direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Veluwsekant, Sallandsekant en het Atelier
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Een bestemmingsplan

Een bestemmingsplan regelt de bestemming en het gebruik van de gronden voor een bepaald gebied en bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridische plan.

De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven.

In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De plantoelichting heeft geen rechtskracht.

Een bestemmingsplan wordt tijdens de verschillende procedurestappen langs elektronische (digitale) en analoge weg beschikbaar gesteld. Wanneer de inhoud van het digitale en analoge bestemmingsplan verschillend zijn, is de inhoud van het digitale bestemmingsplan beslissend.

1.2 Aanleiding voor dit bestemmingsplan

Acualisatieverplichting

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) schrijft voor dat de geldigheidsduur van bestemmingsplannen een periode van 10 jaar bedraagt. Als deze periode afloopt moet het bestemmingsplan geactualiseerd worden. Aangezien de bestemmingsplannen voor de bedrijventerreinen Veluwsekant, Sallandsekant en het Atelier meer dan 10 jaar geleden zijn vastgesteld zijn deze aan plannen aan actualisatie toe.

Eén bestemmingsplan voor drie bedrijventerreinen

Gelet op het streven om minder bestemmingsplannen in procedure te brengen is voor deze drie bedrijventerreinen één bestemmingsplan opgesteld. Hierbij is ook het groengebied dat aangrenzend aan Sallandsekant in de oksel van de A6 en Tussenring is gelegen, meegenomen.

De Wro biedt twee alternatieven die zouden kunnen worden gebruikt in plaats van een actualisatie van een bestemmingsplan:

  • 1. Verlengingsbelsuit. Artikel 3.1 Wro biedt de gemeenteraad ook de mogelijkheid om, indien het huidige bestemmingsplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, een verlengingsbesluit te nemen waarmee de werking van het bestemmingsplan met 10 jaar wordt verlengd. Op grond van overgangsrecht geldt deze regeling alleen voor bestemmingsplannen die ná 1 juli 2008 én digitaal zijn vastgesteld. Het bestemmingsplan Veluwsekant is in 2000 in werking getreden en in 2003 partieel herzien. Sallandsekant is in 2001 in werking getreden en Het Atelier maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan 2L Tussen de Vaarten dat in 2002 in werking is getreden en is in 2007 uitgewerkt. Al deze plannen dateren dus van voor 1 juli 2008 en zijn niet digitaal vastgesteld. Daarom is een verlengingsbesluit niet aan de orde.
  • 2. Beheersverordening. Het vaststellen van een beheersverordening is ook niet aan de orde omdat deze planologische figuur alleen voor een laag-dynamisch gebied waarin geen nieuwe ontwikkelingen worden voorzien, kan worden gebruikt. Er zijn momenteel nog een aantal uit te geven kavels op Sallandsekant en op Het Atelier. Verder is er nieuw beleid van kracht geworden voor bedrijventerreinen (GVV uit 2010) dat nog niet in genoemde bestemmingsplannen is verwerkt.

1.3 Begrenzing van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0001.png"

het nieuwe plangebied

De huidige west- en zuidgrens van het bedrijventerrein Veluwsekant is aangepast aan de grenzen van het nieuwe omgevingsplan 'Almere Centrum Weerwater', hetgeen inhoudt dat het gedeelte dat direct aan het Weerwater is gelegen en de groenstrook tussen het bedrijventerrein en de A6, die nu wordt gebruikt voor stadslandbouw, niet in het bestemmingsplan voor Veluwsekant zal worden opgenomen.

1.4 Vigerende bestemmingsplannen

In het plangebied van bestemmingsplan 'Veluwsekant, Sallandsekant en Het Atelier' zijn nu vier bestemmingsplannen van toepassing. Hieronder is aangegeven wat de belangrijkste bestemming is en het jaar van inwerkingtreding van het plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0002.png"

1.5 Leeswijzer

Om de digitale raadpleegbaarheid van het bestemmingsplan te vergroten, is de toelichting opgezet rondom de in het plan gebruikte Bestemmingen. Na een beschrijving van het plangebied en de nieuwe ontwikkelingen in hoofdstuk 2 worden de Bestemmingen beschreven in hoofdstuk 3. Vanuit dit hoofdstuk worden koppelingen gemaakt naar de Regels. In hoofdstuk 4 is een samenvatting van het beleidskader opgenomen. De Omgevingstoets is in hoofdstuk 5 opgenomen. In het hoofdstuk Implementatie (hoofdstuk 6) wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Karakteristieken plangebied

2.1.1 Veluwsekant

Algemeen

Veluwsekant is een regulier bedrijventerrein dat vanuit de economische programmeringsinvalshoek kan worden beschouwd als een modern gemengd bedrijventerrein. Het gebied uit een westelijk en oostelijk deel die worden gescheiden door de Veluwedreef. Verderop in deze paragraaf worden beide delen afzonderlijk beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0003.png"

Ligging plangebied

In het huidig geldende bestemmingsplan voor Veluwsekant is Bedrijfsdoeleinden de belangrijkste bestemming. Binnen deze bestemming is het toegestaan dat per bedrijf ten hoogste 50% van het bedrijfsvloeroppervlak wordt gebruikt ten behoeve van kantoor activiteiten met een maximum van 2.000 m². Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van de op Veluwsekant Oost gevestigde autodealers, het tuincentrum en het sierbestratingsbedrijf alsmede de KPN winkel op Veluwsekant West.

In het overgangsgebied naar Danswijk zijn maatschappelijke doeleinden en horeca toegestaan. Horeca is voorts toegestaan aan weerszijden van de Veluwedreef en is daar ook gerealiseerd. Er is nog een onbenutte kavel op Veluwsekant aan het Weerwater waar ook horeca is toegestaan. Deze kavel zal worden opgenomen in het omgevingsplan 'Almere Centrum Weerwater'.

In 1999 was de eerste uitgifte op Veluwsekant. Sinds die tijd is het aantal bedrijven gestegen tot het vanaf 2004 constant rond de 200 bedrijven zit.

Ongeveer 50% van de bedrijven op Veluwsekant houdt zich bezig met handel/reparatie en ongeveer 25% met zakelijke dienstverlening. Voor het overige zijn de bedrijven verdeeld over verschillende sectoren.

De toegestane milieucategorie op alle terreinen is maximaal categorie 3.2. Een uitzondering hierop vormt het brandstoffenverkooppunt Autoradam op Veluwsekant Oost dat in milieucategorie 4.1 valt vanwege de hoge doorzet van LPG. Hiervoor is in het verleden vergunning verleend. In de strook die grenst aan Danswijk is maximaal categorie 3.1 toegestaan.

Veluwsekant West

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0004.jpg"

Figuur Veluwsekant West

Voor Veluwsekant West is ruimtelijk kenmerkend de ligging nabij het Weerwater, het zicht vanaf de A6 en de ligging aan de Veluwedreef, mede als de entree naar Almere (Stad). De stadsentree met een representatieve uitstraling is gecreëerd door de hoge kwaliteit van de individuele bedrijfspanden, met name de 'Dome' en de 'Cube'.

In de stedenbouwkundige opzet werd het terrein in vier zones ingedeeld met ieder een eigen stedenbouwkundige uitstraling:

  • de oeverzone aan het Weerwater, waar hoogwaardige bebouwing in een laag bebouwingspercentage was geprojecteerd;
  • de middenzone, doorsneden door de vrije busbaan vanuit Filmwijk, waar een hoger bebouwingspercentage werd toegestaan;
  • de parkzone, in het verlengde van het Laterna Magicapark, hier is een hotel en een cluster bijzondere bebouwing, gericht op mode, gerealiseerd;
  • in de recreatieve zone aan de zuidzijde van het plangebied zijn stadsweiden en stadslandbouw gerealiseerd.

Inventarisatie geldende bestemmingen Veluwsekant West

Oeverzone en zuidzijde   Recreatieve doeleinden   dagrecreatie, waaronder stadsweide;
sociaal-culturele, sport-horecavoorzieningen 1 en 1b met uitzondering van hotel;
geen bedrijfswoningen
 
Midden zone   Bedrijfsdoeleinden


Bedrijfsdoeleinden en Recreatieve doeleinden  
bedrijven;
geen detailhandel en geen bedrijfswoningen;

bedrijven
een zwembad
geen detailhandel  
Parkzone   Horeca en bedrijfsdoeleinden   1 hotel
bedrijven
geen detailhandel en geen bedrijfswoningen  

De hierboven beschreven Oeverzone en zuidzijde vallen buiten dit bestemmingsplan en worden opgenomen in het plan 'Almere Centrum Weerwater'.

Aanwezige bedrijven op Veluwsekant West

Een bedrijf met een opvallende uiterlijke verschijningsvorm is het aan de Veluwedreef gevestigde bedrijfsverzamelgebouw Brandboxx. Deze vestiging bestaat uit een tweetal bijzondere architectonische gebouwen: de Dome en de Cube. In beide panden zijn vestigingen die zich toeleggen op groothandel in mode. Ook bevindt zich hier sinds 2013 een KPN XL winkel met een omvang van circa 250 m². Het gehele Brandboxxcomplex is niet openbaar toegankelijk, het parkeerterrein wordt met slagbomen afgeschermd.

Verder zijn er op Veluwsekant West 11 andere, relatief grotere, bedrijven gevestigd op grote kavels. Een opvallend groot bedrijf op dit terrein is Athlon Car Lease met 485 werknemers. De andere drie grootste bedrijven zijn respectievelijk Henry Schein Dental, Avnet Technology Solutions (beiden groothandel en handelsbemiddeling, niet zijnde in auto's) en het Van der Valk Hotel. In 2013 heeft het Japanse bedrijf Kobelco Construction Machinery Europe op dit terrein haar Europese hoofdkantoor gevestigd.

In het middengedeelte van het terrein is in 2014 een nieuwe brandweerkazerne gebouwd.

Het zwembad is nooit gerealiseerd.

Op Veluwsekant West zijn geen bedrijfswoningen toegestaan. Er is een afwijking van het bestemmingsplan verleend voor een bedrijfswoning in het Van der Valkhotel.

Veluwsekant Oost

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0005.jpg"

Figuur Veluwsekant Oost

Veluwsekant Oost is evenals Veluwsekant West vooral bestemd voor bedrijven.

Bij de ontwikkeling van het terrein werd het ingedeeld in zones met ieder een eigen uitstraling:

  • de zone langs Veluwedreef werd gereserveerd voor representatieve bedrijven, hier is een horecavestiging gerealiseerd, een benzinestation met LPG-verkoop en diverse autoshowrooms;
  • de zone langs de A6 werd uit oogpunt van visuele kwaliteit gereserveerd voor bedrijven met een grotere kavelomvang dan 3.000 m2 met de ontsluiting via een weg die evenwijdig aan de A6 loopt;
  • de zone grenzend aan Danswijk werd bestemd voor kleinere kavels waar ook bedrijfswoningen, een horecavestiging en maatschappelijke doeleinden werden toegestaan. Hier is ook, met afwijking van het bestemmingsplan een tuincentrum gerealiseerd.

Inventarisatie geldende bestemmingen Veluwsekant Oost

Zone langs Veluwedreef   Bedrijfsdoeleinden



Maatschappelijke, bedrijfs- en horecadoeleinden  
bedrijven;
geen detailhandel m.u.v. autoverkoop en geen bedrijfswoningen.

maatschappelijke voorzieningen;
bedrijven;
1 restaurant;
geen detailhandel m.u.v. autoverkoop.  
Zone langs de A6   Bedrijfsdoeleinden   bedrijven;
geen detailhandel m.u.v. autoverkoop en geen bedrijfswoningen.
 
Zone grenzend aan Danswijk   Horecadoeleinden

 
Maatschappelijke en overige voorzieningen (sportschool) en bedrijfsdoeleinden  
1 horecavestiging, cat.1a
geen bedrijfswoningen

maatschappelijke voorzieningen
bedrijven
geen detailhandel m.u.v. autoverkoop
wel bedrijfswoningen
 

Aanwezige bedrijven op Veluwsekant Oost

De entree van Veluwsekant Oost wordt gekenmerkt door Het Gouden Huis, een Chinees restaurant en het ertegenover gelegen tankstation Autoradam, met wasstraat en autoverhuur. Het voorste gedeelte van het terrein kan gekarakteriseerd worden als een autoboulevard.

Er komen 6 bedrijfsverzamelpanden voor, waarvan één van aanzienlijke omvang in het midden van het terrein.

Bedrijfswoningen komen niet voor, maar zijn wel toegestaan in de strook die grenst aan Danswijk. Er is perifere detailhandel in de vorm van een tuincentrum en autobedrijven. Naast het pand van het tuincentrum is een groot terreingedeelte in gebruik voor de verkoop van tuin- en bestratingsmaterialen. Op het terreindeel dat grenst aan Danswijk zijn bedrijfsverzamelgebouwen met verschillende bedrijven; in het westelijk deel van deze strook zijn volgens het huidig geldende bestemmingsplan ook maatschappelijke voorzieningen mogelijk. Ook is hier een erotische massagesalon gevestigd, die op grond van het prostitutiebeleid is toegestaan hier.

Aan de zuidzijde grenzend aan de A6 is een 'onderstation' van NUON op een oppervlak van 2,3 ha gevestigd. Daarnaast is de schaats fabriek van Viking gelegen. Het grafisch bedrijf Tetterode-Nederland is een van de grootste bedrijfven op Veluwsekant Oost.

De Strubbenweg ligt aan de zuidkant van het terrein en loopt evenwijdig aan de A6. Hier worden verhuurbare personenauto's gestald, voor een groot deel van Autoradam, inclusief een reclamevoertuig van deze firma. Ook in de berm van een deel van deze weg worden personenauto's en hier en daar een vrachtauto/oplegger geparkeerd.

Tenslotte is onlangs de groothandel voor horeca en grootverbruik Sligro geopend in een bestaand pand aan de Strubbenweg 17. Het pand is grondig verbouwd waardoor een groothandel van ongeveer 9.600 m2 op de begane grond en 3.000 m2 op de eerste verdieping is ontstaan.

2.1.2 Sallandsekant

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0006.jpg"

Figuur Sallandsekant

Sallandsekant is gelegen aan de oostzijde van de Hoge Vaart, in het verlengde van Veluwsekant. Bij de ontwikkeling was het primair bedoeld als logistiek bedrijventerrein met ruim opgezette kavels en grote panden voor (zelf)opslag en distributie. Het terrein is goed bereikbaar vanaf de A6 via de afrit Almere Buiten-West, de Tussenring en de Hagevoortdreef waar het tankstation Texaco is gelegen. Op het terrein is een ecologische zone ingericht nabij de centraal gelegen waterpartij met fietspad.

De voornaamste bestemming in het huidige bestemmingsplan is de 'Bedrijfsdoeleinden' bestemming (artikel 4) waarin het volgende is voorgeschreven:

Bedrijfsdoeleinden   logistieke bedrijven zoals: transport-, groothandels-, distributiebedrijven en bedrijven gericht op het beheer van elektronische goederenstromen, met de daarbij behorende en ondergeschikte productiefaciliteiten ten behoeve van het be- en/of verwerken van goederen, kantoor(30% tot een maximum van 2.000m2), showroom, brandstofpomp (exclusief LPG) ten behoeve van het eigen bedrijf  
  milieucategorie 1 t/m 3  
  verkoop en onderhoud van vrachtwagens en/of bedrijfswagens  
  Servicepunt voor horeca, motorbrandstoffen (zonder LPG)  

Aanwezige bedrijven op Sallandsekant

Een grote vestiging is het Datacentrum van KPN aan de Rondebeltweg. Het bedrijf van PON met zijn op poten staande hoofdkantoor en bijbehorende vestigingen, waaronder Pon Caterpillar en Motrac Internationaal Transport (vorkheftrucks en palletwagens) zijn ook sterk aanwezige vestigingen. Het Taiwanese bedrijf TYC Europe is met zijn Europese hoofdkantoor inclusief een groot magazijn is eveneens een belangrijke vestiging. Het bedrijf is gespecialiseerd in auto-onderdelen. Andere relatief grote bedrijven zijn Staples (kantoorartikelen) en Bunzl (verpakkingen). KAV is een bedrijf dat verhuurbare (vracht)wagens stalt. Bij verschillende bedrijven is ook het hoofdkantoor gevestigd, hetgeen een extra toegevoegde waarde is voor Almere.

Op het terrein is ook de Praktijkschool PRO voor voortgezet onderwijs gevestigd, die een aantal jaar geleden met een afwijkingsprocedure van het bestemmingsplan is gerealiseerd.

Er zijn nog enkele kavels uitgeefbaar.

2.1.3 Het Atelier

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0007.jpg"

Figuur Het Atelier

Het Atelier is een binnenstedelijk bedrijventerrein dat grenst aan de woonwijk Tussen de Vaarten. Het terrein is direct via de Hagevoortdreef aangesloten op de Tussenring en daarmee op de A6. Het terrein zelf is door de Edvard Munchweg en de Carel Willinklaan ontsloten en is divers van samenstelling; er zijn kantoren, dienstverlenende bedrijven, sociaal maatschappelijke voorzieningen en bedrijfswoningen gevestigd.

Aan de Carel Willinklaan zijn aan de westzijde woonwerkeenheden gelegen die onderdeel uitmaken van Tussen de Vaarten, de oostzijde van deze laan behoort bij Het Atelier, waardoor er een goede overgang is van de woonwijk naar het bedrijventerrein.

Voor het Atelier geldt een uitwerkingsplan van het bestemmingsplan '2L Tussen de Vaarten'.

Tegen dit uitwerkingsplan, vastgesteld door het college op 6 juli 2004, werd destijds beroep ingesteld dat gedeeltelijk werd gehonoreerd door de Raad van State.

Volgens de Raad van State voldeed het uitwerkingsplan niet helemaal aan de regels die in het moederplan '2L Tussen de Vaarten' (artikel 3 Beschrijving in hoofdlijnen) waren opgenomen. Daarin stond dat het bedrijventerrein gericht was op kleinschalige, industriële, ambachtelijke handels- en dienstverlenende bedrijfsactiviteiten met een lichte bedrijfsvoering. Omdat op de plankaart van het uitwerkingsplan geen bouwpercelen waren ingetekend en ook in de voorschriften geen maximale maat voor afzonderlijke bouwpercelen werd aangegeven, kon niet worden uitgesloten dat toch grootschalige bedrijfsbebouwing kon worden opgericht, terwijl dat volgens de voorschriften niet werd beoogd. Ook liet het uitwerkingsplan productiegebonden detailhandel toe, hetgeen niet in overeenstemming was met de uitwerkingsregels uit het bestemmingsplan '2L Tussen de Vaarten'. Het plandeel met de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden' werd daarom vernietigd.

Het uitwerkingsplan is vervolgens op deze punten gerepareerd in het 'reparatieplan' van dit uitwerkingsplan, dat op 18-04-2007 (na beroep) in werking is getreden.

Inventarisatie geldende bestemmingen Het Atelier

Bedrijfsdoeleinden   Bedrijven in categorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten (Bijlage I '2L Tussen de Vaarten')  
  Dienstverlening  
  Sociaal-maatschappelijke voorzieningen  
  Op enkele gedeelten aan de Carel Willinklaan zijn bedrijfswoningen toegestaan (middels afwijking van '2L Tussen de Vaarten')  
  Er is geen detailhandel toegestaan, ook niet productiegebonden  
  De oppervlakte van een afzonderlijk bouwperceel mag maximaal 1.800 m2 bedragen, (gb1, langs Hagevoortdreef) 4.500 m2, (gb2 langs Edvard Munchweg) 6.000 m2.  

Er is een hogere grenswaarden verleend voor bedrijfswoningen tot maximaal 55 dB(A). (10 april 2001)

Aanwezige bedrijven en voorzieningen op Het Atelier

Op het terrein zijn kantoren en praktijkruimten gevestigd op het gebied van gezondheidszorg. Er zijn twee sportscholen gevestigd, respectievelijk op de hoek Hagevoortdreef/Carel Willinklaan en in een bedrijfsverzamelpand aan de Edvard Munchweg. Er zijn ook bedrijfsvestigingen zoals installatiebedrijf (Hollander Techniek) en groothandel gevestigd.

Aan de Carel Willinklaan tegenover Tussen de Vaarten is een moskee gevestigd, daarnaast is de zwemschool Aquayara met bedrijfswoning gerealiseerd, een kinderdagverblijf met bedrijfswoning, een hovenier met bedrijfswoning en een architectenbureau met bedrijfswoning.

Er is nog ruim1 ha grond uitgeefbaar. Volgens het geldend uitwerkingsplan mag een afzonderlijk bouwperceel maximaal 1.800 m2 bedragen voor percelen die aan de Carel Willinklaan zijn gelegen. De percelen die aan de Hagevoortdreef zijn gelegen mogen een maximale omvang van 4.500 m2 hebben en de percelen die grenzen aan de Tussenring mogen 6.000 m2 zijn. Deze maximale maten zijn in bovengenoemd 'reparatieplan' vastgelegd.

2.1.4 Groengebied 2O

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0008.jpg"

Figuur Sallandsebos

Het groengebied 2O ligt ingeklemd tussen de A6, Sallandsekant en de Tussenring.

Op de langere termijn zou meer eenheid kunnen ontstaan met Buitenhout door de ontwikkelingen daar en in de rest van 3V (de groenstrook langs de A6 gelegen in Almere Buiten). Vooralsnog zijn in deze optiek nog geen concrete ontwikkelingen.

In dit gebied is ook een fietsbrug over de A6 gepland die Nobelhorst moet verbinden met Almere Stad. Hoewel realisatie van deze fietsbrug nog onzeker is biedt dit nieuwe bestemmingsplan hiervoor wel de mogelijkheid middels een afwijkingsregel, opgenomen in de betreffende bestemmingen ('bos' en 'groen').

2.2 Nieuwe ontwikkelingen en uitgangspunten voor dit bestemminsplan

De nieuwe ontwikkelingen en uitgangspunten voor dit bestemmingsplan worden hieronder beschreven:

2.2.1 Bedrijven
  • De huidige bedrijvenbestemmingen worden gehandhaafd.
  • Op Sallandsekant wordt deze bedrijvenbestemming verruimd door ook niet-logistieke bedrijven toe te staan, zoals op Veluwsekant. De toegestane milieucategorie 1 t/m 3.2 blijft ongewijzigd.
  • Volgens de GVV (Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid) is Sallandsekant als een regulier bedrijventerrein gekenschetst waarbij in de economische programmering dit terrein vooral gezien wordt als vestigingslocatie ten behoeve van logistieke bedrijven. Deze omschrijving biedt ruimte ook niet-logistieke bedrijven toe te staan.
  • De mogelijkheid van Business Facility Point op Sallandsekant wordt gehandhaafd, door middel van het toestaan van zelfstandige horeca nabij het tankstation.
  • Voor Het Atelier (binnenstedelijk bedrijventerrein) wordt met een functiemengingslijst gewerkt in plaats van een plaats van een functiescheidingslijst.
  • Voor Sallandsekant en Veluwsekant (reguliere bedrijventerreinen) wordt de functiescheidingslijst gehanteerd op basis van de laatste versie van de VNG.

2.2.2 Kantoren
  • Zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan op Veluwsekant en Sallandsekant volgens het beleid dat is vastgelegd in de GVV. Deze beleidsregel wordt gehandhaafd. Op Het Atelier - een binnenstedelijk bedrijventerrein - zijn wel zelfstandige kantoren mogelijk.
  • Op Het Atelier is nu geen maximum voor kantoren opgenomen omdat kantoren daar nu op grond van het bestemmingsplan mogelijk zijn binnen het toegestane gebruik van dienstverlening. Dit wordt nu wel geregeld conform wat volgens de GVV is toegelaten op binnenstedelijke bedrijventerreinen: op maximaal 25% van het bebouwd gebied zijn zelfstandige kantoren toegestaan tot een maximum van 1.500 m2 bvo per vestiging.
  • Via een afwijkingsprocedure is op Veluwsekant West voor Neddex (Veluwezoom 15), en De Dome, (Veluwezoom 5) toegestaan dat hier 60 % respectievelijk 50% kantoorhoudendheid mogelijk is op kavel-/pandniveau, dit wordt nu voor deze panden positief bestemd.
  • Voor de overige panden wordt vastgehouden aan kantoorhoudendheid op bedijfsniveau zoals in de GVV in beleid is vastgelegd.
  • Op Sallandsekant is de toegestane kantoorhoudendheid nu 30% per bedrijf. In relatie met het toestaan van niet-logistieke bedrijven op Sallandsekant wordt dit percentage verhoogd naar 50% (conform de GVV), zoals ook op Veluwsekant is toegestaan.

2.2.3 Detailhandel
  • Volgens de Detailhandelsvisie Almere 2014 kan op de bedrijventerreinen geen detailhandel gevestigd worden. Ook PDV kan op de hier besproken bedrijventerreinen niet gevestigd worden, behalve op een klein deel van Veluwsekant Oost op de vlek waar nu al een tuincentrum gevestigd is en een handel in bestratings- en tuinartikelen (en met uitzondering van de shop van het tankstation).
  • Wel is – op grond van het meest recente detailhandelsbeleid - PDV in de vorm van auto's, boten en caravans mogelijk op Het Atelier en Veluwsekant West en Oost omdat deze terreinen vanuit de economische programmeringsinvalshoek als respectievelijk een binnenstedelijk en een modern gemengd bedrijventerrein zijn te kenschetsen.
  • Op Sallandsekant wordt deze vorm van PDV ook mogelijk omdat hier nu ook niet-logistieke bedrijven worden toegelaten.
  • Volgens de nota Afhaalpunten en Kringloopwinkels kunnen op alle terreinen afhaalpunten en kringloopwinkels worden gevestigd.
  • Webwinkels zijn ook mogelijk op elk van de genoemde terreinen omdat dit wordt gezien als een bedrijf, internetwinkels worden gezien als een vorm van detailhandel en zijn daarom niet toegestaan.
  • Conform het nieuwe aangescherpte beleid wordt ondergeschikte detailhandel alleen nog toegestaan wanneer deze is gekoppeld aan vervaardiging van producten.

2.2.4 Bedrijfswoningen
  • Er worden geen bedrijfswoningen toegelaten op Veluwsekant en Sallandsekant met uitzondering van een bedrijfswoning in het hotel van Van der Valk. Het vigerende bestemmingsplan maakte via afwijking een beperkt aantal bedrijfswoningen mogelijk in de strook op Veluwsekant Oost die grenst aan Danswijk. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt en deze afwijkingsbevoegdheid is niet meer opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.
  • Op Het Atelier worden wel bedrijfswoningen en woonwerkeenheden toegestaan voor zover mogelijk op grond van de Wet geluidhinder. De verouderde definities in het huidige bestemmingsplan voor dit soort woningen worden aangepast aan de huidige standaard. De zogenoemde woonwerkeenheden worden voor toepassing van dit bestemmingsplan gelijkgesteld met bedrijfswoningen. Nieuwe bedirjfswoningen zijn nu onder voorwaarden mogelijk gemaakt middels een wijzigingsbevoegdheid en in een iets groter deel van het terrein dan voorheen.

2.2.5 Maatschappelijke voorzieningen en het toestaan van congressen
  • Maatschappelijke voorzieningen, waaronder ook sport, cultuur en ontspanning, zijn toegestaan op Veluwsekant, met name de kavels westelijk van de Veluwedreef, zoals de Dome en de Cube en voorts op een klein gedeelte van Veluwsekant Oost dat tegen Danswijk is gelegen en voorts op het binnenstedelijk bedrijventerrein Het Atelier.
  • Actueel is een initiatief voor een kliniek te vestigen in de Cube (modecentrum) op Veluwsekant, die gericht is op behandeling van borstkanker. Voorzover niet geluidgevoelig past deze functie in het nieuwe plan. Dit is een maatschappelijke voorziening die in strijd is met het vigerende bestemmingsplan voor Veluwsekant. De aanvraag is in augustus 2015 door de gemeente positief beoordeeld. In het nieuwe bestemmingsplan is voor de gebouwen van het modecentrum een bestemming 'Gemengd' opgenomen waarbinnen ook (niet geluidgevoelige) maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan.
  • Aangezien in het hotel van Van der Valk naast de hotelfunctie ook congressen en bijeenkomsten worden gehouden wordt er in aanvulling van het begrip hotel (een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor consumptie ter plaatse waaronder tevens worden begrepen een pension, bed & breakfast, herberg e.d.) in de bestemmingsregels voor dit hotel opgenomen dat congressen en zalenverhuur ook is toegestaan.

2.2.6 Ladder voor duurzame verstedelijking

Overheden dienen op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) nieuwe stedelijke ontwikkeling conform de ladder voor duurzame verstedelijking te motiveren. Het toestaan van nieuwe functies binnen bestaand bebouwd gebied kan een nieuwe stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in art. 3.1.6 lid 2 van het Bro zijn. Hieronder wordt per functie(groep) ingegaan op de ladder.

Naast bedrijven zijn tevens maatschappelijke en overige voorzieningen toegestaan binnen de gemengde bestemmingen en op Het Atelier. Het betreft hier slechts in beperkte mate een verruiming van de gebruiksmogelijkheden, zonder dat er extra ruimtebeslag plaatsvindt. Bovendien betreft het hier functies waarvoor in Almere onvoldoende vestigingslocaties geboden worden als gevolg van de planmatige opzet van Almere en de oorspronkelijke scheiding van functies. Veel lokale voorzieningen die passen in of bij woonwijken, komen nu op bedrijventerreinen terecht vanwege gebrek aan (passende) ruimte. Feitelijk vindt er nu min of meer een inhaalslag plaats van het zoeken naar geschikte vestigingsmilieu 's voor met name bevolkingsvolgende voorzieningen. Het mogelijk maken van deze voorzieningen binnen de bedrijvenbestemming zal niet leiden tot leegstand elders in de stad waar deze voorzieningen al wel mogelijk zijn. Terwijl het benutten van beschikbare gronden/panden door transformatie toe te staan naar diverse maatschappelijke of overige voorzieningen, waarbij het gebruik ten behoeve van reguliere bedrijvigheid mogelijk blijft, leegstand ter plaatse voorkomt en een rendabele exploitatie van de panden mogelijk maakt.

Bovenstaande argumentatie geldt ook voor het incidenteel toetaan van zelfstandige kantoren in bestaande bedrijfspanden, zoals toegepast voor Neddex op Veluwsekant West.

Wat detailhandel aangaat, op Sallandsekant zijn nu - via een afwijkingsbevoegdheid - ook ABC-goederen toegestaan. Ook hiervoor geldt bovenstaande argumentatie, evenals voor kringloopwinkels. Deze laatste categorie vormt geen bedreiging voor reguliere detailhandel. Op Veluwsekant Oost zijn een tuincentrum en handel in bestratingen en tuinmaterialen gevestigd. Deze zijn eerder via een afwijkingsprocedure mogelijk gemaakt en zijn nu positief bestemd.

Voor horeca geldt dat de bestaande vestigingen al eerder en volgens gelijke principes zijn gevestigd. Deze vestigingen zijn in dit nieuwe bestemmingsplan positief bestemd.

 

2.2.7 Nutsvoorzieningen

Ten noorden van het Atelier loopt de 380 kV lijn. Dit is een hoogspanningsleiding. Hier zal in het bestemmingsplan rekening mee gehouden moeten worden. Tennet heeft een beheergebied van 2 x 36 meter. Daarnaast is bij straling van 0,4 micro Tesla of hoger geen langdurig verblijf voor kinderen toegestaan (woningen, kinderdagverblijven en scholen). In de regels en op de verbeelding wordt deze 'magneetveldzone' als 'veiligheidszone - leiding' aangegeven.

Er wordt een nieuwe ondergrondse hoogspanningsverbinding aangelegd aan de westzijde van de Hoge Vaart. Deze zal aansluiten op het onderstation op Veluwsekant. In het nieuwe bestemmingsplan wordt de nieuwe ondergrondse verbinding in mogelijk gemaakt en vastgelegd. Deze verbinding heeft ook een magneetveldzone van maximaal ca. 30 m waarbinnen geen functies voor langdurig verblijf van kinderen mogelijk zijn.

Er is ook sprake van het verleggen van een ondergrondse 150 kV-leiding in verband met de verbreding van de A6. Deze verlegging die waarschijnlijk niet meer dan 1 meter zal bedragen, is ter hoogte van de toekomstige ondergrondse kruising van de busbaan op Sallandsekant en de A6 over een lengte van ongeveer 20 meter per abuis 'wegbestemd' in het bestemmingsplan voor de verbreding van de A6. In voorliggend bestemmingsplan is dit gerepareerd. Ook hierlangs geldt een magneetveldzone van maximaal ca. 30 waarbinnen geen functies voor langdurig verblijf van kinderen mogelijk zijn.

Op Veluweskant ligt een 150 kV onderstation van NUON van 132 MVA deze wordt mogelijk uitgebreid met 66 MVA en komt dan net onder de 200 MVA terecht. We hebben geen concrete gegevens over de exacte ligging van de omhullende 0,4 mT zone. Volgens de publicatie Bedrijven en Milieuzonering heeft deze een afstand voor gevaar van 50 m . Binnen deze afstand mogen geen functies voor langdurig verblijf van kinderen mogelijk zijn. Ook rond dit onderstation is de 'magneetveldzone' aangegeven.

2.2.8 Parkeren
  • In het nieuwe bestemmingsplan worden parkeernormen gehanteerd en opgenomen (is verplicht sinds de parkeerregeling niet meer in de bouwverordening is opgenomen);
  • Extra parkeergelegenheid is via afwijking en onder voorwaarden mogelijk gemaakt in het groen grenzend aan de bestaande wegen in het plangebied.

2.2.9 Recente initiatieven

Nieuwe (of wijziging van bestaande) vestigingen

In afwijking van de vigerende bestemmingsplannen is de in het recente verleden meegewerkt aan intiatieven, zoals de vestiging van zelfstandige kantoren door afsplitsing van bedrijfsgebouwen binnen de kavel (Kobelco, modecentrum, Staples). Indien bestuurlijk reeds is ingestemd, worden lopende intiatieven meegenomen in het ontwerp bestemmingsplan dan wel bij gewijzigd vaststellen van het bestemmingsplan.

Nieuw vestigingsbeleid

Het college van B&W heeft medio 2016 ingestemd met een ontwerp voor een nieuwe vestigingsvisie voor economische activiteiten, de Gemeentelijke Visie Werklocaties (GVW), met daarin een nieuwe Horecavisie. De GVW heeft ter inzage gelegen tot 13 juni jl. Vaststelling in de raad wordt begin 2017 voorzien.

Het nieuwe beleid heeft betrekking op de vestiging van economische activiteiten in Almere. Het is een actualisatie van de huidige Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (2010) en de Horecanota (2000).

Met de GVW als nieuw beleidskader wil de gemeente aangeven waar in Almere ruimte is voor welke economische activiteiten en welke randvoorwaarden daarbij gelden. Uitgangspunt is dat overal in Almere gewerkt kan worden. Optimale flexibiliteit en functiemenging passen hierbij. Niet alle economische activiteiten kunnen overal in Almere. Dit beleidskader geeft helderheid over ruimtelijke randvoorwaarden en inpassingseisen voor de economische activiteiten. Zo biedt het binnenstedelijk werkmilieu ruimte voor het verkleuren van de locatie naar diverse activiteiten. Het beleidskader vormt straks de basis voor bestemmingsplannen en voor omgevingsvergunningen bij afwijkingen van bestemmingsplannen.

Het nieuwe beleid biedt met name een verruiming voor de vestiging van voorzieningen op reguliere bedrijventerreinen, voor wonen aan de rand van binnenstedelijke bedrijventerreinen en voor maatwerk voor kavels of panden van vertrekkende bedrijven zonder nieuwe eigenaars/gebruikers. Deze verruiming kan niet zonder meer bij recht worden toegestaan in bestemmingsplannen. Vaak moet per locatie en per verruiming een nadere planologische, verkeerskundige of milieutechnische afweging gemaakt worden, of moeten maatregelen worden genomen voordat de verruiming in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

Vooraf is niet in te schatten wat de wensen vanuit de markt zijn en welke initiatieven zich zullen aandienen op welke locaties. Daarom is het niet effectief om nu in het bestemmingsplan alle mogelijkheden af te wegen of te regelen via binnenplanse afwijkingsbevoegdheden, mede vanwege de benodigde onderzoeken. Veel effectiever is het dan om volgend te zijn op initiatieven uit de markt en op basis van een goede ruimtelijke ordening te bezien of vestiging ter plaatse mogelijk en wenselijk is.

