direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitenhout en Buitenveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP3UV01-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Link naar de toelichting

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitenhout en Buitenveld met identificatienummer NL.IMRO.0034.BP3UV01-vg01 van de gemeente Almere.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan-huis-verbonden beroep

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbijbehorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.6 agrarisch bedrijf

een bedrijf, in hoofdzaak gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het fokken of houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  • a. akker- en tuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen bosbouw, sier- en fruitteelt;
  • b. veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
1.7 archeologisch waardevol terrein

terrein met behoudenswaardige oudheidkundige resten van (inter)nationaal belang.

1.8 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingspercentage

een in dit plan genoemd percentage dat aangeeft hoeveel van het (bouwvlak van het) desbetreffende bestemmingsvlak of een bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd.

1.11 bed & breakfast

een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt.

1.12 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen, waaronder detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit. Onder bedrijf wordt ook verstaan: bezorgservice, webwinkelen andere vergelijkbare bedrijven.

1.13 bedrijfsmatige activiteiten aan huis

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten met een kleinschalig karakter, die in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bouwwerken worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.14 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van bedrijven, kantoren, winkels en gebouwen die wordt gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

1.15 bedrijfswoning

een (gedeelte van een) gebouw, dat kennelijk slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) één persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming en het feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein.

1.16 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.17 bestaand
  • a. bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen;
  • b. bij gebruik: het gebruik van gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.18 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.22 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 cafetaria/afhaalrestaurant

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken.

1.28 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.29 cultuur en ontspanning

gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op kunst, ontspanning, vrijetijdsbesteding en vermaak, zoals een theater, museum, (overdekt) kinderspeelcentrum, dansschool, muziekschool, filmhuis, bioscoop, bowlingcentrum, atelier, galerie, één en ander met uitzondering van seksinrichtingen.

1.30 dansschool

een inrichting waar één of meer voorzieningen aanwezig zijn voor het in besloten ruimte dansen en het geven van dansonderricht, zonder verhuur van zalen of regulier gebruik ten behoeve van het geven van feesten en niet bij het dansonderricht behorende muziek- en dansevenementen.

1.31 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, perifere detailhandel, internetwinkel en supermarkt.

1.32 detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit

detailhandel vanuit vestigingen die als hoofdfunctie productie of vervaardiging van goederen hebben, waarvan de detailhandelsfunctie aantoonbaar ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en gelieerd is aan productiebedrijven en geen verkeers- en parkeerproblemen mag veroorzaken, een en ander tot maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak van de vestiging met een maximum van 100 m² verkoopvloeroppervlak.

1.33 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks al dan niet via een baliefunctie te woord wordt gestaan en geholpen.

1.34 discotheek of bar-dancing

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen.

1.35 ecologische waarde

waarde betreffende de natuurlijke samenhang tussen organismen en hun milieu.

1.36 eigen terrein

een aaneengesloten stuk grond waarover door de gebruiker kan worden beschikt en waarbij het kan gaan om meerdere kadastrale percelen.

1.37 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover een bestemmingsplan van toepassing is de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.38 erfbebouwing

functioneel met een hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en door zijn ligging, constructie en afmetingen daaraan ondergeschikt, op de grond staande gebouwen of andere overdekte bouwwerken. Hieronder vallen aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen.

1.39 erker

een ondergeschikt op de begane grond gelegen uitbouw van één bouwlaag aan de voorgevel van het hoofdgebouw.

1.40 gebied met mogelijk archeologische waarde

gebied waar naar verwachting terreinen met behoudenswaardige oudheidkundige resten van (inter)nationaal belang voorkomen, maar waar deze nog niet zijn vastgesteld.

1.41 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.42 geluidsgevoelige objecten

geluidsgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder, te weten:

  • a. woningen;
  • b. andere geluidsgevoelige gebouwen:
    • 1. onderwijsgebouwen;
    • 2. ziekenhuizen;
    • 3. verpleeghuizen;
    • 4. verzorgingstehuizen;
    • 5. psychiatrische inrichtingen;
    • 6. kinderdagverblijven;

de aanwijzing als 'ander geluidsgevoelig gebouw' geldt niet voor de delen van een gebouw die een andere bestemming hebben dan verblijfsruimte;

  • c. geluidsgevoelige terreinen:
    • 1. een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
    • 2. een ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen.
1.43 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt en waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf.

1.44 hogere waarde

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.

1.45 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.46 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.47 hotel

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor consumptie ter plaatse waaronder tevens worden begrepen een pension, bed & breakfast, herberg e.d.

1.48 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.49 kantoor- en praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, juridisch, kunstzinnig, medisch, paramedisch, therapeutisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.50 kelder

een bijzondere bouwlaag waarvan de bovenkant onder het peil is gelegen.

1.51 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken.

1.52 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.53 kunstwerk

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve ten behoeve van civieltechnische of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.54 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.55 maatschappelijke voorzieningen

(overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.56 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden houdt, zulks in combinatie met een of meer van de volgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden, het houden van wedstrijden of andere evenementen en horeca (kantine), mits ondergeschikt.

