opgemerkt dat het Rijk verantwoordelijk blijft voor cultureel en natuurlijk UNESCO Werelderfgoed (incl. voorlopige lijst), kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. Het beleid ten aanzien van het landschap is geen rijksverantwoordelijkheid meer, maar laat zij over aan de provincies.

Wet op de Archeologische Monumentenzorg (2007)

Op 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 (herziening 2007) van kracht geworden. Uitgangspunten van de wet zijn onder meer:

  • behoud in situ van waardevolle archeologische resten;
  • de verstoorder betaalt;
  • vooronderzoek, zo ver mogelijk voorafgaande aan de planontwikkelingen;
  • het is in de ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen) verplicht om rekening te houden met (mogelijke) archeologische waarden;
  • gemeenten worden verantwoordelijk voor de archeologie en de archeologische monumentenzorg;
  • liberalisering van de opgravingsmarkt.

Nota “Kunst van Leven”

De notitie 'Kunst van Leven, hoofdlijnen cultuurbeleid' (juli 2007) is de agenda voor het cultuurbeleid in de komende jaren. Het kabinetsbeleid is in deze notitie uitgewerkt langs de thema's excellentie, innovatie en e-cultuur, participatie, mooier Nederland en een sterke cultuursector.

Overig rijksbeleid

Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van (ruimtelijke) belang voor het plangebied van Vogelhorst bevonden.

Het betreft de volgende nota's:

  • Europese Kaderrichtlijn Water (2000)
  • Het Nationaal Bestuursakkoord Water (2008)

Hoofdstuk 2 Provinciaal en regionaal beleid

Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening 2008

Met deze beleidsregel geven Gedeputeerde Staten aan op welke wijze zij omgaan met de uitgangspunten zoals die in het Omgevingsplan Flevoland 2006 zijn geformuleerd met betrekking tot de archeologie. In de Beleidsregel zijn criteria vastgesteld die GS hanteren bij de toetsing van gemeentelijke ruimtelijke plannen. Het gaat om de volgende criteria:

  • Archeologische waarden en verwachtingen moeten gelokaliseerd, gewaardeerd en begrensd zijn;
  • Archeologisch onderzoek en de producten hiervan moeten voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
  • Voor zover in het plangebied behoudenswaardige archeologische waarden en/of hoge archeologische verwachtingen liggen, mogen deze in principe niet als gevolg van de uitvoering van het ruimtelijk plan worden beschadigd of vernietigd. Met dien verstande dat een archeologische verwachting vervalt op het moment dat de archeologische waarden hierbinnen zijn gelokaliseerd en begrensd;
  • In bestemmingsplannen, projectbesluiten, wijzigings- en uitwerkingsplannnen moeten behoudenswaardige archeologische waarden en hoge archeologische verwachtingen zijn gekoppeld aan het bouwverbod en/of te zijn opgenomen in stelsels van omgevingsvergunningen, waarbij ingrepen die de archeologische waarde of verwachting kunnen beschadigen, vernietigen of ontoegankelijk maken, vergunningplichtig moeten zijn.

In dit bestemmingsplan zijn geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig met uitzondering van de vindplaats De Bult (zie nadere uitwerking in paragraaf 5.10 Archeologie en cultuurhistorie).

Provinciaal omgevingsplan Flevoland (2006)

Het Provinciaal Omgevingsplan dient als toetsingskader voor gemeentelijke plannen. In het archeologiebeleid, vastgelegd in het Provinciaal Omgevingsplan, maakt de provincie een onderscheid in Provinciaal Archeologische Kerngebieden en Provinciaal Aardkundige Kerngebieden (PArK'en), archeologische aandachtsgebieden en de Top-10 archeologische locaties. Deze acht de provincie van provinciaal belang. De provincie zal de uitwerking ervan in beleid zelf ter hand nemen, met dien verstande dat zij heeft aangegeven dat zij de uitwerking van het beleid voor de aandachtgebieden een gemeentelijke verantwoordelijkheid acht. In een PArK richt de provincie zich actief op het behoud van de archeologische waarden in hun eigentijdse landschappelijke omgeving. In Almere komen geen PArK'en voor.

Archeologische aandachtsgebieden zijn gebieden met een relatief hoge dichtheid aan goed geconserveerde archeologische waarden. De inzet beperkt zich tot het opsporen en het planologisch beschermen, dan wel - indien niet anders mogelijk - opgraven van individuele archeologische waarden. Terreinen die op de landelijke Archeologische MonumentenKaart (AMK) staan vallen onder de aandachtsgebieden, met dien verstande dat ze in principe altijd planologische bescherming moeten krijgen. De provincie wil voor deze gebieden verkennen of er aanleiding is om delen aan te wijzen als PArK. In het Omgevingsplan 2006 is het binnendijkse grondgebied van Almere opgenomen als archeologisch aandachtsgebied.

