direct naar inhoud van Bijlage 8 Onderzoeken externe veiligheidsrisico's
Plan: Poldervlak 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP3E02-vg01

Bijlage 8 Onderzoeken externe veiligheidsrisico's

8.1 Externe veiligheidsrisico's wegtransport versie 8 oktober 2010

Eerste indruk van de risico's o.b.v. regionaal onderzoek:

Medio 2000 heeft de provincie een (actualisatie)onderzoek gedaan o.a. naar de risico's voor de omgeving die verbonden zijn aan transport van gevaarlijke stoffen. Uit het deelrapport transport van 18 december 2000 blijkt, ten aanzien van het hier relevante wegvakken (Polderdreef, Buitenring), dat deze geen PR 10-6-contour hebben. Dit is de grenswaarde voor kwetsbare objecten en richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Binnen deze contour is bij nieuwe situaties (nieuw omgevingsbesluit) vestiging van kwetsbare objecten niet toegestaan en van beperkt kwetsbare objecten alleen bij zwaarwegende belangen.

Op grond van het berekende plaatsgebonden risico en de vuistregels uit de 'Handreiking externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen' is op voorhand duidelijk dat het groepsrisico (GR) verwaarloosbaar is en dat van een overschrijding van de oriëntatiewaarde geen sprake is.

Eind 2005 zijn in het kader van project 2 van het provinciale uitvoeringsprogramma externe veiligheid (PUEV 2), tellingen uitgevoerd (zie tabel hieronder) op de Flevolandse wegen en vervolgens risicoberekeningen gemaakt.

De transportomvang van zowel brandbare gassen (GF3) als brandbare vloeistoffen (LF1, LF2) op het betreffende wegvak van de Hogering (N702_2, S101_2) is gedaald. Dit wegvak heeft geen PR 10-6-contour. De oriënterende waarde voor het groepsrisico (GR) wordt voor dit wegvak niet ook maar benaderd.

Wegvak   Aantal transporten op jaarbasis  
  GF3   LF1   LF2  
  2000   2005   2000   2005   2000   2005  
Buitenring
N702_3, S106_1  
488   0   1219   1300   731   325  
Buitenring N702_4, S106_2   0   0   244   488   0   0  
Polderdreef
X002, W2  
0   0   488   325   731   325  

Het is vreemd dat volgens de in 2000 en 2005 uitgevoerde tellingen geen transport van brandbare gassen zou plaatsvinden over de Buitenring en Polderdreef. Immers, er bevinden zich twee LPG-tankstations aan de Polderdreef. Uit een concept rapport in het kader van het eerder genoemde PUEV 2 [PUEV 2, concept rapportage inventarisatie vervoer van gevaarlijke stoffen, Royal Haskoning, 2007], blijkt het volgende. De gemiddelde bevoorrading per jaar voor LPG tankstations met een doorzet van 500-100 m3 LPG/jaar bedraagt 42. Uitgaande van twee LPG tankstations en 2 verkeersbewegingen (heen en terug) per levering, bedraagt het gemiddelde aantal transporten per jaar over de Markerdreef 42x2x2= 168. Gemiddeld 168/jaar tot en met de kruising met de Mosweg en hierna 84/jaar.

Wegvak   Aantal transporten GF3 op jaarbasis  
Polderdreef tot en met kruising met Splijtbakweg   168  
Polderdreef vanaf kruising met Splijtbakweg tot kruising met Molenweg   84  

Berekeningen met RBM II:

Huidige situatie:

Uitgaande van de in bovenstaande tabellen genoemde transport omvang – worst case uit 2000 en inclusief LPG-transport over de Polderdreef– is voor de Buitenring en de Polderdreef het PR en GR berekend.

Voor bedrijventerrein [ Aanwezigheid gedurende de dagperiode 100% en gedurende de avond/nachtperiode 0%] De Vaart 1, 2, 3 [Op dit bedrijventerrein kunnen werkzaamheden in ploegendiensten plaatsvinden en wordt uitgegaan van een aanwezigheid van 20% in de avond/nachtperiode.] en Poldervlak is conform de Sociale Atlas van Almere 2008 een dichtheid van ca. 40 personen per hectare genomen. Voor de woonwijken[Aanwezigheid gedurende de dagperiode 50% en gedurende de avond/ nachtperiode 100%.] Bouwmeesterbuurt en Molenbuurt is een berekende personendichtheid aangehouden van 120 personen/ha.

Toekomstige situatie:

In de toekomst zal het transport groeien. Volgens zal conform het Global Economy-scenario in de periode 2006-2020 de stof categorieën LF1 en LF2 elk met 15% groeien, LT1 en LT 2 elk met 45% en GF3 met 0%. De invloed van de transportomvang (GF3 is normaliter maatgevend) is hier (worst-case) onderzocht, door de totale vervoersomvang te verdubbelen (= groei van alle stofcategorieën met 100%). Tevens zal ten gevolge van dit bestemmingsplan in de toekomst de personendichtheid op Poldervlak kunnen groeien. Hier is worstcase uitgegaan van een verhoging met ca. 100% tot 80 personen/hectare.