1.57 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie en voorzieningen voor stadsverwarming, elektrische oplaadpunten, zonnecollectoren, zonnepanelen.

1.58 onderbouw

een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1.20 m boven peil is gelegen.

1.59 ondergeschikte detailhandel

detailhandel vanuit vestigingen of voorzieningen die een andere hoofdfunctie hebben en waarvan de detailhandelsfunctie aantoonbaar ondergeschikt en gelieerd is aan de hoofdfunctie en geen verkeers- en parkeerproblemen mag veroorzaken, een en ander tot maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak van de vestiging met een maximum van 100 m² verkoopvloeroppervlak.

1.60 ondergeschikte horeca

een horecavoorziening binnen een andere hoofdbestemming of functie dan horeca, ten behoeve van en ondergeschikt aan die andere bestemming of functie voor de consumptie van dranken en etenswaren, een en ander tot maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak van de vestiging.

1.61 onderheide bebouwing

een bouwwerk waarbij de fundering op heipalen rust.

1.62 peil
  • a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld.
1.63 pensionstalling

een bedrijf dat gericht is op het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden in pension te stallen en te laten weiden.

1.64 platte afdekking

een (min of meer) horizontaal vlak ter afdekking van een gebouw dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw beslaat.

1.65 reclameobjecten

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of onderdelen van bouwwerken ten behoeve van reclamedoeleinden, zoals aankondigingborden, mupi's (reclameborden), billboards, reclame aan lichtmasten, gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen, tweevlaksborden.

1.66 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.67 recreatieve voorzieningen

op dagrecreatie gerichte voorzieningen of dagrecreatief gebruik van gronden zoals wandelen, fietsen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten, informatie-, rust- en uitzichtplaatsen, niet gericht op verstrekken van nachtverblijf en niet zijnde sportvoorzieningen.

1.68 risicovolle inrichting

een inrichting als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, zoals dat geldt ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.

1.69 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke al dan niet besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, dan wel in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, seksclub, privé-huis, erotische massagesalon, raambordeel, of een combinatie daarvan.

1.70 sportvoorzieningen

gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen, gericht op sport, zoals een fitnesscentrum of sportveld, niet zijnde recreatieve voorzieningen.

1.71 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.72 stalhouderij

een bedrijf dat gericht is op het verhuren van aanspanningen (trouwkoetsen, paardentrams) voor bijzondere gelegenheden.

1.73 straatmeubilair

kleinschalige bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals verkeergeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, prullenbakken, speeltoestellen en reclameobjecten, alsmede telefooncellen, abri's.

1.74 verblijfsruimte

een verblijfsruimte als bedoeld in het Besluit geluidhinder, te weten:

  • leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen;
  • onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  • onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van verzorgingshuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven;
  • theorievaklokalen van onderwijsgebouwen;
  • ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen.
1.75 verkoopvloeroppervlak

de voor winkelend publiek toegankelijke verkoopruimte van een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter de toonbank en kassa's.

1.76 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt.

1.77 windmolen

een bouwwerk ter opwekking van elektriciteit door benutting van windkracht met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.78 zendmast

bouwwerk, geen gebouw zijnde, die zelfstandig dan wel in onderlinge samenhang met bijbehorende bouwwerken bedoeld zijn voor het dragen en laten functioneren van zend- of ontvangstantennes.

1.79 zolder

de bovenste verdieping van een gebouw die is afgedekt met hellende daken.

Artikel 2 Wijze van meten

Link naar de toelichting

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, windmolens en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de bouwhoogte van een windmolen

vanaf het peil dan wel het hoogste punt van een gebouw tot en met de as of rotor van de windmolen.

2.5 de rotordiameter van een kleine windmolen

voor kleine horizontale as windturbines (HAT) en verticale as windturbines (VAT) is in onderstaande figuur weergegeven hoe de rotordiameter wordt gemeten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3UV01-vg01_0001.png"

HAT VAT

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

Link naar Toelichting paragraaf 3.2.1 over agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
  • b. één bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • c. recreatief medegebruik;
  • d. detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit;
  • e. ondergeschikt bos;

met de daarbij behorende:

  • f. erven, parkeervoorzieningen, toegangspaden, in- en uitritten en overige verhardingen;
  • g. groen- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen en water;
  • i. windmolens op of aan een hoofdgebouw;
  • j. installaties voor gasopslag (propaantanks);
  • k. overige functioneel met de bestemming 'Agrarisch' verbonden voorzieningen.

met dien verstande dat:

  • l. binnen de veiligheidsafstand van 25 m van een installatie voor gasopslag (propaantank) zijn geen buiten de inrichting gelegen (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan;
3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

ten aanzien van agrarische bedrijfsgebouwen:

  • a. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
  • b. agrarische bedrijfsbebouwing mag niet vóór (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte van de agrarische bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 3.000 m²;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d mag de bouwhoogte van torensilo's maximaal 30 m bedragen;

ten aanzien van de bedrijfswoning en erfbebouwing:

  • f. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
  • g. maximaal één bedrijfswoning is toegestaan met dien verstande dat de inhoud 750 m³ bedraagt en de bouwhoogte 10 m;
  • h. de oppervlakte van erfbebouwing mag 60 m² bedragen;
  • i. erfbebouwing mag niet vóór (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • j. de bouwhoogte van aan de bedrijfswoning gebouwde erfbebouwing niet meer mag bedragen dan 0,30 m boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, kelders en onderbouwen daaronder niet begrepen, een en ander tot 5 m;
  • k. in afwijking van de onder j bepaalde bouwhoogte zijn dakterrassen toegestaan op aan de bedrijfswoning gebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • l. de bouwhoogte van vrijstaande erfbebouwing mag 5 m bedragen;

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • m. erf- en terreinafscheidingen grenzend aan de openbare weg: bouwhoogte 1 m;
  • n. overige erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte 2 m;
  • o. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte 15 m;
  • p. kunstobjecten: bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m2;
  • q. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.
3.3 Afwijken van bouwregels
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2 onder d, g en q met betrekking tot de bouwhoogte ten behoeve van de bouw van windmolens, mits:
    • 1. de windmolens worden gerealiseerd op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw;
    • 2. de toegestane bouwhoogte voor hoofdgebouwen met maximaal 3 m wordt overschreden;
    • 3. de rotordiameter van de windmolens maximaal 2 m bedraagt.
  • b. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2 onder c tot een oppervlakte van de agrarische bedrijfsbebouwing van maximaal 4.000 m², voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de uitbreiding noodzakelijk is vanuit de agrarische bedrijfsvoering en;
    • 2. de noodzaak van de benodigde uitbreiding blijkt uit een door een agrarisch deskundige opgesteld advies.
3.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan:
    • 1. het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel;
    • 2. het - anders dan op het moment van inwerkingtreding van dit plan reeds bestaand - gebruik van gronden en bouwwerken voor langdurig verblijf van kinderen jonger dan 16 jaar, zoals woningen, clubhuizen, scholen, crèches en kinderopvang.
  • b. Het gebruik van ruimten in de bedrijfswoning en erfbebouwing ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten, anders dan agrarische, dan wel detailhandel wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. tot 50% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en erfbebouwing mag voor een aan-huis-verbonden beroep en/ of niet-agrarische bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt;
    • 2. detailhandel mag worden uitgeoefend tot een maximum van 25 m² verkoopvloeroppervlak, met dien verstande dat dit oppervlak deel uitmaakt van de onder 1 bedoelde 50% regeling;
    • 3. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 5. er wordt geen horeca uitgeoefend met uitzondering van ruimten voor bed & breakfast;
    • 6. het beroep of de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend; er is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan;
    • 7. catering, seksinrichtingen, munitie -en vuurwerkopslag en voorzieningen voor langdurig verblijf van kinderen jonger dan 16 jaar, zoals clubhuizen, scholen, crèches en kinderopvang, zijn niet toegestaan.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat lid 3.4 onder a sub 2 en onder b sub 7 wordt geschrapt, indien het leidingtransport voor hoogspanning is beëindigd.

Artikel 4 Bos

Link naar Toelichting paragraaf 3.2.2 over Bos

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos;
  • b. bosbeleving, waaronder speel-, educatieve- en culturele voorzieningen;
  • c. natuurontwikkeling;
  • d. dagrecreatie;
  • e. ondergeschikte grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • f. houtproductie;
  • g. waterberging;

met de daarbij behorende

  • h. verhardingen, ontsluitingswegen, ruiter-, voet- en fietspaden,
  • i. groenvoorzieningen en water;
  • j. kunstwerken en kunstobjecten,
  • k. parkeervoorzieningen,
  • l. waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen,
  • m. overige functioneel met de bestemming Bos' verbonden voorzieningen;
4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

  • a. erf- en terreinafscheidingen grenzend aan de openbare weg: bouwhoogte 1 m;
  • b. overige erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte 2 m;
  • c. speelvoorzieningen en overig straatmeubilair: bouwhoogte 5 m;
  • d. licht- en vlaggenmasten: bouwhoogte 9 m;
  • e. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte 15 m;
  • f. kunstobjecten: bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m2;
  • g. gevel- en lichtreclames en aanduidingen op bouwwerken: bouwhoogte is de toegestane bouwhoogte van bouwwerken op het betreffende bouwperceel;
  • h. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is verboden de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken voor:
    • 1. ten behoeve van seksinrichtingen en zelfstandige detailhandel;
    • 2. het opslaan van gerede en ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
    • 3. het opslaan c.q. stallen van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
    • 4. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
  • b. het bepaalde in 4.3 onder a is niet van toepassing op:
    • 1. het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
    • 2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/ of handhaving van de bestemming en/ of aanduidingen.