De Top-10 vertegenwoordigt een dwarsdoorsnede van de Flevolandse archeologie. De provincie vindt het van wezenlijk belang dat de Top-10 locaties behouden blijven. In de bescherming en instandhouding van individuele archeologische locaties geeft de provincie voorrang aan de Top-10 locaties. De vindplaats De Bult (Vogelhorst) en de vindplaatsen Zenit 1 en Zenit 2 in Almere Buiten behoren tot de Top 10 archeologische locaties van de provincie.

Van een aantal provinciale en regionale beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. Deze nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van (ruimtelijke) belang voor het plangebied van Vogelhorst bevonden.

Het gaat om de volgende nota's:

  • Omgevingsplan Flevoland 2006
  • Partiële herzieningen Omgevingsplan Flevoland (2008)
  • Waterbeheerplan 2010-2015 (2010)
  • Waterkader 2013
  • Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied 2011
  • Beleidsregel Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied 2008
  • Beleidsregel Windmolens 2008
  • Verordening groenblauwe zone

Hoofdstuk 3 Gemeentelijk beleid
3.1 Ruimtelijke ontwikkeling

Woonvisie Almere 2.0 op weg naar 2030 (vastgesteld door de raad op 5 november 2009)

Deze visie geeft het beleid van de gemeente ten aanzien van het wonen weer. De Woonvisie zet in op vijf ambities:

  • 1. Almere wordt de proeftuin van cradle-to-cradle bouwen: duurzaamheid wordt (nog meer dan voorheen) een leidend principe bij de ontwikkeling en het beheer van de bestaande en de nieuwe stad. Het blauwgroene casco blijft een sturend element.
  • 2. Almere wordt een gedifferentieerde stad: door toe- en invoeging van nieuwe woon- en werkmilieus wordt Almere een complete stad en wordt aantrekkelijk voor 'nieuwe' doelgroepen (bijvoorbeeld studenten, creatievelingen en startende ondernemers). Hierbij denken we onder meer aan woonmilieus 'centrum-stedelijk', 'centrumrand', 'villawijk' en 'landelijk'. Het woningbouwprogramma is gedifferentieerd naar prijs, type en eigendomsverhoudingen. Bovenstaande geldt voor de nieuwe en bestaande stadsdelen. Differentiatie in bestaande stadsdelen heeft tot doel het doorbreken van de eenzijdigheid, het versterken van de concurrentiekracht en het faciliteren van wooncarrières.
  • 3. Wonen is betaalbaar en toegankelijk voor iedereen: Almere blijft functioneren als een emancipatiemachine en biedt dus voldoende betaalbare woningen (koop en huur) aan, goed verspreid over de verschillende stadsdelen. Uitgangspunt is een kernvoorraad van 30% sociale woningbouw per stadsdeel. Van alle nieuwbouw is 35% sociaal, waarvan 25% huur en 10% koop. Deze sociale woningbouw moet ook duurzaam sociaal blijven (bijvoorbeeld door middel van erfpacht). Dit thema wordt nog nader uitgewerkt. Daarnaast is het nieuwe beleid dat elke wijk voor tenminste 35% uit sociale woningbouw moet bestaan. Hoe we hierbij een wijk moeten definiëren is nog niet helemaal duidelijk. Daarnaast moet elke wijk bestaan uit tenminste 30% huurwoningen.
  • 4. Almere is een zorgzame en leefbare stad: mensen de mogelijkheid bieden om zo lang mogelijk zelfstandig te wonen (voldoende rolstoelgeschikte, aanpasbare en gelijkvloerse woningen). Als dat niet meer lukt, zorgen voor voldoende, op de behoefte toegesneden woonzorgvoorzieningen.
  • 5. De eindgebruiker staat centraal: mensen moeten directe zeggenschap krijgen over de bouw van hun eigen woning. Doelstelling is 30% van de woningbouw in de vorm van particulier opdrachtgeverschap. Daarnaast moeten bewoners meer te zeggen krijgen over de woonomgeving. De gemeente Almere wil corporaties en beleggers nog meer bij de stad betrekken (zowel fysiek, sociaal-maatschappelijk als economisch).

Met de villawijk Vogelhorst wordt een bijdrage geleverd aan meer differentiatie in woningen en woonmilieus.

Welstandsnota Almere 2014 (vastgesteld door de raad op 15 januari 2015)

Met de Welstandsnota 2014 heeft de gemeente Almere een ommezwaai gemaakt in het welstandsbeleid. De woongebieden en bedrijventerreinen in Almere zijn met het nieuwe beleid welstandsvrij geworden. In deze gebieden behoeven bouwplannen niet meer preventief getoetst te worden op het welstandsaspect.