Aldus kunnen op Het Atelier, een binnenstedelijk bedrijventerrein, wellicht mogelijkheden ontstaan voor zelfstandig wonen: aan de randen van het terrein en onder voorwaarden van een goede ruimtelijke inpassing, te regelen via een omgevingsvergunning. Op het Atelier zijn nog kavels uitgeefbaar, totaal ruim 11.000 m2.

Ook op de reguliere bedrijventerreinen in voorliggend bestemmingsplan zullen meer voorzieningen en horecavestigingen wellicht mogelijk zijn, ook onder voorwaarden van goede ruimtelijke ordening.

Omgevingsvergunning

In het kader van een aanvraag omgevingsvergunning zal, nadat het nieuwe beleid is vastgesteld, moeten worden getoetst aan de voorwaarden zoals hierboven omschreven. Het gaat dan vooral om verkeer, parkeren, milieuaspecten, als ook de belangen van omliggende bedrijven en nabij gelegen woningen.

Aanpassing van het bestemmingsplan is op dit moment (najaar 2016) niet nodig en in dit stadium van de procedure (vaststelling) ook niet gewenst. Zo gauw de GVW (en daarmee de horecavisie) door de raad is vastgesteld en gepubliceerd, vindt toetsing plaats aan de hand van het dan geldende beleid. Kortom, mits voldaan wordt aan de (milieutechnische) randvoorwaarden en de aanvraag voldoet aan het principe van goede ruimtelijke ordening, kan een omgevingsvergunning worden verkregen voor vestiging van voorzieningen, horeca of woningbouw op de betreffende locatie.

GVW en woningen

Onlangs is er binnen de gemeente een inventarisatie uitgevoerd van de restkavels op bedrijventerreinen in de bestaande stad. Hierbij is gekeken naar de kansrijkheid van de kavels als bedrijfskavel en naar alternatieve invullingen. Hierbij is ook gekeken naar het Atelier. Voor de strook langs de Carel Willinklaan (de strook van de woon-werkcombinaties) kunnen mogelijkheden worden onderzocht voor woningbouw. Dit wordt in de nieuwe GVW opgenomen, als herziening van de GVV.

Indien de GVW is vastgesteld zullen woningbouw initiatieven op Het Atelier worden getoetst in het kader van een omgevingsvergunning. Medewerking kan slechts plaatsvinden mits kan voldaan aan de uiteenlopende voorwaarden onder noemer van een goede ruimtelijke ordening (zoals hierboven uiteengezet).

Hoofdstuk 3 Bestemmingen

In dit hoofdstuk worden de bestemmingen omschreven en zijn de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Als de uitgangspunten voortkomen uit een beleidskader of een onderzoek uit de omgevingstoets dan is een koppeling opgenomen naar deze informatie.

3.1 Toelichting op de juridische regeling

Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Met de invoering van de Wro is de vormgeving van bestemmingen en planregels gestandaardiseerd. De standaarden zijn vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en voldoet aan de vereisten op het gebied van digitalisering. Het bestemmingsplan voldoet tevens aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die per 1 oktober 2010 in werking is getreden.


Opzet van de planregels

De planregels van dit bestemmingsplan zijn als volgt opgezet:

  • in hoofdstuk 1 zijn de begrippen gedefinieerd en is de wijze van meten bepaald;
  • hoofdstuk 2 bevat de regels voor de verschillende bestemmingen;
  • in hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen, die gelden voor meerdere of alle bestemmingen;
  • hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotbepalingen.

Flexibiliteitsbepalingen

In het bestemmingsplan zijn diverse regels opgenomen waarmee flexibiliteit ten opzichte van de hoofdbestemming wordt ingebouwd.

Afwijkingsregels zijn bedoeld voor afwijkingen binnen de bestemming zelf. Op basis van de afwijkingsregels kan een omgevingsvergunning worden verleend. Met wijzigingsbevoegdheden kan het college van burgemeester en wethouders wijzigingen aanbrengen binnen een bestemming of een bestemming wijzigen in een andere bestemming.

Afwijkings- en wijzigingsregels kunnen worden gekoppeld aan een enkele bestemming, maar kunnen ook gelden voor meerdere bestemmingen (algemene afwijkingsregels of algemene wijzigingsregels). Bij afwijkings- en wijzigingsregels worden verschillende voorwaarden opgenomen die in acht moeten worden genomen. Het gaat bijvoorbeeld om een maximum oppervlakte of het uitgangspunt dat er geen sprake mag zijn van onevenredige afbreuk van de woon- of werksituatie.

3.2 Bestemmingen

In dit hoofdstuk worden de bestemmingen omschreven en de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Voor zover de uitgangspunten voortvloeien uit een beleidsuitspraak of de omgevingsaspecten, is een koppeling naar de bijbehorende paragraaf opgenomen. Via de koppeling onderaan de paragraaf kan worden doorgeklikt naar de planregels. In het bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

VNG Bedrijvenlijst

In het eerste lid van de regels behorende bij de bestemmingen Bedrijf 1 en 2 en Gemengd 1 en 2 wordt verwezen naar bedrijfsactiviteiten die in de bijlage van de regels in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd. Voor de bestemnming Gemengd 3 is het de Staat van bedrijfsactiviteiten Functiemenging. In Bijlagen 7 en 8 Toelichting wordt uitleg gegeven over deze bedrijvenlijsten. De lijst zelf is opgenomen in Bijlage 1 en 2 bij de regels. In paragraaf 5.6 Milieuzonering en functiemenging is een afweging gemaakt voor de toelaatbare bedrijfsactiviteiten in het plangebied.

3.2.1 Bedrijf-1 en Bedrijf-2

Functionele mogelijkheden

De bestemmingen Bedrijf-1 en Bedrijf-2 zijn de meest voorkomende bestemmingen op de terreinen 'Veluwsekant' respectievelijk 'Sallandsekant' en gelden voor de meeste bedrijfsvestigingen op deze terreinen.

In de Bestemmingsomschrijving van artikel 3 en 4 is de toegestane milieucategorie van de bedrijven vastgelegd. Voor specifieke situaties zijn nadere aanduidingen opgenomen.

Volgens het oude bestemmingsplan was Sallandsekant voornamelijk bedoeld voor logistieke bedrijven. In het voorliggende plan worden (net als voor het bedrijventerrein Hollandsekant en Stichtsekant Noord) de teugels meer losgelaten ten gunste van meer gemengde en productiegerichte bedrijvigheid.

Kantoorhoudendheid

Bij bedrijven is een kantoorhoudendheid van 50% toegestaan. Dit houdt in dat per bedrijf ten hoogste 50% van het bedrijfsvloeroppervlak mag worden gebruikt ten behoeve van bij het bedrijf behorende, niet zelfstandige, kantooractiviteiten. De maximale oppervlaktes in vierkante meters zijn echter losgelaten.

Detailhandel, E-commerce, Webwinkels, afhaalpunten

Overeenkomstig de Detailhandelsvisie 2014 is detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit alleen toegestaan bij productiebedrijven, tot maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak van de vestiging met een maximum van 100 m² verkoopvloeroppervlak.

Het aanwezige tuincentrum op Veluwsekant Oost is middels een aanduiding toegestaan.

Afhaalpunten zijn op grond van het beleid op bedrijventerreinen toegestaan, onder voorwaarde dat de locatie een directe en korte aansluiting op de hoofdinfrastructuur heeft. Hiervan is veelal sprake binnen het plangebied. Afhaalpunten zijn daarom bij recht mogelijk. Uiteraard geldt de voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid en mogelijkheden voor laden en lossen op eigen terrein worden gerealiseerd. 

Detailhandels in abc-goederen, kringloopwinkels zijn met een omgevingsvergunning na afwijking toegestaan onder de voorwaarde dat het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en voldoende ruimte voor laden en lossen. Dit is wat Sallandsekant aangaat een verruiming t.o.v. het voorgaande bestemmingsplan.

Een webwinkel is een logistieke bedrijfsactiviteit waarbij geen sprake is van fysiek klantcontact en verkoop en verzending van goederen uitsluitend digitaal en per post geschiedt. Hierbij is geen sprake van detailhandel, maar van een bedrijf. Webwinkels zijn op alle bedrijfsterreinen in plangebied toegestaan als bedrijfsactiviteit. Een internetwinkel, waarbij wel sprake is van fysiek klantcontact of een showroom is daarentegen een vorm van reguliere detailhandel en daarom niet toegestaan binnen het plangebied.

Bebouwing

Ten aanzien van de toegstane bebouwing (bouwhoogte, bouwvlakken en bebouwingspercentage) is aansluiting gezocht bij de huidige bouwregels van de geldende bestemmingsplannen.

Overgenomen uit het huidige bestemmingsplan voor Veluwsekant is dat er een zone is bepaald nabij het Weerwater waarbinnen de voorgevel van de gebouwen moet worden gerealiseerd. Er is hier namelijk nog een kavel beschikbaar. Ook mag de bouwhoogte daar meer bedragen dan op de rest van de betreffende terreinen, namelijk 20 meter.

Conform het beleid van 'Energie Werkt' kan met een afwijking van de bouwregels worden toegestaan dat er kleine windmolens op het dak worden gerealiseerd.

Verder is het mogelijk conform het parapluplan 'prostitutie' om na wijziging van het bestemmingsplan een seksinrichting toe te staan op Veluwsekant. Overigens is er al een seksinrichting gevestigd op Veleuwsekant Oost dus is de ruimte die het parapluplan biedt reeds benut. Van de opgenomen wijzigingsbevoegdheid kan dus slechts gebruik gemaakt worden nadat het reeds gevestigde bedrijf niet meer aanwezig is.

3.2.2 Bos

Functionele mogelijkheden

De bestemming Bos is vastgelegd voor het gedeelte dat is gelegen in de oksel van de Tussenring en de A6. Dit gebied maakt onderdeel uit van het Natuurnetwerk (voormalig EHS) en is daarom bestemd voor bos en natuurontwikkeling waarbinnen slechts extensief recreatief medegebruik mogelijk is.

Bebouwing

Er wordt slechts in beperkte mate bebouwing toegestaan, maar geen gebouwen.

3.2.3 Gemengd-1

Functionele mogelijkheden

De bestemming Gemengd-1 is opgenomen voor de kavels die op Veluwsekant West die grenzen aan de Veluwedreef. Hier is het hotel Van der Valk gevestigd en het modecentrum met diverse gebouwen.

Op Veluwsekant Oost hebben de kavels van het restaurant Het Gouden Huis, de verderop gelegen restaurantkavel, en het gedeelte dat aan Danswijk grenst waar voornamelijk bedrijfsverzamelgebouwen zijn gevestigd, deze bestemming.

Genoemde horecavestigingen zijn toegestaan middels een aanduiding.

In de Bestemmingsomschrijving is de toegestane milieucategorie van de bedrijven opgenomen. Verder zijn groothandel, ondergeschikte detailhandel, een kringloopwinkel en maatschappelijke voorzieningen, voor zover ze niet geluidgevoelig zijn op grond van de Wet geluidhinder, toegestaan.

De kavels binnen deze bestemming zijn minder geschikt voor het toestaan van detailhandel in auto's, boten en caravans vanwege de grootte en ligging van de kavels. Op het overige gedeelte van Veluwsekant is deze vorm van detailhandel wel mogelijk gemaakt.

Bebouwing

Ten aanzien van de toegstane bebouwing (bouwhoogte, bouwvlakken en bebouwingspercentage) is aansluiting gezocht bij de huidige bouwregels van de geldende bestemmingsplannen.

Conform het beleid van 'Energie Werkt' kan met een afwijking van de bouwregels worden toegestaan dat er kleine windmolens op het dak worden gerealiseerd.

Verder is het mogelijk conform het parapluplan 'prostitutie' om na wijziging van het bestemmingsplan een seksinrichting toe te staan op Veluwsekant. Overigens is er al een seksinrichting gevestigd op Veleuwsekant Oost dus is de ruimte die het parapluplan biedt reeds benut. Van de opgenomen wijzigingsbevoegdheid kan dus slechts gebruik gemaakt worden nadat het reeds gevestigde bedrijf niet meer aanwezig is.

3.2.4 Gemengd-2

Functionele mogelijkheden

De bestemming Gemengd-2 is opgenomen voor de kavel op Sallandsekant waar de school is gevestigd. Er is een gemengde bestemming opgenomen zodat, mocht de school hier weggaan, er ook een bedrijf kan worden gevestigd.

Bebouwing

Ten aanzien van de toegstane bebouwing (bouwhoogte, bouwvlakken en bebouwingspercentage) is aansluiting gezocht bij de huidige bouwregels van de geldende bestemmingsplannen.

3.2.5 Gemengd-3

Functionele mogelijkheden

De bestemming Gemengd-3 is opgenomen voor het binnenstedelijk bedrijventerrein 'Het Atelier' dat is gelegen aangrenzend aan de woonwijk Tussen de Vaarten.

In de Bestemmingsomschrijving is het toegelaten type bedrijven en maatschappelijke voorzieningen opgenomen aan de hand van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging. Deze lijst gaat uit van het mengen van functies en niet van functiescheiding zoals de Staat van Bedrijfsactiviteiten VNG 2009 die wordt gebruikt voor de bedrijventerreinen Veluwsekant en Sallandsekant.

Ook zijn sportvoorzieningen en voorzieningen op het gebied van cultuur en ontspanning, kantoren (tot maximaal 1500 m2 bvo), detailhandel in auto's, boten, caravans en een kringloopwinkel toegestaan.

De aanwezige bedrijfswoningen zijn met een aanduiding op de verbeelding positief bestemd.

Nieuwe bedrijfswoningen zijn mogelijk indien deze kunnen worden gerealiseerd op grond van de Wet Geluidhinder en alleen in de op de verbeelding aangegeven strook aan de Carel Willinklaan.

Bebouwing

Ten aanzien van de toegstane bebouwing (bouwhoogte, bouwvlakken en bebouwingspercentage) is aansluiting gezocht bij de huidige bouwregels van de geldende bestemmingsplannen. De voorgeschreven kavelgrootte uit het geldende uitwerkingsplan is overgenomen.

3.2.6 Groen

Functionele mogelijkheden

De bestemming Groen is opgenomen voor de grotere groene stroken in het gebied.

Binnen deze bestemming zijn ook voet- en fietspaden toegestaan.

Bebouwing

In principe mag hier niet worden gebouwd. Wel is het mogelijk om met een afwijking van het bestemmingsplan, onder voorwaarden, parkeervoorzieningen aan de leggen binnen deze bestemming.

3.2.7 Verkeer

Functionele mogelijkheden

De bestemming Verkeer is opgenomen voor de Veluwedreef en een gedeelte van de Hagevoortdreef aan de oostzijde van het plangebied.

Bebouwing

Hier zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen toegestaan ten dienste van de bestemming.

3.2.8 Verkeer-Verblijfsgebied

Functionele mogelijkheden

De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is opgenomen voor alle interne wegen. Behalve de wegen zijn ook de bermen en de kleinere groene delen in deze bestemming opgenomen. Ook het parkeren is toegestaan binnen deze bestemming.

Bebouwing

Met uitzondering van nutsgebouwtjes zijn hier alleen bouwwerken, geen gebouwen toegestaan.

3.2.9 Water

Functionele mogelijkheden

De bestemming Water is opgenomen voor de grotere waterpartijen

3.3 Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen

Daar waar meerdere functies aanwezig zijn of verbijzondering van de juridische regeling noodzakelijk is, wordt (overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) gewerkt met dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen. In het bestemmingsplan zijn de volgende dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen opgenomen:

3.3.1 Leidingen

Leiding - Hoogspanning voor o.a. het gedeelte van de ondergrondse hoogspanningsverbinding dat aansluit op het verdeelstation op Veluwsekant aan de Strubbenweg.

Leiding - Leidingstrook voor het de strook gelegen langs de A6 en de Tussenring. In deze strook zijn meerdere leidingen gelegen.

3.3.2 Waarde-Archeologie 1

Binnen het plangebied zijn gebieden aanwezig die mogelijk archeologisch waardevol zijn. Ook is door middel van onderzoek een aantal behoudenswaardige vindplaatsen opgespoord die zeker archeologisch waardevol zijn. Ter bescherming van deze gebieden zijn zogenaamde dubbelbestemmingen opgenomen. Dit betekent dat er behalve de basisbestemming voor bijvoorbeeld groen of water, ook een bestemming voor archeologie geldt.

Gebieden, zoals aangeduid op de Archeologische Beleidskaart Almere 2016, met mogelijke archeologische waarden op een diepte vanaf 150 cm onder maaiveld (op dekzand en Oude Getijden-afzettingen), hebben in het plangebied een bestemmingswaarde gekregen van "Waarde - Archeologie 1". Aan deze bestemming is een bouwverbod met ontheffingsmogelijkheid en een omgevingsvergunningstelsel voor de activiteit 'aanleggen' gekoppeld om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen.

De bestemming is tevens gekoppeld aan een stelsel van wijzigingsbevoegdheden teneinde een bestemmingswijziging mogelijk te maken op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek. Voor gronden waar in het onderzoek geen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen zijn vastgesteld, kan de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' vervallen. Indien wel behoudenswaardige vindplaatsen worden aangetroffen, dan moet de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' worden opgewaardeerd naar 'Waarde - Archeologie 5'.

In artikel 15 Waarde - Archeologie 1. zijn de planregels van de bestemming Waarde-Archeologie 1 opgenomen.

3.3.3 Waarde-Archeologie 5

Een archeologische vindplaats bestaat uit twee onderdelen, te weten een kern met aangetoonde behoudenswaardige archeologische resten, en een 10 meter brede zone rondom de kern die wordt aangeduid als buffer, die op grond van onderzoek elders verspreide archeologische resten kan bevatten (zoals begravingen en depots). Deze buffer dient ter fysieke bescherming van de vindplaatskern en om de toegankelijkheid daarvan voor de toekomst te garanderen. Voor beide onderdelen van een vindplaats (kern en buffer) geldt de bestemming Waarde - Archeologie 5.

Roering van de bodem van de buffer is in principe en onder voorwaarden mogelijk, met dien verstande dat dit sowieso geen (risico op) schadelijke effecten mag hebben op de archeologische resten in de kern van de vindplaats. Aan deze bestemming (Waarde-Archeologie 5) is een bouwverbod gekoppeld met ontheffingsmogelijkheden.

Aan deze bestemming is, net als bij de bestemming Waarde-Archeologie 1, een bouwverbod gekoppeld met ontheffingsmogelijkheden.

De ontheffingsmogelijkheden zijn opgenomen om toch bebouwing c.q. grondroering in de bufferzone mogelijk te maken, op voorwaarde dat de archeologische waarden die in de daarnaast gelegen kern van de vindplaats zijn gelegen niet aangetast worden, dan wel door middel van een archeologische opgraving voorafgaand aan het bouwen, ex situ veilig gesteld zijn (in een archeologisch depot of een museum).

Daarnaast geldt een omgevingsvergunningenstelsel voor de activiteit 'aanleggen' ter bescherming van de archeologische waarden. Tevens geldt een verplichting tot inpassing van de vindplaats.

3.4 Overige regels

3.4.1 Inleidende regels

Begripsbepalingen

In artikel Artikel 1 Begrippen zijn de begripsbepalingen opgenomen van de regels. In dit artikel wordt uitgelegd wat onder bepaalde begrippen moet worden verstaan, die in de regels worden gebruikt. Bijvoorbeeld wat met bedrijven en met maatschappelijke voorzieningen wordt bedoeld.

Wijze van meten

In artikel Artikel 2 Wijze van meten is de wijze van meten opgenomen van de regels. In dit artikel staat hoe bij de toepassing van de regels moet worden gemeten. Bijvoorbeeld hoe de bouwhoogte van een bouwwwerk moet worden gemeten.

3.4.2 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

In artikel Artikel 17 Anti-dubbeltelregel is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisatie daarvan, door feitelijke functie- of gebruiksverandering opnieuw (voor een tweede keer) gebruik zou kunnen worden gemaakt. Grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van een bouwplan, mag niet een tweede maal meetellen voor de toelaatbaarheid van andere bouwplannen. De anti-dubbeltelregel is een standaardregel, die is voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

Overschrijding grenzen

In artikel Artikel 18 Algemene bouwregels is een regel opgenomen, dat bestemmings- en bouwgrenzen door bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals overstekken en afdaken) mogen worden overschreden. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen aan gebouwen.

Ondergeschikte bouwonderdelen op daken

In artikel Artikel 18 Algemene bouwregels is een regel opgenomen, dat bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals installatiecontainers en liftschachten) niet worden meegerekend bij het bepalen van de hoogte van een gebouw. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen op gebouwen.

Algemene gebruiksregels

In artikel 19 zijn regels opgenomen ten aanzien van gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, conform de normen opgenomen in de Lijst van parkeernormen, op eigen terrein. Tevens zijn er regels opgenomen ten aanzien van de maat van parkeerplaatsen. Er is een afwijkingsmogelijkheid van beide regels en een wijzigingsbevoegdheid voor de Lijst van parkeernormen.

Algemene aanduidingsregels

In artikel 20 zijn regels opgenomen ten aanzien van de vestiging van (beperkt) kwetsbare objecten binnen veiligheidszones rond lpg- en propaantanks.

Ook zijn regels opgenomen die horen bij de bestemmingoverschrijdende gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - leiding' i.v.m. de magneetveldzone van de betreffende hoogspanningsleidingen. Binnen het plangebied liggen ondergrondse hoogspanningsleidingen langs de Hogevaart met aftakkingen naar het onderstation van NUON en naar het Datacentrum van KPN. En in het uiterste noorden valt een een deel van Het Atelier binnen de magneetveldzone van de buiten het plangebied gelegen bovengrondse 380 kV hoogspanningsverbinding.

Algemene afwijkingsregels

In artikel 21 zijn vijf afwijkingsregels opgenomen. De afwijkingsregels mogen niet worden gebruikt indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (op grond van de bestemming gegeven) gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Wijzigingsregels

In artikel 22 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgmeester en wethouders om een bestemmingsvlak met maximaal 10% te vergroten. Dit mag indien dit nodig is voor een (steden)bouwkundig betere realisering van bestemmingen of bouwwerken of in verband met de werkelijke toestand van een terrein.

Verder kan de Lijst van parkeernormen worden gewijzigd indien ontwikkelingen op parkeergebied daartoe aanleiding geven. Hetzelfde geldt voor de Staat van Bedrijfsactiviteiten, de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging en de Staat van Horeca-activiteiten, indien ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.

Overige regelingen

In artikel 23 is aangegeven dat indien in de regels wordt verwezen naar regelingen of verordeningen, dat het dan gaat om de regelingen of verordeningen die gelden op het moment dat het ontwerp bestemmingsplan ter inzage is gelegd.

3.4.3 Overgangs- en slotregels

In artikel Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels is het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik opgenomen. In het overgangsrecht wordt bepaald op welke manier met situaties wordt omgegaan die op basis van het vorige bestemmingsplan wel waren toegestaan, maar niet in het nieuwe bestemmingsplan zijn opgenomen. Het overgangsrecht zijn standaardregels, die zijn voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

In artikel Artikel 25 Slotregel is de slotregel opgenomen. Hierin staat onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders

Het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente werkt door in de manier van bestemmen van gronden en bouwwerken. In tabel 4.1 staat op welke manier de verschillende beleidsdocumenten doorwerken in het bestemmingsplan. In Bijlage 1 Beleidskader is een uitgebreide beschrijving opgenomen van het beleidskader.

In deze Bijlage worden ook beleidsdocumenten beschreven die niet direct tot een regeling in het bestemmingsplan leiden. Deze beleidsdocumenten zijn daarom niet in onderstaande tabel opgenomen.

 

Beleidsdocument   Beleidsuitgangspunt   Vertaling in het bestemmingsplan  
Rijksbeleid  
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
 
Excellent vestigingsklimaat in stedelijke regio's;




Ruimte voor unieke cultuurhistorische kwaliteiten;


Ladder voor duurzame verstedelijking  
Veluwsekant en Sallandsekant bieden ruimte aan bedrijven tot en met categorie 3.2, en ook aan maatschappelijke en overige voorzieningen, waaronder horeca.

Mogelijk archeologisch waardevol gebied is in het bestemmingsplan geborgd.

De bouw- en gebruiksmogelijkheden uit de vigerende bestemmingsplannen worden in dit nieuwe actualisatie bestemmingsplan overgenomen met hier en daar wat meer flexibiliteit.  
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012)   Radarverstoringsgebieden   Geen mogelijkheid opnemen voor de bouw van windturbines die hoger zijn dan 110 m boven NAP. Kleinschalige windmolens op gebouwen onder voorwaarden toestaan  
Nationaal Waterplan (2016-2021)   Waterberging   Bestaande waterpartijen zijn bestemd voor water en waterberging. Binnen de bestemming Groen is eveneens water/waterberging mogelijk.  
Rijksbeleid en -wetgeving archeologische monumentenzorg   Beheer en behoud van het archeologisch erfgoed   Er zijn dubbelbestemmingen voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde opgenomen.  
Provinciaal en regionaal beleid  
Omgevingsplan Flevoland (2006) en Partiële herzieningen (2008, 2009, 2015)
 
Het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 met een doorkijk naar 20130
 
Het plangebied valt binnen 'stedelijk gebied' van de gemeente Almere

 
Verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland (2012)   De verordening omvat de onderwerpen: stortplaatsen en afvalwater, bodemsanering, watersystemen, grondwaterontrekkingen, wegen en vaarwegen, ontgrondingen, bescherming landschap en ecologische hoofdstructuur. Voor de ecologische hoofdstructuur zijn de wezenlijke kenmerken en waarden in beeld gebracht.   Een gedeelte van het plangebied ligt in overig EHS, hier zal een passende bestemming voor worden opgenomen.  
RO visie werklocaties Flevoland   Het doel van de visie is om te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik van werklocaties zodat het aanbod passend is bij de behoefte en regionaal is afgestemd. Het maatschappelijk effect dat de provincie daarmee wil bereiken is slim en zuinig ruimtegebruik.   Veluwsekant en Sallandsekant is een werkmilieu, regulier bedrijventerrein.
Het Atelier is binnenstedelijk bedrijfsterrein, een werkmilieu met ook woon-werkeenheden of bedrijfswoningen. Dit bestemmingsplan behelst een actualisatie van de vigerende bestemmingplannen en biedt de nodige flexibiliteit voor een duurzame doorontwikkeling.  
Beleidsregel Windmolens 2008   Opschalen en saneren van windmolens   Het bestemmingsplan biedt geen ruimte aan nieuwe windmolenopstellingen.
Kleine windmolens op gebouwen zijn wel mogelijk (via afwijking).  
Noodverordening wind (2015)   Opschalen en saneren windmolens   Het bestemmingsplan biedt geen ruimte aan nieuwe windmolenopstellingen.
Kleine windmolens op gebouwen zijn wel mogelijk (via afwijking).  
Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening (2008)   Beschermen van archeologische waarden   Beleid is verwerkt, er zijn dubbelbestemmingen voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde opgenomen.  
Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland 2016-2021(2015)   Bevat langetermijndoelen (zichtjaar 2050), doelen voor de planperiode (2016-2021) en maatregelen die het waterschap (samen met gebieds-partners) uit gaat voeren. De doelen en maatregelen hebben betrekking op de kerntaken van het waterschap (waterveiligheid, schoon water, voldoende water) en het thema 'water en ruimte'. Hierbij gaat het om reguliere werkzaamheden, zoals peilbeheer, onderhoud aan dijken en het zuiveren van afvalwater en om nieuwe ontwikkelingen.   Voor het bestemmingsplan is een watertoets gedaan.  
Waterkader (2013)   Het Waterkader geeft richting en houvast voor waterzaken binnen ruimtelijke plannen.   Voor het bestemmingsplan is een watertoets gedaan.  
Gemeentelijk beleid  
1.ruimtelijke ontwikkeling  
Almere Principles 2009   Zeven stelregels voor een duurzame stadsontwikkeling:
1. Koester diversiteit
2. Verbind plaats en context
3. Combineer stad en natuur
4. Anticipeer op verandering
5. Blijf innoveren
6. Ontwerp gezonde systemen
7. Mensen maken de stad  
Het bestemmingsplan betreft een actualisatieplan zonder nieuwe ontwikkelingen.
 
Structuurplan Almere (2003)   Ruimtelijk beleid voor de gemeente Almere   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Structuurplan Almere.  
Kadernota Grondbeleid 2009   In de nota zijn de doelen van het grondbeleid beschreven en een repertoire aan beleidsinstrumenten, bestaande uit verwervingsbeleid, kostenverhaal, kostenverevening en grondprijs- uitgiftebeleid.   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Kadernota Grondbeleid  
Programmaplan Energie Werkt! 2015   Energieneutraliteit in 2022. Het programma bevat een werkwijze langs 5 inhoudelijke werklijnen   Binnen het plangebied zijn zonnepanelen, zonnecollectoren en kleine windmolens op of aan gebouwen (via afwijking) mogelijk.  
Welstandsnota 2014   Welstandstoezicht voor :
- het groenblauwe raamwerk;
- de hoofdstructuur;
- de centrumgebieden;
- bijzondere gebieden;
- reclame;  
Gebouwen en reclameobjecten in het plangebied die gelegen zijn langs de hoofdinfrastructuur kunnen onder het welstandstoezicht vallen.  
Beleidsnota kleine bouw 2008   Beleidsuitgangspunten voor kleine bouwplannen en uitbreidingen. Regeling voor aan-huis-verbonden beroepen en bedrjfsmatige activiteiten aan huis   Toetsingskader uit nota is overgenomen.  
Masten en antennes t.b.v. mobiele telefoonnet 1999   Plaatsing van masten is niet mogelijk in (toekomstige) woonwijken   Voor het plangebied betekent dit dat er principe masten en antennes kunnen worden geplaatst. Hiertoe zal in de regels een bepaling worden opgenomen dat masten met een hoogte van 15 meter worden toegestaan met een afwijkingsmogelijkjheid tot 40 meter.  
Prostitutiebeleid Almere 2000   Vestigingsbeleid seksinrichtingen   Op Veluwsekant is een erotische massagesalon gevestigd aan de Palmpolstraat 81. Hier geldt een bestemming voor Gemengde Doeleinden, waarbinnen maatschappelijke doeleinden en bedrijfsdoeleinden zijn toegestaan.  
Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013   Vestigingsbeleid coffeeshops   In Almere Stad zijn reeds meerder coffeeshops gevestigd. Binnen het plangebied van Veluwsekant, Sallandsekant en het Atelier is de vestiging van een coffeeshop niet aan de orde.  
Uitgiftebeleid benzineverkooppunten 2000   Vestigingsbeleid benzineverkooppunten   Op Veluwsekant is een benzineverkooppunt evenals op het bedrijventerrein Sallandsekant. Beide verkooppunten zijn in dit beleid opgenomen.  
2. bereikbaarheid en mobiliteit  
Nota Mobiliteitsplan 2012   Hoofdkeuzes op het gebied van verkeer en vervoer   Er zijn geen wijzigingen in het verkeerssysteem.  
3. werk in de stad  
Detailhandelsvisie Almere (2014)   Uitgangspunten detailhandelsstructuur:
- Fijnmazigheid winkelvoorzieningen
- Positie van het stadscentrum als hèt centrale (winkel)centrum van Almere. - Ruimte bieden aan ondernemers.
- E-commerce faciliteren.

Op bedrijventerreinen is dagelijkse detailhandel niet toegestaan. Niet-dagelijkse detailhandel is evenmin toegestaan, m.u.v. PDV is auto's, boten e caravans (ABC). E-commerce is wel toegestaan.  
Dagelijkse detailhandel is niet toegestaan.
Recreatieve detailhandel is niet toegestaan.
Doelgerichte detailhandel in ABC is toegestaan.
Webwinkel/internetwinkel is niet toegestaan.
Via aanduiding is een tuincentrum en handel in bestrating en tuinmaterialen toegestaan.
Afhaalpunten zijn toegestaan
Kringloopwinkel is toegestaanop het Atelier en Veluwsekant, via afwijking op Sallandsekant
Detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit is toegestaan.  
Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid 2010   In deze visie is gemeentelijk locatiebeleid ten aanzien van bedrijventerreinen opgenomen.

Sallandsekant en Veluwsekant zijn regulier gemengde bedrijventerreinen.

Het Atelier is een binnenstedelijk bedrijventerrein.  
Op het binnenstedelijke bedrijventerrein het Atelier worden de volgende functies toegestaan:
- bedrijvigheid met milieucategorie A en B;
- wonen, uitsluitend inpandig of in woon-werkeenheden;
- zelfstandige kantoren, tot een oppervlak van maximaal 1500 m2 bvo; in totaal mag maximaal 25% van het bedrijventerrein gebruikt worden voor kantoren;
- maatschappelijke voorzieningen, mits passend naar aard en schaal;
- overige voorzieningen; hieronder wordt verstaan voorzieningen op het gebied van cultuur, sport en recreatie (muziek-, ballet-, dans- en sportscholen, ateliers e.d.) en aan-huis-gebonden beroepen
- parkeren op eigen of gedeeld terrein.

Op de regulier gemengde bedrijventerreinen Veluwsekant en Sallandsekant worden de volgende functies toegestaan:
- bedrijvigheid tot en met milieucategorie 3;
- kantoorhoudendheid van max. 50% bvo per bedrijf, met uitzondering van toegstane afwijkingen;;
- maatschappelijke en overige voorzieningen (voorzover niet positief bestemd) alleen in business facility point of binnen zoekzone indien uit onderzoek blijkt dat het kan;
- wonen (w.o bedrijfswoningen) is niet toegestaan;
- parkeren op eigen of gedeeld terrein.  
Afhaalpunten (2014)   Afhaalpunten toegestaan op alle bedrijventerreinen met uitzondering van De Vaart en Buitenvaart   Afhaalpunten tworden toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- voldoende parkeerplaatsen en ruimte voor laden, lossen en manoeuvreren op eigen terrein;
- goede ontsluiting: een directe en korte aansluiting op de hoofdwegenstructuur.  
Kringloopwinkels (2014)   Kringloopwinkels toestaan op binnenstedelijke en modern gemengde bedrijventerreinen   Op .het Atelier en op Veluwsekant is een kringloopwinkel toegestaan onder de volgende voorwaarde:
- parkeren, laden, lossen en manoeuvreren op eigen terrein.

