direct naar inhoud van 3.7 Bodem en water
Plan: Markerkant 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP2T05-vg02

3.7 Bodem en water

3.7.1 Bodem

Bodemopbouw

Oorspronkelijk bestond de bodem van het plangebied uit holocene klei-, zavel en veenlagen, gelegen op een pleistoceen zandpakket. Voorafgaande aan de bouwactiviteiten, is het gebied opgehoogd met circa 1 meter zand, waarschijnlijk afkomstig uit de vaargeul Lemmer-Amsterdam in het IJsselmeer. In het zand en de oorspronkelijke zeebodem (klei) zijn historisch geen bodemverontreinigingen te verwachten.

Bodemkwaliteit

De eerste bouwvergunningen, ter plaatse van Markerkant 10, dateren van omstreeks 1979. In de jaren daarna is gebied 2T in gebruik genomen voor de vestiging van bedrijven. Op het bedrijventerrein bevinden zich bedrijven in de categorieën 1 tot 5, waarbij de activiteiten variëren van lichte tot zware industrie (bv. Epon WKC). Deze bedrijfsactiviteiten hebben en kunnen de bodemkwaliteit nadelig beïnvloed hebben. Dit blijkt onder meer uit de uitgevoerde bodemonderzoeken en saneringen in het gebied.

In het gebied zijn vele bodemonderzoeken uitgevoerd ten behoeve van onder meer overdracht, nieuwbouw, sloop, nulsituatie, calamiteiten etc. Op een aantal locaties zijn saneringen uitgevoerd. Voor zover bekend hebben er ter plaatse van de volgende locaties saneringswerkzaamheden plaatsgevonden:

- Markerkant 10 nr. 01

- Markerkant 11 nrs. 33 en 34

- Markerkant 12 nr. 10

- Markerkant 14 nr. 02

- Markerkant 15 nrs. 19 en 29.

Op een aantal locaties zijn daarbij (lichte) restverontreinigingen in de bodem achtergebleven. Dit zijn de locaties Markerkant 10-01 en 12-10. Van een aantal locaties is bekend dat er (potentieel) ernstige verontreinigingen aanwezig zijn in de bodem, waarvan niet bekend is of de verontreinigingen gesaneerd zijn.

Mogelijk zijn er op deze locaties nog verontreinigingen aanwezig:

- Markerkant 13 nr. 07

- Markerkant 15 nr. 13.

Concluderend kan worden gesteld dat, mede gezien de bovengenoemde bodemverontreinigingen, ontstaan door de bedrijfsmatige activiteiten, inzicht in de bodemgesteldheid ter plaatse van bedrijventerrein Markerkant nooit actueel kan zijn.

3.7.2 Water

Algemeen

Ruimte maken voor water in plaats van ruimte onttrekken aan water. Dat is de kern van het waterbeleid voor de 21e eeuw. De watertoets is een van de instrumenten om dit te bereiken. Het doel van de watertoets is waarborgen dat bij dit plan de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen.

In het kader van deze verplichte watertoets is de beslisboom uit het Waterkader van Waterschap Zuiderzeeland gevolgd. Op basis hiervan is gebleken dat voor het voorliggende plan de procedure 'kleine plannen' gevolgd kan worden. Deze waterparagraaf is daarom opgesteld aan de hand van de randvoorwaarden die zijn opgenomen in het waterkader van Waterschap Zuiderzeeland. De meest relevante gegevens worden in het Waterlogboek opgenomen.

 

Waterhuishouding

Het waterbeheer in het plangebied is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van het waterschap Zuiderzeeland en de gemeente. Het beheer is gericht op het bergen en afvoeren van overtollige neerslag en kwel en het zonodig aanvoeren van water om te zorgen voor een goede stadswaterkwaliteit en het voorkomen van wateroverlast.

Het watersysteem in het plangebied is een onderdeel van het watersysteem van Almere-Stad.

Aspecten van zowel oppervlaktewater als geohydrologie hebben een belangrijke rol gespeeld bij het waterhuishoudkundig ontwerp van het watersysteem van Almere-Stad. Naast het ontwerp van het grachtenstelsel binnen het stedelijke gebied speelde het vraagstuk hoe de aansluiting van het stedelijk water op de Hoge Vaart tot stand diende te komen.

Maaiveldligging, bodemopbouw en grondwater

Het maaiveldniveau ligt tussen ca. 3 m - NAP en 4 m -NAP. De oorspronkelijke bodem bestaat uit lichte klei. Deze klei behoort tot de holocene deklaag, die op de pleistocene zandlagen (het watervoerende pakket) is gelegen. Het stedelijk gebied is integraal opgehoogd met 1m zand.

De bodem in het gehele gebied van Almere en ook in dit plangebied zal naar verwachting nog verder dalen. Deze daling wordt met name veroorzaakt door de verdere rijping van klei. De verwachting is dat tot 2050 in dit gebied de bodem nog ongeveer 30 tot 40 cm gedaald is.