Het verplichte welstandstoezicht blijft wel gehandhaafd voor:

  • Het groenblauwe raamwerk

Het landschap in Almere vormt het groenblauwe raamwerk waarin de stadsdelen zijn gevat. Hier zijn alleen gebouwen die een positieve bijdrage leveren aan dit raamwerk welkom. In de nota 'Kleur aan groen'' (zie 3.4 Groene stad) is dit beleid vastgelegd en uitgewerkt.

  • De hoofdstructuur

De gebouwde voorzieningen langs hoofdwegen, spoorlijnen en vaarten zijn welstandsplichtig.

  • De centrumgebieden

De centra van Stad, Haven en Buiten zijn welstandsgebied.

  • Bijzondere gebieden

Het betreft de gebieden met bijzondere betekenis voor het stadsbeeld van Almere: de Fantasie, de Realiteit en de Eenvoud.

  • Reclame

Het aanbrengen van reclameborden langs de openbare ruimte en aan gebouwen.

Op onderstaande kaart is aangegeven in welke gebieden het welstandsbeleid van toepassing is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5B04-vg01_0016.png"

Het plangebied Vogelhorst is welstandsvrij.

Beleidsnota kleine bouw 2008 (vastgesteld door college van B&W op 21 april 2009, partiële herziening vastgesteld op 31 augustus 2010)

In deze nota worden kaders benoemd voor de uitbreiding van woningen, het gebruik van woningen voor beroepen en bedrijven aan huis, bouwwerken nabij woningen en bedrijven, de oprichting van antennemasten e.d. Als een bouwplan aan de voorwaarden uit de nota voldoet, dan wordt medewerking verleend aan een bouwaanvraag, ook als deze niet past in het bestemmingsplan. Voor nieuwe bestemmingsplannen is het uitgangspunt dat de regeling uit de Nota hierin wordt overgenomen. Deze kaders scheppen duidelijkheid voor inwoners en bedrijven.

Samengevat regelt de nota de volgende bouw- en gebruiksmogelijkheden:

  • a. uitbreiding van of een bijgebouw bij woongebouwen;
  • b. uitbreiding van of een bijgebouw bij niet-woongebouwen (bijvoorbeeld winkels, scholen, bedrijfsgebouwen);
  • c. realiseren van gebouwen voor openbaar nut, openbaar vervoer of wegverkeer;
  • d. oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (bijvoorbeeld schuttingen, kunstobjecten, overkappingen);
  • e. realiseren van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie;
  • f. regeling met betrekking tot aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in huis;
  • g. oprichten van antenne-installaties.

Voor het plangebied betekent dit dat de uitgangspunten van de nota zijn verwerkt in de regels en op de verbeelding.

Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (vastgesteld door college van B&W op 2 maart1999)

Naast het nationale en provinciale antennebeleid heeft de gemeente ook een eigen 'antennebeleid'. Dit beleid houdt in dat zendmasten niet in woonwijken en natuurgebieden mogen worden geplaatst. Wel is plaatsing mogelijk op bedrijventerreinen, sportparken en langs hoofdinfrastructuur.

In het plangebied voor Vogelhorst is een zendmast aanwezig maar deze is buiten het bestemmingsplangebied gelegen.

Beleidslijn tuinvergrotingen 2012 (2013)

Daar waar mogelijk zal tegemoet worden gekomen aan de wensen van bewoners om (kleine stukjes) gemeentegrond grenzend aan tuinen te verkopen aan de eigenaren van de tuinen. Anderzijds moeten stukken grond die ten onrechte door bewoners in gebruik zijn genomen, weer in gebruik komen als gemeentegrond. Het gaat hierbij immers om publiekbezit, dat de gemeenschap toekomt.

Er worden twee aanpakken gehanteerd: de projectmatige en de niet projectmatige aanpak.

Bij de projectmatige aanpak neemt de gemeente het initiatief om voor een hele wijk of buurt de mogelijkheden voor tuinvergrotingen te onderzoeken. Dit gaat vrijwel altijd in combinatie met een (groot)onderhoudsproject in hetzelfde gebied.De niet projectmatige aanpak wordt toegepast als een bewoner of een groep bewoners een verzoek tot tuinvergroting indient en er niet binnen een jaar gestart gaat worden met het voorbereiden van een projectmatige aanpak in hetzelfde gebied.