 
Horecanota 2000   Gemeentelijk locatiebeleid t.a.v. horeca   Voor het plangebied betekent dit dat op het Atelier geen horeca is toegestaan. Op Sallandsekant en Veluwsekant is op diverse plaatsen horeca toegestaan (via aanduiding).  
Nota Hotelmarkt Almere 2002   Gemeentelijk locatiebeleid t.a.v. hotels   Op Veluwsekant is een hotel van Van der Valk gevestigd.  
4. Groene Stad  
Waterplan Almere 2005   Het Waterplan geeft aan welke rol het binnendijks water binnen de stad speelt en wat er nodig is om die rol te vervullen. Bij herstructurering van de bestaande stad of nieuwbouw, geeft de watervisie richting aan de omgang met water.   Binnen het plangebied vinden geen reconstructies plaats  
Kleur aan Groen (2014)   Spelregels voor een zorgvuldige inpassing van initiatieven in het groenblauwe raamwerk van Almere   De Nota Kleur aan Groen is binnen het plangebied van dit bestemmingsplan van toepassing op de oksel van de A6 en de Tussenring.
Dit gedeelte maakt ook onderdeel uit van het NNN (voormalige overige EHS) en dient als zodanig beschermd te worden in het bestemmingsplan.  
Ecologisch Masterplan 2005   In het Ecologisch Masterplan is het beleid opgenomen gericht op de natuur in Almere en er zijn een aantal uitgangspunten benoemd.   Voor het plangebied betekent dit extra aandacht voor het groengebied in de oksel van de A6 en de Tussenring.  
Beleidsplan wandelen en hardlopen 2003   wandelinfrastructuur en samenhangende voorzieningen   Voor het plangebied betekent dit extra aandacht voor het groengebied in de oksel van de A6 en de Tussenring.  
Gemeentelijk Waterhuishoudingsplan 2011-2016   Het Gemeentelijk Waterhuishoudingsplan Almere 2011-2016 bundelt de hoofdlijnen van deze beleidsdocumenten en geeft daarmee structuur en samenhang aan de gemeentelijke waterhuishouding. Met dit Gemeentelijk Waterhuishoudingsplan wordt nogmaals de visie uit het waterplan bevestigd.   In het plangebied vindt geen herstructurering plaats die effect heeft op de waterhuishouding.  
5. Veiligheid  
Vuurwerknota 2005
Het vuurwerkbeleid is in 2009 vertaald in een paraplubestemmingsplan, genaamd 'parapluherziening opslag en verkoop vuurwerk'.  
Vuurwerkopslag en -verkoop is onder voorwaarden toegestaan op bedrijventerreinen en is niet mogelijk in woongebieden en kleine winkelcentra met woningen erboven.   Voor het plangebied betekent dit dat de opslag en verkoop van vuurwerk onder voorwaarden is toegestaan.
Conform bestemmingsplan Parapluherziening opslag en verkoop vuurwerk, is opslag en verkoop van (consumenten- en theater)vuurwerk mogelijk op Veluwsekant, Sallandsekant en Het Atelier (in principe >10.00 kg). Vanwege het feit dat Het Atelier zich tot een gemengd gebied heeft ontwikkelt en de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging wordt toegepast, is in dit plandeel (conform deze Staat) alleen opslag en verkoop van vuurwerk van minder dan 10.000 kg vuurwerk toegestaan.  
6. Sociale structuur, onderwijs en cultuur  
Archeologienota (2016)   Beschermen van archeologische waarden   Onderzoeksplicht opnemen bij de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' t/m 'Waarde - Archeologie 4 en voor ''Waarde - Archeologie 6'  
Gemeentelijke archeologieverordening   Archeologisch waardevolle terreinen op de ABA moeten overeenkomstig de verordening worden beschermd.   Opnemen van een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' t/m 'Waarde - Archeologie 6'  
7. Overig gemeentelijk beleid  
Nota Evenementen Almere   Speregels voor evementen   In het plangebied wordt niet voorzien in het houden van evenementen  

Tabel 4.1 Beleidskader

Hoofdstuk 5 Omgevingstoets

Om aan te kunnen tonen dat een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan worden bekeken of de ontwikkelingen binnen het plan voldoen aan de regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.

5.1 Milieu-effectrapportage

Voor plannen en besluiten die ontwikkelingen bevatten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, geldt de verplichting om de procedure voor milieueffectrapportage te doorlopen of te beoordelen of het doorlopen van een dergelijke procedure noodzakelijk is (een mer-beoordeling). Op die manier krijgt milieu een volwaardige rol in de afweging van belangen. De categorieën van activiteiten waarbij deze verplichting aan de orde is, zijn vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer).

De activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben staan genoemd in het Besluit milieueffectrapportage in de bijlagen. Het gaat om de C-lijst en de D-lijst waarin alle activiteiten staan genoemd waarvoor mer-verplichtingen kunnen gelden. De aard en omvang van de activiteit bepaalt in belangrijke mate welke verplichtingen gelden ten aanzien van de rapportages. Er is sprake van een vormvrije mer-beoordeling, een mer-beoordeling of een mer-plicht.

De gevallen waarvoor een milieueffectrapportage verplicht is, staan in onderdeel C. De gevallen waarvoor een mer-beoordeling verplicht is, staan in onderdeel D. De gevallen in onderdeel D zijn overigens indicatief. De verplichting voor een mer-beoordeling geldt ook wanneer op grond van de selectiecriteria in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Deze omstandigheden zijn:

  • 1. de kenmerken van de projecten (omvang project, gebruik van natuurlijke hulpbronnen, productie van afvalstoffen, verontreiniging en hinder, risico en ongevallen en de cumulatie met andere projecten);
  • 2. de plaats van de projecten (bijzondere gebieden, bestaand grondgebruik, rijkdom/kwaliteit/regeneratievermogen van natuurlijke hulpbronnen van het gebied, het opnamevermogen van het natuurlijk milieu);
  • 3. de kenmerken van de potentiële effecten (in samenhang met de eerste twee criteria: bereik, grensoverschrijdende karakter van het effect, orde/grootte/complexiteit effect, waarschijnlijkheid effect, duur/frequentie/onomkeerbaarheid van het effect).

Voor de volgende gevallen geldt een mer-beoordelingsplicht:

  • de aanleg, wijziging of uitbreiding van een jachthaven met 250.000 bezoekers 100 ligplaatsen , een oppervlakte van 25 hectare of meer, 100 ligplaatsen of meer of een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied (D 10);
  • de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen met een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer (D 11.2).

Bedrijventerrein Veluwsekant, Sallandsekant en Het Atelier is grotendeels uitgegeven. Het bestemmingsplan is in hoofdzaak conserverend van aard. Eventuele ontwikkelingen in de sfeer van uitbreiding of wijziging van bedrijfsactiviteiten binnen het bestemmingsplan blijven ver onder de drempelwaarden van een stedelijk ontwikkelingsproject. Gelet op de omvang van de ontwikkelingen in het bestemmingsplan en het feit dat het plangebied niet in of nabij bijzondere gebieden ligt, kan worden uitgesloten dat de ontwikkelingen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Een mer-beoordelingsbesluit voor het bestemmingsplan is daarom niet nodig.

5.2 Verkeer

Autoverkeer

Ontsluiting

Het bedrijventerreinen Veluwsekant is onderverdeeld in twee delen Oost en West. Beide delen worden eenzijdig ontsloten via de Veluwedreef. Deze heeft in zuidelijke richting een directe aansluiting op de A6 en in noordelijke richting een snelle verbinding naar het stadscentrum. Veluwsekant Oost heeft geheel oostelijk nog een verbinding onder de A6 door richting het Weteringpark.

Aan de zuidzijde van Veluwsekant West ligt de busbaan, die tevens het gebied doorkruist. Veluwsekant Oost heeft geen direct busverbinding door het gebied lopen.

Het bedrijventerrein Sallandsekant ligt ingesloten tussen de A6 aan de zuidzijde en de wijk Tussen de Vaarten aan de noordzijde. Sallandsekant wordt eenzijdig ontsloten via de Hagevoortdreef. Deze heeft via de Tussenring een directe aansluiting op de A6.

Aan de noordzijde van het gebied ligt de busbaan. Tevens ligt dwars over het bedrijventerrein een reservering voor een busbaan de te zijner tijd de wijk Nobelhorst zal bedienen.

Het bedrijventerrein Het Atelier is een binnenstedelijk bedrijventerrein en ligt tussen geklemd tussen de wijk Tussen de Vaarten aan de westkant en de Tussenring aan de oostkant. Het gebied wordt ontsloten via een doorgaande route door en langs het gebied die aansluit op de Hagevoortdreef. Deze heeft in oostelijke richting via de Tussenring een directe aansluiting op de A6 en in westelijke richting een goede verbinding richting het centrum van Almere. Er ligt geen busbaan in of langs het bedrijventerrein.

Voor alle bedrijventerreinen geldt een snelheidsregime van 30 km/uur.


Parkeren

Voor de bedrijventerreinen geldt dat het parkeren en laden en lossen op eigen terrein moet worden opgelost. Voor het merendeel van de bedrijven gaat dit ook goed. Door functieveranderingen van een aantal bedrijven is er echter rondom deze bedrijven een parkeerdruk in het openbare gebied ontstaan. In overleg met de gemeente kunnen ondernemers oplossingen in de openbare ruimte ontwerpen.

Openbaar vervoer

Aan de zuidzijde van Veluwsekant West ligt de busbaan, die tevens het gebied doorkruist.

In Veluwsekant West is aan de zuidkant één bushalte (halte Veluwsekant). Vlak naast het gebied in de zuidwesthoek is nog een bushalte gesitueerd (halte Kasteel). Daarmee is dit deel van het bedrijventerrein goed ontsloten per openbaar vervoer.

Veluwsekant Oost heeft geen direct busverbinding door het gebied lopen. De dichtstbijzijnde halte ligt in de Danswijk op ongeveer 350 - 600 meter van het gebied. Een groot deel van de bedrijven ligt binnen een loopcirkel van 400 meter een bushalte. Enkele bedrijven vallen daarbuiten. Dit deel van Veluwsekant is daarom redelijk bereikbaar met het openbaar vervoer.

Aan de noordzijde van Sallandsekant ligt de busbaan. Tevens ligt dwars over het bedrijventerrein een reservering voor een busbaan die te zijner tijd de wijk Nobelhorst zal bedienen. Bushalte Sallandsekant is gesitueerd aan de noordzijde van het terrein en bestrijkt binnen een straal van 400 meter het grootste gedeelte van het terrein. Daarmee is Sallandsekant goed bereikbaar per openbaar vervoer.

Het Atelier kent geen eigen openbaar vervoer voorzieningen. De dichtstbijzijnde bushalte is Tussen de Vaart Zuid die op meer dan 550 meter lopen van het gebied is gesitueerd. Het Atelier is hiermee matig bereikbaar per openbaar vervoer.


Fiets

Veluwsekant West is goed bereikbaar per fiets. Vanuit de Filmwijk zijn er drie fietsverbindingen het gebied in. De fiets maakt gebruik van zowel vrijliggende fietspaden als de straten. Tussen Veluwsekant West en Oost is, onder de Veluwsedreef, een directe fietsverbinding die de twee delen voor de fiets goed bereikbaar maakt. Veluwsekant Oost kent ook drie fietsverbindingen vanuit de naastgelegen Danswijk. Ook hier is sprake van een combinatie van vrijliggende fietspaden en gemengd gebruik van de straten. Bedrijventerrein Veluwsekant is goed per fiets bereikbaar.

Sallandsekant is ook goed bereikbaar per fiets. Zowel om het terrein heen als op twee locaties door het terrein heen zijn vrijliggende fietspaden. Tevens kan de fiets gebruik maken van de overige ontsluitingsstructuur. Vanuit de wijk zijn vijf fietsverbindingen het gebied in en een zesde fietsverbinding gaat onder de Tussenring door richting de manege in Almere Buiten.

Het Atelier is via de woonstraten van Tussen de Vaarten goed te bereiken per fiets. Door de kleinschaligheid van het terrein zijn op het terrein geen aparte fietsvoorzieningen. Tevens is er aan de noordwestzijde een aansluiting op het fietspad dat parallel ligt aan de Tussenring.


 

5.3 Geluid

Algemeen

In en om het plangebied liggen wegen met zones die binnen het plangebied liggen. Dit zijn zones van de wegen A-6, Hagevoortdreef, Veluwedreef en Tussenring. Voor zover het betreft de terreinen Veluwsekant en Sallandsekant worden geen geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Ook zal de actualisatie van het bestemmingsplan niet leiden tot wijziging van verkeersstromen buiten het plangebied. Er is daarmee geen noodzaak tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek voor de deelgebieden Veluwsekant en Sallandsekant.

Binnen het meest noordoostelijke deel, het binnenstedelijke terrein Het Atelier, worden wel geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt.

Rondom het plangebied zijn wegen aanwezig met een zone op grond van de Wet geluidhinder, te weten de Tussenring en de Hagevoortdreef.

Het Atelier

Rondom Het Atelier zijn wegen aanwezig met een zone op grond van de Wet geluidhinder, te weten de Tussenring en de Hagevoortdreef. Het nieuwe bestemmingsplan maakt geluidgevoelige functies mogelijk binnen dit binnenstedelijk bedrijventerrein.

Voor de locatie Het Atelier is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd en is de toekomstige geluidsbelasting in kaart gebracht. Bedrijfswoningen werden ten tijde van het opstellen van het vigerend bestemmingsplan (<2007) op grond de Wet milieubeheer (lees: 8.40 AMvB's voor diverse sectoren) niet als geluidsgevoelig aangemerkt. Bedrijfswoningen konden dan ook bij recht worden gerealiseerd. De wetgeving is op dit punt (ingrijpend) gewijzigd met de inwerking treding van Besluit van 19 oktober 2007, houdende algemene regels voor inrichtingen (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer). Enerzijds is het begrip "bedrijfswoning" komen te vervallen en anderzijds is een koppeling gemaakt met het begrip "woning" van de Wet geluidhinder. Consequentie is dat elke woning die nu gerealiseerd zou worden op Het Atelier, als beperkend kan worden gezien voor de (toekomstige) bedrijfsactiviteiten van naburige/aanpandige bedrijven. Gezien dit feit is het in principe niet zonder meer mogelijk het vigerend recht over te nemen. Derhalve is een akoestisch onderzoek verricht om na te gaan waar op grond van de Wet geluidhinder zonder hogere waarde een bedrijfswoning kan worden gevestigd en voor welke locatie een procedure hogere waarde benodigd zal zijn. Een hogere waarde wordt per weg bepaald.

Hetzelfde geldt voor kinderdagverblijven die gevestigd zijn. Kinderdagverblijven die op 1 juli 2012 als zodanig zijn bestemd , werden tot 1 juli 2015 niet aangemerkt als een ander geluidsgevoelig gebouw. De overgangstermijn kon worden benut om voorzieningen te treffen die nodig zijn om aan de geluidsgrenswaarden te voldoen, vergunningvoorschriften aan te passen en/of het bestemmingsplan aan te passen.

Het akoestisch onderzoek (zie Bijlage 5) geeft aan dat binnen de kaders van de Wet geluidhinder en de Wet ruimtelijke ordening (Wro) het realiseren van geluidsgevoelige objecten op genoemde locaties mogelijk is. Tevens bevat het onderzoek enkele praktische richtlijnen die het mogelijk moet maken om:

  • na te gaan waar voorkeursgrenswaarde wordt overschreden en waar dus rekening moet worden gehouden met de eisen van de Wet geluidhinder indien een bedrijfswoning zal worden gerealiseerd;
  • rekening te houden met de kaders voor het vaststellen van de hogere waarden geluid.


Gebleken is dat de geluidsbelasting vanwege de verschillende wegen niet overal kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. Dit is per weg, locatie en hoogte afhankelijk . Indien een hogere waardeprocedure moet worden gevolgd, dienen de uitgangspunten en advies zoals opgenomen in dit onderzoek, als basis te worden gebruikt. Hiermee wordt bewerkstelligd dat dit geschiedt binnen de akoestische kaders van het bestemmingsplan.


5.4 Luchtkwaliteit

Binnen Almere zijn er op dit moment geen locaties waar luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Voor het plangebied zijn wat dat betreft geen problemen te verwachten. Het plangebied betreft overigens bedrijventerreinen, welke buiten de toetsing aan de luchtkwaliteit valt. Alleen nieuwe gevoelige functies ((bedrijfswoningen) of nieuwe te projecteren publiekstoegankelijke functies dienen te worden getoetst aan de normstelling. Voor Het Atelier is een luchtkwaliteitsonderzoek verricht omdat mogelijk in de toekomst bedrijfswoningen kunnen worden gerealiseerd. Uit dit onderzoek (Zie Bijlage 6) is gebleken dat luchtkwaliteit geen belemmering zal vormen voor realisering van bedrijfswoningen op Het Atelier.

5.5 Externe veiligheid

Kernboodschap

Een LPG-tankstation, propaantank en transport van gevaarlijke stoffen over de A6, zijn de voor het plangebied relevante risicobronnen met ruimtelijke consequenties op gebied van externe veiligheid.

Plaatsgebonden risico

De wettelijke vereiste basisbescherming wordt geboden, er worden met dit bestemmingsplan geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare functies mogelijk gemaakt binnen de wettelijke milieukwaliteitseisen voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar van de A6, het LPG-tankstation en binnen de veiligheidsafstanden van de propaantank. Dit wordt in dit bestemmingsplan geborgd, middels de feitelijke ligging van de bestemmingen direct naast deze risicobronnen en/of via aanduidingen op de plankaart in combinatie met planregels.

Verantwoordingselementen groepsrisico, hulpverlening en plasbrandaandachtsgebied

Voor andere onderwerpen die verband houden met externe veiligheid gelden geen wettelijke eisen, maar een verantwoordingsplicht voor het bevoegd gezag. De in onderstaande paragrafen, opgenomen informatie bevat de overwegingen, die hebben geleid tot de invulling van deze verantwoordingsplicht.

Door middel van deze toelichting en de bijbehorende onderliggende documenten, verantwoord het college van burgemeester en wethouders de bij deze ontwikkeling vastgestelde groepsrisiconiveaus (= kleine-kans-groot-effect risico's). Door middel van de genoemde ruimtelijke maatregelen wordt in kwalitatieve zin het groepsrisico en de potentiële effecten verkleind en de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid verhoogd.

De gemeente acht het te bereiken externe veiligheidsniveau aanvaardbaar. Zowel qua hoogte van de toekomstige relatief lage groepsrisico's, als ten aanzien van het advies van de Brandweer Flevoland over de bestrijdbaarheid van een calamiteit op de weg/spoor en bij het LPG-tankstation en de zelfredzaamheid van de personen in de omgeving van deze risicobronnen:

  • voldoende vluchtmogelijkheden;
  • voldoende bluswater;
  • matige bereikbaarheid.

Het advies van de Brandweer Flevoland leidt niet tot extra ruimtelijke maatregelen in het kader van dit bestemmingsplan.

Incidenten op spoor, weg en met een buisleiding kunnen nu eenmaal gebeuren. Echter, de kans hierop is klein en de effecten voor het plangebied zijn beheersbaar.

Tot slot

Risico- en veiligheidsinformatie wordt gekenmerkt door onzekerheden; rekenpartijen en kwalitatieve beschouwingen geven geen resultaten die de werkelijkheid nauwkeurig zullen beschrijven.

Onderbouwing

Plaatsgebonden risico 

Het voor dit bestemmingsplan relevante wegvak van de A6 (= Basisnetroute), hebben geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar. Het relevante wegvak van de Tussenring (= geen basisnetroute) heeft geen plaatsgebonden risico van 10-6/jaar. De wettelijke basisbescherming wordt geboden.

Het LPG-tankstation heeft een PR-10-6 contour van 110 m gemeten vanaf het vulpunt, die buiten het eigenterrein ligt. Er wordt voldaan aan de grenswaarden ter plaatse van beperkt kwetsbare objecten in relatie tot het LPG-tankstation. Niet aan de richtwaarde tot beperkt kwetsbare objecten, voor 3 bedrijfsgebouwen en een restaurant. In dit geval - actualisering van een verouderd bestemmingsplan - wordt afwijking van deze richtwaarden (voor dit bestaande object) toegestaan, omdat deze al een aantal jaren aanwezig zijn en gezien het planologisch en economisch belang van de continuering van deze situatie.

In het bestemmingsplan wordt 'omkleuring' van deze objecten tot een kwetsbaar object voorkomen, via een gebiedsaanduiding voor deze objecten. Zo wordt een grens gesteld aan het maximale toegestane aantal m2 bvo van het restaurant van minder dan 1.500 m2. En voor de bedrijfsgebouwen geldt minder dan 1.500 m2 bvo kantooroppervlakte.

De propaantank heeft een veiligheidsafstand van maximaal 25 m die deels binnen de eigenterrein grens en de bestemmingen Groen (G) en Water (WA) ligt. Deze bestemmingen borgen het voldoen aan deze afstand.

Groepsrisico

Voor dit wegvak van de Tussenring is volgens vuistregels geen sprake van een overschrijding van 0,1 x de oriëntatiewaarde.

Het groepsrisico van de A6 voor en na het planbesluit bedraagt ca. 0,04 maal de oriëntatiewaarde. De bepalende kilometer voor het groepsrisico ligt ter hoogte van Sallandsekant en verschuift niet door de voorgenomen planontwikkeling.

Verantwoording groepsrisico en hulpverlening

De gemeente acht het totale te bereiken externe veiligheidsniveau aanvaardbaar. Zowel qua hoogte van de toekomstige groepsrisico's als ten aanzien van het advies van de Brandweer Flevoland over de bestrijdbaarheid van een calamiteit op de weg/spoor en bij het LPG-tankstation en de zelfredzaamheid van de personen in de omgeving van deze risicobronnen:

  • voldoende vluchtmogelijkheden;
  • voldoende bluswater;
  • matige bereikbaarheid.

Het advies van de Brandweer Flevoland leidt niet tot extra ruimtelijke maatregelen in het kader van dit bestemmingsplan.

Incidenten kunnen nu eenmaal bij de aanwezige risicobronnen gebeuren. Echter, de kans hierop is klein en de effecten voor het plangebied zijn beheersbaar.

Ruimtelijke maatregelen

De volgende ruimtelijke maatregelen worden getroffen:

  • 1. de bepalende PR-10-6/jaar contour van het LPG-tankstation vanaf het vulpunt, is als aanduiding op de plankaart opgenomen, met daaraan verbonden de planregel dat binnen deze aanduiding geen nieuwe kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan;
  • 2. een gebiedsaanduiding 'beperkt kwetsbaar object' voor het restaurant aan de Palmpolstraat met een bovengrens aan het totaal aantal m2 bvo van minder dan 1.500 m2; en
  • 3. een gebiedsaanduiding 'beperkt kwetsbaar object' voor de bedrijfsgebouwen aan de Palmpolstraat 5, de Huchtstraat 3 en Strubbenweg 8 met een bovengrens van minder dan 1.500 m2 bvo kantooroppervlakte.

Door nieuwe technische inzichten, verandering van wetgeving en nieuwe rekenmodellen kan de omvang van risicocontouren fluctueren zonder dat de risicovolle activiteit verandert. Om deze reden is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om deze contouren te kunnen verschuiven of te laten vervallen indien het risico is beperkt dan wel opgeheven.

Onderliggende documenten

Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn onderstaande onderzoeken uitgevoerd:

  • 1. Memo 'Onderzoek externe veiligheid bestemmingsplan Veluwsekant, Sallandsekant en Het Atelier', mei 2016 (zie bijlage 2);
  • 2. Rapport 'Kwantitatieve risicoanalyse LPG tankstation Strubbenweg Almere', Anteagroup, 12 april 2016 (zie bijlage 3);
  • 3. Rapport 'Verantwoording groepsrisico en hulpverlening bestemmingsplan Veluwsekant, Sallandsekant en Het Atelier, gemeente Almere, mei 2016 (zie bijlage 4).

Gezondheidsrisico's magneetvelden

380 kV Hoogspanningslijn

Ten noorden van het plangebied loopt een bovengrondse 380 kV hoogspanningslijn (zie onderstaande figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0009.png"

Ligging hoogspanningslijn [bron: netkaart Rivm http://geodata.rivm.nl/netkaart.html ]

Voor deze hoogspanningslijn geldt een indicatieve magneetveldzone van 140 meter aan weerzijden, gemeten vanuit het hart van de hoogspanningslijn. Het zuidelijke deel van deze magneetveldzone valt over het plangebied. Hierbinnen bedraagt de z.g. magneetveldsterkte gemiddeld over een jaar tenminste 0,4 micro Tesla. Vanaf deze hoeveelheid wordt dit magneetveld als schadelijk voor de gezondheid van kinderen beoordeeld.

Conform beleidsadvies uit 2005 van het toenmalige ministerie van VROM en de bijbehorende verduidelijking uit 2008, mogen geen nieuwe gevoelige functies binnen deze zone worden gevestigd. Als “gevoelige bestemmingen” worden aangemerkt woningen, scholen crèches en kinderopvangplaatsen, inclusief daarbij behorend “buiten” gedeelte. Andere bestemmingen waar kinderen voor (nog) kortere tijd en niet dagelijks verblijven, zoals sportvelden, zwembaden, kinderspeelplaatsen, recreatiegebieden etc.) zijn geen gevoelige bestemmingen.

Voor deze zone is een gebiedsaanduiding 'veiligheidszone- leiding' op de verbeelding opgenomen met bijbehorende planregel.

Ondergrondse 150 kV hoogspanningskabels

In het plangebied liggen een aantal ondergrondse 150 kV kabels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0010.png"

Figuur van website http://www.hoogspanningsnet.com/google-earth/standaardnetkaart/ : lichtblauw zijn de 150 kV kabels

Ook rond ondergrondse hoogspanningkabels bevinden zich magneetveldzones. Conform de memo van het Kennisplatform EMV - 'Omgaan met elektromagnetische velden, 2014', volgt de gemeente Almere hun advies om ook voor ondergrondse elektriciteitskabels van 150 kV hiermee rekening te houden. Afstand houden is de enige maatregel bij bestaande kabels, om blootstelling aan magnetische velden te verminderen. Het is vrijwel onmogelijk om magnetische velden af te schermen.

Voor magneetveldzones van ondergrondse hoogspanningskabels houdt de gemeente Almere een generieke breedte aan van 25 m aan weerszijden, gebaseerd op basis van door het Rivm verzamelde meetgegevens in het rapport '' Verkenning van extreem-laagfrequente (ELF) magnetische velden bij verschillende bronnen, 2009''.

Voor deze zone is een gebiedsaanduiding 'veiligheidszone- leiding' op de verbeelding opgenomen met bijbehorende planregel.

150 kV onderstation De Strubbenweg 37

Ook rond onderstations bevinden zich dergelijke magneetveldzones. Conform de memo van het Kennisplatform EMV - 'Omgaan met elektromagnetische velden, 2014', volgt de gemeente Almere hun advies om ook voor onderstations hiermee rekening te houden.

Van dit onderstation (nu 132 MVA mogelijk uitgebreid met 66 MVA) zijn geen specifieke gegevens bekend over de ligging van de omhullende magneetveldzone.

5.6 Milieuzonering en functiemenging

Algemeen

Bij bestemmingsplannen voor bestaande bedrijventerreinen en andere bestaande bedrijvenlocaties is milieuzonering en/of een goede regeling voor functiemenging, volgens vaste jurisprudentie noodzakelijk. Dit vanwege de mogelijke vestiging van nieuwe bedrijfsactiviteiten en de uitbreiding van de activiteiten van gevestigde bedrijven en de benodigde afstemming hiervan met milieugevoelige functies in de omgeving van en/of op een bedrijventerrein. Hierbij dient de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (hierna publicatie) als hulpmiddel.

Risicovolle bedrijven, vuurwerkbedrijven en bedrijven met ontplofbare stoffen voor civiel gebruik (bedrijven waarbij volgens de publicatie gevaar maatgevend is) zijn specifiek beoordeeld op het aspect gevaar volgens de hiervoor geldende regelgeving. Zie paragraaf 5.5 Externe veiligheid.

Voor een algemene toelichting op de toepassing van de publicatie ''Bedrijven en milieuzonering'' (verder publicatie) zie de bijlagen 7 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten en 8 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging. Hieronder staat de in dit bestemmingsplan gemotiveerde toepassing van eerder genoemde publicatie.

Functiemenging Het Atelier

Op deze werklocatie hebben zich steeds meer andere functies dan traditionele bedrijvigheid gevestigd, zoals (persoonlijke) dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen zoals praktijkruimten op gebied van gezondheidszorg en kinderdagverblijven en enkele vestigingen op het gebied van sport, recreatie en religie. Verder zijn op deze werklocatie een aantal bedrijfswoningen gelegen. Er is sprake van een gebied met een sterke mate van functiemenging.

In het gemeentelijk beleid (de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid, GVV 2010) is dit terrein ook aangewezen als een binnenstedelijk bedrijventerrein waar functiemenging mogelijk is. Daarom wordt niet uitgegaan van functiescheiding, maar van functiemenging, en is de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging (bijlage 4) uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' gemotiveerd toegepast.

In deze Staat worden niet alleen 'bedrijven', maar ook (maatschappelijke) voorzieningen, kantoren, bedrijven in de cultuur-, sport en recreatiesector etc. genoemd. Categorie A, B en C activiteiten zoals bedoeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging zijn toegestaan binnen de bestemming: 'Gemengd-3'. Categorie C in dit specifieke geval ook. De ontsluiting van de bedrijven via de Edvard Munchweg en de Carel Willinklaan is deels ook de ontsluiting van de woonwijk. Hierbij worden alleen de woonwerkeenheden aan de westzijde van de Carel Willinklaan gepasseerd (die onderdeel uitmaken van Tussen de Vaarten). Het extra verkeer van en naar de categorie C activiteiten, leidt naar verwachting niet tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat bij deze woningen.

Bij de totstandkoming van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging is verder gekeken of bedrijfsactiviteiten al dan niet in het plangebied thuishoren. Bedrijfsactiviteiten die niet passend zijn voor het plangebied zijn niet in de lijst opgenomen.

Milieuzonering Veluwesekant en Sallandsekant

Veluwsekant

Dit deelgebied heeft vooral de bestemming 'bedrijfsdoeleinden'. Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van autodealers in Veluwsekant Oost en het daar gevestigde tuincentrum en handel in sierbestrating. In het overgangsgebied naar Danswijk is maatschappelijke doeleinden en horeca toegestaan. Horeca is ook toegestaan aan weerszijden van de Veluwedreef en is daar ook gerealiseerd.

Er liggen slechts in beperkte mate milieugevoelige functies in het gebied, zoals een bedrijfswoning in het Van der Valkhotel.

Sallandsekant

Bij de ontwikkeling was het primair bedoeld als logistiek bedrijventerrein met ruim opgezette kavels en grote panden voor (zelf)opslag en distributie. Het terrein is goed bereikbaar vanaf de A6 via de afrit AlmereBuiten-West, de Tussenring en de Hagevoortdreef waar het tankstation Texaco is gelegen. Op het terrein is een ecologische zone ingericht nabij de centraal gelegen waterpartij met fietspad. De voornaamste bestemming in het huidige bestemmingsplan is 'bedrijf'. Een afwijkende vestiging is de Praktijkschool PRO voor het voortgezet onderwijs (een milieugevoelige functie).

Voor deze gebieden wordt een zogenaamde Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen voor een 'doorsnee bedrijventerrein', gebaseerd op bijlage 3 van de publicatie. Op basis van de gewenste bestemmingen (bedrijfsactiviteiten in 'beperkte zin'), heeft een selectie plaatsgevonden van de activiteiten uit de richtafstandenlijst in bijlage 1 van de publicatie. Hieronder is gemotiveerd op welke wijze deze Staat is opgesteld.

Uitgangspunten:

  • 'bedrijven' toestaan die volgens de gebruikelijke definities van bestemmingsplannen passen in de bestemming 'bedrijf' of 'bedrijventerrein'.
  • de locaties van de bestaande milieugevoelige functies strak begrenzen; vanwege de ligging op een bedrijventerrein wordt een lager kwaliteitsniveau van het woon- een leefklimaat aanvaard;
  • in principe geen nieuwe milieugevoelige functies ((bedrijfs)woningen, KDV-en, ziekenhuizen, scholen, verblijfsrecreatie etc.) toestaan;
  • milieucategorieën: 1 t.m. 3.2 toestaan, conform het huidige bestemmingplan;
  • gevestigde bedrijven die niet passen in de genoemde milieuzonering krijgen een specifieke aanduiding om te waarborgen dat de huidige bedrijfsactiviteiten blijvend kunnen worden uitgeoefend;
  • geen Wgh-inrichtingen ('grote lawaaimakers') toestaan;
  • vuurwerkopslag toestaan conform vuurwerkbeleid, risicovolle inrichtingen alleen toestaan via afwijkingsbevoegdheid (= d.w.z. uitsluiten i.c.m. met afwijkingsbevoegheid) met als voorwaarde dat de veiligheidsruimte op de eigen kavel wordt opgelost;

Omgevingstypen:

In de omgeving van het bedrijventerrein liggen de volgende functies/omgevingstypen:

Naam   Functie & aard van de omgeving   Omgevingstype   Toelichting  
Filmwijk   Woonwijk   Rustige woonwijk   Omgevingskwaliteit die wordt nagestreefd is die van een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingtype. De strook direct langs de Veluwsekant West is verhoogd geluidbelast vanwege de A6 en de Veluwedreef, dus een gemengd gebied.  
Danswijk   Woongebied   Rustige woonwijk   Omgevingskwaliteit die wordt nagestreefd is die van een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. De strook direct langs de Veluwsekant Oost is verhoogd geluidbelast vanwege de A6 en de Veluwedreef, dus een gemengd gebied.  
Tussen de Vaarten   Woongebied   Rustige woonwijk   Omgevingskwaliteit die wordt nagestreefd is die van een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. De strook direct langs Sallandsekant is verhoogd geluidbelast vanwege de A6 en de busbaan, dus een gemengd gebied.  

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0011.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0012.png"

De volgende richtafstanden dienen te worden aangehouden tot de in de vorige tabel bepaalde omgevingstypen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0013.png"

Uitwerking milieuzonering

De dichtstbij de bedrijven op Veluwsekant en Sallandsekant (deelgebied ten zuiden van de Rondebeltweg) gelegen woningen, liggen in een gemengd omgevingtype en in het algemeen op een afstand van meer dan 50 m. Het gevolg is dat hier geen inwaartse zonering van de bedrijven nodig is.

Uitzondering hierop volgt het deelgebied van Veluwsekant Oost ten noorden van de Palmpolstraat en ten westen van het Kolthoornpad. Hier liggen de woningen (gemengd omgevingstype) op een afstand van minimaal 30 m, zodat hier alleen milieucategorie 3.1 bedrijfsactiviteiten worden toegelaten.

De woningen langs het Renaissancepad, direct grenzend aan het deelgebied van Sallandsekant ten noorden van de Rondebeltweg, liggen in een omgevingstype rustige woonwijk. Tot een afstand van 50 m zouden alleen milieucategorie 1 en 2, tot 100 m maximaal milieucategorie 3.1 en vanaf 100 m milieucategorie 3.2 bedrijfsactiviteiten mogen plaatsvinden. Deze milieuzonering is in het geldende bestemmingsplan opgenomen, maar leidt tot kavels met meerdere milieucategorieën, wat niet gewenst is. De dichtstbij zijnde afstand tot de bedrijfskavels is ca. 30 m, zodat in dit deel van Sallandsekant (ten westen van de Koningsbeltweg en ten noorden van de Rondebeltweg) maximaal milieucategorie 3.1 bedrijfsactiviteiten worden toegelaten. Hierbij speelt mee dat het om een bestaande situatie gaat en de kavels aan de voorzijde - op meer dan 150 m van deze woningen - worden ontsloten op de Koningsbeltweg.

Afwijken van de gebruiksregels 

De toelaatbaarheid zoals deze hierboven is beschreven, betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten (hierna SvB) geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Vooral komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de Standaard SvB is verondersteld. In dat geval kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de algemene toelaatbaarheid. Op die manier kan een dergelijk bedrijf voor de desbetreffende activiteit toe worden gelaten. Dit geldt alleen voor bedrijven uit maximaal twee categorieën hoger dan de in het bestemmingsplan toegestane categorie.

Motivering Staat van Bedrijfsactiviteiten

De in dit bestemmingsplan opgenomen SvB is gebaseerd op Lijst 1 Activiteiten van bijlage 1 van de VNG-publicatie. Met het oog op de overzichtelijkheid en de maximaal toegestane milieucategorie 3.2, zijn de activiteiten uit milieucategorie 5.1 en hoger niet opgenomen.

Ten opzichte van Lijst 1 Activiteiten, zijn alle activiteiten weggelaten die niet passen op een bedrijventerrein of die rechtstreeks via de redactie van bestemmingsregeling toelaatbaar worden gesteld, bijvoorbeeld als nevenfunctie. Hier zijn de volgende activiteiten uit Lijst 1 Activiteiten van bijlage 1 geschrapt:

  • de meeste landbouw, jacht en bosbouwactiviteiten;
  • winning van delfstoffen;
  • horeca-activiteiten;
  • detailhandel;
  • overheidsdiensten, onderwijs, gezondheidszorg en welzijnszorg;
  • zakelijke dienstverlening.

Verder is er een specifieke Staat van Horeca Activiteiten opgenomen.

Milieugevoelige functies op het bedrijventerrein

Op Sallandsekant aan de Koningsbeltstraat nr. 4 ligt Praktijkschool PRO voor het voortgezet onderwijs (een milieugevoelige functie). Deze school is hier bewust gelegen. Een school is zowel een milieubelastende als een milieugevoelige functie. Het is qua milieubelasting een milieucategorie 2 bedrijfsactiviteit.

Een school op een bedrijventerrein betreft een specifiek type milieugevoelige functie waar minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat kunnen worden gesteld dan bij ligging in een rustige woonwijk. Dit komt erop neer dat:

  • in nieuwe situaties in de directe omgeving van de school bedrijven uit milieu categorie 2 van de SvB zijn toegestaan;
  • in bestaande situaties daar flexibeler mee omgegaan en dat direct aangrenzend aan de school bedrijven uit maximaal categorie 3.1 van de Standaard SvB zijn toegestaan.