Artikel 5 Gemengd

Link naar Toelichting paragraaf 3.2.3 over Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen op gebied van cultuur en ontspanning;
  • b. sportvoorzieningen;
  • c. horeca tot en met categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3'' voor horeca tot en met categorie 3 als bedoeld in de Staat van Horeca-activiteiten;
  • e. maatschappelijke voorzieningen met dien verstande dat geluidsgevoelige objecten niet zijn toegestaan;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf' tevens voor een kinderdagverblijf met een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 25 m²;
  • g. ondergeschikte detailhandel;

met de daarbij behorende

  • h. toegangspaden, in- en uitritten, verkeers- en verblijfsgebieden en parkeervoorzieningen;
  • i. straatmeubilair en reclameobjecten;
  • j. groenvoorzieningen, water, waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
  • k. windmolens op of aan een hoofdgebouw;
  • l. overige functioneel met de bestemming 'Gemengd' verbonden voorzieningen;
5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

ten aanzien van gebouwen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het voorgeschreven maximum bebouwingspercentage in acht dient te worden genomen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • c. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte 1,5 m met dien verstande dat aan de noordzijde (parallel aan de Buitenhoutsedreef) geen erf- of terreinafscheidingen zijn toegestaan;
  • d. licht- en vlaggenmasten: bouwhoogte 9 m;
  • e. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte 15 m;
  • f. kunstobjecten: bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m2;
  • g. vlaggenmasten: bouwhoogte 9 m;
  • h. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen: bouwhoogte is de toegestane bouwhoogte van gebouwen op het betreffende bouwperceel;
  • i. andere reclameobjecten: bouwhoogte 6 m;
  • j. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2 onder b en j ten behoeve van de bouw van windmolens mits:

  • 1. de windmolens worden gerealiseerd op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw;
  • 2. de toegestane bouwhoogte voor hoofdgebouwen met maximaal 3 m wordt overschreden;
  • 3. de rotordiameter van de windmolens maximaal 2 m bedraagt.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel.

Artikel 6 Groen

Link naar de toelichting op de bestemming 'Groen'

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. waterberging;
  • c. bermen, bermsloten en waterpartijen;
  • d. (extensief) recreatief medegebruik;

met de daarbij behorende

  • e. kunstwerken en kunstobjecten;
  • f. verhardingen, ruiter-, voet- en fietspaden,
  • g. recreatieve - en speelvoorzieningen,
  • h. waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen,
  • i. overige functioneel met de bestemming 'Groen' verbonden voorzieningen;
6.2 Bouwregels

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

ten aanzien van gebouwen:

  • a. op de gronden met deze bestemming uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met een bouwhoogte van 3,5m en een oppervlakte van 25 m2;

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • b. erf- en terreinafscheidingen grenzend aan de openbare weg: bouwhoogte 1 m;
  • c. overige erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte 2 m;
  • d. lichtmasten en masten voor beveiliging: bouwhoogte 9 m;
  • e. speelvoorzieningen en overig straatmeubilair: bouwhoogte 5 m;
  • f. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte 15 m;
  • g. kunstobjecten: bouwhoogte 10 m, oppervlakte 10 m2 ;
  • h. kunstwerken: bouwhoogte 6 m;
  • i. geluidwerende voorzieningen: bouwhoogte 4 m;
  • j. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is verboden de gronden te gebruiken voor:
    • 1. het opslaan van gerede en ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
    • 2. het opslaan c.q. stallen van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
    • 3. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
  • b. Het bepaalde in lid 6.3 onder a. is niet van toepassing op:
    • 1. het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
    • 2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of handhaving van de bestemming en aanduidingen.

Artikel 7 Recreatie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende

  • d. parkeervoorzieningen, toegangspaden, in- en uitritten en reclameobjecten;
  • e. groenvoorzieningen en water;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. overige functioneel met de bestemming 'Recreatie' verbonden voorzieningen.
7.2 Bouwregels

Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

ten aanzien van gebouwen:

  • a. op de gronden met deze bestemming uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met een bouwhoogte van 3,5 m en een oppervlakte van 25 m2;

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • b. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel: bouwhoogte 1 m;
  • c. overige erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte 2 m;
  • d. lichtmasten: bouwhoogte 9 m;
  • e. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte 15 m;
  • f. kunstobjecten: bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m2;
  • g. vlaggenmasten: bouwhoogte 9 m;
  • h. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.

Artikel 8 Sport

Link naar de toelichting op de bestemming 'Sport'

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'manege' tevens voor een manege met bijhorende stallen, kantoor- en opslagruimten, buitenbakken, stapmolens, buitenopslag voor mest en voer, hooiopslag, wedstrijd- terreinen, paardenweiden, kinderboerderij, andere bij een manege behorende bouwwerken en één bedrijfswoning al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • c. ondergeschikte horeca tot en met ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend in de vorm van een kantine;

met de daarbij behorende

  • d. toegangspaden, in- en uitritten, erven, verkeers- en verblijfsgebieden en parkeervoorzieningen;
  • e. straatmeubilair en reclameobjecten;
  • f. water, groen-, waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
  • g. windmolens op of aan een hoofdgebouw;
  • h. installaties voor gasopslag (propaantanks);
  • i. overige functioneel met de bestemming 'Sport' verbonden voorzieningen.