Uitgangspunt bij beide aanpakken is het uitgeven van gronden daar waar dit mogelijk is zonder het algemeen belang aan te tasten. Onder het algemeen belang worden in ieder geval de volgende zaken verstaan:

  • 1. (geplande)projecten/reserveringen waarvoor de gronden nodig zijn;
  • 2. Weigering van eigenaren van kabels of leidingen om in te stemmen met verkoop gecombineerd met het vestigen van zakelijk recht (recht van de eigenaar van kabel of leiding om te allen tijde bij de leiding te kunnen);
  • 3. Ontstaan van problemen voor het (gemeentelijk) onderhoud ten gevolge van de uitgifte;
  • 4. Veiligheid (vooral verkeersveiligheid en sociale veiligheid);
  • 5. Voorkomen van aantasting van ruimtelijke kwaliteit (groene kwaliteit en samenhang van de wijk).

In Vogelhorst hebben tuinvergrotingen plaatsgevonden in de vorm van additionele gronduitgiften.

Prostitutiebeleid Almere (vastgesteld door de raad op 14 februari 2000)

Het beleid is gericht op concentratie van bepaalde vormen van seksinrichtingen (in het uitgaanscentrum met bepaalde dominante functies zoals horeca en uitgaan, waar ruime mogelijkheden zijn m.b.t. sluitingstijden).

In de Nota Prostitutiebeleid wordt vestiging van een bedrijf in een woonwijk ontoelaatbaar geacht. Daarnaast wordt het buitengebied uitgesloten omdat dit óf een blijvend recreatiegebied óf een toekomstig woongebied is.

Er wordt afgezien van de aanwezigheid van raamprostitutie en straatprostitutie in Almere. Uitgangspunt is dat er enige concentratie is in de stadskernen van Almere-Stad, Almere-Haven en Almere-Buiten van de zichtbare prostitutie (seksclub, sekstheater, seksbioscoop, seksautomatenhal, erotheek en sekswinkel). Het vestigingsbeleid gaat uit van maximaal vijf seksclubs, maximaal vijf erotische massagesalons, maximaal vijf privé-huizen, maximaal vijf bedrijven in de seksbranche waar geen seksuele handelingen plaatsvinden, en maximaal drie parenclubs in de gemeente Almere. Deze kunnen verdeeld worden over de centrumgebieden van de stadskernen van Almere-Stad, Almere-Haven en Almere-Buiten. De mogelijkheid bestaat dat steeds één van de vijf bedrijven zich kan vestigen op een bedrijventerrein. Vestiging op een bedrijventerrein is gebonden aan extra voorwaarden.

In de woonwijk Vogelhorst zijn geen seksinrichtingen en geen raamprostitie-of straatprostitutie toegestaan.

Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 (vastgesteld door de burgemeester op 18 december 2012)

Het Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 bevat de uitgangspunten en criteria die worden gehanteerd bij de behandeling van de (aanvragen voor) vestiging van koffieshops in Almere.

Binnen de gemeente Almere worden maximaal vier gedoogbeschikkingen afgegeven voor het exploiteren van een coffeeshop. Voor de stadskern Almere Stad maximaal twee, voor de stadskern Almere Haven maximaal één en voor de stadskern Almere Buiten maximaal één. Als dit maximum van vier is bereikt worden verdere aanvragen op grond daarvan afgewezen.

Een coffeeshop kan slechts gevestigd worden op een locatie met een horecabestemming. Een coffeeshop valt onder Categorie I “ lichte horeca”. Vestigingscriteria ten aanzien van de locatie zijn onder andere:

  • geen vestiging van coffeeshops in woonwijken;
  • situering ten opzichte van scholen: de loopafstand dient minimaal 350 meter te zijn tussen een school (basis- en voortgezet onderwijs) en een coffeeshop (uitgezonderd Festivalplein)
  • dusdanig gesitueerd dat maatschappelijke controle en controle door controlerende instanties mogelijk is;
  • vestiging aan de rand van bedrijventerreinen is toegestaan, tenzij geen controle mogelijk is;
  • vestiging in het centrum is toegestaan.

In Vogelhorst is geen coffeeshop toegestaan.

3.2 Bereikbaarheid en mobiliteit

Nota Mobiliteitsplan Almere

(vastgesteld door de raad op 8 maart 2012)

Keuzes op het gebied van verkeer en vervoer zijn in belangrijke mate voorwaardenscheppend voor stedelijke ontwikkelingen. Ze werken ook door in het dagelijks leven op straat. Het gaat dan met name om een goede bereikbaarheid, maar óók om de wijze waarop verkeer en vervoer wordt ingebed in het stedelijk weefsel. De volgende 8 hoofdkeuzes worden gemaakt:

  • 1. Stimuleren economische ontwikkeling door verbeteren regionale bereikbaarheid, handhaven goede interne bereikbaarheid en versterken van wijkeconomie met introductie stadsstraten;
  • 2. Betere inpassing infrastructuur in stedelijk weefsel en aanwenden infrastructuur ter ondersteuning van organische groei;
  • 3. Handhaven van een gezond, verkeersveilig en duurzaam verkeerssysteem met aandacht voor initiatieven uit de markt;
  • 4. Vasthouden kwalitatief hoogwaardig openbaar vervoer waarbij de sociale veiligheid en de inpassing in het stedelijk weefsel verbeteren;
  • 5. Realiseren hoger fietsgebruik door het aanbieden van een kwalitatief hoogwaardig, sociaal veilig en kostenefficiënt hoofdfietsnetwerk;
  • 6. Aanbieden van veilige en prettige looproutes in woonwijken en winkelcentra en openbaar vervoer voorzieningen;
  • 7. Vasthouden van de goede interne bereikbaarheid per auto met aandacht voor inpassing, beleving en oriëntatie;
  • 8. Parkeeroplossingen op maat voor bewoners, bezoekers en werknemers.


Doelstellingen met ruimtelijke betekenis zijn:

  • Meer functiemenging;
  • Maken van stadsstraten: straten of lanen die een meer stedelijke uitstraling hebben door het verkeer niet meer strikt van de omgeving te scheiden; ook ter versterking van de wijkeconomie;
  • Concentratie van voorzieningen rondom knooppunten (m.n. stations);
  • Verbetering sociale veiligheid op fietsroutes (onder andere bundeling met auto-infrastructuur cq langs (woon)bebouwing), looproutes en openbaar vervoer. Tenminste één sociaal veilige fietsroute tussen stadsdelen;
  • In nieuwe gebieden met de gebruikelijke Almeerse dichtheid en hoger wordt het systeem van verkeersscheiding grotendeels doorgezet (eventueel eigen rijstrook, in plaats van aparte infrastructuur). In nieuwe gebieden met lagere dichtheden kan in principe van dit systeem worden afgestapt. In bestaand gebied geen grote ingrepen;
  • Openbaar vervoer en fiets krijgen prioriteit boven de auto;
  • Hoofdfietsnetwerk met ongelijkvloerse kruising van de dreven;
  • Doorgaand autoverkeer weren uit woongebieden;
  • Aandacht voor verkeersveilige schoolomgeving;
  • Capaciteitsvergroting regionale vervoersverbindingen (ov en auto);
  • Op langere termijn een IJmeerverbinding als voorwaarde voor gezonde groei Almere;
  • Bij interne bereikbaarheid krijgen economisch belangrijke gebieden (zoals het Stadscentrum en het centrum van Almere Buiten inclusief Doemere) prioriteit.

Het bestemmingsplan voor Vogelhorst is in overeenstemming met de uitgangspunten van dit beleidsplan.

3.3 Werk in de stad

Werken in de wijk

(vastgesteld door het college van B&W op 8 februari 2005)

Het gemeentelijke beleid leidt primair tot meer flexibiliteit ten aanzien van het hebben van een bedrijf aan huis. Hierdoor worden gewenste en inpasbare initiatieven met betrekking tot de uitoefening van een bedrijf aan huis zo goed mogelijk geaccommodeerd.

Het uitgangspunt is dat het percentage bedrijfsruimte van aan huis gebonden beroepen voor heel Almere verhoogd is tot 50% van het oppervlak van een woning ('toegelaten bebouwing') onder meer onder de voorwaarde dat de woning bewoond wordt door diegene die er werkt.

Bij de planontwikkeling voor nieuwe uitleggebieden (bouwfronten) dient te worden uitgegaan van een indicatieve norm van 1 kleinschalige zelfstandige bedrijfsruimte op 50 woningen. In de uitleggebieden kunnen bepaalde straten die zich daarvoor lenen (stedenbouwkundig, functioneel en verkeerskundig), de plinten voor 100% omgezet worden van een woon- in een werkfunctie en vice versa. Daarnaast kan in de uitleggebieden, door bijvoorbeeld reserveruimten (maximaal 1 ha groot) op te nemen en/of bestemmingsplannen flexibeler te maken, bij een aantrekkende vraag adequaat ingesprongen worden met aanbod van extra bedrijfsruimte.

Bij herontwikkelingsgebieden kunnen 'kansenzones' worden aangewezen. In de zgn. 'kansenzones' kunnen in voorkomende gevallen woningen volledig omgezet worden tot bedrijfsruimten.

Voor het plangebied betekent dit dat het bedrijfsmatig gebruik van de woning is toegestaan. Zie hiervoor hetgeen in 3.2.6 Wonen-2 is opgenomen.

3.4 Groene stad

Waterplan Almere

(vastgesteld door de raad op 15 september 2005)

Het Waterplan geeft aan welke rol het binnendijks water binnen de stad speelt en wat er nodig is om die rol te vervullen. Bij herstructurering van de bestaande stad of nieuwbouw, geeft de watervisie richting aan de omgang met water. Een belangrijk onderdeel van de watervisie is de waterfunctiekaart waarop drie functies zijn weergegeven: een natuurlijke, recreatieve of stedelijke functie. De functie bepaalt hoe het water moet worden ingericht, beheerd en onderhouden.