Hieraan wordt voldaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0014.png"

Conclusie 

In dit bestemmingsplan wordt door toepassing van de hiervoor gemotiveerde functiemenging en milieuzonering, zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van woningen en andere milieugevoelige functies en worden de milieubelastende activiteiten niet onaanvaardbaar in hun functioneren belemmerd.

5.7 Kabels en leidingen

Nutsvoorzieningen

Alle nutsvoorzieningen voor bebouwing op uitgegeven kavels worden geleverd via kabels en leidingen, gelegen in gemeentelijke ondergrond. Een uitzondering hierop zijn draadloze telecommunicatieverbindingen. De ligging in gemeentelijke ondergrond is voor de nutsbedrijven belangrijk omdat deze ligging duurzaam is; er is een gegarandeerde toegang en daarmee zijn capaciteitaanpassing en onderhoud gewaarborgd.

Evenwijdig aan de busbaan-tracés ligt, zoals gebruikelijk in Almere, de hoofd-infrastructuurstructuur voor de nutsvoorzieningen voor het plangebied. Dit plangebied is aangesloten op stadsverwarming.


Leidingenstraat

Door de (zuid)oostzijde van het plangebied (hoofdzakelijk binnen de bestemming groen en bos), deels evenwijdig aan de A-6 en verder oostelijk van Sallandsekant loopt de leidingenstraat. De gemeentelijke leidingenstraat is de hoofdader voor het voeden van de verschillende stadsdelen. Voor deze leidingenstraat is een strook van netto circa 23 meter breed nodig die vrij toegankelijk moet zijn voor onderhoudsverkeer van de netbeheerders.

Straalverbindingen c.a.

Radars voor militaire luchtvaart

Zoals bij de beschrijving van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is aangegeven (zie Bijlage 1 Beleidskader) is op het plangebied het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Het plangebied valt niet in een radarverstoringsgebied waarin een maximale hoogte voor bouwwerken geldt. Het plangebied ligt wel in twee radarverstoringsgebieden (AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg) waarbinnen maximale hoogten gelden voor de tippen van de wieken van windturbines. Voor het radarverstoringsgebied AOCS Nieuw Milligen geldt een maximale bouwhoogte van 118 meter t.o.v. NAP en voor radarverstoringsgebied Soesterberg geldt een maximale bouwhoogte van 128 meter t.o.v. NAP. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk.

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)

LVNL beheert technische installaties en systemen ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging. Een belangrijk deel hiervan betreft de apparatuur voor communicatie-, navigatie-, en surveillance infrastructuur (cns). CNS apparatuur wordt gebruikt om het radiocontact tussen de verkeersleiding en de piloten te onderhouden, navigatie in het naderingsgebied en en-route mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen.

LVNL is verplicht haar taken te verrichten overeenkomstig het bepaalde in Nederland verbindende verdragen (artikel 5.23, lid 7 Wet luchtvaart), zoals het verdrag van Chicago. Op basis van het verdrag van Chicago, dat Nederland heeft geratificeerd, is de International Civil Aviation Organisation (ICAO) opgericht. ICAO vaardigt internationale burgerluchtvaartcriteria uit die de Nederlandse Staat dient te implementeren. LVNL dient aldus te handelen conform ICAO.

Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer gelden rondom de technische systemen van LVNL maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten: de zogenaamde toetsingsvlakken. In dit kader beoordeelt LVNL of de uitvoering van voorgenomen (bouw)plannen inderdaad van invloed zijn op de correcte werking van cns apparatuur. De afmetingen van de toetsingsvlakken is gebaseerd op berekeningsvoorschriften in de internationale burgerluchtvaartcriteria (ICAO EUR DOC 015).

In onderstaande figuur is het toetsingsvlak voor de VOR/DME Muiden opgenomen. Het toetsingsvlak kent een 600 meter vrije straal gemeten vanaf de basis van de antenne op maaiveldhoogte. Vanaf het 0 meter vlak loopt het toetsingsvlak trechtervormig omhoog tot een hoogte van 51,56 m(NAP) op een afstand van 3 km. Vanaf de straal van 3 km geldt een apart windturbinevlak met een toetsingshoogte vanaf 51,56m (NAP) tot een straal van 15 km gemeten vanaf de basis van de antenne. Dit deel van het toetsingsvlak (vanaf 3 km tot 15 km) is enkel van toepassing op windturbines.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0015.jpg" Hoogteradialen luchtvaartverkeer

Het toetsingsvlak kent een 600 meter vrije straal gemeten vanaf de basis van de antenne op maaiveldhoogte. Vanaf het 0 meter vlak loopt het toetsingsvlak trechtervormig omhoog tot een hoogte van 51,56 m (NAP) op een afstand van 3 km. Vanaf de straal van 3 km geldt een apart windturbinevlak met een toetsingshoogte vanaf 51,56m (NAP) tot een straal van 15 km gemeten vanaf de basis van de antenne. Dit deel van het toetsingsvlak (vanaf 3 km tot 15 km) is enkel van toepassing op windturbines.

Voor het plangebied geldt geen toetsingsvlak voor bouwwerken tot een hoogte van 51,56 meter.Voor het plangebied geldt echter wel een toetsingsvlak voor windturbines vanaf 51,56 meter, maar het bestemmingsplan maakt de bouw van grotere windturbines niet mogelijk.

5.8 Ecologie

Boswet

Bij het kappen van bomen die vallen onder het regime van de Boswet, dient een melding te worden gedaan en is er sprake van een herplantplicht. Onder de Boswet vallen alle beplantingen van bomen die groter zijn dan 10 are of, als het een rijbeplanting betreft, uit meer dan 20 bomen bestaan en die zich buiten de bebouwde kom inzake de Boswet bevinden. Een aantal boomsoorten valt niet onder de Boswet, namelijk: linde, paardenkastanje, Italiaanse populier en treurwilg. Ook éénrijige beplantingen van populier en wilg langs landbouwgronden vallen niet onder de Boswet, net als boomgaarden en kwekerijen van kerstbomen of van bosplantsoen en erfbeplanting.

Het plangebied ligt deels binnen en deels buiten de bebouwde kom zoals die is vastgesteld voor de Boswet, zie onderstaande uitsnede. Voor de delen van het gebied die binnen de bebouwde kom liggen, valt een eventuele voorgenomen houtvelling niet onder de werking van de Boswet. Voor de groene zone die buiten de bebouwde kom ligt, dient in het geval dat houtopstand wordt geveld, een kapmelding te worden gedaan en herplant van bomen te worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0016.png"

Figuur: Uitsnede van kaart met de bebouwde kom zoals die is vastgesteld in het kader van de Boswet rood gearceerd.

Natuurbeschermingswet 1998

De Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) heeft betrekking op de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden die Nederland bij de Europese Commissie heeft aangemeld (Natura 2000-gebieden) en beschermde natuurmonumenten. Ruimtelijke ingrepen die in of nabij deze gebieden plaatsvinden, moeten worden getoetst op hun effecten, zowel direct als indirect, op de instandhoudingsdoelstellingen van deze gebieden.

Het plangebied maakt geen onderdeel uit, en ligt niet in de nabijheid van een Natura 2000-gebied. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn de Lepelaarplassen en Oostvaardersplassen, beide op circa 4,5 kilometer afstand van het plangebied. Daarmee zijn directe effecten op instandhoudingsdoelstellingen van deze gebieden uitgesloten. Gezien de aard van het bestemmingsplan en de grote afstand van het plangebied tot deze beschermde gebieden, zijn indirecte effecten (externe werking) eveneens uitgesloten. Daarmee is er vanuit de NB-wet geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

Nationaal Natuurnetwerk

Het plangebied ligt voor een deel binnen het Nationaal Natuurnetwerk (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en is begrensd als 'overige EHS', zie navolgende kaart. Hoewel de naam van het netwerk aan natuur in Nederland is veranderd, gelden dezelfde regels als voorheen voor de EHS. De EHS is in 1990 in het leven geroepen om de achteruitgang van natuur in Nederland een halt toe te roepen. Het is een netwerk van gebieden in Nederland dat moet voorkomen dat dieren en planten geïsoleerd raken en uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Het Rijk en de provincies hebben spelregels afgesproken met betrekking tot de planologische en kwalitatieve bescherming van dit netwerk aan natuur, deze zijn verwerkt in de 'Spelregels EHS' (LNV, 2007). Hierin zijn de voorwaarden voor economische ontwikkelingen uitgewerkt. In de EHS geldt het 'nee, tenzij'-principe. Dit houdt in dat ingrepen waarbij de oppervlakte of de 'wezenlijke kenmerken en waarden' van de EHS significant worden aangetast niet zijn toegestaan, tenzij aangetoond wordt dat sprake is van groot openbaar belang, geen reële alternatieven aanwezig zijn èn effecten worden voorkomen. Resteffecten moeten worden gecompenseerd.

Het plangebied ligt deels binnen het NNN, namelijk het groengebied dat ligt ingeklemd tussen de A6, Sallandsekant en de Tussenring. Zoals eerder genoemd, wordt in het Programmaplan Stad wel gesproken van een verbinding van dit groengebied met Tussen de Vaarten, om deze wijk een park te kunnen bieden, wat het nu nog niet heeft. Op de langere termijn zou meer eenheid kunnen ontstaan met Buitenhout door de ontwikkelingen daar en in de rest van 3V (de groenstrook langs de A6 gelegen in Almere Buiten). Vooralsnog zijn in deze optiek nog geen concrete ontwikkelingen. Het bos is daarnaast voor het Ecologisch Masterplan Almere aangewezen als 'ecologische verbinding aan te vullen', zie verder.

Voor dit groengebied wordt, zoals al eerder genoemd, de bestemming 'bos' vastgelegd. Het is bestemd voor bos en natuurontwikkeling, waarbinnen slechts extensief recreatief medegebruik mogelijk is. Daarmee wordt er van uitgegaan dat er geen exploitatie of wijziging van de bestemming plaatsvindt en zijn direct negatieve effecten ter plaatse van het NNN uitgesloten. Eventuele ontwikkelingen, of een transformatie van het gebied, kunnen niet zonder meer uitgevoerd worden zonder wijziging van de bestemming en herbegrenzing van het NNN.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0017.png"

Figuur: Plangebied ten opzichte van het NNN (voorheen EHS) = groene arcering (Bron: begrenzing EHS provincie Flevoland).

Ecologisch Masterplan Almere

In het Ecologisch Masterplan 2006 ligt de visie van Almere op het gebied van ecologie vastgelegd. In acht uitgangspunten staat concreet aangegeven hoe Almere als natuurstad versterkt kan worden. Hieronder valt onder andere de realisatie van een aantal ecologische verbindingszones. Een van deze zones, welke op kaart zijn aangegeven, bevindt zich in het oostelijk deel van het plangebied, in het groengebied in de oksel van de A6 en de Tussenring. Op basis van het Masterplan is deze zone nog 'aan te vullen', er zijn twee knelpunten aanwezig, namelijk ter hoogte van de A6 over de Hoge Vaart en ter hoogte van de Tussenring. Het vaststellen van het bestemmingsplan heeft hier echter geen nadelige gevolgen voor. Aangezien de groenzone in het nieuwe bestemmingsplan als 'bos' bestemd wordt, zijn er geen belemmeringen voorzien. Extra aandacht voor deze zone, door bijvoorbeeld gericht beheer, kan de functie van het groen als ecologische verbindingszone verbeteren.

Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet (hierna Ff-wet) heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten en op een honderdtal vaatplanten. Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in een aantal bij de Ff-wet behorende besluiten en regelingen.

De Ff-wet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust of verblijfplaatsen. Artikel 2 van de Ff-wet schrijft voor dat iedereen de algemene zorgplicht voor de in het wild levende planten en dieren in acht moet nemen. Dit houdt in dat handelingen die niet noodzakelijk verband houden met het beoogde doel, maar nadelig zijn voor de flora en fauna, achterwege moeten blijven.

In de meeste gevallen kan voor de verbodsbepalingen een ontheffing worden aangevraagd voor de in het gebied voorkomende beschermde soorten. Bepaalde algemeen voorkomende soorten planten en dieren vallen onder de zogenaamde vrijstellingsregeling indien het werk te omschrijven is als bestendig beheer of onderhoud, of een ruimtelijke ontwikkeling. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. In 2015 is een deel van de stad, waaronder het westelijk deel van het plangebied, geïnventariseerd op het voorkomen van beschermde planten en dieren. Het oostelijk deel van het plangebied is geïnventariseerd in 2010. Daarnaast is de Nationale Databank Flora en Fauna geraadpleegd. De volgende beschermde soorten zijn daarbij vastgesteld:

  • Planten: rietorchis (Tabel 2 Ff-wet) is langs de S103 in de Veluwse Kant van het plangebied waargenomen. Brede wespenorchis en een enkel exemplaar van grote kaardenbol (beide Tabel 1 Ff-wet) zijn waargenomen in de groenzone in het oostelijk deel van het plangebied.
  • Broedvogels: verschillende algemene broedvogels zijn waargenomen binnen het plangebied. Blauwe reiger , ekster, heggenmus, houtduif, spreeuw, grote bonte specht en boomkruiper komen voor. Daarnaast komen broedvogels met jaarrond beschermde nestplaatsen voor. Huismus is waargenomen in het westelijk deel van het plangebied. In het oostelijk deel, in het bos is een territorium van sperwer (jaarrond beschermd nest) vastgesteld. Daarnaast is in deze groenzone een nest van een buizerd waargenomen (waarneming uit 2010).
  • Grondgebonden zoogdieren: in de omgeving zijn waarnemingen van bever (Tabel 3 Ff-wet) bekend, maar het plangebied vormt geen geschikt habitat voor deze soort. Daarnaast komen algemene soorten grondgebonden zoogdieren zoals ree, vos egel, mol en konijn voor, met name binnen de groenzone in de oksel van de A6 en de Tussenring.
  • Vleermuizen: het water ten noorden van de Veluwsekant wordt gebruikt als vliegroute door ruige- en gewone dwergvleermuis. Hier zijn ook baltsende gewone dwergvleermuizen waargenomen.
  • Reptielen & amfibieën: algemene soorten amfibieën zoals bruine kikker en gewone pad komen voor binnen het plangebied.
  • Vissen: in de watergang ten noorden van de Veluwsekant en in de Hoge Vaart komen kleine modderkruiper en rivierdonderpad (beide Tabel 2 Ff-wet) voor.

De aanwezigheid van algemeen voorkomende en zwaar beschermde soorten staat vaststelling van het bestemmingsplan echter niet in de weg. Met dit bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen voorzien waarbij de gunstige staat van instandhouding van beschermde soorten in het geding komt. Wanneer werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, zal voorafgaand onderzoek naar de aanwezigheid van beschermde soorten moeten plaatsvinden. Indien noodzakelijk, zal hier rekening mee moeten worden gehouden.

Nieuwe Wet Natuurbescherming

Het Rijk is voornemens om de natuurbeschermingswetgeving in één wet onder te brengen en te vereenvoudigen. Momenteel is de nieuwe Wet Natuurbescherming in voorbereiding. In deze wet worden de bepalingen uit de Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet opgenomen. De Europese regels staan hierin centraal. Daarnaast wordt zorg gedragen voor de totstandkoming en instandhouding van het Natuurnetwerk Nederland. De provincies krijgen regie over het natuurbeleid in de regio, terwijl voorheen de Rijksoverheid verantwoordelijk was. De wet gaat in op 1 januari 2017. De inmiddels bekend geworden teksten (wet van 16 december 2015), geven echter geen aanleiding om een ander oordeel ten aanzien van de wettelijke en bestuurlijke kades te vellen.

5.9 Waterparagraaf

Waterhuishouding 

Het plangebied van het bestemmingsplan ligt aan de noordzijde van de A6 en is waterhuishoudkundig opgedeeld in twee deelgebieden namelijk:

  • 1. Het gebied Veluwsekant Oost enWest, gelegen tussen Weerwater en Hoge Vaart;
  • 2. Het gebied Sallandsekant zuidelijk gelegen van de wijk Tussen de Vaarten en het binnenstedelijk bedrijventerrein "Het Atelier" dat in de NO hoek van de wijk tussen de Vaarten is gelegen, beide oostelijk van de Hoge Vaart.

Deze twee deelgebieden hebben ieder een eigen watersysteem en worden onderstaand per gebied beschreven.


Veluwsekant Oost en West

Het gebied is aan de westzijde begrenst door het Weerwater, aan de noordzijde door Filmwijk en Danswijk , de oostzijde wordt gevormd door de Hoge Vaart en aan de zuidzijde is de A6 gelegen.

De afwatering wordt middels een regenwaterriool verzorgd door de grachten tussen Veluwsekant en de gebieden Film- en Danswijk. Deze grachten hebben een streefpeil van 5.50 minus NAP van het peilgebied ALM 03. De diepte van de grachten is ca, 1,20 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0018.png"


Sallandsekant en Atelier

Het gebied ligt feitelijk tussen de Hoge- en de Lagevaart. Het totale gebied inclusief de bebouwing van een deel van de wijk Tussen de Vaarten en het Atelier ligt in het peilgebied ALM 11 met een streefpeil van 4.80 minus NAP. De afvoer van het water verloop via de grachten in peilgebied ALM 12 naar de Lage Vaart (6.20 minus NAP).


Het systeem kan worden ververst door water uit de Hoge Vaart het gebied in te pompen.


afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0019.png"



Riolering

Voor zowel Veluwsekant, Sallandsekant en het Atelier geldt dat hier een verbeterd gescheiden rioolsysteem is aangelegd. Het vuilwaterriool voert af richting de rioolwaterzuiveringsinstallatie van Het Waterschap Zuiderzeeland. Deze afvoer vind plaats middels een vrijverval riool naar een op de terreinen gelegen verzamleput waarna het wordt doorgevoerd middels een persleiding richting de RWZI op de Vaart.

5.10 Bodemkwaliteit

Historie

De bodem van het plangebied ligt op de bodem van de voormalige Zuiderzee. In de
ondergrond komen voornamelijk pleistocene dekzanden voor die tijdens de laatste ijstijd (Weichselien) zijn afgezet als gevolg van verstuivingen en rivierafzettingen. Na de laatste ijstijd is tijdens het Holoceen (ca. 10.000 jaar geleden) een pakket slappe klei-, zavel- en veenlagen op het pleistoceen zandpakket afgezet. Hierna ontstond een zoetwatermeer dat eerst 'Mare Flevum' heette maar later de naam 'Aelmere' kreeg. Vanaf het begin van onze jaartelling veranderde het zoetwatermeer langzaam in de zoute 'Sudersee' waardoor lokale afzettingen nog steeds veel zout bevatten. Na de aanleg van de afsluitdijk in 1932 veranderde de Zuiderzee in het 'IJsselmeer'. In 1968 is de zuidelijke IJsselmeerpolder drooggemaakt, waarmee de voormalige zeebodem een landbodem (polder) werd. Voordat met de bouw van woningen werd begonnen, is de grond met circa 1 meter zand uit het Markermeer opgehoogd.

Bodemkwaliteit

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Op de bedrijventerreinen Veluwsekant, Sallandsekant en het Atelier zijn in het verleden een aantal bodemonderzoeken uitgevoerd.

Veluwsekant

Het algemene beeld op de Veluwsekant laat zien dat de bodem weinig verontreinigingen bevat. Plaatselijk is er echter een ophooglaag aanwezig waarin resten baksteen, sporen roest, resten schelpen, puin en betonstukken zijn aangetroffen. In de bovengrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan nikkel, EOX en minerale olie en licht tot sterk verhoogde gehalten aan PAK aangetroffen.

In de ondergrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan zink, nikkel, EOX en minerale olie en matig verhoogde gehalten aan PAK aangetroffen. In het grondwater zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan chroom, EOX, benzeen, tolueen, naftaleen, xylenen, 1,1,2-trichloorethaan, fenolen en minerale olie en licht tot sterk verhoogde gehalten aan arseen aangetroffen.

Sallandsekant

Het algemene beeld op de Sallandsekant laat zien dat de bodem zeer weinig verontreinigingen bevat.

Incidenteel worden sporen van puin aangetroffen. In de bovengrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan cadmium, PAK en minerale olie aangetroffen.

In de ondergrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan nikkel, EOX en minerale olie aangetroffen. In het grondwater zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan barium, zink, chroom, EOX en xylenen en licht tot sterk verhoogde gehalten aan arseen aangetroffen.

In 1994 zijn o.a. in de noord-oosthoek van de Sallandsekant, een aantal slibvloeivelden gesaneerd vanwege de aanwezigheid van verontreinigd slib (zware metalen). Uit de controlemonsters na sanering bleek dat, in het algemeen, de terugsaneerwaarde ruimschoots was behaald en er geen nadelige invloeden meer bestaan voor de volksgezondheid en het milieu.

Het Atelier

Het algemene beeld op Het Atelier laat zien dat de bodem weinig verontreinigingen bevat.

Plaatselijk wordt een matige hoeveelheid puin en cementbrokjes aangetroffen. In de bovengrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan kobalt, koper, nikkel en minerale olie aangetroffen.

In de ondergrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan kobalt, cadmium, minerale olie en PAK aangetroffen. In het grondwater zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan nikkel, zink, cadmium, koper, chroom, barium, xylenen, naftaleen en 1,1,2-trichloorethaan en matig tot sterk verhoogd gehalte arseen aangetroffen.

Geschiktheidsverklaring

Op grond van de Woningwet moet elke aanvraag voor een omgevingsvergunning vergezeld gaan van de resultaten van bodemonderzoek. Als hieruit blijkt dat de bodem geschikt is of wordt gemaakt voor woningbouw wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek een geschiktheidsverklaring afgegeven.

Ook bij uitgifte is een bodemonderzoek vereist om de juridische aansprakelijkheid van eventueel aanwezige verontreinigde grond te regelen. Indien er aanwijzingen zijn voor mogelijke aanwezigheid van explosieven, moet onderzoek (explosievenonderzoek) hierover uitsluitsel geven. Ten aanzien van de geldigheid van bodemonderzoeken wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek een termijn aangehouden van vijf jaar, tenzij een vermoeden bestaat van bodembedreigende activiteiten.

Besluit bodemkwaliteit

Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) stelt regels voor het gebruik van steenachtige bouwstoffen, grond en baggerspecie die in contact kunnen komen met regenwater, grondwater of oppervlaktewater. Het gaat om onder meer asfalt, bitumineuze dakbedekkingen, baggerspecie, ophoogzand, grond, dakpannen, tegels, nieuwe bakstenen, heipalen, straatstenen, beton- en menggranulaat.

In sommige gevallen moet de gebruiker die een bouwstof gebruikt dit melden aan het bevoegd gezag. Het bevoegde gezag beoordeelt de meldingen van eigenaren en opdrachtgevers van een werk over de toepassing van bouwstoffen. Ook ziet het bevoegd gezag toe op de naleving van het Besluit bodemkwaliteit.

Vanwege de industriële activiteiten in het gebied en de aangetroffen verontreinigingen kan de bodemkwaliteitskaart van Almere niet zonder meer gebruikt worden als bewijsmiddel voor de kwaliteit van de grond. Van grond die vrijkomt in dit gebied dient dan ook voor toepassing elders de kwaliteit bepaald te worden. Over de hergebruiksmogelijkheden en voor informatie over het Besluit bodemkwaliteit, de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan moet contact worden opgenomen met de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek.

Grondwater

De grondwaterstand in het plangebied wordt sterk beïnvloed door de regulatie van het oppervlaktewaterpeil en wordt in Almere op ca 1,0 tot 1,5 meter onder het maaiveld gehouden. Door handhaving van vaste polderpeilen zijn de fluctuaties in de grondwaterstand gering. Als gevolg van de kweldruk van het grondwater zou in een ongereguleerde situatie het grondwater net boven of net onder het maaiveld staan.

Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied waardoor er geen belemmeringen zijn voor mogelijkheden voor warmte- en koudeopslag in de bodem.

5.11 Archeologie en cultuurhistorie

Historische-geografische en (Steden)bouwkundige waarden

Historisch-geografische waarden zijn elementen in het landschap die door menselijk handelen zijn ontstaan. Bouwkundige waarden betreft bouwwerken bedoeld voor bewoning, huisvesting of bedrijvigheden. Stedenbouwkundige waarden betreft ingerichte gebieden in het stedelijk gebied, inclusief de openbare ruimte.

In het plangebied Veluwsekant, Sallandsekant en Het Atelier zijn geen bovengronds beschermde bouwkundige monumenten of stads- of dorpsgezichten aangewezen. Er zijn geen historisch-geografische waarden aanwezig. Het bedrijventerrein “Het Atelier” heeft een representatieve uitstraling met opvallende architectuur. Voorbeelden zijn de Geluidswalwoningen aan de Cezannestraat (Tangram Architekten B.V.; 2004) , het bedrijfspand van Hollander Techniek (BDG Architekten en ingenieurs; 2005) en de Patiowoningen aan de Albrecht Dürerweg (Claus en Kaan Architecten; 2005). Ook elders in het bestemmingsplangebied staan opvallende gebouwen, zoals Huis PON op de Sallandsekant (QuA Associates B.V.; 2008) en het Modecentrum aan de Veluwezoom (KOW, Frans Dirks Architects A.v.B; 2003)

Archeologische waarden

Algemeen

Aan het einde van het Paleolithicum (de Oude Steentijd), 11.500 jaar geleden, was Almere al bewoond. Het gebied van Almere bestond toen uit een glooiend zandlandschap waar de rivier de Eem doorheen stroomde. Door het alsmaar natter en warmer wordende klimaat, gepaard gaand met oprukkend veen en een oostwaartse verplaatsing van de kust, was het gebied van Almere rond 3800 voor Chr. veranderd in een uitgestrekt moerasgebied onder invloed van de zee. Wonen werd hier wordt steeds moeilijker en was uiteindelijk niet langer mogelijk. Maar voor die tijd was het goed toeven hier. Een landschap met allerhande voedselbronnen, groot en klein wild, vis, planten en vruchten. Hiervan hebben de mensen destijds gebruik van gemaakt. Zij woonden overal in het landschap en leefden als jagers en verzamelaars. Tijdens de Midden Steentijd en het vroege Jonge Steentijd is men langzaam aan overgegaan op een combinatie van jacht en akkerbouw.

Rond het jaar nul was in het moeras een reeks meren gevormd. In de Romeinse tijd is door aaneensluiting van deze wateren één groot meer ontstaan, dat het Lacus Flevum genoemd werd. Hieruit ontstond later het Aelmere, dat rond 850 na Chr. een feit was en vanaf 1340 Zuiderzee genoemd werd. De Zuiderzee was lange tijd het economisch hart van Nederland. Er in en na de Middeleeuwen druk gevaren, getuige de scheepswrakken die ook in Almere zijn gevonden. Er is in het plangebied één scheepswrak bekend.

Uit de onderzoeken blijkt dat dekzandkoppen van het oude landschap en de bij de Eem behorende oeverwallen in de Steentijd zeer geschikte locaties voor bewoning vormden. In het plangebied is in het verleden slechts beperkt archeologische onderzoeken uitgevoerd. Er is in het plangebied één behoudenswaardige vindplaatsen uit de prehistorie bekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0020.png"

Figuur: Uitsnede Archeologische Beleidskaart met begrenzing van het plangebied

Binnen de bestemmingsplangrenzen zijn op de Archeologische Beleidskaart Almere (hierna: ABA) verschillende terreinen vrijgesteld van archeologische verplichtingen. Deze terreinen zijn vrijgesteld omdat ze bebouwd zijn of in het verleden bebouwd zijn geweest, of anderszins verstoord zijn. Deze terreinen zijn op de ABA aangeduid met een donker grijze kleur. De overige gebieden zijn aangeduid met “Waarde-Archeologie 1” of “Waarde-Archeologie 5”. In deze gebieden moet in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen rekening worden gehouden met mogelijk aanwezige archeologische vindplaatsen uit de steentijd. Dergelijke vindplaatsen kunnen worden aangetroffen in de top van het pleistocene zand en in de daarboven gelegen Oude Getijdenafzettingen.

Binnen de bestemmingsplangrenzen is slechts beperkt onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van archeologische waarden.

Er is in het plangebied 1 prehistorische vindplaats bekend. Deze vindplaats is in 2008 ontdekt naast de praktijkschool Pro Almere (2Y_1, “De Verzamelplaats”). Zie figuur XXX. Tijdens archeologisch booronderzoek in wat tegenwoordig de schooltuin is, zijn op meerdere plekken fragmenten van bewerkt vuursteen aangetroffen en verkoolde etensresten. Deze vondsten zijn afkomstig uit een intact bodemprofiel in de top van het pleistocene zand, op een diepte van circa 7,75 meter –NAP. Twee 14C-dateringen van verkoolde hazelnootdoppen hebben een ouderdomsbepaling opgeleverd uit het Vroeg en Midden Mesolithicum (grofweg 8.800-6.500 v. Chr.). Deze vindplaats is inmiddels herkenbaar en beleefbaar ingericht volgens de principes van de Toolbox Inrichting Steentijdvindplaatsen van de gemeente Almere.

De aanwezigheid van verdere vindplaatsen in de ondergrond is niet uit te sluiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0021.png"

Figuur: Archeologische vindplaats naast de Praktijkschool Pr Almere (rood): 2Y_1 De Verzamelplaats

Er is in het plangebied 1 scheepswraklocatie bekend. Op Sallandsekant is in 1981 is langs de A6 een scheepswrak ontdekt van een vrachtschip uit het midden van de 16e eeuw. Het wrak (ca. 18 m lang en 5 m) breed ligt onder zware slagzij over stuurboord in de klei. De grootste diepte onder maaiveld wordt geschat op 2,30 m, terwijl een geringste diepte van 0,65 m onder maaiveld werd vastgesteld. De conserveringsomstandigheden zijn mede door de getroffen beschermingsmaatregelen - het schip is in 1982 ingekuild - stabiel en gunstig.

Op 19 oktober 2011 is dit schip beschermd als rijksmonument nr. 528011. Voor ingrepen op het beschermde rijksmonumenten is altijd een monumentenvergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) nodig. Omdat er geen gemeentelijke regels aan zijn verbonden worden rijksmonumenten niet op de plankaart weergegeven. Daarom wordt dit scheepswrak hier nadrukkelijk benoemd, beschreven en afgebeeld.

De aanwezigheid van verdere scheepswrakken en –restanten in de ondergrond is niet uit te sluiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0022.png"

Figuur: Locatie van het scheepswrak in Sallandsekant

Veranderingen in inrichting van vergunningsplichtige gebieden

Voor zover dat bodemingrepen niet in aanmerking komen voor een vrijstelling, moet archeologisch vooronderzoek worden uitgevoerd en inzicht te worden verkregen in de aan-/afwezigheid van 'behoudenswaardige vindplaatsen van nationaal belang', en de noodzakelijke omgang daarmee. Het onderzoek moet voldoen aan wat daarover is vastgelegd in de Nota Archeologische Monumentenzorg 2016.

Veranderingen in inrichting van behoudenswaardige vindplaatsen

Overeenkomstig de vastgestelde beleidsuitgangspunten, moeten vastgestelde behoudenswaardige archeologische vindplaatsen beleidsconform worden ingepast, dat wil zeggen, de vindplaats moet herkenbaar, beleefbaar en recht doend aan de aangetroffen archeologische waarden worden ingericht. Inrichtingsplannen, gecombineerd met monitoring- en beheerplannen, moeten ter goedkeuring aan de stadsarcheoloog worden voorgelegd. Binnen terreinen met behoudenswaardige vindplaatsen zijn bodemingrepen zonder vergunning niet toegestaan.

Voor ingrepen op het beschermde rijksmonumenten (528011) is op grond van artikel 11 van de Monumentenwet 1988 altijd een monumentenvergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed nodig.

Toevalsvondsten

Het is denkbaar dat er zich binnen het plangebied onder het maaiveld nog onbekende scheepswrakken bevinden. Men dient er dan ook rekening mee te houden dat scheepsresten, evenals andersoortige archeologische resten, aangetroffen kunnen worden bij het uitvoeren van grondwerkzaamheden. Een dergelijk aantreffen dient conform artikel 53 lid 1 van de Monumentenwet 1988 gemeld te worden aan de stadsarcheoloog van de gemeente Almere.

Ter voorkoming van verdere beschadiging dienen de werkzaamheden ter plaatste direct gestaakt te worden. Na vaststelling van de waarde en het belang van de aangetroffen resten, zal in overleg met de stadsarcheoloog besloten worden welke maatregelen nodig zijn.

5.12 Radarverstoringsgebied

Radars voor militaire luchtvaart

Zoals bij de beschrijving van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is aangegeven (zie Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders, ) is op het plangebied het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Het plangebied valt niet in een radarverstoringsgebied waarin een maximale hoogte voor bouwwerken geldt. Het plangebied ligt wel in twee radarverstoringsgebieden (AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg) waarbinnen maximale hoogten gelden voor de tippen van de wieken van windturbines. Voor het radarverstoringsgebied AOCS Nieuw Milligen geldt een maximale bouwhoogte van 118 meter t.o.v. NAP en voor radarverstoringsgebied Soesterberg geldt een maximale bouwhoogte van 128 meter t.o.v. NAP. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk.

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)

LVNL beheert technische installaties en systemen ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging. Een belangrijk deel hiervan betreft de apparatuur voor communicatie-, navigatie-, en surveillance infrastructuur (cns). CNS apparatuur wordt gebruikt om het radiocontact tussen de verkeersleiding en de piloten te onderhouden, navigatie in het naderingsgebied en en-route mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen.

LVNL is verplicht haar taken te verrichten overeenkomstig het bepaalde in Nederland verbindende verdragen (artikel 5.23, lid 7 Wet luchtvaart), zoals het verdrag van Chicago. Op basis van het verdrag van Chicago, dat Nederland heeft geratificeerd, is de International Civil Aviation Organisation (ICAO) opgericht. ICAO vaardigt internationale burgerluchtvaartcriteria uit die de Nederlandse Staat dient te implementeren. LVNL dient aldus te handelen conform ICAO.

Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer gelden rondom de technische systemen van LVNL maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten: de zogenaamde toetsingsvlakken. In dit kader beoordeelt LVNL of de uitvoering van voorgenomen (bouw)plannen inderdaad van invloed zijn op de correcte werking van cns apparatuur. De afmetingen van de toetsingsvlakken is gebaseerd op berekeningsvoorschriften in de internationale burgerluchtvaartcriteria (ICAO EUR DOC 015).

In onderstaande figuur is het toetsingsvlak voor de VOR/DME Muiden opgenomen. Het toetsingsvlak kent een 600 meter vrije straal gemeten vanaf de basis van de antenne op maaiveldhoogte. Vanaf het 0 meter vlak loopt het toetsingsvlak trechtervormig omhoog tot een hoogte van 51,56 m(NAP) op een afstand van 3 km. Vanaf de straal van 3 km geldt een apart windturbinevlak met een toetsingshoogte vanaf 51,56m (NAP) tot een straal van 15 km gemeten vanaf de basis van de antenne. Dit deel van het toetsingsvlak (vanaf 3 km tot 15 km) is enkel van toepassing op windturbines.



Hoogteradialen luchtvaartverkeer

Het toetsingsvlak kent een 600 meter vrije straal gemeten vanaf de basis van de antenne op maaiveldhoogte. Vanaf het 0 meter vlak loopt het toetsingsvlak trechtervormig omhoog tot een hoogte van 51,56 m (NAP) op een afstand van 3 km. Vanaf de straal van 3 km geldt een apart windturbinevlak met een toetsingshoogte vanaf 51,56m (NAP) tot een straal van 15 km gemeten vanaf de basis van de antenne. Dit deel van het toetsingsvlak (vanaf 3 km tot 15 km) is enkel van toepassing op windturbines.

Voor het plangebied geldt wel/niet een toetsingsvlak voor bouwwerken tot een hoogte van 51,56 meter.

Voor het plangebied geldt wel/niet een toetsingsvlak voor windturbines vanaf 51,56 meter.

Hoofdstuk 6 Implementatie

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het exploitatieplan


Op grond van artikel 6.12 Wro, lid 1 (afdeling 6.4 grondexploitatie) stelt de gemeenteraad bij de vaststelling van (onder meer) een bestemmingsplan een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen, indien het kostenverhaal niet op een andere wijze is verzekerd.