met dien verstande dat:

  • j. binnen de veiligheidsafstand van 25 m van een installatie voor gasopslag (propaantank) zijn geen buiten de inrichting gelegen (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan;
8.2 Bouwregels

Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

ten aanzien van gebouwen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het voorgeschreven maximum bebouwingspercentage in acht dient te worden genomen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'manege':
    • 1. één rijhal inclusief pensionstalling met een brutovloeroppervlakte van 5.500 m²;
    • 2. één bedrijfswoning met dien verstande dat de inhoud 750 m³ bedraagt en de bouwhoogte 10 m;
    • 3. de oppervlakte van erfbebouwing mag 60 m² bedragen;
    • 4. erfbebouwing mag niet vóór (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
    • 5. de bouwhoogte van aan de bedrijfswoning gebouwde erfbebouwing niet meer mag bedragen dan 0,30m boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, kelders en onderbouwen daaronder niet begrepen, een en ander tot 5 m;
    • 6. in afwijking van de onder 5 bepaalde bouwhoogte zijn dakterrassen toegestaan op aan de bedrijfswoning gebouwde erfbebouwing;
    • 7. de bouwhoogte van vrijstaande erfbebouwing mag 5 m bedragen;

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • d. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan, hekken rondom een buitenrijbak: bouwhoogte 1,5 m;
  • e. overige erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte 2 m;
  • f. licht- en vlaggenmasten: bouwhoogte 9 m;
  • g. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte 15 m;
  • h. kunstobjecten: bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m2;
  • i. gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen: bouwhoogte is de toegestane bouwhoogte van gebouwen op het betreffende bouwperceel;
  • j. overige reclameobjecten: bouwhoogte 6 m;
  • k. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde waaronder gas- en/ of septictanks: bouwhoogte 3 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2 onder a, c sub 2 en k ten behoeve van de bouw van windmolens mits:

  • 1. de windmolens worden gerealiseerd op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw;
  • 2. de toegestane bouwhoogte voor hoofdgebouwen met maximaal 3 m wordt overschreden;
  • 3. de rotordiameter van de windmolens maximaal 2 m bedraagt.
8.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is verboden de gronden en de daarop voorkomende bouwwerk te gebruiken voor:
    • 1. ten behoeve van seksinrichtingen en zelfstandige detailhandel;
    • 2. het opslaan van gerede en ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
    • 3. het opslaan c.q. stallen van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
    • 4. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
  • b. het bepaalde in 8.4 onder a is niet van toepassing op:
    • 1. het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
    • 2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/ of handhaving van de bestemming en/ of aanduidingen.
  • c. Het gebruik van ruimten in de bedrijfswoning en erfbebouwing ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten, anders dan agrarische, dan wel detailhandel wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. tot 50% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en erfbebouwing mag voor een aan-huis-verbonden beroep en/ of niet-agrarische bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt;
    • 2. detailhandel mag worden uitgeoefend tot een maximum van 25 m² verkoopvloeroppervlak, met dien verstande dat dit oppervlak deel uitmaakt van de onder 1 bedoelde 50% regeling;
    • 3. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 5. er wordt geen horeca uitgeoefend met uitzondering van ruimten voor bed & breakfast;
    • 6. het beroep of de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend; er is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan;
    • 7. catering, seksinrichtingen en munitie -en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.
  • d. de afstand van een stal, buitenrijbak, stapmolen en buitenopslag van mest en voer tot geurgevoelige functies dient ten minste 50 m te bedragen;

Artikel 9 Verkeer

Link naar Toelichting paragraaf 3.2.6 over Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, busbanen, fiets- en voetpaden en bermen;
  • b. parkeerplaatsen, haltevoorzieningen, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen en reclameobjecten;

met de daarbij behorende

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. kunstobjecten en -werken;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. overige functioneel met de bestemming 'Verkeer' verbonden voorzieningen.
9.2 Bouwregels

Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

  • a. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen: bouwhoogte 3,5 m, oppervlakte 25 m2;
  • b. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte 2 m;
  • c. lichtmasten, bewegwijzeringsportalen en verkeerslichten: bouwhoogte 9 m;
  • d. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuur: bouwhoogte 15 m;
  • e. straatmeubilair en reclameobjecten: bouwhoogte 6 m;
  • f. kunstobjecten: bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m2;
  • g. kunstwerken: bouwhoogte 15 m;
  • h. geluidwerende voorzieningen: bouwhoogte 5 m;
  • i. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Nutsvoorzieningen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2 onder a voor een bouwwerk ten behoeve van een nutsvoorziening tot een maximale bouwhoogte van 5 m en een maximale oppervlakte van 50 m2, mits het gebouw uit stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is.