Gemeente en Waterschap dragen de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het water in de stad. Het waterplan biedt een kader voor deze samenwerking. Het waterplan is opgesteld om zowel de huidige knelpunten in het watersysteem op te lossen als te anticiperen op toekomstige veranderingen en kansen.

Voor het plangebied betekent dit dat er overleg plaatsvindt over eventuele ingrepen in het watersysteem.

Kleur aan Groen (2014)

De nota Kleur aan Groen geeft de spelregels voor een zorgvuldige inpassing van initiatieven binnen het groenblauwe raamwerk. Almere wil het unieke netwerk van natuur en landschap ook in de toekomst koesteren en behouden. De nota legt daarom de hoofdstructuur (het raamwerk) vast op kaart en beschrijft de betekenis ervan (de essentie). De essentie en de groene kwaliteit van de landschappen stellen voorwaarden aan alle ontwikkelingen in het raamwerk. Daarbij biedt Kleur aan Groen bewoners en ondernemers nadrukkelijk de ruimte om hun ideeën in het groen en blauw te realiseren. Op die manier kunnen zij de inrichting en gebruiksmogelijkheden versterken.

De basis van de nota is de kaart van het groenblauwe raamwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5B04-vg01_0017.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP5B04-vg01_0018.jpg"

Op de kaart zijn landschapstypen aangegeven. Zij laten zien dat er verschillende landschappen zijn met elk hun eigen ruimtelijke karakteristieken en kenmerkend gebruik. Er wordt onderscheid gemaakt in: bos, moeras, park, voorzieningenpark, water en identiteitsdragers.

Om te kunnen beoordelen of een initiatief een verbetering voor (het gebruik van) het groenblauwe raamwerk oplevert, zijn de kwaliteiten van het raamwerk samengevat in 'de essentie'. Initiatieven zijn uitsluitend mogelijk als ze recht doen aan de essentie. Zo wordt bepaald of het raamwerk de beste plek is voor het initiatief, of dat het beter past op een bedrijventerrein of een centrumlocatie.

De volgende essenties zijn opgenomen in de Nota Kleur aan Groen:

Het groenblauwe raamwerk:

  • 1. heeft een waarde op zichzelf;
  • 2. is voor de stad en haar bewoners;
  • 3. is het fundament van de groene stad Almere;
  • 4. is verbonden met de stad;
  • 5. geeft Almere identiteit.

In aanvulling op de essentie gelden ontwikkelprincipes. Ze geven de condities voor een zorgvuldige inpassing en het bereiken van een optimale kwaliteitsbijdrage aan het groen en blauw.

Deze ontwikkelprincipes zijn:

  • 1. De groengebieden en het water vormen een samenhangend geheel;
  • 2. Het initiatief versterkt de identiteit van het gebied;
  • 3. Het initiatief is verbonden met het gebied;
  • 4. Het initiatief draagt blijvend bij aan het beheer van het gebied. De kwaliteit van het groen staat hierbij centraal, niet de financiering ervan.
  • 5. Er geldt terughoudendheid bij het bouwen in het groen, waarbij ingrepen gericht zijn op de versterking van de kwaliteit van het groenblauwe raamwerk. Voor bebouwing geldt een extra kwaliteitstoets, op basis van de nota kleur aan groen.
  • 6. Het college informeert de raad vooraf per raadsbrief over initiatieven die daadwerkelijk in aanmerking komen voor realisatie, indien deze afwijken van de bepalingen in de nota Kleur aan Groen. Hierbij schetst het college waarom afwijken van de nota meerwaarde heeft.

Door deze spelregels verschuift de aandacht. De functie op zich is niet doorslaggevend. Het gaat om de kwaliteit die een initiatief op een specifieke plek kan toevoegen.

Het plangebied is omgeven door het landschapstype Bos dat aansluit op het bos uit de Boswachterij Almeerderhout.


Ecologisch Masterplan

(vastgesteld door de raad op 02 juni 2005)

In het Ecologisch Masterplan is het beleid opgenomen gericht op de natuur in Almere. In het Masterplan zijn de volgende uitgangspunten benoemd.