Het moet gaan om een bouwplan, omdat de effectuering van het kostenverhaal op grond van het exploitatieplan altijd gekoppeld is aan de verlening van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. In het Besluit ruimtelijke ordening is aangegeven wat onder een bouwplan moet worden verstaan (Art. 6.2.1 Bro):

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met tenminste 1000m2 of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits tenminste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor kantoor- of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m2 (was 1000 m2) bedraagt;'
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m2.


Op grond van artikel 6.12, tweede lid van de wet kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan indien:

  • a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • b. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en
  • c. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels, als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is,

of

bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen (artikel 6.2.1a van het Bro):

  • d. het totaal der exploitatiebijdragen dat met toepassing van artikel 6.19 van de wet kan worden verhaald, minder bedraagt dan €10.000,-;
  • e. er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f Bro;
  • f. de verhaalbare kosten, bedoeld onder b., uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen.


Het begrip bouwplan moet bovendien zo worden uitgelegd, dat niet sprake hoeft te zijn van een concrete bouwaanvraag. Het feit dat het nieuwe bestemmingsplan een directe bouwtitel geeft voor een of meer van bovengenoemde bouwplannen, leidt tot verplichting voor de gemeente om zo'n exploitatieplan op te stellen. Echter, indien het voorgaande bestemmingsplan dezelfde mogelijkheid ook al bood, maar die rechten in de voorgaande planperiode niet zijn benut, hoeft geen exploitatieplan te worden gemaakt.

Een exploitatieplan is niet vereist, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld via gronduitgifte, precarioverordening of (exploitatie)overeenkomsten. Uiteraard is een exploitatieplan ook niet noodzakelijk, als realisering van het bouwplan geen kosten vergt van de overheid.

De herziening van dit bestemmingsplan betreft een actualisering van de vigerende plannen, waarbij de vigerende bestemmingen in hoofdzaak worden voortgezet en er vrijwel geen sprake is ven nieuwe ontwikkelingen. Waar nog sprake is van grondexploitatie (bij nog uit te geven kavels) is het kostenverhaal anderszins verzekerd via de gronduitgifte. Een exploitatieplan is niet vereist.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Consultatie belanghebbenden

Veluwsekant/Sallandsekant

Op 25 juni 2015 heeft vanuit de Dienst Stedelijke Ontwikkeling (DSO) ambtelijk overleg plaatsgevonden met de heer Schurer van het garagebedrijf Schurer-Kamphuis over het voornemen van de gemeente tot actualisatie van het bestemmingsplan voor de terreinen Veluwsekant, Sallandsekant en Het Atelier. De heer Schurer is momenteel voorzitter van de ondernemersvereniging.

De heer Schurer gaf aan dat Veluwsekant een mooi bedrijventerrein is dat goed functioneert. Het vasthouden van deze kwaliteit vindt hij de belangrijkste doelstelling.

In die zin maakte hij zich wel zorgen over het groot aantal auto's dat op het openbaar terrein wordt geparkeerd. Niet ieder bedrijf houdt zich aan het voorschrift dat moet worden geparkeerd op eigen terrein. Dit leidt tot verkeersonveilige situaties- zeker als groothandel Sligro de deuren binnenkort opent- en maakt een rommelige indruk. Hij pleit ervoor om in het kader van het nieuwe bestemmingsplan te bezien of er parkeerplaatsen op openbaar gebied zouden kunnen worden aangelegd.

Afgesproken is dat over dat laatste punt de gemeente nog een gesprek aan zal gaan met de heer R van de Boogaard van Autoradam.

Dit gesprek heeft op 1 september 2015, in aanwezigheid van de afdeling Verkeer van DSO, plaatsgevonden: Het bedrijf Autoradam heeft vestigingen op verschillende bedrijventerreinen, ook in Amsterdam Westpoort bijvoorbeeld. Uit ervaring benadrukt de heer van de Boogaard het belang van het bieden van ruimte voor doorontwikkeling van bedrijven. Hijzelf is een aantal jaar geleden begonnen met de verhuur van auto's, hetgeen een groeiende markt is. Hij loopt echter nu tegen het knelpunt van de aanwezigheid van voldoende parkeerruimte voor de huurauto's en ruimte voor de huurders van deze auto's. Momenteel worden deze auto's op de openbare weg geparkeerd, terwijl de hoofdregel van de gemeente is dat er op eigen terrein moet worden geparkeerd. Afgesproken wordt dat de gemeente in het kader van het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan de parkeerbehoefte van de bedrijven inventariseert en het 'probleem' in kaart brengt.

Een tweede punt is de verkeersveiligheid van de uitrit vanaf zijn bedrijf naar de openbare weg.

Ten derde vroeg hij aandacht voor de inrichting van de rotonde en dan gaat het name over de versmalling naar een baan als je het bedrijventerrein richting Veluwedreef afrijdt. Deze versmalling veroorzaakt files in de spits.

Het Atelier

Op 30 juli 2015 zijn vertegenwoordiger van DSO op bezoek geweest bij de heer O. Hoekstra die een architectenbureau heeft op Het Atelier aan de Carel Willinklaan en daar ook woont. De ondernemers van Het Atelier hebben een goede verstandhouding, komen minstens eens per jaar bij elkaar en spreken elkaar ook aan als er bijvoorbeeld parkeeroverlast dreigt te ontstaan.

Hij gaf aan de kleinschaligheid die het terrein nu kenmerkt, met name voor de kavels aan de Carel Willinklaan, te willen handhaven in het nieuwe bestemmingsplan. Hij vroeg aan de gemeente om hiermee bij de uitgifte van de braakliggende kavels rekening te houden. Op deze manier is er ook een goede overgang van het woongebied Tussen de Vaarten naar het bedrijventerrein Het Atelier.

De heer Hoekstra gaf aan geen voorstander te zijn van zelfstandige woonvormen op het Atelier.

In de beginfase toen de moskee nog in aanbouw was, was er veel parkeeroverlast, ook van de bezoekers van het zwembad. Inmiddels is deze toestand genormaliseerd en hebben het zwembad en de moskee die naast elkaar zijn gelegen afspraken gemaakt over het parkeren op elkaars terrein waardoor er van overlast geen sprake meer is.

6.2.2 Vooroverleg

Onderdeel van de bestemmingsplanprocedure is het vooroverleg met de wettelijke overlegpartners ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het concept ontwerp bestemmingsplan Veluwsekant, Sallandsekant & Het Atelier is in de periode van 12 april t/m 11 mei 2016 voor het overleg ex artikel 3.1.1. Bro toegestuurd aan de volgende instanties:

Brandweer Flevoland;

Hoofd Afdeling RWN van de provincie Flevoland;

Ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie / Energie;

Ministerie van Economische Zaken;

KPN;

Liander;

Gasunie;

Tennet;

Waterschap Zuiderzeeland;

Staatsbosbeheer;

Vogel- en natuurwacht Zuid-Flevoland;

Politie Flevoland.

Provincie Flevoland, de Gasunie, Brandweer Flevoland en Waterschap Zuiderzeeland hebben een reactie ingediend. Hieronder worden deze reacties kort samengevat en beantwoord (cursief). Van de overige instanties zijn geen reacties ontvangen.

Samenvatting reactie Provincie Flevoland

Duurzaamheid

In het plan worden via de regels zonnepanelen toegestaan, grondgebonden tot maximaal 15 meter. In de toelichting wordt hier geen enkele onderbouwing voor gegeven. De provincie stelt vragen bij de maximale bouwhoogte van zonnepanelen tot 15 meter. Is dat niet aan de hoge kant?

Windmolens zijn ook toegestaan. Het is van belang om in de toelichting te vermelden dat deze 'windmolens' voldoen aan de Noodverordening Wind provincie Flevoland.

Locatiebeleid

Ladder voor duurzame verstedelijking (Lvdv)

Het is correct dat er in de toelichting aandacht is aan de Lvdv, aangezien het plan(-gebied) niet eerder beladderd is. Het is van belang om dat in de toelichting tot uitdrukking te laten komen, en dat dit plan een actualisatie betreft en als zodanige geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt.

Detailhandel

Het valt op dat op binnen de bestemming 'Bedrijf' (grootschalig en/of perifeer) detailhandel toegestaan wordt. In de Beleidsregel Locatiebeleid Stedelijk Gebied 2008 wordt hierover aangegeven dat detailhandel op een regulier bedrijventerrein wel mogelijk is, maar dan wel binnen een zone op een dergelijk terrein. In de toelichting staat niet vermeld hoe op dit punt met de Beleidsregel wordt omgegaan.

Gebiedsaanduiding beperkt kwetsbare objecten

In de toelichting wordt melding gemaakt van 4 van dit soort aanduidingen. Het is voorstelbaar dat deze aanduidingen op de verbeelding worden geplaatst, net zoals dat is gebeurd met de veiligheidszone van met LPG-tankstation.

Antwoord gemeente

Duurzaamheid

Wat de zonnepanelen betreft zijn de regels hiervoor terecht aangescherpt. Grondgebonden is de bouwhoogte bij recht op 5 meter begrensd. Via de algemene afwijkingsregels is onder voorwaarden een bouwhoogte tot 15 meter mogelijk gemaakt. Dit ten behoeve van incidentele situaties, waarbij het gaat om kunstbomen en dergelijke objecten of masten met zonnepanelen.

Wat de windmolens aangaat, is zowel in hoofdstuk 4 als in Bijlage 1 van de plantoelichting aangegeven dat deze voldoen aan de Noodverordening Wind.

Locatiebeleid

Almere onderschrijft de opmerkingen inzake de ladder voor duurzame verstedelijking. In hoofdstuk 4 en bijlage 1 van de plantoelichting is de tekst op dit punt nog verduidelijkt. Verder is een nieuwe paragraaf ingevoegd in hoofdstuk 2. In deze paragraaf 2.2.6 Ladder voor duurzame verstedelijking wordt voor de mogelijke functieverschuivingen binnen het plangebied nader op de ladder ingegaan.

Detailhandel is toegestaan bij productiebedrijven,, mits ondergeschikt tot maximaal 20% van het aantal m2 bvo met een maximum van 100m2. Perifere detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van perifere detailhandel in de vorm van Auto's Boten en Caravans, op Sallandsekant via afwijking. Op Veluwsekant zijn een tuincentrum en handel in bestratingen en tuinmaterialen gevestigd. Deze bestaande vestigingen zijn via een aanduiding positief bestemd. Beperkte detailhandel in combinatie met facilitypoint en e-commerce faciliteiten is mogelijk. Van het breed toestaan van perifere detailhandel op de reguliere bedrijventerreinen binnen het plangebied is derhalve geen sprake.

Gebiedsaanduiding beperkt kwetsbare objecten

De betreffende aanduidingen rond het LPG-tankstation zijn op de verbeelding aangeven.

Samenvatting reactie Gasunie

Het concept ontwerp bestemmingsplan is door ons getoetst aan het huidige externe veiligheidsbeleid.
Op grond van deze toetsing komen wij tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van onze dichtstbij gelegen aardgastransportleiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.

Antwoord gemeente

Deze constatering wordt voor kennisgeving aangenomen.

Samenvatting reactie Brandweer Flevoland

Risicobron

In het plangebied ligt een LPG tankstation. Nabij het plangebied, maar verder dan 200 meter, ligt de rijksweg A6 die onder het basisnet valt. Daarnaast liggen er nabij het plangebied diverse dreven met geringe hoeveelheden transport van gevaarlijke stoffen. Tevens is er een kleine propaantank in het plangebied.


Beperking van de omvang

Gezien de conserverende aard is het niet opportuin ruimtelijke maatregelen te nemen. Wel wordt het plan aangepast aan de huidige regelgeving. Een deel bestaande beperkt kwetsbare objecten wordt bestemd, en nieuw (beperkt) kwetsbaar gebruik wordt strijdig gemaakt.


Zelfredzaamheid

Om bij een incident zelfredzaam te zijn moeten burger op de hoogte zijn van risico's in hun omgeving en een idee hebben wat ze kunnen doen ten tijde van een incident. Veiligheidsregio en gemeente verzorgen vooraf de risicocommunicatie.

Bij een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen verzorgen de veiligheidsregio met de gemeente de alarmering en crisiscommunicatie, via WAS-sirenes, omroepinstallaties, publieke omroepen (radio, televisie, internet) en beschikbare netwerken (telefoonnetwerken, NL Alert).

Het plangebied kent voldoende mogelijkheden om van de verschillende risicobronnen af te vluchten.

Bestrijdbaarheid

Het plangebied bestaat uit diverse losse bedrijventerreinen. Omwille van de sociale veiligheid worden die ontsloten via een enkele weg. De brandweer adviseert vanuit het oogpunt van hulpverlening een dubbele ontsluiting (Handreiking bereikbaarheid). Voor een deel van het plangebied wordt de busbaan als tweede ontsluiting gebruikt.

De Oostzijde van de Veluwsekant heeft een enkele (brede) toegangsweg en geen busbaan, wel zijn er diverse fietspaden die mogelijk als ontsluiting kunnen dienen. Tevens ligt de risicobron direct aan de ontsluitingsweg, waardoor een incident invloed heeft op de beschikbaarheid van die weg. Daarmee is de bereikbaarheid van dit gebied matig.

In zijn algemeenheid heeft het gebied voldoende bluswater (Handreiking bluswater).

Antwoord gemeente

Het advies van van Brandweer Flevoland wordt voor kennisgeving aangenomen. Extra maatregelen in het kader van dit bestemmingsplan zijn niet nodig.

Samenvatting reactie Waterschap Zuiderzeeland

Hoewel de relevante aspecten van de waterhuishouding over het algemeen goed zijn verwerkt op de verbeelding, in de toelichting en de regels van het plan, heeft het waterschap nog enkele op- en of aanmerkingen.

Beleidskaders

In de hoofdstukken met betrekking tot het beleid van het waterschap wordt verwezen naar het Waterbeheerplan 2010-2015 (WBP2-I-).

Ten aanzien hiervan wijst het Waterschap er op dat de Algemene Vergadering van Waterschap Zuiderzeeland op 27 oktober 2015 het Waterbeheerplan 2016-2021 "Het waterschap midden in de maatschappij" heeft vastgesteld. Het Waterbeheerplan 2016-2021 (WPB3) is de opvolger van WPB2+ en bevat langetermijndoelen (zichtjaar 2050), doelen voor de planperiode (2016-2021) en maatregelen die het waterschap (samen met gebieds-partners) uit gaat voeren.

Het waterschap verzoekt de (inhoud van de) tekst hierop aan te passen.

Waterparagraaf

Onder 5.9 Waterparagraaf van de toelichting van voorliggend bestemmingsplan ontbreekt een volledige beschrijving dan wel weergave van het watersysteem binnen het plangebied.

Hoewel het waterschap verwacht dat de waterhuishouding en de afvalwaterketen met voorliggend bestemmingsplan nagenoeg onveranderd blijft verzoeken wij u voor de volledigheid alsnog de inhoud van de waterparagraaf ter afstemming/advisering aan ons voor te leggen.

Verbeelding

Waterpartij ter hoogte van het 'Van der Valk Hotel' en het bedrijfsverzamelgebouw 'de Dome' en 'de Cube'

In de toelichting is onder 3.2.9 'Water' beschreven dat de grotere waterpartijen binnen het plangebied apart met 'Water' worden bestemd.

Ten aanzien daarvan merkt het waterschap op dat op de verbeelding/plankaart de waterpartij om de bedrijfsverzamelgebouwen 'de Dome' en 'de Cube' op het bedrijventerrein Veluwsekant in het geheel niet apart met 'Water' is bestemd, maar is opgenomen binnen de vlakken met de bestemmingen 'Gemengd - 1' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Daarnaast constateert het waterschap dat het watersysteem rondom het Van der Valk Hotel, maar gedeeltelijk is bestemd met 'Water'. Een ander deel van het watersysteem valt binnen het vlak met bestemming 'Gemengd - 1'.

Ten aanzien van het voorgaande verzoeken wij u het complete watersysteem ter hoogte van de bedrijfsverzamelgebouwen 'de Dome' en 'de Cube' en rondom het Van der Valk Hotel met 'Water' te bestemmen.

Antwoord gemeente

Beleidskaders: de tekst is aangepast.

Waterparagraaf: de beschrijving/weergave van het watersysteem is opgenomen in de toelichting in paragraaf 5.9 Waterparagraaf.

Verbeelding: Deze is aangepast, de watersystemnen rond de Dome en de Cube en bij het Van der Valk hotel zijn nu volledig in de bestemming 'Water' opgenomen.

6.2.3 Inspraak

De gemeente Almere hanteert bij het maken van bestemmingsplannen als uitgangspunt de beleidslijn, zoals die is neergelegd in de inspraakverordening. Inspraak vindt plaats indien sprake is van nieuwe ontwikkelingen. Dit nieuwe bestemmingsplan is hoofdzakelijk een actualisatie van het voorgaande bestemmingsplan. Echt nieuwe ontwikkelingen zijn niet in dit plan opgenomen. Er is hoofdzakelijk sprake van een functionele aanpassing, namelijk een verruiming binnen de toe telaten bedrijfstypen. Zo was Sallandsekant voorheen voornamelijk bestemd voor logistieke bedrijvigheid, maar in de voorliggende herziening zijn tevens reguliere productiebedrijven toegelaten, alles overigens binnen dezelfde milieucategorie als in het voorgaande bestemmingsplan.

Bovendien is er in het voortraject reeds gesproken met de ondernemers (consultatie over de startnotitie en bespreking concept-ontwerp bestemmingsplan). Er is daarom voor gekozen om geen voorafgaande inspraak te houden.

6.2.4 Reacties op concept ontwerp bestemmingsplan

Conform de op 1 juli 2015 vastgestelde “Procesbeschrijving bestemmingsplannen en beheersverordeningen” wordt het bestemmingsplan voor Veluwsekant, Sallandsekant & Het Atelier aangemerkt als C-plan (i.c. een bestemmingsplan voor een bedrijventerrein). Op grond van deze procesafspraken is het concept (ontwerp) bestemmingsplan met belanghebbenden besproken, alvorens het ontwerpplan is voorgelegd aan het college en de raad is geïnformeerd per raadsbrief over het ontwerp.

Om belanghebbenden de gelegenheid te bieden nader kennis te nemen van het concept ontwerp bestemmingsplan is op 20 juni 2016 een inloopbijeenkomst gehouden in het Van der Valk hotel op Veluwsekant, Veluwezoom 45.

Er zijn vijf ondernemers langs gekomen, van wie vier uit plangebied Veluwsekant, Sallandsekant en Het Atelier. Een ondernemer gevestigd op Veluwsekant Oost vroeg aandacht voor de verkeerssituatie op de Strubbenweg als gevolg van geparkeerde auto's/vrachtwagens, te hard rijden en parkeren in de berm. Deze wordt als onveilig ervaren. Bij de gemeente is het probleem bekend en aangegeven is dat in overleg met de ondernemers aan verbetering van de situatie wordt gewerkt. Deze vallen overigens grotendeels buiten de scope van de bestemmingsplannen. Voor zover aanleg extra parkeergelegenheid nodig is binnen de langs de wegen gelegen groenstroken (zoals zuidzijde Strubbenweg, Veluwsekant Oost), biedt het bestemmingsplan een afwijkingsbevoegdheid (9.5). En in geval verhardingen nodig zijn binnen de leidingenstrook, dient bovendien de procedure gevolgd te worden, zoals aangegeven binnen artikel 14 Leiding - Leidingstrook.

Een ondernemer in de autobranche gaf aan dat hij vanwege het stoppen van de productie in zijn bedrijf een nieuw product moet toevoegen om sluiting te voorkomen. Hij heeft plannen voor een nieuw concept, dat niet past binnen de huidige bestemming van de kavel. Hij heeft bij de gemeente een aanvraag voor verbreding van de bestemming aangevraagd en heeft tijdens de inloopbijeenkomst gevraagd om dit op te nemen in het bestemmingsplan. Een andere ondernemer gevestigd op Het Atelier uitte zich positief over de voortzetting van de gemengde bestemming op dit binnenstedelijk bedrijventerrein.

6.2.5 Zienswijzen

Voor het ontwerp bestemmingsplan wordt de Wro-procedure gevolgd. Dit houdt in dat het nieuwe bestemmingsplan als ontwerp voor een periode van zes weken (van 18 augustus t/m 28 september 2016) ter visie is gelegd conform het bepaalde in artikel 3.8 Wro en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Er is één zienswijze ingediend. Deze zienswijze is hieronder kort beschreven en beantwoord. De integrale zienswijze is te raadplegen via www.almere.notudoc.nl onder 'brieven aan de raad' (periode september-oktober 2016).

Zienswijze

Ontvankelijkheid

Zienswijzen moeten binnen de termijn van terinzageligging van het ontwerp bestemmingsplan schriftelijk of mondeling worden ingediend. Schriftelijke zienswijzen zijn tijdig ingediend indien:

  • deze voor het einde van de termijn van terinzageligging zijn ontvangen, of;
  • deze voor het einde van de termijn van terinzageligging ter post zijn bezorgd,

mits deze niet later dan een week na afloop van de termijn van terinzageligging zijn ontvangen.

De termijn van terinzageligging was van 18 augustus tot en met 28 september 2016. De zienswijze van reclamant is binnen de termijn van terinzageligging ingediend en kan daarom in behandeling worden genomen.

Samenvatting zienwijze
Een onderneming gevestigd aan de Palmpolstraat 59 op Veluwsekant Oost verzoekt in de zienswijze hun pand naast hun bestaande activiteit als postorderbedrijf ook aan te wenden als kleinschalige zaalverhuur. Voorheen was ter plaatse een sportschool gevestigd.

Het vigerende bestemmingsplan (Veluwsekant) noch het nieuwe ontwerp bestemmingsplan voorzien in de vestigingsmogelijkheid van deze vorm van horeca op deze locatie. Reclamant geeft aan dat het aankomende nieuwe beleid, waarvan de ontwerpversie is gepubliceerd op de gemeentelijke website en in de Staatscourant, wel mogelijkheden biedt tot vestiging van kleinschalige zalenverhuur. Immers - zo stelt reclamant - vormt dit nieuwe beleidskader de basis voor bestemmingplannen en omgevingsvergunningen.

Omschrijving pand

Het pand aan de Palmpolstraat 59 welke geruime tijd te koop heeft gestaan leent zich bij uitstek voor horeca activiteiten, en is al zodanig ingericht dat het als feestzaal en sociaal ontmoetingscentrum gebruikt kan worden. Dit op kleine schaal. De afstand tot de dichtbijzijnde woningen (Danswijk) is ongeveer 175 meter. Dit zal dus niet leiden tot geluidsoverlast. De beschikbare oppervlakte is 150 m2. Deze zaal heeft een capaciteit van +/-100 gasten. Door de ligging en de capaciteit zal er geen onevenredige afbreuk ontstaan van het woonplezier en werkcapaciteit. Omdat het mandelig parkeerterrein, met 50 parkeerplaatsen, in de avond bijna niet in gebruik is kan hiervan optimaal gebruik gemaakt worden en zal dat helemaal niet voor overlast zorgen met name voor de overige bedrijven.

Uiteenzetting activiteiten: 

1. Het is voor groepen vaak moeilijk om een betaalbare feestzaal te huren waarbij de mogelijkheid bestaat om eigen vervaardigd eten en drinken mee te nemen. De meeste feestzalen hebben deze optie niet. Bij "allochtone" doelgroepen is dit vaak een eis in verband met speciale en wensen op het gebied van eten en drinken. De meeste zalen zijn te groot en duur, en voorzien niet in de mogelijkheid om eigen eten en drinken mee te nemen.

2. Een betaalbare kleine zaal aanbieden voor de minder draagkrachtigen onder alle doelgroepen, zoals studenten, ouderen met een minimum inkomen enz. enz.

3. Een kleinere betaalbare feestzaal aanbieden voor verjaardagsfeestjes, kleinere bruiloften/recepties en andere partijtjes, zoals bijvoorbeeld viering van de heilige communie. Suikerfeest enz. Maar ook voor reünies en troostdiensten. Zoals bekend zijn de faciliteiten om thuis het feestje te vieren beperkt.

4. De mogelijkheid bieden aan derde om de zaal af te huren voor het geven van danslessen, zoals bijvoorbeeld inline dansen, salsa dansen en andere vormen van stijldansen,

5. Wij willen de zaal tevens gebruiken, in samenspraak met de bedrijfsvereniging, om samen met de overige ondernemers periodiek een bedrijfsverenigingsborrel te organiseren, om de samenhorigheid binnen het bedrijventerrein te vergroten/optimaliseren.

7. De optie bieden de zaal te huren voor (multi)culturele bijeenkomsten.

8. De optie bieden om de zaal te huren voor kleinere kerkelijke bijeenkomsten.

9. Vanwege de behoefte aan deze kleinschalige zalenverhuur en het ontbreken hiervan doet zich het fenomeen voor dat deze wel worden aangeboden zonder de hiervoor geldende vergunningen en veiligheidsvoorschriften. Met deze zaal willen wij op een correcte wijze meer keuze bieden en vooral meer zekerheid bieden aan klanten. Hiermee dragen wij bij aan een stuk veiligheid en verantwoord ondernemerschap.

Reclamant geeft als volgt samenvattend het nieuwe vestigingsbeleid (GVW 2016) weer: 

In de gemeentelijke visie werklocaties Almere 2016 wordt duidelijk:

  • Dat Almere wil inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen en de huisvestingswensen die daarmee samenhangen.
  • De gemeente geeft aan initiatiefnemers te willen stimuleren en faciliteren.
  • In de binnenstedelijke gebieden zit ruimte om te verkleuren naar andere activiteiten.
  • Voorzieningen en Horeca zijn mogelijk maakt.
  • De gemeente geeft aan de transformatie van het vastgoed te willen versnellen. Dit wordt o.a. bereikt door vastgoed eigenaren te stimuleren en belemmeringen weg te halen, o.a. door haalbaarheidsonderzoeken en extra capaciteit voor het wijzigen van bestemmingsplannen.

En voor wat betreft het onderdeel vestigingsvisie Horeca Almere 2016:

  • De horecavisie beoogt functiemenging. De gemeente wil nieuwe initiatieven stimuleren en faciliteren.
  • De Gemeente wil experimenteerruimte aanbieden; o.a. door het gebruik van leegstaande panden.
  • Horeca gelegenheden die niet te verwezenlijken zijn in het centrum kunnen worden toegestaan op de bedrijventerreinen.
  • Zalencentra zijn vernieuwende, bijzondere horecavoorzieningen die passen op een bedrijventerrein; hier kunnen uitzonderingen voor gemaakt worden.

Op grond van deze uitgangspunten verzoekt reclamant de nieuwe bedrijfsactiviteit toe te staan door hetzij het ontwerp bestemmingsplan in overeenstemming te brengen met de verruimde kaders van de nieuwe GVW en de daarin opgenomen horecavisie 2016, door hun pand aan de Palmpolstraat 59 aan te duiden als bijzondere horecavoorziening kleinschalige zalenverhuur of dit initiatief middels een omgevingsvergunning toe te staan.

Reactie gemeente

Het pand Palmpolstraat 59 maakt deel uit van een overgangszone binnen Veluwsekant Oost aan de zuidzijde van de Danswijk. In het voorliggende betemmingsplan krijgt deze strook de bestemming 'Gemengd 1'. Binnen deze bestemming zijn naast bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 tevens onder meer maatschappelijke voorzieningen, cultuur en ontspanning (bijvoorbeeld een dansschool) en sportvoorzieningen (zoals fitness) toegestaan. Horeca is alleen ter plaatse van specifieke aanduidingen dan wel ondergeschikt aan de toegestane functies mogelijk.

Reclamant beroept zich in zijn zienswijze echter op het komende nieuwe vestigingsbeleid. Dit beleid is echter nog niet door de gemeentaraad vastgesteld en vormt daarom nog geen onderdeel van voorliggend bestemmingsplan. De verwachting is evenwel dat de nieuwe beleidsvisie eind dit jaar in de raad zal worden behandeld en wellicht begin 2017 in werking zal treden.

Gelet op de ligging van het onderhavige pand zou de GVW wellicht uitkomst kunnen bieden voor medewerking aan het initiatief van reclamant. De in het ontwerp voor het nieuwe beleid opgenomen horecavisie zegt over horeca op (reguliere) bedrijventerreinen onder meer het volgende:

"Echter, de gemeente wil nieuwe horecavestigingen op bedrijventerreinen wel beperkt toelaten zolang deze niet belemmerend zijn voor omliggende functies. Op de bedrijventerreinen dient horeca voornamelijk ondersteunend te zijn aan het faciliteren van werknemers en zakelijk bezoekers van de bedrijven op deze werklocaties. De horeca kan hier fungeren als vergader- en werkfaciliteit, beurs- en congresgelegenheid. Hiermee versterkt horeca zelfs de kwaliteit en aantrekkelijkheid van het terrein. Voorwaarden voor vestiging zijn de ruimtelijk-fysieke voorwaarden als goede inpasbaarheid met betrekking tot milieu, verkeersontsluiting, parkeren en bereikbaarheid. In bestemmingsplannen kan bijvoorbeeld gestuurd worden door het stellen van een maximum aan het aantal vierkante meters of vestigingen. Het is niet de bedoeling dat op bedrijventerreinen concentraties van horeca ontstaan die veel bezoekers trekken van buiten de betreffende bedrijventerreinen. Voorkomen moet worden dat door afzonderlijke initiatieven een horecastrook ontstaat. Ook mag de horeca geen belemmering vormen voor de primaire functie van het bedrijventerrein, geen onevenredige hinder opleveren voor eventueel nabij gelegen woningen en geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer."

...

"Op de bedrijventerreinen is lichte (cat. 4) en middelzware (cat. 5) horeca mogelijk, primair gericht op de aldaar gevestigde bedrijven."

...

En voor de categorie horeca waaronder zalenverhuur voor feesten en partijen zegt de ontwerp horecavisie onder meer het volgende:

"Bijzondere horecavoorzieningen zijn de partycentra, grootschalige restaurants/zalencentra en andere vernieuwende grootschalige uitgaansgelegenheden. Deze relatief zware horecacategorie biedt ruimte aan vrijetijdsvoorzieningen die vaak niet op andere plekken in de stad, met name Almere Centrum, gevestigd kunnen worden. Aangezien deze horeca-activiteit in de regel vraagt om meer ruimte (prijsniveau), grotere panden en veel parkeerplaatsen, is ruimte buiten de centra gewenst. In tegenstelling tot hetgeen hierboven is gezegd met betrekking tot bedrijventerreinen, kan voor dit type horeca op bedrijventerreinen een uitzondering worden gemaakt.

Ruimtelijke randvoorwaarden voor vestiging zijn: goede bereikbaarheid en ontsluiting van de locatie en afdoende parkeerplaatsen. Het feitelijke aantal vestigingen zal daarmee vooral bepaald worden door de ruimtelijk-fysieke mogelijkheden. Per situatie zal de mogelijkheid van vestiging beoordeeld worden."

In het kader van een aanvraag omgevingsvergunning zal, nadat het nieuwe beleid is vastgesteld, moeten worden getoetst aan de voorwaarden zoals hierboven omschreven. Het gaat dan vooral om verkeer, parkeren, de belangen van omliggende bedrijven en eventuele nabij gelegen woningen. Met name zal recalamant in dat kader moeten aantonen dat het parkeren goed geregeld is en hierover instemming is van de overige bedrijven/vestigingen die gebruik maken het mandelig parkeerterrein.

Aanpassing van het bestemmingsplan is op dit moment niet nodig. In de plantoelichting van voorliggend bestemmingsplan wordt wel geanticipeerd op de komende GVW. Zo gauw de GVW en daarmee de horecavisie door de raad is vastgesteld en gepubliceerd (naar verwachting begin 2017) vindt toetsing plaats aan de hand van het dan geldende beleid. Kortom, mits voldaan wordt aan de (milieutechnische) randvoorwaarden en de aanvraag voldoet aan het principe van goede ruimtelijke ordening, kan een omgevingsvergunning worden verkregen voor vestiging van het initiatief van reclamant.

6.2.6 Ambtshalve wijzigingen

Ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan zijn de volgende ambtshalve wijzigingen aangebracht.

Verbeelding

Op het noordelijke deel van Sallandsekant is alsnog de milieuzonering opgenomen, zoals die ook in het vigerende bestemmingsplan gold voor dit deelgebied, grenzend aan de woonwijk (Danswijk). In het ontwerp was voor deze strook maximaal milieucategorie 3.1 toegestaan, terwijl er voor een belangrijk deel van de diepe kavels maximaal 3.2 mogelijk was in het vigerende plan. De keuze in het ontwerp was gebaseerd op het argument om de kavels niet binnen meerdere zones te laten vallen.

Om zowel recht te doen aan de zittende bedrijven als aan belangen van het aangrenzende woonmilieu is de milieuzonering toch weer opgenomen. Dit past ook beter in het licht van een goede ruimtelijke ordening.

Verder zijn enkele technische verberingen aangebracht ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan voor wat betreft de juiste ligging en breedte van dubbelbestemmingen Leiding - leidingenstrook, Leiding - Hoogspanning en de gebiedsaanduiding veiligheidszone - leiding.

Regels

  • In de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen Bedrijf-2 en Gemengd-2 is (voor zover nog ontbrekend) de regel toegevoegd dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten VNG 2009 en ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten VNG 2009 zijn toegestaan. Zie 4.1 onder b en 7.1 onder b.
  • In de doeleindenomschrijving is een omissie hersteld. Hoewel op de ontwerp verbeelding wel de aanduiding op een kavel op Sallandsekant is aangeven voor het toestaan van 50 % zelfstandige kantoorgebruik op perceelsniveau, ontbrak de bijbehorende planregel. Daarom is een nieuw lid p onder artikel 4.1 ingevoegd die bovenstaande regelt.

Bijlagen

Bijlage 1 Beleidskader

1.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Ze schetst de ontwikkelingen en ambities voor Nederland in 2040. Ingezet wordt op het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen en laat meer over aan gemeenten en provincies. Deze nationale belangen zijn:

  • 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 5. Een robuust hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • 7. Het instandhouden van het hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van de mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling;
  • 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele plannen.

Daarnaast blijft het Rijk betrokken bij gebiedsontwikkelingen van nationaal belang, waaronder Schaalsprong Almere, de Zuidas en Rotterdam-Zuid.


In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Op grond van artikel 3.1.6 lid 2 Bro moet de toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • indien uit de beschrijving blijkt dat er sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • indien uit de beschrijving blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

In het onderhavige actualisatie bestemmingsplan zijn geen 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' opgenomen. De binnen het plangebied gelegen nieuwbouwlocaties (nog enkele uit te geven kavels) hebben reeds een bedrijvenbestemming die planologisch is verankerd in de vigerende bestemmingsplannen. Het onderhavige bestemmingsplan biedt vooral flexibiliteit bij de invulling van bestaande stedelijke ontwikkelingen. Hiermee wordt een optimale benutting van de ruimte in het bestaande stedelijk gebied nagestreefd. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de ladder voor duurzame verstedelijking.

Het bestemmingsplan is ook in overeenstemming met de nationale belangen in de SVIR.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

In de SVIR is aangegeven dat voor een aantal onderwerpen algemene regels door het Rijk moeten worden gesteld. Deze regels zijn concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect (door tussenkomst van de provincie) door te werken in de ruimtelijke besluitvorming van provincies en gemeenten. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is deze algemene maatregel van bestuur waarin de nationale belangen uit de SVIR juridisch zijn geborgd. De ministeriële regeling die bij het Barro hoort (Regeling algemene regels ruimtelijke ordening) is gelijk met het Barro in werking getreden.

De onderwerpen waar het Rijk in het Barro ruimte voor vraagt zijn:

  • Mainportontwikkeling Rotterdam
  • Bescherming van de waterveiligheid in het Kustfundament
  • Bescherming van de waterveiligheid in en rond de grote rivieren
  • Bescherming en behoud van de Waddenzee en waddengebied
  • Bescherming en behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
  • Uitoefening van defensietaken

Op 1 oktober 2012 is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de volgende onderwerpen (Barro, eerste aanvulling):

  • Veiligheid rond rijksvaarwegen
  • Toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet
  • Elektriciteitsvoorziening
  • Ecologische hoofdstructuur
  • Bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  • Verstedelijking in het IJsselmeer
  • Toekomstige rivierverruiming van de Maastakken

De wijziging van het Barro ging vergezeld van een wijziging van de Rarro. Ook deze wijziging trad op 1 oktober 2012 in werking. De Rarro bevat een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart.