Artikel 10 Water

Link naar Toelichting paragraaf 3.2.8 over Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterberging;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. (extensief) recreatief medegebruik

met de daarbij behorende:

  • d. kunstwerken, zoals bruggen, sluizen, keermuren, duikers, (aanleg)steigers, vlonders, trailerhellingen en (strek)dammen, welke mede ten dienste mogen zijn van de aangrenzende bestemming;
  • e. straatmeubilair en kunstobjecten;
  • f. voet- en fietspaden;
  • g. oevers, taluds en groenvoorzieningen;
  • h. overige functioneel met de bestemming 'Water' verbonden voorzieningen;

een en ander met dien verstande dat:

  • i. ligplaatsen voor (woon)schepen niet zijn toegestaan.
10.2 Bouwregels

Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

  • a. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte 2 m;
  • b. kunstwerken: bouwhoogte 6 m;
  • c. kunstobjecten: bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m²;
  • d. straatmeubilair: bouwhoogte 6 m;
  • e. licht- en vlaggenmasten: bouwhoogte 9 m;
  • f. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.

Artikel 11 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Link naar Toelichting paragraaf 3.3.4 over Leiding-hoogspanning

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het transport van elektriciteit door een bovengrondse hoogspanningsverbinding van 380 Kv (Kilovolt) met bijbehorende belemmeringenstrook.

11.2 Bouwregels

Op de als Leiding - Hoogspanningsverbinding bestemde gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de doeleinden, genoemd in lid 11.1, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m, waarbij de bouwhoogte van de hoogspanningsmasten maximaal 60 m mag bedragen.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken beheerder van de hoogspanningsverbinding.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren:

  • 1. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • 2. het aanleggen van watergangen en -partijen;
  • 3. het wijzigen van het maaiveldniveau;
  • 4. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting;
  • 5. het leggen van kabels en leidingen;
  • 6. het plaatsen van onroerende objecten, geen bebouwing zijnde, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

b. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, kan worden verleend mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken beheerder van de hoogspanningsverbinding.

c. Het in lid 11.4 onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden;

  • 1. die reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;
  • 2. die het normale onderhoud ten aanzien van de hoogspanningsverbinding en de belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere daar voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • 3. die graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artkel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' uit het plan wordt verwijderd, indien het leidingtransport voor hoogspanning ter plaatse is beëindigd.

Artikel 12 Waarde - Archeologie 1

Link naar Toelichting paragraaf 3.3.1 over Waarde-Archeologie 1

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse te verwachten archeologische waarden.

12.2 Bouwregels
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' bouwwerken te bouwen.
  • b. Het onder a bedoelde verbod is niet van toepassing op:
    • 1. die delen van de gronden die reeds bebouwd zijn of zijn geweest met onderheide bouwwerken;
    • 2. bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte kleiner dan 100 m².
12.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in lid 12.2 bedoelde verbod voor bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte groter dan 100 m².
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  • c. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
  • d. De opgravingen, de te treffen maatregelen en de archeologische begeleiding dient c.q. dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de afwijking te stellen kwalificaties en eisen.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1', zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen van de bodem;
    • 2. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
    • 3. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, woelen, mengen, diepploegen;
    • 4. het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd;
    • 5. het beplanten en het aanleggen van bos of boomgaard;
    • 6. het wijzigen van het waterpeil;
    • 7. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 8. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    • 9. het graven, verbreden en dempen van grachten, vijvers en andere wateren.
  • b. Het verbod onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud van de gronden betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen of voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
    • 4. betrekking hebben op een oppervlakte kleiner dan 100 m²;
    • 5. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
  • c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  • d. Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden gekoppeld:
    • 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 3. de verplichting de uitvoering van het werk c.q. de werkzaamheid te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
  • e. De opgravingen, de te treffen maatregelen en de archeologische begeleiding dient c.q. dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen.
12.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat:

  • a. De bestemming 'Waarde - Archeologie 1' wordt verwijderd, indien er op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie geen archeologische waarden zijn vastgesteld;
  • b. De bestemming 'Waarde - Archeologie 1' wordt veranderd in de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' voor gronden waar door middel van archeologisch onderzoek dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie een of meer archeologisch waardevolle terreinen zijn vastgesteld.

 

Artikel 13 Waarde - Archeologie 2

Link naar Toelichting paragraaf 3.3.1 over Waarde-Archeologie 2

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor de bescherming van de aanwezige archeologische waarden in het gebied.

13.2 Bouwregels

Op de in lid 13.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de in dat lid genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor aanvullend definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Ten behoeve van samenvallende bestemmingen mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

13.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in lid 13.2 bedoelde verbod voor bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    • 2. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  • c. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
  • d. De opgravingen, de te treffen maatregelen en de archeologische begeleiding dient c.q. dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2', zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen van de bodem;
    • 2. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
    • 3. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, woelen, mengen, diepploegen;
    • 4. het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd;
    • 5. het beplanten en het aanleggen van bos of boomgaard;
    • 6. het wijzigen van het waterpeil;
    • 7. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 8. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    • 9. het graven, verbreden en dempen van grachten, vijvers en andere wateren.
  • b. Het verbod onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
  • c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    • 2. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  • d. Aan de vergunning kunnen de volgende voorwaarden worden gekoppeld:
    • 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 3. de verplichting de uitvoering van het werk c.q. de werkzaamheid te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
  • e. De opgravingen, de te treffen maatregelen en de archeologische begeleiding dient c.q. dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen.
13.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' wordt verwijderd, indien het archeologisch waardevol terrein conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie voldoende is onderzocht door middel van een archeologische opgraving of begeleiding en de eventuele bodemvondsten elders zijn onder gebracht.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Link naar Toelichting paragraaf 3.4.2 Algemene regels