  • a. De aan water en moeras gebonden natuur wordt in oppervlak vergroot en in kwaliteit versterkt.
  • b. De kwaliteit van het bestaande blauw en groen wordt beter afgestemd op de ontwikkelingen van de stad en de wensen van haar bewoners. Voor toekomstige uitbreidingsgebieden wordt de blauwgroene ontwikkeling tijdig en gelijkwaardig aan nieuwe rode ontwikkelingen gekoppeld.
  • c. Het groen-blauwe casco wordt aangevuld met de drie ontbrekende schakels (ecologische slagaders).
  • d. De brongebieden voor de natuur in de stad worden kwalitatief versterkt en planologisch veilig gesteld. Een brongebied is een gebied van waaruit soorten naast gelegen gebieden bevolken; bijv. de Lepelaarplassen zijn brongebied van vele rietvogels voor de grachten en parken van de stad).
  • e. Op het niveau van de stadsdelen wordt een raamwerk aan leefgebieden gerealiseerd.
  • f. Door in te zetten op het omvormen van regulier beheer naar gedifferentieerd beheer wordt de natuurkwaliteit van het openbaar groen vergroot.
  • g. Initiatieven van bewoners om mee te doen aan het beheer van de directe woonomgeving, worden gefaciliteerd en gestimuleerd.
  • h. De betrokkenheid van alle leeftijdsgroepen bij de natuur van Almere wordt bevorderd.


Het beleid van het Ecologisch Masterplan wordt op integrale wijze benaderd, d.w.z. met oog voor landschappelijke, recreatieve en ruimtelijke ontwikkelingen. Het masterplan betreft de 2e fase in het beleidsproces om te komen tot een sectorale visie op de natuur van Almere. Met het plan zijn de uitgangspunten door de raad vastgesteld die vervolgens richtinggevend zouden worden voor het op te stellen kaderplan. De uitvoering van deze derde fase heeft niet plaatsgevonden.

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de in het masterplan benoemde en begrensde brongebieden en ecologische verbindingen. Wel vormt het openbaar en particulier groen de belangrijke “haarvaten” van het ecologische systeem.

3.5 Veiligheid

Vuurwerknota 2005, Ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit

(vastgesteld door het college van B en W op 6 december 2005)

Op 1 maart 2002 is het Vuurwerkbesluit in werking getreden, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk.

De regels hebben betrekking op vervoer, opslag, verkoop en gebruik van vuurwerk. De meeste regels zijn technisch van aard en komen in het vergunningverlenings- of meldingstraject tot uitvoering. Er worden ook regels gegeven die een ruimtelijke betekenis hebben. De ruimtelijke regels van het Vuurwerkbesluit dienen te worden vastgelegd c.q. in acht genomen in nieuwe bestemmingsplannen, herzieningen, wijzigingen en vrijstellingen.

Almere is niet aangewezen als opslaggebied voor professioneel vuurwerk. Het beleid geeft aan dat vuurwerkopslag en -verkoop kan plaats vinden in winkelcentra en op bedrijventerreinen. Verkoop en opslag geschiedt niet in woongebieden en kleine winkelcentra met woningen erboven.

Voor het plangebied betekent dit dat de verkoop en/of opslag van vuurwerk niet is toegestaan.

3.6 Sociale structuur, onderwijs en cultuur

Archeologiebeleid

De hoofdlijnen van het archeologiebeleid van de gemeente Almere zijn beschreven in De schatkamer van Almere. Beleidsnota Archeologische Monumentenzorg Gemeente Almere 2001-2005 (vastgesteld in september 2001). Momenteel ligt de versie van de nota van maart 2009 voor.

Nota Archeologische Monumentenzorg 2009

De Nota Archeologische Monumentenzorg 2009 is het vervolg op de nota De Schatkamer van Almere. Beleidsnota Archeologische Monumentenzorg Gemeente Almere 2001-2005 (vastgesteld in 2001).

De Nota Archeologische Monumentenzorg 2009 bestaat uit twee delen: deel 1 over het Selectiebeleid archeologie 2008-2012 en deel 2 over het Programma Publiekbereik Archeologie. Bij de nota hoort de Archeologische Beleidskaart Almere 2009. Samenvattend is de strekking van de nota dat in de periode 2009-2012 het selectiebeleid zich zal richten op minder archeologische vindplaatsen dan vroeger selecteren voor behoud en het verrichten van minder onderzoek, maar wel van betere kwaliteit.

De onderzoeksplicht geldt alleen indien aan drie condities is voldaan:

  • Het plangebied waarin de voorgenomen bodemingreep zal plaatsvinden heeft een oppervlakte van 100 m2 of groter;
  • het plangebied betreft een terrein dat niet eerder bebouwd / overbouwd is geweest met bijvoorbeeld een weg of huizen;
  • en het moet gaan om een bodemingreep dieper dan 50 cm.

Archeologieverordening 2009

In de Archeologieverordening is vastgelegd hoe het college omgaat met archeologisch waardevolle terreinen en voor welke terreinen een onderzoeksverplichting dan wel een vrijstelling hiervan geldt. Archeologisch waardevolle terreinen zijn gebieden waarbinnen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen vastgesteld zijn. De onderzoeksverplichting geldt voor gebieden waarbinnen behoudenswaardige archeologische waarden verwacht worden. Deze terreinen worden Selectiegebieden genoemd.