Op het plangebied is alleen het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Het voorheen geldende regime is aangepast op basis van nieuwe technische inzichten en ontwikkelingen op het gebied van radarverstoring. Er wordt onderscheid gemaakt tussen bouwwerken in het algemeen en windturbines. Het regime geldt niet voor bestaande bouwwerken en windturbines. Voor windturbines gelden ruimere radarverstoringsgebieden dan voor overige bouwwerken. Het plangebied valt niet in een radarverstoringsgebied waarin een maximale hoogte voor bouwwerken geldt. Het plangebied ligt wel in twee radarverstoringsgebieden (AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg) waarbinnen maximale hoogten gelden voor de tippen van de wieken van windturbines. Voor het radarverstoringsgebied AOCS Nieuw Milligen geldt een maximale bouwhoogte van 118 meter t.o.v. NAP en voor radarverstoringsgebied Soesterberg geldt een maximale bouwhoogte van 128 meter t.o.v. NAP.

Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van grote windturbines niet mogelijk. Zie ook paragraaf 5.7 Kabels en leidingen, onder kopje Straalverbindingen c.a.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Barro en Rarro.

Naast de primaire radars is er apparatuur die de luchtverkeersleiding en de luchtvaartnavigatie ondersteunen, zoals secundaire radars, bakens en landingsinstrumenten. In de omgeving van deze apparatuur gelden bouwbeperkingen. Deze apparatuur en de bouwbeperkingen zijn geen onderdeel van de regeling voor primaire radars in het Barro en Rarro.

Nationaal Waterplan 2016-2021-NWP2 (10-12-2015)

Het NWP2 geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor 2016 tot 2021 en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van het NWP2. De verschillende NWP2 onderdelen met bijbehorende mijlpalen en onderlinge relaties zijn samengevat in een routekaart.

Tegelijk met het NWP2 is het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016-2021 (Bprw) vastgesteld met daarin de operationele uitwerking van het NWP2 voor de rijkswateren: de rollen en taken van Rijkswaterstaat en de hoofdlijnen van het beheer en onderhoud.

Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050.

Met het NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij streeft de overheid naar een integrale benadering, door economie, natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen.

Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Nationaal Waterplan. Grote waterpartijen worden bestemd voor water en waterberging.

Rijksbeleid en wetgeving cultuurhistorische waarden

Het nationaal beleid voor de archeologische monumentenzorg staat in het teken van het behoud en beheer van het erfgoed. Op gelijke voet staat het streven naar herkenbaarheid van het archeologisch erfgoed voor het publiek door het te gebruiken als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting van Nederland. Dit beleid geldt voor alle cultuurhistorische waarden, dat wil zeggen voor zowel archeologische, historisch-geografische als bouwkundige waarden. Het beginpunt van dit beleid is gelegen in de Nota Belvedère uit 1999. In deze nota geeft het Rijk te kennen dat de cultuurhistorische identiteit van gebieden sterker richtinggevend moet worden voor de ruimtelijke inrichting. Het Rijk streeft naar het ontwikkelingsgericht inzetten van bestaande cultuurhistorische kwaliteiten, waarbij vervlechting van cultuurhistorie in het ruimtelijke ordeningsbeleid uitgangspunt vormt.

Het beleid is onder meer geworteld in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz). Via de Wamz is het Verdrag van Malta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Daartoe zijn behalve de Monumentenwet 1988 ook de Woningwet, de wet Milieubeheer en de Ontgrondingenwet gewijzigd. Het beleid is daarnaast geworteld in de Nota Belvedère uit 1999 en de Notitie 'Kunst van leven' hoofdlijnen Cultuurbeleid uit 2007. In 2008 is de Monumentenwet 1988 opnieuw gewijzigd waardoor onder andere de rol van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) in het adviestraject voor vergunningverlening is beperkt. In 2007 is het Project Modernisering Monumentenstelsel (MoMo) van start gegaan. Doel hiervan is onder meer een integrale modernisering van de Monumentenwet 1988. Sinds december 2008 heeft de minister van OC en W drie beleidstukken uitgebracht: De discussienotitie 'Een lust geen last' (2008), de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (eind 2009) en de Visie Cultureel Erfgoed 'Kiezen voor karakter' (juni 2011).

Als consequentie van de Beleidsbrief is de Monumentenwet 1988 gewijzigd. Per 1 januari 2012 is de 50-jaren termijn voor wettelijk beschermde monumenten uit de wet gehaald. Ook is op 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Op grond van artikel 3.1.6 Bro moeten naast archeologische waarden nu ook bovengrondse cultuurhistorische waarden bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden meegewogen.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is voor het onderwerp 'cultureel erfgoed' aangegeven dat het Rijk verantwoordelijk blijft voor cultureel en natuurlijk UNESCO Werelderfgoed (inclusief voorlopige lijst), kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. Het beleid ten aanzien van het landschap is geen rijksverantwoordelijkheid meer, maar laat zij over aan de provincies.

Op 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 (herziening 2007) van kracht geworden. Uitgangspunten van de wet zijn onder meer:

  • behoud in situ van waardevolle archeologische resten;
  • de verstoorder betaalt;
  • vooronderzoek, zo ver mogelijk voorafgaande aan de planontwikkelingen;
  • het is in de ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen) verplicht om rekening te houden met (mogelijke) archeologische waarden;
  • gemeenten worden verantwoordelijk voor de archeologie en de archeologische monumentenzorg;
  • liberalisering van de opgravingsmarkt.

De notitie 'Kunst van Leven, hoofdlijnen cultuurbeleid' (juli 2007) is de agenda voor het cultuurbeleid in de komende jaren. Het kabinetsbeleid is in deze notitie uitgewerkt langs de thema's excellentie, innovatie en e-cultuur, participatie, mooier Nederland en een sterke cultuursector.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het rijksbeleid en de wetgeving voor cultuurhistorische waarden.

Overig rijksbeleid

Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van (ruimtelijk) belang voor het plangebied van Veluwsekant, Sallandsekant en het Atelier bevonden:

  • Europese Kaderichtlijn Water (2000)
  • Het nationaal Bestuursakkoord Water (2008)
  • RAAM-brief
  • Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer (2013) (RAAM)
  • Bestuursovereenkomst RAAM (2013)
  • Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 (2013) (IAK2)
  • Structuurvisie Randstad 2040 (2010)
  • Structuurvisie Buisleidingen 2012-2035 (2012)
  • Structuurvisie Windenergie op land (2014)

1.2 Provinciaal en regionaal beleid

Omgevingsplan Flevoland 2006

In het Omgevingsplan Flevoland 2006 (Omgevingsplan) is het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. Het Omgevingsplan is een samenbundeling van de vier wettelijke plannen op provinciaal niveau: Streekplan (onder de Wet ruimtelijke ordening nu een Structuurvisie), Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan. Het Omgevingsplan bevat tevens de hoofdlijnen van het economische, sociale en culturele beleid.

In het Omgevingsplan is Veluwsekant, Sallandsekant en Het Atelier aangemerkt als behorende tot het 'stedelijk gebied' van Almere.

Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met het Omgevingsplan.

Partiële herzieningen Omgevingsplan Flevoland (2008, 2009, 2015)

In het kader van de komst van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 is het Omgevingsplan op onderdelen herzien. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de juridische doorwerking van het Omgevingsplan na inwerking treden van de Wro.

Een tweede herziening van het Omgevingsplan heeft betrekking op de waterhuishouding. Bij de vaststelling van het Omgevingsplan op 2 november 2006 is bepaald dat het onderdeel waterhuishouding van het plan in 2009 op twee onderwerpen nader uitgewerkt wordt in een partiële herziening. Het eerste onderwerp is waterkwaliteit, naar aanleiding van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). In deze partiële herziening worden de waterlichamenkaart en de waterkwaliteitsdoelen en –maatregelen vastgelegd. Het tweede onderwerp is de wateropgave, ook wel bekend onder de naam Waterbeheer 21-ste eeuw of kortweg WB21. Bij de vaststelling van het Omgevingsplan in 2009 was er nog onvoldoende duidelijkheid over de omvang van de wateropgave en de wijze waarop deze in onze zich nog sterk ontwikkelende provincie kan worden opgelost. In deze partiële herziening zijn de aanpak en de rolverdeling bij het oplossen van de wateropgave nader bepaald en vastgelegd. Tenslotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele kleinere zaken te repareren c.q. meer uitvoeringsgericht te maken.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de partiële herzieningen van het Omgevingsplan. 

Verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland (2012)

In de Verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland zijn in één verordening alle publiekrechtelijke regelingen voor Flevoland opgenomen. De verordening omvat de volgende onderwerpen: stortplaatsen en afvalwater, bodemsanering, watersystemen, grondwaterontrekkingen, wegen en vaarwegen, ontgrondingen, bescherming landschap en ecologische hoofdstructuur. Voor de ecologische hoofdstructuur zijn de wezenlijke kenmerken en waarden in beeld gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0023.png"

Een gedeelte van het plangebied ligt in het NatuurNetwerk Nederland (NNN) (voormalige overige EHS), hier zal een passende bestemming voor worden opgenomen.

Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011 en Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied 2011

De Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011 is op 28 september 2011 vastgesteld door Provinciale Staten en is een nadere concretisering van het Omgevingsplan Flevoland 2006. De Structuurvisie heeft betrekking op bedrijventerreinen en kantorenlocaties in de stedelijke gebieden van de provincie en geeft invulling aan de programmatische uitwerking van het economisch beleid. In de Structuurvisie wordt een meer vastomlijnd kader gegeven voor een Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV). Dit houdt onder ander het volgende in:

  • er wordt inzicht verlangd in de bestaande en geplande omvang van bedrijvigheid;
  • voor het aanwijzen van vestigingslocaties moet de SER-ladder worden toegepast (eerst intensiveren en herstructureren, dan pas nieuwe locaties ontwikkelen);
  • gemeenten wordt nadrukkelijk gevraagd te overwegen om een herstructureringsfonds en parkmanagement op nieuwe - en zo mogelijk op bestaande - bedrijventerreinen in te stellen en een visie op zorgvuldig ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit op te stellen;
  • gemeenten wordt aanbevolen om in de GVV grondbeleid en beleid voor het ontwikkelen van duurzame bedrijventerreinen op te nemen;
  • het verdient de voorkeur om de GVV in een structuurvisie neer te leggen;
  • zowel overschotten als tekorten aan bedrijventerreinen moeten worden voorkomen. De omvang van nieuw aan te leggen bedrijventerreinen en kantoorlocaties is neergelegd in de provinciale Visie werklocaties Flevoland 2030+;
  • de provincie wil dat ook ruimte geboden wordt aan informele werklocaties;
  • de provincie hecht nadrukkelijker aan (bestuurlijke) afstemming op bovengemeentelijke schaal.

Naar aanleiding van de Structuurvisie is de Beleidsregel Locatiebeleid Stedelijk Gebied (uit 2008) in 2011 aangevuld.

In de Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied 2011 hebben Gedeputeerde Staten criteria genoemd die worden gebruikt bij het beoordelen van gemeentelijke ruimtelijke plannen. De motivering die aan een ruimtelijk plan ten grondslag ligt dient opgenomen te worden in een Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV) voor zover dit betrekking heeft op vestigingslocaties in het stedelijk gebied van de gemeente. In de GVV wordt voor een periode van telkens 4 jaar, met een doorkijk over 10 en 20 jaar, de concrete kwalitatieve en kwantitatieve uitbreidingsbehoefte vastgelegd voor de gemeente op het gebied van vestigingslocaties en wordt de inzet benoemd voor instandhouding en herstructurering van de bestaande voorraad.

De kaders voor het opstellen van de GVV worden gevormd door het Omgevingsplan Flevoland 2006, de Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011, de provinciale Visie Werklocaties Flevoland 2030+ (waarmee de gemeenten voor de komende tijd akkoord mee zijn gegaan), het Provinciaal Herstructureringprogramma (PHP), het Convenant Bedrijventerreinen 2010-2020 en de beleidsregel. Gedeputeerde Staten zaullen aan de hand van deze beleidskaders beoordelen of een GVV voldoet aan het provinciaal beleid. De beoordeling van een verzoek aan Gedeputeerde Staten om in te stemmen met de GVV zal plaatsvinden op basis van algemene criteria en inhoudelijke criteria.

Met betrekking tot algemene criteria houden de gemeenten het volgende aan:

  • Voor de huidige en toekomstige werklocaties wordt in het plan beschreven tot welke provinciale locatietype(n) deze worden gerekend.
  • Per locatie wordt binnen het provinciale locatietype aangegeven welke typen bedrijven er gevestigd kunnen worden.
  • De voorgestelde locatietype(n) en de hierbinnen bestaande en geplande omvang van de
    bedrijvigheid passen binnen het Omgevingsplan Flevoland 2006 en Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011 en daarnaast binnen de herijking van het rapport Visie Werklocaties Flevoland dat een doorkijk geeft naar de komende 10 jaar en gemiddeld om de 3 à 4 jaar wordt herzien.
  • Als een gemeente voor een locatie geheel of gedeeltelijk wil overgaan tot een ander type bedrijvigheid dan in een eerder vastgestelde GVV is mogelijk gemaakt, dan wordt in het ruimtelijk plan ingegaan op de noodzaak, de gevolgen voor het aanbod voor het oorspronkelijke type bedrijvigheid en eventuele compensatie hiervan.
  • De GVV bevat een onderbouwde gemeentelijke opgave op het gebied van werklocaties voor de korte en de lange termijn.
  • Over de planning en programmering van werklocaties heeft afstemming plaats gevonden op
    regionaal niveau.

Met betrekking tot inhoudelijke criteria houden de gemeenten het volgende aan:

  • Bij de aanwijzing van werklocaties dient de SER-ladder onverkort toegepast te worden zodat ligging, omvang en categorie van de locaties conform de SER-ladder wordt afgewogen door te toetsen aan:
    • 1. de behoefte als gevolg van de vervangings- en uitbreidingsvraag;
    • 2. de mogelijkheid om deze behoefte door herstructurering of intensivering van bestaande locaties te ondervangen;
    • 3. clustering binnen of in aansluiting op bestaand bebouwd gebied;
    • 4. de inpasbaarheid ten opzichte van woonbebouwing;
    • 5. het optimaliseren van bereikbaarheid en vervoersaspecten.
  • De herstructureringsopgave is afgestemd op de meest recente versie van het Provinciaal Herstructureringsprogramma (PHP).
  • Intergemeentelijke afstemming vindt plaats ten aanzien van de aanbodzijde (programmering en ontwikkeling van zowel bestaande als nieuwe bedrijven- en kantorenlocaties) en herstructurering van bestaande bedrijven- en kantoren locaties.
  • De GVV wordt bij voorkeur als structuurvisie (een thematische structuurvisie of als onderdeel van een integrale structuurvisie) vastgesteld. Indien de gemeente besluit de GVV niet vast te stellen als thematische structuurvisie of als onderdeel van een integrale structuurvisie dient zij dat nader te onderbouwen hoe het GVV-beleid is afgestemd op het beleid voor andere beleidsterreinen.

De provincie geeft in de beleidsregel aan welke 7 typen werklocaties worden onderscheiden en welke vestigingsvoorwaarden (kantorenomvang, ruimtelijke kwaliteit, bereikbaarheid en leefbaarheid) daaraan worden verbonden.

Als vervolg op de beleidsregel heeft de provincie een nieuwe visie op de werklocaties in voorbereiding genomen: de RO Visie Werklocaties 2015 (zie hierna).

Op grond van de beleidsregel kan het plangebied worden aangemerkt als werkmilieu, regulier bedrijfsterrein en gemengd woonwerkmilieu.

Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met het locatiebeleid (zie nadere uitwerking in Bijlage 1, paragraaf 1.3.3 Werk in de stad, Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid).

RO Visie Werklocaties (2016)

Gedeputeerde Staten van Flevoland hebben in juni 2016 de RO visie Werklocaties Flevoland vastgesteld. Het doel van de visie is om te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik van werklocaties zodat het aanbod passend is bij de behoefte en regionaal is afgestemd. Het maatschappelijk effect dat de provincie daarmee wil bereiken is slim en zuinig ruimtegebruik. Om dit te bereiken worden acht leidende principes gehanteerd:

  • 1. Ladder voor duurzame verstedelijking staat centraal. Aangezien de juridische borging van de ladder al sinds 1 oktober 2012 is geregeld in het Bro, gaat de provincie geen aanvullende juridische vereisten toevoegen. De provincie is verantwoordelijk voor het generiek toezicht op de toepassing van de ladder.
  • 2. Echte stappen zetten in creëren van marktspanning en deprogrammeren. Met de (samenwerkende) gemeenten in Flevoland zal de provincie de (regionale) behoefteraming voor bedrijventerreinen, kantoren en winkels uitwerken en confronteren met het aanwezige en toekomstige aanbod. Waar nodig zal de provincie met de gemeenten extra stappen zetten om te komen tot het deprogrammeren van plannen en locaties.
  • 3. Dynamisch voorraadbeheer: centraal hierin staan drie zaken: 1) werken aan de kwaliteit van de bestaande voorraad, 2) waar mogelijk schrappen van plannen die niet de beoogde kwaliteit toevoegen en 3) onder voorwaarden toevoegen en goede, nieuwe voorraad.
  • 4. Aanpak herstructurering en duurzaam beheer: tot eind 2015 kunnen aanvragen voor de PHP-regeling worden ingediend. Verwacht wordt dat de middelen uit het PHP dan ook op zijn. Om de herstructureringsopgave in de toekomst ook aan te pakken ziet de provincie twee sporen: 1) terugbrengen van het overaanbod en 2) met (nieuw) instrumentarium meer private actie op bedrijventerrein stimuleren.
  • 5. Duurzaamheid: de provincie streeft naar energiezuinige en klimaatbestendige werklocaties. Dit wil de provincie bereiken door de energievraag te beperken, duurzame energiebronnen in te zetten en energiebronnen zuinig en efficiënt te gebruiken. Daarnaast streeft de provincie naar duurzame mobiliteit. Voor een goede bereikbaarheid dienen nieuwe werklocaties daarom geaccommodeerd te worden rond multimodale verkeersknooppunten.
  • 6. Grip op de bestaande voorraad en monitoring: doel is het verbreden van de ontwikkeling van het instrument van de kwaliteitskaart naar alle Flevolandse gemeenten en voor de overige segmenten. Mogelijk kan hierbij aangehaakt worden op systemen die in omliggende regio's zijn en worden ontwikkeld, zoals de monitor werklocaties van het Ontwikkelingsbedrijf Noord-Holland Noord.
  • 7. Meer ruimte aan het veld via uitnodigingsplanologie: de komende jaren ligt er een flink aantal opgaven ten aanzien van de ontwikkeling en realisatie van werklocaties. Het is echter niet zo dat de provincie deze problemen alleen gaat oplossen. De rol van de provincie is voornamelijk regisserend en bovenlokaal. De daadwerkelijke aanpak geschiedt in cocreatie met gemeenten, marktpartijen en andere partners. De provincie gebruikt daarbij de 'Ladder van Overheidsparticipatie' om de precieze provinciale rol te bepalen.
  • 8. Stimuleren van pioniers en ruimte voor experiment: de voorliggende veranderopgave roept om creatieve oplossingen. De provincie wil daarom ruimte blijven bieden aan pioniers en 'het experiment'. Per gemeente of regio wil de provincie één of enkele experimenten of voorbeeld projecten starten.

Met het oog op de verschuivende behoefte van formele naar informele locaties neemt de provincie afscheid van de zeven locatietypen uit de beleidsregel 'Locatiebeleid stedelijk gebied 2011'. In het locatiebeleid worden voortaan twee verschillende concepten van werklocaties voor het stedelijk gebied onderscheiden: formele en informele werklocaties.

De visie wordt afgesloten met een veranderagenda. Als aanzet voor het noodzakelijke transitieproces dat partijen in de provincie Flevoland de komende jaren moeten ondergaan bij werklocaties. Hierbij ligt de focus op elf agendapunten waaraan inhoudelijke en procesindicatoren zijn gekoppeld om de voortgang hiervan te monitoren. Gemeenten zijn in de 'lead' op de agendapunten die direct raken aan de ontwikkeling en de realisatie van werklocaties. De provincie is in de 'lead' op de agendapunten met een bovenlokale impact.

In het onderhavige actualisatie bestemmingsplan zijn geen 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' opgenomen. De binnen het plangebied gelegen nieuwbouwlocaties (nog enkele uit te geven kavels) hebben reeds een bedrijvenbestemming die planologisch is verankerd in de vigerende bestemmingsplannen. Het onderhavige bestemmingsplan biedt vooral flexibiliteit bij de invulling van bestaande stedelijke ontwikkelingen. Hiermee wordt een optimale benutting van de ruimte in het bestaande stedelijk gebied nagestreefd. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de onder 1 genoemde ladder voor duurzame verstedelijking. Zie ook paragraaf 2.2.6 Ladder voor duurzame verstedelijking. Ook met de overige uitgangspunten wordt in het onderhavige bestemmingsplan rekening gehouden.

Beleidsregel Windmolens 2008 (2008)

Het windmolenbeleid is neergelegd in het Omgevingsplan Flevoland 2006. Het voorziet in opschaling en sanering van de huidige situatie gericht op het bereiken van een grotere ruimtelijke kwaliteit van het landschap. Door middel van opschaling kan met minder windmolens meer vermogen gerealiseerd worden en tevens een kwaliteitsverbetering in ruimtelijke en landschappelijke zin gehaald worden. Daarmee kunnen de nadelen van de huidige situatie worden weggenomen en kan ingespeeld worden op ontwikkelingen in de markt. Om de bestaande situatie geleidelijk over te laten gaan in een nieuwe situatie met meer ruimtelijke kwaliteit, is het nodig sanering en ontwikkeling bij het nemen van planologische besluiten aan elkaar te koppelen en gericht ontwikkelingsplanologie te bedrijven. Met het instellen van de tijdelijke stop op de plaatsing van windmolens is de huidige situatie geconsolideerd. De voortzetting van de exploitatie van de windmolens betekent (op termijn) meegaan in de schaalvergroting die de marktontwikkeling oplegt aan de windenergiebranche. Dit bepaalt tegelijkertijd het kader voor de bedrijfsvoering, de herinvesteringen en de acceptatie van de gewenste sanering. In de praktijk zullen de huidige eigenaren hun belangen en verkregen rechten dienen samen te brengen in nieuwe exploitatievormen waarmee minder maar grotere windmolenopstellingen in Flevoland ontstaan. Alleen op deze manier kan de gewenste landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitsverbetering worden bereikt. Ook dient aandacht besteed te worden aan uniformering qua type en grootte van de windmolens.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe opstellingen windmolens mogelijk. De realisatie van kleine windmolens op gebouwen wordt wel mogelijk gemaakt (via afwijking). Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de beleidsregel windmolens.

Noodverordening wind (2015)

De provincie Flevoland heeft beleid voor opschalen en saneren van windmolens. Doel van dit beleid is dat met minder windmolens meer elektriciteit wordt opgewekt. Dit beleid is neergelegd in het Omgevingsplan Flevoland 2006 (inclusief aanpassingen ervan) en de Beleidsregel windmolens 2008. Daarnaast heeft het Rijk beleid voor windenergie opgenomen in de Rijksstructuurvisie Wind op land. Hierin zijn binnen Flevoland zoekgebieden voor nieuwe windmolens aangegeven. Verder geldt voor het windmolenbeleid in Flevoland de 5e tranche en de 7e tranche van de Crisis- en herstelwet. De 5e tranche bepaalt dat in Flevoland omgevingsvergunningen kunnen worden afgegeven die voor een termijn van maximaal 25 jaar gelden. De 7e tranche bepaalt dat in Flevoland gebruik kan worden gemaakt van het moderniseringsartikel van de Wro waarbij dat artikel meer is toegesneden op het beleid voor opschalen en saneren van windmolens.

Het beleid voor wind wordt in samenspraak met het werkveld uitgewerkt wat mogelijk ook tot aanpassing van dit beleid en regels leidt. De bedoeling van het proces is tevens dat hieruit projecten voortkomen die passen binnen het (nieuwe) beleid voor opschalen en saneren. Voor realisatie van het beleid en die projecten zullen de bestaande bestemmingsplannen moeten worden aangepast. Tot die tijd is het echter gewenst dat er geen nieuwe molens worden opgericht, waaronder ook wordt verstaan gehele vervanging van windmolens en/of vergroting van de bestaande capaciteit van de windmolen. Tot die tijd kunnen gemeenten te maken krijgen met aanvragen om een omgevingsvergunning die mogelijk passen binnen het geldende bestemmingsplan.

De combinatie provinciale Noodverordening wind met daaraan voorafgaand een voorbereidingsbesluit biedt daartegen bescherming. Provinciale Staten hebben op 29 oktober 2014 het voorbereidingsbesluit wind vastgesteld dat op 31 oktober 2014 in werking is getreden. De Noodverordening wind is op 12 maart 2015 in werking getreden.

Een windmolen is in de Noodverordening wind omschreven als: een turbine voorzien van wieken, geplaatst op een hoge mast, waarmee de bewegingsenergie van de lucht (wind) wordt omgezet in rotatie-energie voor het opwekken van elektriciteit, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen. Het gaat om turbines voorzien van wieken, geplaatst op een hoge mast. Kleine windmolens - veelal in de vorm van een turby - die op gebouwen gangbaar zijn worden hier niet onder begrepen.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe opstellingen mogelijk van turbines voorzien van wieken op een hoge mast. De realisatie van kleine windmolens op gebouwen is wel mogelijk (via afwijking). Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Noodverordening wind.

Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening 2008

In deze beleidsregel hebben GS aangegeven op welke wijze zij omgaan met de uitgangspunten in het Omgevingsplan met betrekking tot archeologie. Hierbij maken GS onderscheid tussen behoudenswaardige en niet-behoudenswaardige archeologische waarden. Voor zover in een plangebied behoudenswaardige archeologische waarden en/of hoge archeologische verwachtingen liggen, mogen deze in principe niet als gevolg van de uitvoering van het ruimtelijk plan worden beschadigd of vernietigd. Met dien verstande dat een archeologische verwachting vervalt op het moment dat de archeologische waarden hierbinnen zijn gelokaliseerd en begrensd.

In dit bestemmingsplan worden de behoudenswaardige archeologische waarden beschermd (zie nadere uitwerking in paragraaf 5.11 Archeologie en cultuurhistorie).

Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland 2016-2021 (2015)

De Wet op de waterhuishouding verplicht waterbeheerders eens in de vier jaar een waterbeheerplan op te stellen. In dit plan geven zij aan hoe zij het rijks- en provinciebeleid op het gebied van water vertalen naar concrete doelen en maatregelen voor hun beheergebieden. Momenteel is het Waterbeheerplan 2016-2021 van het Waterschap Zuiderzeeland van kracht. Het Waterbeheerplan beschrijft welke doelen het waterschap zichzelf stelt en welke maatregelen worden genomen om die doelen te bereiken in de periode 2010-2015. Voor het waterschap is het Waterbeheerplan een belangrijk strategisch document dat een leidraad voor de organisatie is.

Waterschap Zuiderzeeland streeft ernaar om samen te werken aan integraal waterbeheer voor een veilige, kwalitatief goede en aantrekkelijke leefomgeving op een open en verantwoorde werkwijze. Deze missie is vertaald naar vier belangrijke doelen: waterveiligheid, schoon water, voldoende water en water en ruimte

Waterveiligheid

Hoog water is een reële bedreiging voor de veiligheid in Flevoland. De primaire keringen beschermen
Flevoland tegen deze bedreiging. In 2017 komen er nieuwe wettelijke veiligheidsnormen voor primaire waterkeringen. Die houden rekening met de kans op overstromingen en met de schade die daardoor kan ontstaan. Het waterschap wil ook in de toekomst de veiligheid blijven waarborgen door zich voor te bereiden op sociale, ruimtelijke, economische en klimatologische ontwikkelingen. Ook worden de primaire waterkeringen getoetst aan de nieuwe normen en zonodig versterkt. De veiligheid van Flevoland tegen overstromingen wordt binnendijks ondersteund door een compartimenteringsdijk (de Knardijk). Ook de Knardijk wordt onderzocht om te kijken of versterking nodig is. De buitendijkse gebieden worden door middel van regionale keringen beschermd tegen de dreiging van hoog water.

Maatschappelijk is er vraag naar bebouwing van of op de waterkeringen aan de randen van de polder. Technisch kan het en daarom werkt het waterschap aan ruimtelijke oplossingen mits de veiligheid gewaarborgd kan worden.

Schoon water

Samen met gebiedspartners wordt gewerkt aan een ecologisch gezond watersysteem in het stedelijk en landelijk gebied. Goede leef, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden (structuurdiversiteit) voor de aquatische flora en fauna in het beheergebied zijn noodzakelijk. Zo worden natuurvriendelijke oevers en vispassages aangelegd. Tegelijk wordt vestiging en verspreiding van exoten tegengegaan.

Het Waterschap streeft naar een goede oppervlaktewaterkwaliteit waarbij de aanwezigheid van schadelijke stoffen in het water en de waterbodems geen probleem is. Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het water doordat water wordt verontreinigd. Door goed om te gaan met afvalwater zorgt het Waterschap ervoor dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan. Het waterschap zet de 1e stappen naar een duurzaam afvalwatersysteem: door energie en grondstoffen terug te winnen uit afvalwater wordt de uitstoot van broeikasgassen verminderd en wordt zuinig omgegaan met schaarse nutriënten.

Voldoende water

Het Waterschap wil een robuust watersysteem dat voorbereid is op de effecten van toekomstige
klimaatveranderingen. Dit betekent dat het watersysteem zo is ingericht dat wateroverlast wordt
voorkomen tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. De andere kant van de verwachte
klimaatveranderingen is dat ook extreem droge periodes vaker voor zullen komen. Het robuuste
watersysteem dat het Waterschap nastreeft zal dan ook in staat moeten zijn om te anticiperen op
watertekort tijdens extreme droogte. Daarbij is de feitelijke situatie van het watersysteem ook
daadwerkelijk zoals in de legger is beschreven. Het beheer en onderhoud richt zich op het goed
functioneren van het watersysteem, daarnaast is het ook afgestemd op het ter plekke gewenste ecologische functioneren van de watergang. Grondwaterbeheer (uitgezonderd drinkwaterwinning, grote industriële onttrekkingen van meer dan 500.000 m³ per jaar en koude-warmte opslag) ligt vanaf 2009 bij het Waterschap. De verschillende eisen die gebruiksfuncties stellen aan het peil, de voorraad en de kwaliteit van het grondwater zullen goed moeten worden afgestemd.

Water en ruimte

Samen met gemeenten gaat het waterschap op zoek naar nieuwe maatregelen om overlast van hevige neerslag of extreme droogte te voorkomen. De ruimtelijke ambities zijn groot (uitbreiding in Almere met 60.000 woningen) en het watersysteem biedt prachtige kansen. Daarom wil het waterschap vroeg bij nieuwe ontwikkelingen worden betrokken.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Waterbeheerplan.

Waterkader (2013)

Om aan te geven wat er voor het waterbeheer in, maar ook ná het watertoetsproces belangrijk is, heeft Waterschap Zuiderzeeland dit Waterkader opgesteld. Het Waterkader geeft richting en houvast voor waterzaken binnen ruimtelijke plannen. Voor het bestemmingsplan is de watertoets doorlopen en is het waterkader toegepast. In de Waterparagraaf is de watertoets voor het bestemmingsplan opgenomen.

Overig provinciaal en regionaal beleid

Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van (ruimtelijk) belang voor het plangebied van Veluwsekant, Sallandsekant en het Atelier bevonden:

  • Verordening groenblauwe zone
  • Waterbeheerplan 2010-2015
  • Beleidsregel kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied (2008)
  • Beleidsregel bescherming landschap (2008)
  • Beleidsregel voor de beoordeling van geurhinder (2008)
  • Ontwikkelingsvisie Noordvleugel Utrecht Eindbalans 2015-2030 (2009)

1.3 Gemeentelijk beleid
1.3.1 Ruimtelijke ontwikkeling

Almere Principles (2009)

Almere wil in 2030 de meest duurzame stad van Nederland zijn. In 2007 zijn op basis van de Cradle to cradle uitgangspunten zeven Almere Principles ontwikkeld. De principes dienen als leidraad bij de verdere ontwikkeling van de stad.

Almere kent een goede uitgangspositie om de schaalsprong vanuit duurzaamheids principes te benaderen. De keuze is ook niet los te zien van de historie van de stad. Almere is vanaf het begin bedacht en opgebouwd vanuit duurzaamheid. Dat bewijzen de blauwgroene structuur, het meerkernige stadsconcept, het gescheiden verkeerssysteem en de doordachte afvalstructuur. Omdat Almere daarnaast een jonge stad is, is de basiskwaliteit van gebouwen en omgeving hoog. Almere stelt duurzaamheideisen aan zowel de bestaande stad als aan de nieuw te bouwen stadsdelen. Het gaat niet alleen om de gebouwde omgeving, maar ook om de openbare ruimte, om beheer en om duurzame sociale en economische processen.

In bestemmingsplannen is duurzaamheid geen apart benoemd thema. Ruimtelijke oplossingen voor structurerende duurzaamheidsthema's zoals water, ecologie en verkeer worden in de betreffende delen uitgewerkt. Omdat een bestemmingsplan niet het meest geëigende middel is, worden niet tot weinig ruimtelijke thema's als energiebesparing, materiaalkeuze en gezondheidsaspecten hier niet in uitgewerkt. Deze aspecten krijgen in andere stadia van projectontwikkeling voldoende aandacht.

Structuurplan Almere 2010 (2003)

Met dit structuurplan zijn de hoofdlijnen van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Almere tot 2010 weergegeven. Tevens wordt een doorkijk geboden tot 2030. Centraal staat de afronding van de oorspronkelijke opgave van Almere als een volwaardige en evenwichtige stad met 250.000 inwoners (met nieuwe stadsdelen zoals Almere Poort, Almere Hout en Almere Pampus (binnendijks, inclusief kustzone). De kwaliteitsimpuls voor de oorspronkelijke opgave leidt tot vier extra opgaven die betrekking hebben op de verbetering van het raamwerk van groen en water, en van infrastructuur. Dit zijn:

  • 1. kwaliteitsverbetering groenstructuur;
  • 2. betere benutting water;
  • 3. inhaalslag externe bereikbaarheid;
  • 4. verbetering interne bereikbaarheid;

Verder zijn er de vijf extra opgaven die de verschillende stedelijke milieus betreffen:

  • 5. verdere uitbreiding en verdieping voorzieningenaanbod;
  • 6. meer verscheidenheid in woningen en woonmilieus;
  • 7. actief beheer bestaand stedelijk gebied;
  • 8. kwalitatieve werkgelegenheidsimpuls;
  • 9. ruimte voor startende en groeiende ondernemingen.

Het structuurplan gaat uit van een westelijke oriëntatie voor Almere. Opgenomen is dat er wordt gewerkt aan de ontwikkeling van Almere Poort en aan het planvormingsproces voor het binnendijkse deel van Almere Pampus (inclusief kustzone). Tevens wordt er gewerkt aan Overgooi. Voor Almere Hout is er in het structuurplan in de periode tot 2010 een rol weggelegd in het kader van de kwaliteitsverbetering van de stad als geheel. De ontwikkeling van het westelijke deel van Almere Hout wordt hierbij voor de periode tot 2010 opgevoerd in het kader van de extra opgaven om in Almere meer verscheidenheid in woon- en werkmilieus te bewerkstelligen. Hier komen, naast suburbane wijken, zogenaamde woon- werklandschappen.

Het Structuurplan Almere 2010 vervangt het structuurplan uit 1983 en de recenter vastgestelde structuurplannen voor Overgooi (juli 1999), Almere Poort (december 1999) en Almere Hout (mei 2001). De ruimtelijke hoofdstructuur die in deze structuurplannen voor deelgebieden is vastgelegd, is in het structuurplan overgenomen.

In het Structuurplan maakt het plangebied onderdeel uit van de stedelijke milieus.`Uitgangspunten voor deze milieus zijn het vergroten van de differentiatie in woon- en werkmilieus, het stimuleren van intensief grondgebruik, het uitbreiden van het werken in de wijk, functiemenging en het ontwikkelen van bijzondere voorzieningen en werkmilieus. Veluwsekant, Sallandsekant en Het Atelier zijn in het Structuurplan Almere opgenomen als werkmilieu en dragen aldus bij aan een kwalitatieve werkgelegenheidsimpuls voor Almere.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de opgaves van het Structuurplan en levert vooral een bijdrage aan de opgaves 8 en 9 en ook aan de opgaves 1, 2 5.