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene bouwregels

Link naar Toelichting paragraaf 3.4.2 Algemene regels

15.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen/bouwgrenzen

De bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, serres, entreeportalen, veranda's, overstekken, luifels, afdaken en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 3 m bedraagt, met dien verstande dat:

  • a. voor stoepen, stoeptreden, galerijen, hellingbanen, funderingen, luifels, afdaken en overstekken overschrijding over de volledige gevelbreedte is toegestaan;
  • b. voor overige overschrijdingen geldt een maximum van 50% van de gevelbreedte.
15.2 Ondergeschikte bouwonderdelen op daken van gebouwen

Bouwwerken op het dak van een gebouw, zoals installatiecontainers, centrale verwarmings- en luchtbehandelinginstallaties, liftschachten, hekwerken en soortgelijke bouwwerken om installaties uit het zicht te houden, zonnepanelen, zonnecollectoren, windmolens en masten worden niet meegerekend bij de bepaling van de hoogte van het gebouw, als zijnde ondergeschikt, mits:

  • a. de oppervlakte van de bouwwerken maximaal 1/3 bedraagt van het grondoppervlak van het gebouw;
  • b. de bouwhoogte van de bouwwerken vanaf het dak gemeten maximaal 4 m bedraagt met dien verstande dat de bouwhoogte van masten maximaal 5 m bedraagt.

Artikel 16 Algemene gebruiksregels

Link naar de toelichting op de algemene gebruiksregels

16.1 Parkeerregeling
16.1.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met de in het bestemmingsplan gegeven bestemmingen wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden of bouwwerken, waarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein volgens de parkeernormen, zoals genoemd in bijlage 2 Lijst van parkeernormen;
  • b. het laden en lossen van goederen, waarbij niet wordt voorzien in voldoende laad- en losruimte op eigen terrein.
16.1.2 Voorwaardelijke verplichting

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van bouwwerken en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de parkeernormen, zoals genoemd in bijlage 2 Lijst van parkeernormen èn in voldoende laad- en losruimte.

16.1.3 Parkeerplaats

De in lid 16.1.1 en 16.1.2 bedoelde parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben, die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen (vb haaksparkeren) tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen.

16.1.4 Afwijkingsmogelijkheid
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.1.1 en 16.1.2:
    • 1. mits uit een parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is;
    • 2. voor functies die niet voorkomen in bijlage 2 Lijst van parkeernormen, indien is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte.
  • b. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.1.3 ten aanzien van de afmetingen van parkeerplaatsen, mits wordt aangetoond dat met andere afmetingen volstaan kan worden.
16.1.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd om bijlage 2 Lijst van parkeernormen te wijzigen, in die zin dat:

  • a. functies met de daarbij behorende parkeernormen kunnen worden gewijzigd, indien nieuwe ontwikkelingen of wet- en regelgeving daartoe aanleiding geven.
  • b. nieuwe functies met de daarbij behorende parkeernorm kunnen worden toegevoegd;

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

Link naar Toelichting paragraaf 3.4.2 Algemene regels

17.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan- tenzij op grond van hoofdstuk 2 terzake reeds kan worden afgeweken - afwijken van de bepalingen van het plan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen niet zijnde bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3.00 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het oprichten van ondergrondse pompgemalen ten behoeve van riooltransportleidingen;
  • d. het bouwen van gebouwen voor nutsvoorzieningen met een lagere bouwhoogte of een lager bebouwingspercentage dan op grond van de bepalingen van het plan minimaal is voorgeschreven.
17.2 Voorwaarden voor de afwijking

Er wordt niet afgeweken van de bepalingen van het plan, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 18 Algemene wijzigingsregels

Link naar Toelichting paragraaf 3.4.2 Algemene regels

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet op de ruimtelijke ordening, bevoegd om de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen, voor zover zulks van belang is voor een bouwkundige dan wel stedenbouwkundige betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein waarbij het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% mag worden vergroot;

Artikel 19 Overige regels

Link naar Toelichting paragraaf 3.4.2 Algemene regels

19.1 Overige regelingen en verordeningen

Indien in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen of verordeningen, dienen deze te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, tenzij anders bepaald.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Link naar Toelichting paragraaf 3.4.3 over Overgangs- en slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
20.2 Afwijking overgangsrecht bouwwerken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 20.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

20.3 Uitzondering overgangsrecht bouwwerken

Lid 20.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

20.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

20.5 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 20.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

20.6 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in lid 20.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

20.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik

Lid 20.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitenhout en Buitenveld.