Beide typen terreinen zijn aangeduid op de digitaal te raadplegen Archeologische Beleidskaart Almere. Binnen de genoemde gebieden zijn met enkele uitzonderingen, alle werkzaamheden / projecten archeologievergunningplichtig. De vergunning kan (al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden) verleend worden. De vergunning moet geweigerd worden indien het project/ de werkzaamheden de archeologische waarden aantasten of risico's daarop kan opleveren. Het beleid heeft tot doel aangetroffen Steentijdvindplaatsen en scheepswrakken die van voldoende kwaliteit zijn te behouden in situ.

In de Archeologieverordening is dwingend opgenomen dat de waardevolle terreinen en Selectiegebieden (zoals vermeld op de Archeologische Beleidskaart Almere) integraal in alle toekomstige ruimtelijke plannen en juridisch-planologische kaders moet worden overgenomen, met een met de verordening overeenkomende bescherming.

In de bestemmingsplanvoorschriften is dit uitgewerkt in de dubbelbestemmingen “Waarde - Archeologie 1”, “Waarde - Archeologie 2”. De bestemming “Waarde – Archeologie 1” is toegekend aan terreinen waar mogelijk archeologische waarden verwacht kunnen worden. Terreinen waar behoudenswaardige archeologische vindplaatsen voorkomen , zijn bestemd als “Waarde – Archeologie 2”.

In het bestemmingsplangebied van Vogelhorst ligt één terrein met “Waarde - Archeologie 2”, te weten vindplaats de Bult.

Nota Cultuur 2.0

In het kader van het Integraal Afspraken Kader (IAK) is in 2012 onder de titel 'Cultuur 2.0' de visie op cultuur vastgesteld. Op archeologisch gebied bijvoorbeeld is Almere uniek met de toolbox 'steentijdwildernis': een inrichtingsconcept waarmee de archeologische vindplaatsen uit de steentijd beleefbaar en bruikbaar worden gemaakt. De stad besteed veel zorg en middelen aan het behouden en onderzoeken van een de belangrijkste vindplaatsen. Eén van de uitgangspunten is dat in 2030 de Almeerse archeologie onderdeel is geworden van het collectieve geheugen van de Almeerders door cultuureducatie.

3.7 Overig gemeentelijk beleid

Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van (ruimtelijke) belang voor het plangebied van Vogelhorst (meer) bevonden.

  • Het betreft de volgende nota's:
  • Almere Principles (2009)
  • Structuurplan Almere 2010
  • Concept Structuurvisie Almere 2.0 (2010)
  • Kaderplan Bestaande Stad (2005)
  • Kadernota Grondbeleid (2009)
  • Meerjarenplan Satrtershuisvesting (2004)
  • Nota bedrijfswoningen in het buitengebied en groene stedelijke gebieden (2000)
  • Uitgiftebeleid benzineverkooppunten
  • Horecanota (2000)
  • Nota Ligplaatsen voor woonboten (1995)
  • Verkeersveiligheid rond basisscholen (2001)
  • Economische Actieplan Almere (Groei in banen) (2007)
  • Gemeentelijke visie op het vestigingsbeleid (GVV)
  • Detailhandelsvisie Almere 2014
  • Nota Hotelmarkt Almere, hotelvestigingsbeleid Almere
  • Economisch Masterplan voor de locatie A6/A27
  • Verordening op de speelautomaten en speelautomatenhallen (2003)
  • Nota 'Evenementen in Almere' (2011)
  • Gemeentelijk Waterhuishoudingsplan 2011-2016
  • Waterstad Almere. Toeristisch recreatief beleidsplan
  • Ecologische Masterplan (2005)
  • Beleidsplan wandelen en hardlopen "stap voor stap door Almere"(2003)
  • Veiligheid gebouwde omgeving (checklist veiligheid in ruimtelijke planvormingsproces)
  • Sociale Structuurschets 'Almere mensenwerk' (2004)
  • Samenhangend jeugdbeleid 'Jonge stad, stad voor jongeren en jeugd'(2005)
  • Toekomstvisie vrije tijd 'De (vrije) tijd van je leven!'
  • Cultuurnota 2009-2012 (2008)
  • Cultuurbrief 2013-2016, modern-zelfbewust-toegankelijk (2012)
  • Steentijdwildernis in Almere. Visie en toolbox voor invulling, visualisatie en gebruik van steentijdvindplaatsen (2012)
  • Nota 'Evenementen in Almere' (2011)
  • Verordening op de speelautomaten en speelautomatenhallen (2003)