Kadernota Grondbeleid (vastgesteld door de raad op 14 mei 2009)

Voor de periode 2009-2030 formuleert de gemeente Almere de volgende specifieke doelen van het grondbeleid:

  • 1. Het faciliteren van de realisatie van de Almere Principles. Het grondbeleid moet bijdragen aan het realiseren van diversiteit, ecologisch gezonde systemen en de participatie van duurzame stakeholders en met name eindgebruikers en eindbeheerders vanaf de allereerste stadia.
  • 2. Het bevorderen van ruimtelijke kwaliteit. Het grondbeleid moet de basis leggen voor ruimtelijke kwaliteit, aansluitend bij de dynamische vraag van huishoudens en bedrijven.
  • 3. Het faciliteren van de stedelijke economie. Het grondbeleid dient een belangrijke bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de stedelijke economie door het creëren van ruimte voor een gedifferentieerde bedrijvigheid en werkgelegenheid in het kader van de stedelijke ontwikkeling en herstructurering.
  • 4. Het inspelen op de Schaalsprong. Dat omvat de bouw van 60.000 woningen in twintig jaar (gemiddeld 3.000 woningen per jaar) en de realisatie van de accommodatie voor 100.000 banen (gemiddeld 5.000 banen per jaar). Het grondbeleid moet er dus voor zorgen dat er tijdig aantrekkelijke en gedifferentieerde locaties worden aangeboden die aansluiten op de dynamische vraag van huishoudens en bedrijven. Voorts moet het grondbeleid eraan bijdragen dat de gevolgen voor de Schaalsprong voor de gemeente positief zijn.
  • 5. Het faciliteren van het programma voor de bestaande stad. Het gaat hierbij om het leveren van een bijdrage aan een gebiedsgerichte aanpak, gericht op een duurzame samenleving.
  • 6. Het veiligstellen van de betaalbaarheid van sociale woningen en maatschappelijk vastgoed. Een essentiële component van de stedelijke dynamiek is dat substantiële delen van de huur- en de koopwoningvoorraad betaalbaar en financieel bereikbaar zijn en blijven voor huishoudens met een bescheiden inkomen. De betaalbaarheid van sociale huur- en koopwoningen en maatschappelijk vastgoed is een punt van aandacht, niet alleen in de investeringsfase maar ook in de beheersfase. Dit heeft ingrijpende gevolgen voor het functionele grondprijsbeleid en gronduitgiftebeleid.
  • 7. Het faciliteren van particulier opdrachtgeverschap. Uit het vorige punt vloeit vooral dat het grondbeleid in een deel van de stedelijke ontwikkeling en herstructurering gunstige condities schept voor individueel en collectief particulier opdrachtgeverschap en mede-opdrachtgeverschap.
  • 8. Het beheersen van de financiële risico's en het benutten van financiële kansen. Het grondbeleid gaat noodzakelijkerwijze gepaard met financiële risico's voor de gemeente, marktpartijen en huishoudens. Het grondbeleid dient er mede op gericht te zijn dat de financiële risico's voor de gemeente adequaat worden beheerst, en voorts dat kansen op positieve exploitatieresultaten worden benut.

Naast deze doelen heeft de gemeenteraad ingestemd met een repertoire aan beleidsinstrumenten, bestaande uit verwervingsbeleid, kostenverhaal, kostenverevening en grondprijs- uitgiftebeleid.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Kadernota Grondbeleid

Programmaplan Energie Werkt! (vastgesteld door de raad op 24 september 2015)

Almere heeft de ambitie om in 2022 energieneutraal te zijn (exclusief mobiliteit). Om dit te bereiken is het noodzakelijk om focus te brengen in de vereiste gezamenlijke inspanning met, door en voor de stad, om een versnelling in hernieuwbare energievoorziening te realiseren. Dit is aanleiding geweest om te komen tot (en tevens het doel van) het Programmaplan Energie Werkt!  Het programmaplan richt zich op de periode 2015 - 2018.

Het programma bevat een werkwijze langs 5 inhoudelijke werklijnen:

Werklijn 1 Zon

In deze werklijn wordt langs vier speerpunten ingezet op het vergroten van hernieuwbare (elektrische) energieopwekking uit zon. Het stimuleren van extra panelen op particuliere daken en daken van gemeentelijk vastgoed, scholen en verenigingen wordt in deze werklijn vormgegeven. Ook wordt gekeken hoe we grootschalige panelen kunnen realiseren op huurwoningen en wordt onderzocht hoe en waar zonnevelden op (braakliggende) gronden kunnen ontstaan.

Werklijn 2 Warmte

Deze werklijn legt de focus op het verduurzamen van het bestaande warmtenet en het aanleggen en voeden van eventuele nieuwe warmtevoorziening op hernieuwbare energiebronnen. Voor het bestaande net wordt in het programma een beeld gegeven van de mogelijke opties om het net te verduurzamen en welke investeringen daarbij horen. Er wordt verkend of en hoe met partner Nuon samengewerkt gaat worden. Het bespreken van de hoogte en differentiatie in aansluittarieven maakt deel uit van deze verkenning. Voor nieuwe gebieden wordt ingezet op innovatieve technieken.

Werklijn 3 Wind

Windenergie kan zowel binnen als buiten Almere opgewekt worden. De keuze in deze werklijn is dat Almere binnen de gemeentegrenzen initiatieven faciliteert als bewoners en/of bederijven daarom vragen. Binnen deze werklijn zijn hiervoor strikte criteria opgesteld en worden initiatieven daarin begeleid. Voor investeringen in windenergie buiten Almere wordt verkend hoe op passende wijze aangesloten kan worden op lopende ontwikkelingen binnen de Provincie Flevoland.

Werklijn 4 Scholen en verenigingen

In deze werklijn worden Almeerse scholen en verenigingen aangezet tot het nemen van duurzame energiemaatregelen en worden deze brandpunten in de Almeerse wijken en buurten benut om de ambitie energieneutraal in 2022 onder de aandacht te brengen en zichtbaar vorm te geven. Door inzicht te verschaffen in mogelijke maatregelen en daarbij financieringsarrangementen aan te bieden wil deze werklijn in deze doelgroep hernieuwbare energie als standaard neerzetten.

Werklijn 5 Bewoners en bedrijven

Bewoners worden vanuit deze werklijn ondersteund om stappen te (blijven) zetten naar energieneutraal Almere. Via diverse stimuleringsmaatregelen wordt hierop ingezet. Door inzicht en advies te verschaffen maar ook financieringsmogelijkheden te geven draagt deze werklijn binnen deze doelgroep bij aan een versnelling in de duurzame energietransitie. Voor bedrijven wordt ingezet op meer inzicht in rendabele investeringen en maatregelen die samenhangen met energiebesparing en hernieuwbare energieopwekking.

Binnen het plangebied zijn zonnepanelen, zonnecollectoren en kleine windmolens op of aan gebouwen mogelijk.

Welstandsnota Almere 2014 (vastgesteld door de raad op 15 januari 2015)

Met de Welstandsnota 2014 heeft de gemeente Almere een ommezwaai gemaakt in het welstandsbeleid. De woongebieden en bedrijventerreinen in Almere zijn met het nieuwe beleid welstandsvrij geworden. In deze gebieden behoeven bouwplannen niet meer preventief getoetst te worden op het welstandsaspect.

Het verplichte welstandstoezicht blijft wel gehandhaafd voor:

  • Het groenblauwe raamwerk

Het landschap in Almere vormt het groenblauwe raamwerk waarin de stadsdelen zijn gevat. Hier zijn alleen gebouwen die een positieve bijdrage leveren aan dit raamwerk welkom. In de nota 'Kleur aan groen'' is dit beleid vastgelegd en uitgewerkt.

  • De hoofdstructuur

De gebouwde voorzieningen langs hoofdwegen, spoorlijnen en vaarten zijn welstandsplichtig.

  • De centrumgebieden

De centra van Stad, Haven en Buiten zijn welstandsgebied.

  • Bijzondere gebieden

Het betreft de gebieden met bijzondere betekenis voor het stadsbeeld van Almere: de Fantasie, de Realiteit en de Eenvoud.

  • Reclame

Het aanbrengen van reclameborden langs de openbare ruimte en aan gebouwen.

Op onderstaande kaart is aangegeven in welke gebieden het welstandsbeleid van toepassing is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0024.png"

Gebouwen van een zekere omvang en recalmeobjecten in het plangebied Veluwsekant, Sallandsekant en Het Atelier die gelegen zijn langs de hoofdwegen (A6, Tussenring, Veluwedreef en Hagevoortdreef) en langs de Hoge Vaart vallen onder het welstandstoezicht.

Beleidsnota kleine bouw 2008 (vastgesteld door college van B&W op 21 april 2009, partiële herziening vastgesteld op 31 augustus 2010)

In deze nota worden kaders benoemd voor de uitbreiding van woningen, het gebruik van woningen voor beroepen en bedrijven aan huis, bouwwerken nabij woningen en bedrijven, de oprichting van antennemasten e.d. Als een bouwplan aan de voorwaarden uit de nota voldoet, dan wordt medewerking verleend aan een bouwaanvraag, ook als deze niet past in het bestemmingsplan. Voor nieuwe bestemmingsplannen is het uitgangspunt dat de regeling uit de Nota hierin wordt overgenomen. Deze kaders scheppen duidelijkheid voor inwoners en bedrijven.

Samengevat regelt de nota de volgende bouw- en gebruiksmogelijkheden:

  • a. uitbreiding van of een bijgebouw bij woongebouwen;
  • b. uitbreiding van of een bijgebouw bij niet-woongebouwen (bijvoorbeeld winkels, scholen, bedrijfsgebouwen);
  • c. realiseren van gebouwen voor openbaar nut, openbaar vervoer of wegverkeer;
  • d. oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (bijvoorbeeld schuttingen, kunstobjecten, overkappingen);
  • e. realiseren van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie;
  • f. regeling met betrekking tot aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in huis;
  • g. oprichten van antenne-installaties.

De bouw- en gebruiksmogelijkheden uit de nota zijn verwerkt in de regels en de verbeelding van het bestemmingsplan

Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (vastgesteld door college van B&W op 2 maart1999)

Naast het nationale en provinciale antennebeleid heeft de gemeente ook een eigen 'antennebeleid'. Dit beleid houdt in dat zendmasten niet in woonwijken en natuurgebieden mogen worden geplaatst. Wel is plaatsing mogelijk op bedrijventerreinen, sportparken en langs hoofdinfrastructuur.

Voor het plangebied betekent dit dat er principe masten en antennes kunnen worden geplaatst. Hiertoe zal in de regels een bepaling worden opgenomen dat masten met een hoogte van 15 meter worden toegestaan met een ontheffingsmogelijkjheid tot 40 meter.

Prostitutiebeleid Almere (vastgesteld door de raad op 14 februari 2000)

Het beleid is gericht op concentratie van bepaalde vormen van seksinrichtingen (in het uitgaanscentrum met bepaalde dominante functies zoals horeca en uitgaan, waar ruime mogelijkheden zijn m.b.t. sluitingstijden).

In de Nota Prostitutiebeleid wordt vestiging van een bedrijf in een woonwijk ontoelaatbaar geacht. Daarnaast wordt het buitengebied uitgesloten omdat dit óf een blijvend recreatiegebied óf een toekomstig woongebied is.

Er wordt afgezien van de aanwezigheid van raamprostitutie en straatprostitutie in Almere. Uitgangspunt is dat er enige concentratie is in de stadskernen van Almere-Stad, Almere-Haven en Almere-Buiten van de zichtbare prostitutie (seksclub, sekstheater, seksbioscoop, seksautomatenhal, erotheek en sekswinkel). Het vestigingsbeleid gaat uit van maximaal vijf seksclubs, maximaal vijf erotische massagesalons, maximaal vijf privé-huizen, maximaal vijf bedrijven in de seksbranche waar geen seksuele handelingen plaatsvinden, en maximaal drie parenclubs in de gemeente Almere. Deze kunnen verdeeld worden over de centrumgebieden van de stadskernen van Almere-Stad, Almere-Haven en Almere-Buiten. De mogelijkheid bestaat dat steeds één van de vijf bedrijven zich kan vestigen op een bedrijventerrein. Vestiging op een bedrijventerrein is gebonden aan extra voorwaarden.

Op Veluwsekant is een erotische massagesalon gevestigd aan de Palmpolstraat 81. Hier geldt een bestemming voor Gemengde Doeleinden, waarbinnen maatschappelijke doeleinden en bedrijfsdoeleinden zijn toegestaan.

Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 (vastgesteld door de burgemeester op 18 december 2012)

Het Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 bevat de uitgangspunten en criteria die worden gehanteerd bij de behandeling van de (aanvragen voor) vestiging van koffieshops in Almere.

Binnen de gemeente Almere worden maximaal vier gedoogbeschikkingen afgegeven voor het exploiteren van een coffeeshop. Voor de stadskern Almere Stad maximaal twee, voor de stadskern Almere Haven maximaal één en voor de stadskern Almere Buiten maximaal één. Als dit maximum van vier is bereikt worden verdere aanvragen op grond daarvan afgewezen.

Een coffeeshop kan slechts gevestigd worden op een locatie met een horecabestemming. Een coffeeshop valt onder Categorie I " lichte horeca". Vestigingscriteria ten aanzien van de locatie zijn onder andere:

  • geen vestiging van coffeeshops in woonwijken;
  • situering ten opzichte van scholen: de loopafstand dient minimaal 350 meter te zijn tussen een school (basis- en voortgezet onderwijs) en een coffeeshop (uitgezonderd Festivalplein)
  • dusdanig gesitueerd dat maatschappelijke controle en controle door controlerende instanties mogelijk is;
  • vestiging aan de rand van bedrijventerreinen is toegestaan, tenzij geen controle mogelijk is;
  • vestiging in het centrum is toegestaan.

In Almere Stad zijn reeds meerdere coffeeshops gevestigd. Binnen het plangebied van Veluwsekant, Sallandsekant en het Atelier is de vestiging van een coffeeshop niet aan de orde.

Uitgiftebeleid benzineverkooppunten (vastgesteld door het college van B&W op 18 juli 2000)

Op 19 mei 2000 heeft het college van B&W het 'uitgiftebeleid benzineverkoop' vastgesteld. Het beleid gaat uit van de uitgifte van alleen solitaire tankstationlocaties. Daarnaast is in de nota een spreidingskaartje voor benzineverkooppunten opgenomen. Op deze kaart staat aangegeven waar benzineverkooppunten gerealiseerd mogen worden.

Op Veluwsekant is een benzineverkooppunt gevestigd evenals op het bedrijventerrein Sallandsekant. Beide verkooppunten zijn in dit beleid opgenomen.

1.3.2 Bereikbaarheid en mobiliteit

Nota Mobiliteitsplan Almere (vastgesteld door de raad op 8 maart 2012)

Keuzes op het gebied van verkeer en vervoer zijn in belangrijke mate voorwaardenscheppend voor stedelijke ontwikkelingen. Ze werken ook door in het dagelijks leven op straat. Het gaat dan met name om een goede bereikbaarheid, maar óók om de wijze waarop verkeer en vervoer wordt ingebed in het stedelijk weefsel. De volgende 8 hoofdkeuzes worden gemaakt:

  • 1. Stimuleren economische ontwikkeling door verbeteren regionale bereikbaarheid, handhaven goede interne bereikbaarheid en versterken van wijkeconomie met introductie stadsstraten;
  • 2. Betere inpassing infrastructuur in stedelijk weefsel en aanwenden infrastructuur ter ondersteuning van organische groei;
  • 3. Handhaven van een gezond, verkeersveilig en duurzaam verkeerssysteem met aandacht voor initiatieven uit de markt;
  • 4. Vasthouden kwalitatief hoogwaardig openbaar vervoer waarbij de sociale veiligheid en de inpassing in het stedelijk weefsel verbeteren;
  • 5. Realiseren hoger fietsgebruik door het aanbieden van een kwalitatief hoogwaardig, sociaal veilig en kostenefficiënt hoofdfietsnetwerk;
  • 6. Aanbieden van veilige en prettige looproutes in woonwijken en winkelcentra en openbaar vervoer voorzieningen;
  • 7. Vasthouden van de goede interne bereikbaarheid per auto met aandacht voor inpassing, beleving en oriëntatie;
  • 8. Parkeeroplossingen op maat voor bewoners, bezoekers en werknemers. Op bedrijfsterreinen parkeren op eigen terrein.

Doelstellingen met ruimtelijke betekenis zijn:

  • Meer functiemenging;
  • Maken van stadsstraten: straten of lanen die een meer stedelijke uitstraling hebben door het verkeer niet meer strikt van de omgeving te scheiden; ook ter versterking van de wijkeconomie;
  • Concentratie van voorzieningen rondom knooppunten (m.n. stations);
  • Verbetering sociale veiligheid op fietsroutes (onder andere bundeling met auto-infrastructuur cq langs (woon)bebouwing), looproutes en openbaar vervoer. Tenminste één sociaal veilige fietsroute tussen stadsdelen;
  • In nieuwe gebieden met de gebruikelijke Almeerse dichtheid en hoger wordt het systeem van verkeersscheiding grotendeels doorgezet (eventueel eigen rijstrook, in plaats van aparte infrastructuur). In nieuwe gebieden met lagere dichtheden kan in principe van dit systeem worden afgestapt. In bestaand gebied geen grote ingrepen;
  • Openbaar vervoer en fiets krijgen prioriteit boven de auto;
  • Hoofdfietsnetwerk met ongelijkvloerse kruising van de dreven;
  • Doorgaand autoverkeer weren uit woongebieden;
  • Aandacht voor verkeersveilige schoolomgeving;
  • Capaciteitsvergroting regionale vervoersverbindingen (ov en auto);
  • Op langere termijn een IJmeerverbinding als voorwaarde voor gezonde groei Almere;
  • Bij interne bereikbaarheid krijgen economisch belangrijke gebieden (zoals het Stadscentrum en het centrum van Almere Buiten inclusief Doemere) prioriteit.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de uitgangspunten van dit beleidsplan.

1.3.3 Werk in de stad

Gemeentelijke visie op het vestigingsbeleid (GVV) (vastgesteld door het college van B&W op 26 januari 2010)

Om Almere te ontwikkelen tot een complete stad met een eigen economisch identiteit én daarmee de concurrentiepositie van de Randstad te versterken, is meer werkgelegenheid nodig voor een evenwichtige woonwerkbalans. Deze visie beoogt de economische ontwikkeling te versterken, de mobiliteit te beheersen, de infrastructuur efficiënt te gebruiken en de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid te verbeteren. Hiermee kan Almere een gunstig vestigingsklimaat bieden voor bestaande en nieuwe bedrijven én haar inwoners voldoende, gevarieerde werkgelegenheid bieden. Hoofdpunten zijn:

  • 1. Almere Principles zijn vertrekpunt voor de ontwikkeling van toekomstige vestigingslocaties. De Principles zijn geoperationaliseerd naar uitgangspunten voor de vestigingsvisie. Deze zijn vertaald naar onderdelen voor een uitvoeringsprogramma, welke praktisch kan worden gekoppeld aan de levenscyclus van vestigingslocaties (fase van ontwikkeling, realisatie, beheer, herstructurering).
  • 2. programmering van vestigingslocaties gericht op voldoende (direct beschikbare, geplande en gereserveerde) voorraad. Voor het scheppen van 100.000 extra banen moeten verschillende typen vestigingslocaties worden aangeboden. Voor de lange termijn (2030) is 680 extra hectare voor bedrijventerreinen, 1 miljoen m2 extra kantoorvloeroppervlak en 250 hectare voor (grootschalige) voorzieningen gereserveerd.
  • 3. formuleren van uitgangspunten voor duurzame gebiedsontwikkeling. In nota's van uitgangspunten worden condities en randvoorwaarden voor duurzaamheid op maat vastgesteld. Hierbij geldt: (1) richtinggevende terreinquotiënt voor industriële en logistieke bedrijven (35-50 arbeidsplaatsen/ha); (2) benutten van mogelijkheden voor duurzame ontwikkeling (inhoud, procesgang, financiering); (3) meer aandacht voor mogelijkheden van tijdelijke natuur op braakliggende terreinen; (4) actief parkmanagement; (5) programmering van de herstructurerings-opgave, gericht op tijdig anticiperen op verminderde kwaliteit van vestigingslocaties.
  • 4. faciliteren en stimuleren van functiemenging op vestigingslocaties. Uitgangspunt voor specifieke werkmilieus en binnenstedelijke bedrijventerreinen is dat bestaande bedrijven hiervan geen hinder in de bedrijfsvoering ondervinden. Functiemenging faciliteren en stimuleren door (1) hanteren van een kader en kaart voor functiemenging als basis voor nieuwe bestemmingsplannen; (2) in de bestaande stad én de ontwikkelingsgebieden ruimte bieden aan functiemenging (kleinschalige 'werkvlekken' of werkstrips bij entrees van woonwijken, of gebouwconcepten als bedrijfsverzamelgebouwen, kantorenvilla's en speciale woonwerk-woningen en woningen, etc.
  • 5. behoud van werkgelegenheid op bedrijventerreinen als uitgangspunt voor herstructurering en het uitwerken van het beheer en de herstructureringsopgave. Voorkomen moet worden dat de aanzuigende werking van nieuwe locaties leidt tot achteruitgang en zelfs leegstand. Uitgangspunt bij herstructurering is dat de werkgelegenheid op de bestaande terreinen behouden blijft; deze vormt een belangrijke basis voor de opgave van 100.000 extra banen. Voornemens zijn: (1) stimuleren van (duurzame) beheervormen op bestaande terreinen. Basis is een vast te stellen gemeentelijk standaardpakket voor onderhoud en beheer per bedrijventerrein. Ondernemers kunnen gebruik maken van de Experimentenwet BedrijfsInvesteringsZones; (2) een kwaliteitskaart met bijbehorend programma voor vestigingslocaties, in aansluiting op de actualisering van gebiedsprogramma's; (3) uitwerken van de herstructureringsopgave, omdat op termijn zwaardere vormen van herstructurering (revitalisering en herprofilering) niet volledig zullen worden voorkómen.

De visie is vertaald in een overzicht van typen vestigingslocaties, waarin is aangegeven of, en zo ja onder welke voorwaarden, functies als detailhandel (regulier, pdv en gdv), kantoor, voorzieningen, wonen e.d. mogelijk zijn. Analoog aan de provinciale beleidsregel "locatiebeleid stedelijk gebied 2008" wordt onderscheid gemaakt in centrummilieus (grootstedelijk en overig), gemengde woon-werkmilieus (gemengd wonen-werken en binnenstedelijk) en specifieke werkmilieus (kantoren, voorzieningen, regulier bedrijventerrein en industrieterrein).

Voor het plangebied betekent dit dat:

  • op het binnenstedelijke bedrijventerrein het Atelier worden de volgende functies toegestaan:
    - bedrijvigheid met milieucategorie A en B;
    - wonen, uitsluitend inpandig of in woon-werkeenheden;
    - zelfstandige kantoren, tot een oppervlak van maximaal 1500 m2 bvo; in totaal mag maximaal 25% van het bedrijventerrein gebruikt worden voor kantoren;
    - maatschappelijke voorzieningen, mits passend naar aard en schaal;
    - overige voorzieningen; hieronder wordt verstaan voorzieningen op het gebied van cultuur, sport en recreatie (muziek-, ballet-, dans- en sportscholen, ateliers e.d.) en aan-huis-gebonden beroepen
    - parkeren op eigen of gedeeld terrein.
  • op de regulier gemengde bedrijventerreinen Veluwsekant en Sallandsekant worden de volgende functies toegestaan:
    - bedrijvigheid tot en met milieucategorie 3;
    - kantoorhoudendheid van max. 50% bvo per bedrijf, met uitzondering van toegstane afwijkingen;
    - maatschappelijke en overige voorzieningen (voor zover niet positief bestemd) alleen in business facility point of binnen zoekzone indien uit onderzoek blijkt dat het kan;
    - wonen (waaronder bedrijfswoningen) is niet toegestaan;
    - parkeren op eigen of gedeeld terrein.

NB 

In 2016 is een herziening van de GVV in voorbereiding. Naar verwachting zal de nieuwe gemeentelijke vestigingsvisie werklocaties (GVW) begin 2017 de huidge GVV vervangen. Het nieuwe beleid zal meer flexibiliteit bieden in vestigingsmogelijkheden en omvat ook een acuele horecavisie.

Detailhandelsvisie Almere 2014 (2014)

De Detailhandelsvisie Almere 2014 geeft in hoofdlijnen antwoord op de vraag hoe Almere in de komende jaren met detailhandel in de stad wil omgaan.

De belangrijkste uitgangspunten voor de detailhandelsstructuur zijn:

  • de fijnmazigheid van winkelvoorzieningen;
  • de positie van het stadscentrum als hét centrale (winkel)centrum van Almere;
  • ruimte bieden aan ondernemers;
  • e-commerce faciliteren.

Dit vindt zijn uitwerking in:

  • Concentratie van dagelijkse detailhandel in of aan buurt-, wijk- en stadsdeelcentra
  • Concentratie van niet-dagelijkse detailhandel in of aan stadsdeelcentra
  • Prioriteit voor kansrijke innoverende concepten
  • Verruimen van mogelijkheden voor kleinschalige detailhandel buiten de winkelgebieden
  • Vergroten van de verzorgingsfunctie en complementariteit van warenmarkten
  • Behouden van ruime mogelijkheden winkelopening
  • Handhaven van regels
  • Programmering gericht op kwaliteit
  • Uitvoeringsparagraaf 'samenwerking markt en overheid'

De detailhandelsvisie bevat een aantal relevante begripsbepalingen, waaronder PDV en GDV. Het (toelatings)kader bevat een verdere vertaling van het beleid:

Economische segmenten   Dagelijks   Niet dagelijks   E-commerce  
    Recreatief   Doelgericht (PDV)   web- winkel   internet- winkel   afhaal-punten  
Milieus en Locaties              
stadscentrum en stadsdeelcentra   ja   ja   ja*   ja   ja   ja  
wijk- en buurtcentra   ja, supermarkt van (elk) maximaal 1.500 m² w.v.o.*/**   ja   nee   ja   ja   ja  
retailcentra***   nee   ja, mits passend binnen het thema   ja, mits passend binnen het thema   ja   ja   ja  
woonwijken (inclusief bedrijfs- woningen op bedrijventerreinen)   ja, mits < 25 m² w.v.o. aan huis   ja, mits < 25 m² w.v.o.   nee   ja   ja*   ja****  
binnenstedelijke, modern gemengde bedrijventerreinen   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   alleen daar waar het volgens de geldende bestemmings- plannen mogelijk is, met uitzondering van ABC goederen¹)   ja   nee   ja****  
hoogwaardige bedrijventerreinen   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   nee   ja   nee   ja****  
logistieke bedrijventerreinen   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   nee   ja   nee   ja****  
industrieterreinen (De Vaart 1-3 en 4)   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   nee   ja   nee   nee  
agrarische bedrijventerreinen, zoals Buitenvaart   ja, mits < 25 m² w.v.o. in de bedrijfswoning ***** en m.b.t. ondergeschikte detailhandel maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o. *****   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.*****   nee, met uitzondering van 1 tuincentrum   ja*****   ja*****   nee  

* Mits wordt voldaan aan de randvoorwaarden met betrekking tot bereikbaarheid, parkeren, laden, lossen en milieu-eisen (5 parkeerplaatsen per 100 m² b.v.o.).

** In stadsdeel Haven maximaal 1.200 m² w.v.o.

*** Retailcentra vallen onder het locatietype 'voorzieningenmilieu' uit de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV, 2010) en Doemere is een voorzieningenmilieu voor PDV en het toekomstig retailpark Poort is een voorzieningenmilieu voor GDV. Ook de eventuele toekomstige detailhandelszone op Twentsekant is aangewezen als een voorzieningenmilieu voor PDV/GDV (pas op zijn vroegst na 2020 in ontwikkeling).

**** Op nog nader te bepalen locaties en onder nog nader te bepalen voorwaarden/criteria.

***** Gelieerd aan de hoofdbestemming (verbreed agrarisch) binnen het nieuwe bestemmingsplan Agrarisch gebied Buitenvaart.

¹) ABC-goederen kunnen zich ook vestigen op de binnenstedelijke en modern gemengde bedrijventerreinen als voldaan wordt aan de ruimtelijk relevante criteria als goede bereikbaarheid en ruimtelijke inpassing buiten de PDV zones.

Voor het plangebied betekent dit dat dat detailhandel is toegestaan bij productiebedrijven mits ondergeschikt tot maximaal 20% van het aantal m2 bvo met een maximum van 100m2. Perifere detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van perifere detailhandel in de vorm van Auto's Boten en Caravans. Op Veluwsekant zijn een tuincentrum en handel in bestratingen en tuinmaterialen gevestigd. Deze bestaande vestigingen zijn via een aanduiding positief bestemd.

Beperkte detailhandel in combinatie met facilitypoint en e-commerce faciliteiten is mogelijk.

Afhaalpunten (vastgesteld door burgemeester en wethouders op 30 september 2014)

De raad heeft op 6 maart 2014 ingestemd met de beleidskeuzes van de "Detailhandelsvisie Almere 2014". In het raadsvoorstel is aangekondigd dat op twee punten zou worden teruggekomen, namelijk afhaalpunten en kringloopwinkels.

Op basis van de Detailhandelsvisie Almere 2014 worden afhaalpunten bij voorkeur geïntegreerd in de bestaande winkelstructuur. Hoewel afhaalpunten in winkelgebieden kunnen worden opgezet, bestaat er behoefte om pure afhaalpunten ook buiten de winkelgebieden kansen te bieden.

Afhaalpunten worden in de Detailhandelsvisie Almere 2014 niet als detailhandel gezien, maar als een bedrijfsfunctie (logistiek). Een afhaalpunt wordt in de detailhandelsvisie daarom gedefinieerd als "een locatie waar de consument uitsluitend via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, en waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten". Doordat pure afhaalpunten ook als een (logistiek) bedrijf gezien kunnen worden, dus niet als een winkelfunctie, ontstaat de mogelijkheid om deze te realiseren op locaties buiten de bestaande winkelstructuur. Afhaalpunten worden toegestaan op alle bedrijventerreinen. De bedrijventerreinen Buitenvaart (agrarisch) en De Vaart (industrieel) worden hiervan uitgesloten.

Voorwaarden voor vestiging van een puur afhaalpunt op bedrijventerreinen zijn:

  • voldoende parkeerplaatsen en ruimte voor laden, lossen en manoeuvreren dienen op eigen terrein te worden gerealiseerd;
  • de locatie van het afhaalpunt dient goed ontsloten te zijn: een directe en korte aansluiting op de hoofdwegenstructuur.

Dit betekent voor het plangebied dat afhaalpunten onder de genoemde voorwaarden mogelijk worden gemaakt.

Kringloopwinkels (vastgesteld door burgemeester en wethouders op 30 september 2014)

De raad heeft op 6 maart 2014 ingestemd met de beleidskeuzes van de "Detailhandelsvisie Almere 2014". In het raadsvoorstel is aangekondigd dat op twee punten zou worden teruggekomen, namelijk afhaalpunten en kringloopwinkels.

Volgens de Detailhandelsvisie is detailhandel toegestaan op locaties met een detailhandelsbestemming. Kringloopwinkels vestigen zich in de praktijk echter eerder op bedrijventerreinen vanwege het volumineuze karakter en de relatief lagere huurprijs dan in winkelcentra. Er zijn in Almere drie kringloopwinkels gevestigd: op De Steiger, op Markerkant en op Frezersplaats. De kringloopwinkel op Poldervlak is begin 2014 afgebrand.

In vergelijking met de definitie zoals die is opgenomen in de Detailhandelsvisie Almere 2014 zijn de termen 'breed assortiment' en 'om niet' toegevoegd, mede om het verschil te benadrukken met een 'gewone' tweedehandswinkel.

Door de brede opzet van deze specifieke bedrijfstak is het wenselijk dat hiervoor ook ruimte wordt geboden buiten de winkelcentra.

De typen bedrijventerreinen waar kringloopwinkels zich kunnen vestigen worden beperkt tot die bedrijventerreinen die voor consumenten goed bereikbaar zijn en die relatief dicht bij een woonwijk liggen. Daarnaast komen die bedrijventerreinen in aanmerking waar de bedrijven qua aard van de bedrijfsactiviteiten niet onnodig belemmerd worden in hun bedrijfsvoering met de komst van een kringloopwinkel. Kringloopwinkels moeten geen negatieve ruimtelijke effecten veroorzaken op de bedrijfsomgeving waar deze gevestigd zijn. Daarom komen de binnenstedelijke en modern gemengde bedrijventerreinen (zoals in de GVV van 2010 genoemd) hier voor in aanmerking. De bedrijventerreinen Buitenvaart (agrarisch), De Vaart (industrieel) en Stichtsekant (logistiek) komen hiervoor niet in aanmerking. Op Sallandsekant is de bestemming verbreed, zoals voor gemengde/reguliere bedrijfsterreinen. Dit betekent dat er een kringloopbedrijf kan worden gevestigd. Elke vestiging dient fysiek en verkeerskundig inpasbaar te zijn. Parkeren, laden, lossen en manoeuvreren dient op eigen terrein plaats te vinden.

Dit betekent voor het plangebied dat er op Het Atelier, Veluwsekant en Salandsekant kringloopwinkels worden toegestaan.

Horecanota Almere (2000)

De horeca heeft als branche te maken met vele regelingen en beleidsmaatregelen die de gemeente Almere behartigt. Omwille van een eenduidig overzicht en toegankelijk beleid is een nota opgesteld die dit in een meer integraal kader plaatst.

De horecanota bevat in hoofdzaak een 'foto' van het bestaande gemeentelijke horecabeleid anno 2000. Deze 'foto' is in overleg met diverse in- en externe betrokkenen gemaakt.

Wat betreft ruimtelijk beleid is aangegeven dat ten behoeve van de bestemmingsplannen een uniforme omschrijving van drie gedefinieerde typen horeca (licht-, middel- en zware horeca) zal worden gehanteerd. Deze is opgesteld en wordt als Staat van Horeca-activiteiten opgenomen in de bestemmingsplannen.

Verder is er een indeling gemaakt van gebieden waar horeca kan worden toegevoegd of verminderd:

  • Consolidatiegebied: geen uitbreiding van horeca mogelijk;
  • Ontwikkelingsgebied: nieuwe horeca is mogelijk;
  • Concentratiegebied: sterke concentratie van horeca is mogelijk;
  • Deconcentratiegebied: horeca zal worden verminderd.

Deze indeling van gebieden is vertaald naar woongebieden, centra, Poort, Hout, bedrijventerreinen en kantoorgebieden en buitengebied, stadscorridors en parken.

Woongebieden

  • Woongebied: lichte horeca toegestaan in bedrijfsruimten, specifieke locaties in bestemmingsplan opnemen. Solitaire horeca in beginsel niet, tenzij op geschikte locaties lichte horeca.
  • Buurtsteunpunt en wijkcentra: lichte en middelzware horeca mogelijk; bestaande gebieden zijn consolidatiegebied; nieuwe buurt- en wijkcentra zijn beperkt ontwikkelingsgebied.

Centra

  • Concentratie van horeca in de stads(deel)centra; lichte, middelzware en zware horeca mogelijk.

Poort

  • Wijk- en buurcentra: ontwikkelingsgebied, lichte en middelzware horeca;
  • Sport- en Leisurecentrum en Kustzone: concentratiegebied met lichte en middelzware horeca; sport- en leisurecentrum ook zware horeca.

Hout

  • beleid gevoerd in de andere kernen wordt ook in Hout voorgezet;

Bedrijventerreinen en kantoorlocaties

  • Uitgangspunt voor vestiging van horeca is het draagvlak van de betreffende werklocatie; derhalve geen horeca op binnenstedelijke bedrijfsterreinen;
  • Regionale bedrijfsterreinen en kantoorlocaties: lichte en middelzware horeca mogelijk, over het algemeen gericht op de aldaar gevestigde bedrijven (uitzondering: weggebonden horeca).

Buitengebied, stadscorridors en parken

  • actief beleid voeren gericht op vestiging van horeca, o.a. via Parkennota.