De resultaten staan in onderstaande tabel:

Scenario   PR risicocontour in m vanaf de rand van de weg   Groepsrisico  
  10-6   10-7   10-8   Norm-waarde [De normwaarde is het berekende groepsrisico gedeeld door 0,01. Een normwaarde groter dan 1 betekent een overschrijding van de oriëntatiewaarde.}   Aantal slachtoffers bij max. overschrijding  
Huidige situatie   -   12   56   0,002   88  
Toekomst, vervoersomvang x 2   -   22   72   0,005   88  
Idem 2, plus 100% groei personendichtheid   -   22   72   0,006   189  

In de bestaande situatie is het traject met het hoogste groepsrisico het deel van de Buitenring tot en met de kruising met de Grote Vaartweg/Polderdreef. In de toekomstige situatie komt hier het traject van de Polderdreef tot en met de Hopperzuigerstraat bij. Zie onderstaande figuren 1 en 2. Voor de volledigheid zie de bijgevoegde rapportages uit RBM II.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3E02-vg01_0028.jpg"

Figuur 1: bestaande situatie (bron RBM 2)

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3E02-vg01_0029.jpg"

Figuur 2: nieuwe situatie (bron RBM 2)

Conclusies:

  • bij geen van de beschouwde wegvakken is sprake van een PR 10-6 contour; de wettelijke vereiste basisbescherming wordt geboden;
  • er is een toename van het groepsrisico die vooral wordt veroorzaakt door de groei van het transport en in geringe mate (ca. 20%) door de verondersteld worstcase groei van de personendichtheid met 100%. Worstcase ligt het toekomstige groepsrisico een factor 150 onder de oriëntatiewaarde (OW). Er kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

8.2 Toetsing aan veiligheidsafstanden voor hogedruk aardgastransportleiding en buisleidingstrook

Buisleidingenstrook:

Volgens informatie van de Gasunie en de provincie heeft deze een breedte van 70 m, maar liggen er nog geen buisleidingen in. Volgens Structuurschema Buisleidingen van 1984 (verder SBUI) hoort hierbij een toetsingsgebied van 175 m en een veiligheidsgebied van 55m.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3E02-vg01_0030.png"

Figuur 3 : bron SBUI 1984

Het streven is erop gericht het toetsingsgebied vrij te houden van woonbebouwing [Onder woonbebouwing wordt verstaan bebouwing bestemd voor permanente bewoning. Er worden drie groepen woonbebouwing onderscheiden: flatgebouwen; woonwijk; incidentele bebouwing] of bijzondere objecten. Afwegingen van planologische, technische n economische belangen kunnen leiden tot bebouwing in dit gebied. Dan dient minimaal het veiligheidsgebied in acht te worden genomen. In dit gebied mogen geen woonwijken [Onder woonwijk worden verstaan naast elkaar staande woningen die voornamelijk een onderlinge afstand hebben van minder dan 10 meter] , flatgebouwen [Onder flatgebouwen wordt verstaan gebouwen met meer dan drie bovengrondse woonlagen] en bijzondere objecten categorie I[bejaardentehuizen en verpleeginrichtingen, zoals ziekenhuizen en sanatoria; scholen en winkelcentra; hotels en kantoorgebouwen, bestemd voor meer dan 50 personen; objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals computer- en telefooncentrales, gebouwen met vluchtleidingsapparatuur; objecten die door secundaire effecten een verhoogd risico met zich meebrengen, zoals bovengrondse installaties en opslagtanks voor brandbare, explosieve en/of giftige stoffen] voorkomen. Wel incidentele bebouwing [Onder incidentele bebouwing worden verstaan vrijstaande woningen verspreid over een groot gebied en lintbebouwing loodrecht op de leiding], recreatieterreinen, industriegebieden en bijzondere objecten categorie II [sporthallen en zwembaden; weidewinkels; hotels en kantoorgebouwen, voor zover zij niet onder categorie I vallen; industriegebouwen, zoals productiehallen en werkplaatsen, voor zover zij niet onder categorie I vallen].

Bestaande situatie:

Binnen het toetsingsgebied (gearceerde gebied dat over het plangebied valt) bevinden zich een aantal bedrijfspanden (objecten categorie II). Dit is toegestaan. In het veiligheidsgebied (gebied met kleine bollen) ligt geen bebouwing, omdat de zuidgrens van dit gebied nagenoeg samenvalt met de zuidelijke rijbaan van de Buitenring cq. de plangrens. De conclusie is dat wordt voldaan aan SBUI. Nadere maatregelen zijn niet nodig.