 

vastgesteld door de raad van de gemeente Almere op

de griffier, de voorzitter,

Bijlagen

Bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten

Categorie 1: "lichte horeca"

Bedrijven die beperkte hinder veroorzaken voor omwonenden. Deze bedrijven zijn in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden). Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante lichte horeca (tot en met 250 m² bedrijfsvloeroppervlak)

  • automatiek;
  • broodjeszaak;
  • cafetaria;
  • croissanterie;
  • koffiebar;
  • lunchroom;
  • ijssalon;
  • snackbar;
  • tearoom;
  • traiteur.

1b. Overige lichte horeca (tot en met 250 m² bedrijfsvloeroppervlak)

  • bistro;
  • restaurant (zonder bezorg- of afhaalservice);
  • hotel of pension.

1c. Restaurant met bezorg- of afhaalservice tot en met 250 m² bedrijfsvloeroppervlak.

Categorie 2: "middelzware horeca"

Bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder kan onder andere ontstaan door openingstijden 's nachts of door grote verkeersaantrekkende werking. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

2a. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking

  • bedrijven genoemd onder subcategorie 1a, 1b of 1c met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 250 m²;

2b. Horeca die in beginsel vooral 's avonds en 's nachts geopend is

  • bar;
  • biljartcentrum;
  • café;
  • proeflokaal;
  • shoarma/grillroom;
  • zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

Categorie 3: "zware horeca"

Bedrijven die grote hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder kan onder andere ontstaan door een combinatie van openingstijden 's nachts en een grote verkeersaantrekkende werking.

3. Zware horeca

  • dancing;
  • discotheek;
  • nachtclub;
  • partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen)

Bijlage 2 Lijst van parkeernormen

De parkeernormen in deze lijst zijn gebaseerd op de kencijfers parkeren, volgens de uitgave 'Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom' (ASVV) uit 2012 van de Stichting Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (Stichting CROW) te Ede. De volgende normen, uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, zitplaats, baan dan wel brutovloeroppervlak (afgekort: b.v.o.) zijn van toepassing. Voor dit gebied geldt een norm voor sterk stedelijk gebied in de rest bebouwde kom.

Supermarkt   5 pp per 100 m2 bvo  
Bedrijfsverzamelgebouw (mix van kantoren zonder baliefunctie en bedrijven)   3 pp per 100 m2 bvo
 
Arbeids-/bezoekersextensieve bedrijven   1,2 pp per 100 m2 bvo  
Arbeids-/bezoekersintensieve bedrijven   2,3 pp per 100 m2 bvo  
Kantoor met baliefuncties (commerciële dienstverlening)   2,4 pp per 100 m2 bvo  
Kantoor zonder baliefuncties   1,8 pp per 100 m2 bvo  
(tand)Arts/Maatschap/Therapeut   2,5 pp per behandelkamer (met een min. van 3 pp/praktijk)  
Zorgvoorziening   2 pp per behandelkamer  
Café/Bar/Cafetaria   6,7 pp per 100 m2 bvo  
Restaurant   13,3 pp per 100 m2 bvo  
Zalenverhuur (zonder regulier gebruik t.b.v. feesten en muziek-/dansevenementen)   5 pp per 100 m2 bvo  
Partycentrum (regulier gebruik t.b.v. feesten en muziek-/dansevenementen)   10 pp per 100 m2 bvo
 
Hotel (gemiddeld)   4,9 per 10 kamers  
Hotel (luxe)   6,9 per 10 kamers  
Bowlingcentrum   3,3 pp per bowlingbaan  
Bioscoop   11,4 pp per 100 m2 bvo  
Theater   10,7 pp per 100 m2 bvo  
Museum   1 pp per 100 m2 bvo  
Wellness   9,3 pp per100 m2 bvo  
Kinderspeelcentrum   7,4 pp per 100 m2 bvo  
Gymzaal (met avondfunctie)   2,8 pp per 100 m2 bvo  
Sportschool/dansstudio/fitnessstudio   4,9 pp per 100 m2 bvo  
Tennisclub   2,9 pp per baan  
Sportvelden   25,6 pp per ha netto terrein  
Manege   0,5 pp per box  
Sociaal cultureel centrum / wijkgebouw   2,9 pp per 100 m2 bvo  
Kerk, religieuze instelling   0,2 pp per zitplaats  
Crèche/Peuterspeelzaal/KDV   1,2 pp per 100 m2 bvo + kiss&ride (= maatwerk)  
Kringloopwinkel   1,7 per 100 m2 bvo  
Grondgebonden woning   1,50 pp per woning openbaar of
1,75 pp per woning waarbij 1,0 eigen terrein + 0,75 openbaar  
(bedrijfs)woning/ woonwerkunit   2 pp per woning + 2 pp per 100 m2 b.v.o.  

Overige functies ter bepaling door verkeer en vervoer op basis van kengetallen CROW (ASVV 2012). Deze normen worden ook gebruikt voor een parkeerbalans. In de balans kan worden gerekend met dubbelgebruik, hiervoor is het noodzakelijk dat parkeerplaatsen te allen tijden openbaar toegankelijk zijn. Voor deze berekeningen worden aanwezigheidspercentages gehanteerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen bewoners/werknemers parkeren en bezoekers parkeren.