Voor het plangebied betekent dit dat op het Atelier geen horeca is toegestaan. Op Sallandsekant en Veluwsekant horeca is op diverse plaatsen horeca toegestaan (via een aanduiding).

NB

In het kader van de in voorbereiding zijnde nieuwe GVW (zie hierboven) wordt volgens planning begin 2017 ook een nieuwe (en meer flexibele) horecavisie opgenomen. Deze zal de huidige horecanota vervangen.

Nota Hotelmarkt Almere, hotelvestigingsbeleid Almere (vastgesteld door het college van B&W op 4 juni 2002)

Met de Nota Hotelmarkt is beoogd een productbeleidsstrategie te ontwikkelen gericht op het verkrijgen van een adequaat hotelproduct in Almere, dat voldoet aan de toekomstige vraag vanuit toeristische, zakelijke, beurs/congres en vergadersector. De nota bevat een overzicht van de marktverhoudingen in Almere en omgeving (in 2002), toekomstige marktpotenties, randvoorwaarden in verband met vestiging en een ontwikkelingsstrategie (onder meer locatieonderzoek geschikte locaties, en planning/fasering vestiging). In de nota is beschreven waar in Almere bepaalde typen hotels met welke omvang kunnen worden gevestigd.

Op Veluwsekant is een hotel van Van der Valk gevestigd.

1.3.4 Groene Stad

Waterplan Almere (2005)

Het Waterplan geeft aan welke rol het binnendijks water binnen de stad speelt en wat er nodig is om die rol te vervullen. Bij herstructurering van de bestaande stad of nieuwbouw, geeft de watervisie richting aan de omgang met water. Een belangrijk onderdeel van de watervisie is de waterfunctiekaart waarop drie functies zijn weergegeven: een natuurlijke, recreatieve of stedelijke functie. De functie bepaalt hoe het water moet worden ingericht, beheerd en onderhouden.

Gemeente en Waterschap dragen de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het water in de stad. Het waterplan biedt een kader voor deze samenwerking. Het waterplan is opgesteld om zowel de huidige knelpunten in het watersysteem op te lossen als te anticiperen op toekomstige veranderingen en kansen.

Binnen het plangebied vindt geen reconstructie plaats.

Kleur aan Groen (2014)

De nota Kleur aan Groen geeft de spelregels voor een zorgvuldige inpassing van initiatieven binnen het groenblauwe raamwerk. Almere wil het unieke netwerk van natuur en landschap ook in de toekomst koesteren en behouden. De nota legt daarom de hoofdstructuur (het raamwerk) vast op kaart en beschrijft de betekenis ervan (de essentie). De essentie en de groene kwaliteit van de landschappen stellen voorwaarden aan alle ontwikkelingen in het raamwerk. Daarbij biedt Kleur aan Groen bewoners en ondernemers nadrukkelijk de ruimte om hun ideeën in het groen en blauw te realiseren. Op die manier kunnen zij de inrichting en gebruiksmogelijkheden versterken.

De basis van de nota is de kaart van het groenblauwe raamwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0025.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2LOWY01-vg01_0026.jpg"

Op de kaart zijn landschapstypes aangegeven. Zij laten zien dat er verschillende landschappen zijn met elk hun eigen ruimtelijke karakteristieken en kenmerkend gebruik. Er wordt onderscheid gemaakt in: bos, moeras, park, voorzieningenpark, water en identiteitsdragers.

Om te kunnen beoordelen of een initiatief een verbetering voor (het gebruik van) het groenblauwe raamwerk oplevert, zijn de kwaliteiten van het raamwerk samengevat in 'de essentie'. Initiatieven zijn uitsluitend mogelijk als ze recht doen aan de essentie. Zo wordt bepaald of het raamwerk de beste plek is voor het initiatief, of dat het beter past op een bedrijventerrein of een centrumlocatie.

De volgende essenties zijn opgenomen in de Nota Kleur aan Groen:

Het groenblauwe raamwerk:

  • 1. heeft een waarde op zichzelf;
  • 2. is voor de stad en haar bewoners;
  • 3. is het fundament van de groene stad Almere;
  • 4. is verbonden met de stad;
  • 5. geeft Almere identiteit.

In aanvulling op de essentie gelden ontwikkelprincipes. Ze geven de condities voor een zorgvuldige inpassing en het bereiken van een optimale kwaliteitsbijdrage aan het groen en blauw.

Deze ontwikkelprincipes zijn:

  • 1. De groengebieden en het water vormen een samenhangend geheel;
  • 2. Het initiatief versterkt de identiteit van het gebied;
  • 3. Het initiatief is verbonden met het gebied;
  • 4. Het initiatief draagt blijvend bij aan het beheer van het gebied. De kwaliteit van het groen staat hierbij centraal, niet de financiering ervan.
  • 5. Er geldt terughoudendheid bij het bouwen in het groen, waarbij ingrepen gericht zijn op de versterking van de kwaliteit van het groenblauwe raamwerk.Voor bebouwing geldt een extra kwaliteitstoets, op basis van de nota kleur aan groen.
  • 6. Het college informeert de raad vooraf per raadsbrief over initiatieven die daadwerkelijk in aanmerking komen voor realisatie, indien deze afwijken van de bepalingen in de nota Kleur aan Groen. Hierbij schetst het college waarom afwijken van de nota meerwaarde heeft.

Door deze spelregels verschuift de aandacht. De functie op zich is niet doorslaggevend. Het gaat om de kwaliteit die een initiatief op een specifieke plek kan toevoegen.

De Nota Kleur aan Groen is binnen het plangebied van dit bestemmingsplan van toepassing op de oksel van de A6 en de Tussenring.

Dit gedeelte maakt ook onderdeel uit van de het Natuur Natuurnetwerk (NNN), (voormalige overige EHS) en dient als zodanig beschermd te worden in het bestemmingsplan.

Ecologisch Masterplan (2005)

In het Ecologisch Masterplan is het beleid opgenomen gericht op de natuur in Almere. In het Masterplan zijn de volgende uitgangspunten benoemd.

  • a. De aan water en moeras gebonden natuur wordt in oppervlak vergroot en in kwaliteit versterkt.
  • b. De kwaliteit van het bestaande blauw en groen wordt beter afgestemd op de ontwikkelingen van de stad en de wensen van haar bewoners. Voor toekomstige uitbreidingsgebieden wordt de blauwgroene ontwikkeling tijdig en gelijkwaardig aan nieuwe rode ontwikkelingen gekoppeld.
  • c. Het groen-blauwe casco wordt aangevuld met de drie ontbrekende schakels (ecologische slagaders).
  • d. De brongebieden voor de natuur in de stad worden kwalitatief versterkt en planologisch veilig gesteld. Een brongebied is een gebied van waaruit soorten naast gelegen gebieden bevolken; bijv. de Lepelaarplassen zijn brongebied van vele rietvogels voor de grachten en parken van de stad).
  • e. Op het niveau van de stadsdelen wordt een raamwerk aan leefgebieden gerealiseerd.
  • f. Door in te zetten op het omvormen van regulier beheer naar gedifferentieerd beheer wordt de natuurkwaliteit van het openbaar groen vergroot.
  • g. Initiatieven van bewoners om mee te doen aan het beheer van de directe woonomgeving, worden gefaciliteerd en gestimuleerd.
  • h. De betrokkenheid van alle leeftijdsgroepen bij de natuur van Almere wordt bevorderd.

Het beleid van het Ecologisch Masterplan wordt op integrale wijze benaderd, d.w.z. met oog voor landschappelijke, recreatieve en ruimtelijke ontwikkelingen. Het masterplan betreft de 2e fase in het beleidsproces om te komen tot een sectorale visie op de natuur van Almere. Met het plan zijn de uitgangspunten door de raad vastgesteld die vervolgens richtinggevend zouden worden voor het op te stellen kaderplan. De uitvoering van deze derde fase heeft niet plaatsgevonden.

Voor het plangebied betekent dit extra aandacht voor het groengebied in de oksel van de A6 en de Tussenring.

Beleidsplan wandelen en hardlopen 2003-2010 "stap voor stap door Almere" (2003)

Het beleidsplan 'wandelen en hardlopen 2003-2010'is vastgesteld door de gemeenteraad op 12 juni 2003. Hierin staat aangegeven dat op de eerste plaats de wandelinfrastructuur dient te worden uitgebreid. Daarbij gaat het om het aanleggen van paden in gebieden waar ze ontbreken en in nieuw te ontwikkelen gebieden. Daarnaast gaat de aandacht uit naar het verhogen van de kwaliteit van de paden. Door de groei van de stad neemt de druk op bestaande voorzieningen toe. Om de toegankelijkheid en de begaanbaarheid van de paden jaarrond te garanderen, is het van belang veel gebruikte graspaden te voorzien van (half)verharding. Tot slot is het wenselijk om gebruikersgroepen te scheiden. Op dit moment maken wandelaars op veel plaatsen gebruik van fietspaden. Dat komt noch de verkeersveiligheid, noch de belevingswaarde voor de recreant ten goede. Het aanleggen van specifieke voetpaden naast fietspaden moet nader uitgewerkt worden.

Verder is geconstateerd dat verschillende gebruikersgroepen uiteenlopende eisen stellen aan de belevings- en gebruikswaarde van routes en voorzieningen. Er wordt naar gestreefd meer variatie aan te brengen in de gebieden, zodat alle gebruikersgroepen bediend kunnen worden. Er moeten mogelijkheden gecreërd worden voor liefhebbers van struinnatuur en voor fysiek beperkte wandelaars. Het aantal hardlooproutes kan uitgebreid worden in Buiten en Haven. Naast het realiseren van routes wordt in het plan aandacht besteed aan voorzieningen die hiermee samenhangen. Voorbeelden hiervan zijn horecagelegenheden en uitspanningen, rustpunten, informatievoorzieningen op parkeerplaatsen in buitengebieden etc.

Voor het plangebied betekent dit extra aandacht voor het groengebied in de oksel van de A6 en de Tussenring.

Gemeentelijk Waterhuishoudingsplan 2011-2016

Per 1 januari 2008 is er veel veranderd voor alle gemeenten, met de Wet gemeentelijke watertaken. De nieuwe wetgeving stelt gemeenten beter in staat een bijdrage te leveren aan de aanpak van watervraagstukken in bebouwd gebied. Gemeenten hebben zorgplichten voor de inzameling en verwerking van overtollig hemelwater en grondwater. De gemeente moet hiermee rekening houden bij het opstellen van haar Gemeentelijk Riolering Plan (GRP).

De gemeente heeft drie zorgplichten:

  • 1. de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater (Wet Milieubeheer);
  • 2. de inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater (Waterwet);
  • 3. het treffen van maatregelen in het openbaar gebied teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken (Waterwet).

De noodzaak tot actualisatie en verbreding van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) is aangegrepen om de bestaande beleidsdocumenten op het gebied van water te integreren en de samenhang in de waterhuishouding te verstevigen:

  • 1. Waterplan Almere (visie)
  • 2. Regionale bestuursovereenkomst stedelijk water Flevoland
  • 3. Maatwerkovereenkomst (hier is het B&O plan stedelijk water onderdeel van)
  • 4. Beleidskader onderhoud kapitaalgoederen
  • 5. Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)
  • 6. Nationaal Bestuursakkoord Water
  • 7. Bestuursakkoord Waterketen

Het Gemeentelijk Waterhuishoudingsplan Almere 2011-2016 bundelt de hoofdlijnen van deze beleidsdocumenten en geeft daarmee structuur en samenhang aan de gemeentelijke waterhuishouding. Met dit Gemeentelijk Waterhuishoudingsplan wordt nogmaals de visie uit het waterplan bevestigd.

In het plangebied vindt geen herstucturering plaats die effect heeft op de waterhuishouding.

1.3.5 Veiligheid

Vuurwerknota 2005, Ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (2005)

Op 1 maart 2002 is het Vuurwerkbesluit in werking getreden, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk.

De regels hebben betrekking op vervoer, opslag, verkoop en gebruik van vuurwerk. De meeste regels zijn technisch van aard en komen in het vergunningverlenings- of meldingstraject tot uitvoering. Er worden ook regels gegeven die een ruimtelijke betekenis hebben. De ruimtelijke regels van het Vuurwerkbesluit dienen te worden vastgelegd c.q. in acht genomen in nieuwe bestemmingsplannen, herzieningen, wijzigingen en vrijstellingen.

Almere is niet aangewezen als opslaggebied voor professioneel vuurwerk. Het beleid geeft aan dat vuurwerkopslag en -verkoop kan plaats vinden in winkelcentra en op bedrijventerreinen. Verkoop en opslag geschiedt niet in woongebieden en kleine winkelcentra met woningen erboven.

Het vuurwerkbeleid is in 2009 vertaald in een paraplubestemmingsplan, genaamd 'parapluherziening opslag en verkoop vuurwerk'.

Voor het plangebied betekent dit dat onder bovengenoemde voorwaarden de opslag en verkoop van vuurwerk is toegestaan.

1.3.6 Sociale structuur, onderwijs en cultuur

Archeologienota 2016 (vastgesteld door de raad op 2 april 2016)

Almere voert een actief Archeologisch Monumentenzorg (AMZ) beleid, gericht op

  • 8. Het veiligstellen van de meest waardevolle vindplaatsen in de gemeente;
  • 9. Het zoveel mogelijk integreren van deze locaties in de diverse inrichtingsplannen;
  • 10. Het kenbaar en herkenbaar maken van de bijzondere geschiedenis van Almere aan het publiek.

De hoofdlijnen van het beleid inzake de archeologische monumentenzorg in Almere staan beschreven in de Nota Archeologische Monumentenzorg 2016. Op 21 april 2016 heeft de raad de uitgangspunten van dit beleid vastgesteld, evenals de Archeologieverordening 2016 en de toelichting daarop. Dit beleid, de Archeologieverordening en toelichting zijn op de dag na bekendmaking in werking getreden. De Archeologische Beleidskaart Almere (ABA) is als onderdeel van de door de raad vastgestelde beleidsuitgangspunten gelijktijdig in werking getreden. Het beleid is een uitwerking van de Monumentenwet 1988.

Het beleid richt zich op het behoud van een representatief deel van behoudenswaardige vindplaatsen (scheepsresten en steentijdvindplaatsen). De vergunningsplichtige gebieden, behoudenswaardige vindplaatsen (waaronder wettelijk beschermde rijksmonumenten) en gebieden die zijn vrijgesteld van archeologische verplichtingen zijn op de ABA aangegeven. Om te zorgen dat het noodzakelijke onderzoek daadwerkelijk plaatsvindt worden daartoe aangewezen gebieden beschermd via het bestemmingsplan (zie paragraaf Waarde-Archeologie 1 t/m 6)

De onderzoeksplicht geldt alleen indien aan twee condities is voldaan: 1. De voorgenomen bouw- en aanlegactiviteiten komen niet in aanmerking voor een vrijstelling, en 2. De betreffende gronden zijn niet eerder bebouwd / overbouwd is geweest met bijvoorbeeld een weg of huizen. De inzet van beschikbare middelen richt zich op gebieden waarin zich representatief te achten prehistorische landschappelijke zones bevinden. De verwachting is dat dit doorgaans de hogere delen van het prehistorisch dekzandlandschap betreffen en oeverwallen die voorkomen binnen de Oude Getijdenafzettingen.

Voor ingrepen of wijzingen die niet in aanmerking komen voor een vrijstelling is een omgevingsvergunning vereist. Deze vergunning kan al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden worden verleend. De vergunning moet geweigerd worden als de werkzaamheden de archeologische waarden aantasten of risico´s daarop kunnen opleveren.

Bij onderzoek kunnen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen worden vastgesteld. De omgang met behoudenswaardige archeologische vindplaatsen is geregeld in de Archeologieverordening 2016 en behelst behoud in situ, door middel van inpassing, inrichting, monitoring en beheer.

Voor de inpassing van behoudenswaardige vindplaatsen geldt dat op het terrein geen andere inrichting is toegestaan dan die het behoud, beheer, onderzoek en beleefbaarheid ten dienste staat. Voor deze terreinen geldt dat er, in bepaalde gevallen, wel kleinschalige ingrepen kunnen worden toegestaan, zolang deze ingrepen recht doen aan de archeologische betekenis van het terrein en de archeologische waarden niet schaden.

Het is altijd mogelijk dat in de bodem niet ontdekte archeologische waarden bij toeval te voorschijn komen (de zogenaamde toevalsvondsten). In Almere zal het dan waarschijnlijk meestal gaan om scheepsresten of vliegtuigwrakken. Indien dergelijke resten buiten het kader van een officieel archeologisch (voor)onderzoek worden aangetroffen, geldt een meldingsplicht op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988. De meldingsplicht geldt voor heel Almere, dus ook voor gebieden buiten de behoudenswaardige vindplaatsen, evenals in gebieden waar het archeologische vooronderzoek is afgerond.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Archeologienota.

Gemeentelijke Archeologieverordening 2016 

In de gemeentelijke Archeologieverordening is vastgelegd hoe het college omgaat met archeologisch waardevolle terreinen en voor welke terreinen een vergunningsplicht dan wel een vrijstelling hiervan geldt. Archeologisch waardevolle terreinen zijn gebieden waarbinnen op basis van onderzoek behoudenswaardige archeologische vindplaatsen vastgesteld zijn. Daar buiten liggen gebieden waarbinnen archeologische vindplaatsen worden verwacht maar nog niet zijn vastgesteld.

In de Archeologieverordening 2016 wordt onderscheid gemaakt tussen “Waarde-Archeologie 1 t/m 6”. Deze waarden zijn gekoppeld aan gebieden op de Archeologische Beleidskaart Almere. Binnen deze gebieden wordt gewerkt met een vergunningsplicht met vrijstellingen. De vergunning kan al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden verleend. De vergunning moet geweigerd worden indien het project/ de werkzaamheden de archeologische waarden aantast of risico's daarop kan opleveren. Het beleid heeft tot doel aangetroffen Steentijdvindplaatsen en scheepswrakken van voldoende kwaliteit te behouden in situ.

  Archeologisch relevante laag   Horizontale vrijstelling   Verticale vrijstelling  
Waarde 1   Wad-/kwelderafzettingen/dekzand   500 m2   150 cm  
Waarde 2   Dekzand   500 m2   100 cm  
Waarde 3   Dekzand   500 m2   50 cm  
Waarde 4   Oeverwallen/rivierduinen   100 m2   50 cm  
Waarde 5   Behoudenswaardige vindplaats   geen   geen  
Waarde 6   Buitendijks   25.000 m2   geen  
Vrijgesteld   nvt   nvt   nvt  


In de Archeologieverordening 2016 is dwingend opgenomen dat de gebieden op de Archeologische Beleidskaart Almere integraal in alle toekomstige ruimtelijke plannen en juridisch-planologische kaders moet worden overgenomen, met een met de verordening overeenkomende bescherming. In de regels bestemmingsplan van het bestemmingsplan “Veluwsekant, Sallandsekant en Het Atelier” is dit uitgewerkt in de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 1" voor de terreinen waar behoudenswaardige archeologische kunnen worden aangetroffen, en “Waarde – Archeologie 5” voor de terreinen met vastgestelde archeologische waarden.

De selectiegebieden en vindplaatsen worden beschermd door een aanlegvergunningstelsel.

1.3.7 Overig gemeentelijk beleid

Nota 'Evenementen in Almere' (2011)

Deze nota heeft betrekking op het vergunningenbeleid voor evenementen in de openbare ruimte. Deze activiteiten vinden vooral plaats op 15 evenementenlocaties die in de nota zijn benoemd. De locaties zijn als evenementenlocatie benoemd in het bestemmingsplan, maar het gebruik van deze locaties wordt geregeld via het evenementenbeleid.

Bewoners ervaren de meeste overlast van geluiddragende evenementen. Daarom is in deze nota gekozen voor een systematiek die valt te kenmerken als: spreiding, normering en handhaving. De geluiddragende evenementen worden in tijd en plaats evenwichtig gespreid over de stad. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen evenementenlocaties en overige locaties. Het beleid voor evenementenlocaties is beschreven in een bijlage van de nota. Voor de overige locaties geldt: maximaal twee geluiddragende eendaagse evenementen per locatie per jaar.

In het plangebied zijn geen evenementen voorzien.

Overig gemeentelijk beleid

Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van ruimtelijk belang voor het plangebied bevonden. Het betreft de volgende nota's:

  • Structuurplan Almere 2010 (vastgesteld door de raad op 25 september 2003)
  • Concept structuurvisie Almere 2.0 (vastgesteld door de raad op 18 februari 2010)
  • Woonvisie Almere 2.0 op weg naar 2030 (vastgesteld door de raad op 5 november 2009)
  • Kaderplan Bestaande Stad (vastgesteld door de raad op 26 februari 2004)
  • Programmaplan Almere Haven (vastgesteld door de raad op 29 maart 2007)
  • Programmaplan Almere Stad (vastgesteld door de raad op 29 maart 2007)
  • Programmaplan Almere Buiten (vastgesteld door de raad op 29 maart 2007)
  • Programmaplan Almere Centrum: Stadscentrum van nu, morgen en de toekomst (vastgesteld door college van B&W op 3 februari 2009)
  • Meerjarenplan Startershuisvesting (vastgesteld door college van B&W op 19 oktober 2004)
  • Beleidslijn tuinvergrotingen 2012 (2013)
  • Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen in de gemeente Almere (2013)
  • Nota bedrijfswoningen in het buitengebied en groene stedelijke gebieden (vastgesteld door de raad op 18 mei 2000)
  • Verkeersveiligheid rond basisscholen (vastgesteld door het college van B&W op 4 december 2001)
  • Economisch Masterplan voor de locatie A6/A27 (vastgesteld door de raad op 18 maart 2004)
  • Werken in de wijk (vastgesteld door het college van B&W op 8 februari 2005)
  • Waterstad Almere. Toeristisch recreatief beleidsplan (1996)
  • Verordening op de speelautomaten en speelautomatenhallen (2003)
  • Veiligheid gebouwde omgeving (checklist veiligheid in ruimtelijke planvormingsproces, 2003)
  • Sociale Structuurschets, 'Almere mensenwerk' (2004)
  • Samenhangend jeugdbeleid "Jonge stad, stad voor jongeren en jeugd" (2005)
  • Toekomstvisie vrije tijd “De (vrije) tijd van je leven!" (2008)
  • Cultuurnota 2009-2012 (2008)
  • Cultuurbrief 2013-2016, Modern - zelfbewust - toegankelijk (2012)
  • Visie Cultuur 2.0 (2012)
  • Sportnota 2013-2016 (2013)

Gelet op het voorgaande is het bestemmingsplan in overeenstemming met het gemeentelijk beleid.

Bijlage 7 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Inleiding

In dit bestemmingsplan wordt de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Omdat de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt gebruikt voor de milieuzonering in het kader van bestemmingsplannen zijn hierbij alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:

  • geluid;
  • geur;
  • stof;
  • gevaar (met name brand en explosiegevaar).

De hier gebruikte lijst deelt de bedrijven in in zes gewone categorieën (waarbij twee categorieën nog zijn onderverdeeld in subcategorieën) en drie A categorieën. Categorie 1 heeft betrekking op bedrijven die geen hinder van belang veroorzaken en categorie 6 op zeer zware industrie. De drie A categorieën (categorieën 4.1A/4.2A, 5A en 6A) bevatten de inrichtingen die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

Gebruikte bronnen

Als belangrijkste bron bij het opstellen van de Staat van Bedrijfsactiviteiten is gebruikgemaakt van de lijst van bedrijfstypen uit de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2009. In deze lijst worden voor een groot aantal bedrijfstypen en activiteiten richtafstanden ten opzichte van een rustige woonwijk gegeven. Daarbij is ervan uitgegaan dat de bedrijven ter voorkoming van hinder en/of gevaar die technieken toepassen, die thans als de meest gebruikelijke worden beschouwd.

De lijst is ten behoeve van de Staat van Bedrijfsactiviteiten met behulp van andere bronnen en praktijkervaringen verder verfijnd (o.a. differentiatie naar grootte). De Staat van Bedrijfsactivieteiten wijkt dus op een aantal punten af van de lijst van bedrijfstypen van de VNG.

In deze Staat van Bedrijfsactiviteiten is voor de indeling van de bedrijven naar activiteiten, net als in de VNG-publicatie, uitgegaan van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) uit 1993.

Categorie-indeling en criteria voor de toelaatbaarheid van bedrijven

In de VNG-publicatie zijn de 10 richtafstanden van de lijst van bedrijfstypen teruggebracht tot zes categorieën. Met het oog op de praktische toepassing zijn in deze Staat van Bedrijfsactiviteiten de categorieën 3 en 4 nader onderverdeeld in elk twee subcategorieën.

De richtafstanden en het aspect verkeersaantrekkende werking zijn vertaald naar de volgende (ruimtelijke) criteria voor de toelaatbaarheid:

categorie 1: bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn in woonwijken.

categorie 2: bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, echter alleen in gebieden met gemengde functies.

categorie 3: bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving in enige mate ruimtelijk gescheiden dienen te zijn van woonwijken en dienen te zijn voorzien van een eigen autoverbinding met de hoofd- en/of verzamelwegen:

subcategorie 3.1: toelaatbaar aan de rand van woonwijken, echter in het algemeen gescheiden door een weg of een groenstrook;

subcategorie 3.2: gescheiden door een andere niet of weinig gevoelige functie (afstandsindicatie 100 meter).

categorie 4: bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving op behoorlijke afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn:

subcategorie 4.1: afstandsindicatie 200 meter;

subcategorie 4.2: afstandsindicatie 300 meter.

categorieën 5 en 6: bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op grote afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. De aan te houden afstanden dienen per geval te worden bepaald (richtafstanden van bedrijven uit categorie 5: 500 -1.000 meter, categorie 6: 1.500 meter).

Met name bij bedrijven uit categorie 3.1 is er van uitgegaan dat bij de inrichting van het terrein (wijze van ontsluiting, situering van bebouwing) voldoende rekening wordt gehouden met mogelijke hinder in de directe omgeving. Dit kan in voorkomende gevallen worden afgedwongen door middel van de in de voorschriften opgenomen bevoegdheid om nadere eisen te stellen aan onder meer de situering van de bebouwing.

De bedrijven uit categorieën 4.1A/4.2A, 5A en 6A komen voor wat betreft de mate van hinder en gewenste afstand overeen met de categorieën 4.1/4.2, 5 en 6 maar zijn alleen toelaatbaar als op het betreffende terrein een geluidszone ex artikel 41 en verder respectievelijk 53 en verder van de Wet geluidhinder wordt vastgesteld.

Bij de bovenbeschreven criteria voor de toelaatbaarheid is (behalve voor categorie 2) uitgegaan van zonering ten opzichte van een rustige woonwijk. Voor andere omgevingstypen zoals incidentele woonbebouwing, woonbebouwing in een stedelijke omgeving, andere gevoelige functies of stiltebehoevende gebieden met natuurwaarden kunnen, indien de situatie daartoe aanleiding geeft, de richtafstanden worden aangepast. Dit zal per geval beoordeeld moeten worden.

Opzet van de Staat

In de Staat zijn twee verschillende soorten categorie-indelingen toegepast (zie ook de inhoudsopgave):

  • indeling op grond van bedrijfsactiviteiten (hoofdstuk I);
  • indeling op grond van het opgestelde elektromotorisch vermogen (hoofdstuk II).

In beginsel zijn beide indelingen van toepassing.

De indeling van hoofdstuk I is de belangrijkste. Hiervoor is gebruikgemaakt van de SBI. Deze indeling wordt hier gebruikt om bedrijfsactiviteiten in te kunnen delen. Het kan dus voorkomen dat de activiteiten binnen een bedrijf in twee of meer verschillende groepen volgens de SBI-indeling vallen. In die gevallen geldt dan de hoogste categorie van deze Bedrijfsactiviteiten. Indien de bedrijfsonderdelen duidelijk ruimtelijk van elkaar kunnen worden gescheiden, kunnen de bedrijfsonderdelen echter ook apart worden ingedeeld.

Bij sommige activiteiten wordt ook onderscheid gemaakt naar de omvang van de activiteiten. Dit betreft in de eerste plaats de afbakening van de A-categorieën. Daarnaast worden veel voorkomende kleinere bedrijven op grond van hun oppervlak of capaciteit apart ingedeeld om te voorkomen dat dergelijke relatief weinig hinderlijke bedrijven zich alleen op grootschalige bedrijventerreinen kunnen vestigen. Dit oppervlak betreft de bij het bedrijf c.q. voor de betreffende bedrijfsactiviteit in gebruik zijnde gronden, ongeacht of de gronden bebouwd zijn of niet.

De indeling op grond van het opgestelde elektromotorisch vermogen (hoofdstuk II) is altijd aan de indeling volgens hoofdstuk I gekoppeld en is slechts in een beperkt aantal gevallen bepalend voor de uiteindelijke indeling van bedrijven. Het gaat hierbij om inrichtingen die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder en om bedrijfsactiviteiten die in de indeling volgens hoofdstuk I de aanduiding * hebben gekregen. De laatstgenoemde aanduiding is gebruikt bij bedrijfstypen waar vaak kleinere, weinig hinderlijke bedrijven voorkomen die op deze wijze rechtstreeks in een lagere categorie kunnen worden ingeschaald. Bij deze activiteiten is het aspect geluid bepalend en daarom geeft het elektromotorisch vermogen een betere maat voor de hinderlijkheid dan bijvoorbeeld het bedrijfsoppervlak.

Flexibiliteit

De Staat van Bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. Het is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In de planregels is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een ontheffing een categorie lager kunnen indelen (dus bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2 of van categorie 4 naar 3); bij de categorieën met een onderverdeling in subcategorieën wordt daarbij bedoeld dat vrijstelling tot de laagste van de subcategorieën mogelijk is (dus van categorie 4 naar maximaal 3.1). Om een ontheffing te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient zich te richten op de in de staat aangegeven maatgevende milieuaspecten.

Voor de bedrijven uit de A categorieën is alleen maar een ontheffing mogelijk voor de indeling in een lagere A categorie.

Bij sommige bedrijfsactiviteiten is bij de indeling uitgegaan van een continue bedrijfsvoering, waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de staat aangegeven met een "C" in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen dat een specifiek bedrijf niet continu werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via bovengenoemde ontheffingsmogelijkheid een categorie lager in te delen.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegelaten bedrijven kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een ontheffing worden verleend.

Ten slotte is het denkbaar dat in de planperiode het algemene beeld van de in de Staat genoemde bedrijven en bedrijfsactiviteiten zich als gevolg van bepaalde technologische ontwikkelingen in positieve zin wijzigt. Om hierop adequaat te kunnen reageren, zijn burgemeester en wethouders in dergelijke situaties bevoegd de Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen.

Bijlage 8 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging

Inleiding

Voor functiemenggebieden geldt een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten. Bij functiemengingsgebieden kan gedacht worden aan:

stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;

horecaconcentratiegebieden;

zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen;

(delen van) woongebieden met kleinschalige cq. ambachtelijke bedrijvigheid.

Het kan daarbij gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten is wenselijk omdat de activiteiten in dergelijke functiemengings- gebieden qua schaal sterk kunnen verschillen van de activiteiten op een bedrijventerrein.

Categorie-indeling functiemenging

In de lijst voor functiemenging is gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene lijst van de VNG-uitgave Bedrijven- en Milieuzonering (niet bijgevoegd). De activiteiten in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging bestaan uit de categorieën A, B of C. De betekenis voor de toelaatbaarheid is als volgt:

Categorie A

Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.

Categorie B

Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.

Categorie C

De activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:

  • 1. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • 2. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  • 3. de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  • 4. activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.


De Staat-van-bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is afgeleid van de richtafstandenlijst uit bijlage 1 in de VNG-uitgave Bedrijven- en Milieuzonering (niet bijgevoegd). Naast de randvoorwaarden 1 tot en met 4 zijn bij de selectie van activiteiten de volgende criteria gehanteerd:

  • Voor categorie A gaat het om activiteiten in milieucategorie 1.
  • Voor categorie B gaat het om activiteiten:

- in categorie 1 voor het aspect gevaar;
- in maximaal categorie 2 voor de aspecten stof en geur;
- in maximaal categorie 3.1 voor het aspect geluid;
- met een index voor verkeer van maximaal 1G (goederen) en 2P (personen).

  • Voor categorie C gaat het om activiteiten zoals bij categorie B, echter met een index voor verkeer van maximaal 2G (goederen) en 3P (personen).

Bij de totstandkoming van de lijst is gekeken of bedrijfsactiviteiten al dan niet in het plangebied thuishoren. Bedrijfsactiviteiten die niet passend zijn voor het plangebied zijn niet in de lijst opgenomen.

Flexibiliteit

De lijst zoals opgenomen in dit plan, is bedoeld om in te spelen op actuele ontwikkelingen. Toch is het tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de lijst wordt verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een afwijkingsprocedure een categorie lager kunnen indelen (van C naar B). Om de afwijking te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf (of anderssoortige voorziening) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient zich te richten op maatgevende milieuaspecten zoals geluid, stof, geur en verkeer.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven, kantoren of voorzieningen zich aandienen, waarvan de activiteiten niet zijn genoemd in de lijst. Wanneer deze bedrijven, kantoren of voorzieningen wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met wat volgens de bestemmingsregeling is toegelaten en (uiteraard) passen binnen de doeleindenomschrijving kan de vestiging van deze bedrijven, kantoren of voorzieningen eveneens via een afwijkingsprocedure mogelijk worden gemaakt.

Bijlage 9 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten

Milieuzonering van horeca-activiteiten

De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast.

Voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer (Wm) en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich daarom in aanvulling op de Wet milieubeheer en Algemene Plaatselijke Verordening op de volgende vormen van hinder:

  • geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving;
  • (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/ parkeerdruk.

Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij het ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:

  • het indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
  • het onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
  • het uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.

De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. In het bestemmingsplan vindt de nadere ruimtelijke afweging per locatie plaats.

Gehanteerde criteria

Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2007) een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:

  • de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden;
  • de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.

Categorieën van horeca-activiteiten

Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (onderverdeeld in subcategorieën):

Categegorie 1: "lichte horeca"

Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke.

In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:

1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca, die in de praktijk nauwelijks van detailhandel kan worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke. Met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen;

1b. Overige lichte horeca, zoals restaurants (zonder bezorg- of afhaalservice); Bij deze categorie dient een afweging plaats te vinden ten aanzien van overlast voor omwonenden en de aanwezigheid van parkeergelegenheid.

1c. Restaurant met bezorg- of afhaalservice. Bij deze categorie dient, behalve de afweging onder 1b ook een afweging plaats te vinden ten aanzien van de vekeersontsluiting in verband met de verkeersaantrekkende werking.

Categorie 2: "middelzware horeca"

Bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder kan onder andere ontstaan door openingstijden 's nachts of door grote verkeersaantrekkende werking.


In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:

2a. Bedrijven genoemd onder 1a, 1b en 1c met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 250 m². Bij deze categorie dient een afweging plaats te vinden ten aanzien van de verkeersontsluiting in verband met de relatief grote verkeersaantrekkende werking.

2b. Bedrijven die ook 's nachts geopend kunnen zijn en aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals cafés, bars, biljartcentra en zalenverhuur. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals (centrum)gebieden met primair een functie voor detailhandel, horeca en voorzieningen.

Categorie 3: "zware horeca"
Bedrijven die grote hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden, zoals dancings, discotheken en partycentra. Deze hinder kan onder andere ontstaan door een combinatie van openingstijden 's nachts en een grote verkeersaantrekkende werking. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.

Flexibiliteitsbepalingen

De Staat van Horeca-activiteiten is een relatief grof hulpmiddel om hinder door horeca-activiteiten in te schatten en is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In de planregels is daarom bepaald dat met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die één categorie hoger zijn, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van horeca-activiteiten. Dit kan bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2a, maar ook van categorie 1c naar 1b. Deze mogelijkheid tot afwijken dient met name te worden getoetst aan de aspecten verkeersaantrekkende werking, bedrijfsvloeroppervlakte en openingstijden.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, die niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. In de planregels is daarom bepaald dat met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van horeca-activiteiten.

Verder is het denkbaar dat in de planperiode het algemene beeld van de in de Staat van Horeca-activiteiten genoemde horeca-activiteiten zich als gevolg van bepaalde ontwikkelingen wijzigt. Om hierop adequaat te kunnen reageren, zijn burgemeester en wethouders bevoegd om via een wijziging de categorie-indeling van de bedrijven in de Staat van Horeca-activiteiten aan te passen.