Nieuwe situatie:

In het veiligheidsgebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, omdat dit gebied of net buiten het plangebied ligt of hierin alleen de bestemming 'Groendoeleinden' ligt. Binnen het toetsingsgebied ligt de bestemming 'bedrijfsdoeleinden'. Hiervoor zijn planologische, technische en economische motieven. De conclusie is dat wordt voldaan aan het SBUI. Nadere maatregelen zijn niet nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3E02-vg01_0031.png"

Figuur 4 : bron bestemmingsplankaart De Vaart I, II en III.

8.3 Berekeningen met de LPG-rekentool

Er zijn berekeningen uitgevoerd voor zowel de huidige situatie (bestaande LPG-doorzet en bebouwing) als de nieuwe situatie (bebouwing die dit bestemmingsplan maximaal mogelijk maakt).

De invloed van een stijging van het aantal personen in het invloedgebied (ten gevolge van bedrijfsuitbreiding, nieuwe vestigingen, verkleuring etc.) op het groepsrisico is onderzocht. Hierbij is worstcase uitgegaan van een stijging met 100% van alle functies.

Tevens is de invloed van een verlaging/verhoging van de doorzet (meer LPG-leveringen betekent een hoger risico) bepaald.

Tot slot is het effect van de LPG-convenantmaatregelen (verbeterde vulslang en coating op de LPG-tankwagen) bepaald.

Het aantal personen in het invloedsgebied is bepaald, door bebouwingsgegevens om te rekenen naar personenaantallen met behulp van onderstaande uitgangspunten:

Uitgangspunten uit Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico versie 1.0 en Anker studie 2006:

  • woningen: 2,4 personen per woning.
  • kantoren: 30 m2 b.v.o.[bedrijfsvloeroppervlak: de totale vloeroppervlakte van bedrijven, kantoren, winkels en gebouwen die wordt gebruikt voor bedrijfsactiviteiten] per werknemer.
  • Industrie, bedrijvigheid: 100 m2 b.v.o. per werkzame persoon.
  • Winkels: 30 m2 b.v.o. per werkzame persoon;
  • Kinderdagverblijf; 50 personen per object

De volgende uitgangspunten worden t.a.v. de dag- en nachtsituatie gehanteerd:

  • woningen: aanwezigheid gedurende de dagperiode 50% en gedurende de nachtperiode 100%;
  • kantoren/Industrie, bedrijvigheid: 100% aanwezigheid overdag en niemand aanwezig in de nachtperiode. Als werkzaamheden in ploegen plaatsvinden wordt uitgegaan van een aanwezigheid van 20% in de nachtperiode;
  • Kinderdagverblijf: aanwezigheid gedurende de dagperiode 60% en gedurende de nachtperiode 0%.

Zie voor de volledigheid figuren 5 en 6 voor rapportages van het rekenprogramma voor beide LPG-tankstations.

Resultaten:

LPG-tankstation Hopperzuigerstraat 2:

  • in de huidige situatie (doorzet is ca. 1.500 m3/jaar) is sprake van een overschrijding van de OW van het GR; normwaarde [De normwaarde is het berekende groepsrisico gedeeld door 0,01. Een normwaarde groter dan 1 betekent een overschrijding van de oriëntatiewaarde] = 1,29;
  • bij een verlaging van de doorzet tot 1.000 m3/jaar is geen sprake van een overschrijding van de de OW van het GR; normwaarde = 0,86;
  • bij een verhoging met 100% van de personendichtheid is sprake van een forse overschrijding van de OW van het GR; normwaarde = 5,15; door de maatregelen uit het LPG-convenant, is geen sprake meer van een overschrijding van de OW van het GR;de normwaarde in deze situatie daalt tot 0.28;
  • bij een verhoging met 100% van de personendichtheid in combinatie met 's nachts LPG afleveren, is geen sprake van een overschrijding van de OW van het GR; normwaarde = 0,43.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3E02-vg01_0032.jpg"

Figuur 5: bron rapportage rekentool voor Hopperzuigerstraat 2

LPG-tankstation Molenweg 1:

  • in de huidige situatie (doorzet is 1.000 m3/jaar) is geen sprake van een overschrijding van de OW van het GR; normwaarde = 0.32;
  • een extra kinderdagverblijf (Verfmolenstraat 2) binnen de 110 m van vulpunt/ondergrondstank verhoogd het groepsrisico in beperkte mate: normwaarde= 0.34;
  • bij een verhoging met 100% van de personendichtheid is sprake van een overschrijding van de OW van het GR; normwaarde = 0.47;
  • bij én een verhoging van de doorzet tot 1.500 m3/jaar én een verhoging met 100% van de personendichtheid, is geen sprake van een overschrijding van de OW van het GR; normwaarde = 1,28; door de maatregelen uit het LPG-convenant, is geen sprake meer van een overschrijding van de OW van het GR;de normwaarde in deze situatie daalt tot 0.43

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3E02-vg01_0033.jpg"

Figuur 6: bron rapportage rekentool voor Molenweg 1