Als gevolg van de lage ligging van het "Nieuwe Land" te midden van de hoge waterpeilen in het Markermeer en de randmeren staat het gebied onder invloed van kwel.

Met name door het graven van de grachten is de holocene laag verstoord, waardoor hier ter plaatse de kwel aanzienlijk hoger ligt dan in de overige delen van het plangebied.

 

Oppervlaktewater

Het watersysteem in het plangebied maakt onderdeel uit van het watersysteem van geheel Almere-Stad. Het watersysteem van Almere-Stad (streefpeil = -5.50 NAP) is voor de afwatering afhankelijk van de Hoge Vaart en wordt middels het vijzelgemaal (3 m3/s) Leeghwater op de Hoge Vaart (streefpeil - 5.20 m NAP) uitgemalen.

Het peil van -5.50 m NAP is vastgelegd in "Peilbesluit stedelijk gebied gemeente Almere".Het peil in de grachten en het Weerwater is naast de ontwateringsnormen ook bepaald door de noodzaak om bepaalde verkeersaders dieper te leggen. De drooglegging bedraagt hier minimaal 1.5 m..

Bij het ontwerpen van het open water zijn voor Almere-Stad de volgende normen gehanteerd:

  • 7% open water;
  • 0.4 a 0.5 m peil peiloverschrijding in de grachten bij een frequentie van 1 x per 10 jaar;
  • De toelaatbare grachtafstanden lopen uiteen van 400 tot 1100 m;
  • De stroomsnelheid in de watergangen bedraagt onder maatgevende omstandigheden maximaal 0.3 m/s;
  • De maximale afvoer vanuit het stedelijk gebied is gesteld op 1.5 l/s/ha.

De in het plangebied gelegen gracht legt een verbinding tussen het Weerwater en de Leeghwaterplas. De ontwerpdiepte van deze gracht is 1.2 m. Middels een gemaal wordt water vanuit de Leeghwaterplas uitgeslagen op de Hoge Vaart. Het grootste deel van de oevers is voorzien van beschoeiing. Gezien de grote (> 1.5 m) drooglegging wordt een voldoende uitstroom van drainage en HWA mogelijk gemaakt en zijn de benodigde ontwateringsdiepten realiseerbaar.

Het beheer is gericht op het bergen en afvoeren van overtollige neerslag en kwel. Door vertraging in de afvoer kunnen overschotten worden verspreid, waardoor het gemaal Leeghwater voldoende capaciteit blijft houden en grote peilstijgingen kunnen worden voorkomen. Bij normale omstandigheden is het peil van Almere-Stad voldoende te beheersen met behulp van gemaal Leeghwater .

Voor de toekomst wordt verwacht dat de neerslag toeneemt, zowel in hoeveelheid als in intensiteit. Dit betekent dat er vaker hoge peilstijgingen zullen optreden, en dat het langer duurt voordat het water is weggepompt. Uit berekeningen van een neerslagsituatie met een herhalingstijd van meer dan 100 jaar bleek dat de peilstijgingen aanzienlijk zijn, maar beperkt blijven tot onder het maaiveld en derhalve niet onacceptabel zijn.

In de praktijk zijn vanaf 1998 tot heden, in langdurige droge perioden, peildalingen gemeten tot 0.15 m In toekomstige drogere perioden kan de uitzakking nog groter worden en kan het inlaten van water noodzakelijk zijn. Bij de voor de toekomst voorspelde grotere verdampingsoverschotten in de zomer zal het watertekort groter worden.

Door de ruime dimensionering van het watersysteem zijn de verblijftijden in het water met name in de zomer hoog. Wanneer water van een matige kwaliteit lange tijd stilstaat kan overlast optreden in de vorm van algengroei, zuurstofloosheid, opeenhoping van drijfvuil, en daarmee het optreden van vissterfte en stankoverlast.

Waterkwaliteit

Het beheer conform het rietbeheerplan, het niet gebruiken van onkruidbestrijdingsmiddelen en het onderhoud van de uitstroombakken van het hemelwaterriool (zie onder Waterketen), hebben een positief effect op de kwaliteit van het oppervlaktewater.

Waterketen

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2T05-vg02_0015.jpg"

In het plangebied is een gescheiden rioolstelsel aangelegd. Hierbij wordt het huishoud/bedrijfsafvalwater via een stelsel van riolen (rood op de kaart) rioolgemalen en persleidingen, afgevoerd naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI) op de Vaart.

Gescheiden hiervan stroomt het hemelwater (HWA, blauw in kaart) middels een buizenstelsel via uitstroombakken in het oppervlaktewater. Deze bakken vangen slib en daarmee verontreinigingen af.

Dit systeem voorkomt echter niet dat verontreinigingen bijvoorbeeld van de drukke wegen, en grote parkeerplaatsen met het hemelwater uitstromen in het oppervlaktewater.

Daarnaast is nog een drainagestelsel (zwart op de kaart) te onderscheiden dat grondwater, al of niet via het HWA, afvoert naar het oppervlaktewater.