direct naar inhoud van 6.3 Economische uitvoerbaarheid
Plan: Poldervlak 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP3E02-vg01

6.3 Economische uitvoerbaarheid

6.3.1 Algemeen

Het onderhavige bestemmingsplan is een actualisatie van het vigerende bestemmingsplan. De hierin voorgestelde wijzigingen zijn in hoofdzaak bestendiging van bestaand beleid. Het bestemmingsplan-gebied is nagenoeg geheel uitontwikkeld. Alle grote investeringen voor bouw en woonrijp maken zijn reeds uitgevoerd en gefinancierd met verkoop van gronden. De twee resterende kavels zijn wat betreft grondexploitatie ondergebracht in het complex verspreide percelen buiten. Kosten ten behoeve van verkoop van deze percelen kunnen worden gedekt uit de opbrengsten hiervan.

Voorts wordt in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt de vestiging van een coffeeshop op een perceel die nu wordt aangemerkt als openbare grond, niet zijn de opgenomen in een grondexploitatie. Hiervoor is een kosten baten analyse opgesteld die een positief resultaat heeft.

6.3.2 Grondexploitatiewet

Op 1 juli 2008 zijn de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening van kracht geworden. In deze nieuwe wetgeving is de Grondexploitatiewet (afdeling 6.4 Wro) integraal opgenomen. Doel van de Grondexploitatiewet is om te komen tot verbetering van het stelsel van kostenverhaal bij particuliere grondexploitatie en tot verbetering van de gemeentelijke regie met betrekking tot locatieontwikkeling. Op grond van onderstaand artikel stelt de raad een exploitatieplan vast tenzij - kort gezegd - het verhaal van de kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd is.:

Artikel 6.12 Wro

1. De gemeenteraad stelt een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.

2. In afwijking van het eerste lid kan de gemeenteraad bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, of naar aanleiding van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, in bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen of indien:

a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is;

b. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en

c. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels, als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, [ bouwrijp maken etc.], onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Ad a. Kostenverhaal vindt plaats door verhaal (onder voorwaarden) hiervan bij ontwikkelende grondeigenaren of, zoals in onderhavig geval, door verkoop van grond -door de gemeente- waaraan de kosten zijn toe te rekenen. In het plangebied zijn alle gronden in eigendom van de gemeente. Kostenverhaal is niet aan de orde.

Ad b. Het plangebied is –behoudens kleine werkzaamheden rondom nog te verkopen percelen- uitontwikkeld. De resterende grond is in eigendom van de gemeente. Voorschrijven van een fasering is niet nodig.

Ad c. Ook hier geldt dat er geen verhaalbare werkzaamheden door of namens derden worden verricht. Ook op dit punt is daarom geen exploitatieplan nodig.


Conclusie:

De gronden binnen het bestemmingsplan die nog kunnen worden uitgegeven zijn in eigendom bij de gemeente. Het gebied is nagenoeg uitontwikkeld en er zijn geen grote investeringen meer nodig. Kosten die noodzakelijk zijn voor verkoop van de laatste percelen zijn lager dan de opbrengsten. Gelet op het voorgaande zijn eisen ten behoeve van faseringen en uitvoering ook niet noodzakelijk.


In het algemeen zijn de gevolgen van de bestemmingsplan-actualisatie eerder beperkend dan dat zij mogelijkheden biedt aan (private) ontwikkelingen. Gelet op de beperkingen die kunnen optreden kan er sprake zijn van planschade. In overleg met een planschadedeskundige is vooralsnog de verwachting dat deze dermate laag zijn dat nader onderzoek in deze niet nodig wordt geacht. Eventueel uit planschade voortvloeiende kosten kunnen niet op derden worden verhaald en komen dus voor rekening van de gemeente.