direct naar inhoud van 6.1 Bestemmingsregeling
Plan: Film-, Park-, Dans-, Verzetswijk en Lumièrepark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP2FHKNRS01-oh01

6.1 Bestemmingsregeling

Algemeen

Op dit bestemmingsplan is de Wet ruimtelijk ordening (Wro), zoals die op 1 juli 2008 van kracht is geworden, van toepassing. In de voorschriften worden regels gegeven voor het bouwen van bouwwerken en voor het gebruik van de bouwwerken en onbebouwde gronden, inclusief water.

De planregels en de plankaart van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2008).

De hoofdopzet van de bestemmingsregeling kent een indeling in 4 hoofdstukken, te weten de Inleidende regels, de Bestemmingsregels, de Algemene regels en de Overgangs- en slotregels.

De Inleidende regels betreffen een aantal in de bestemmingsregeling gehanteerde begripsbepalingen, alsmede regels aangaande de wijze van meten. Kern wordt echter gevormd door de bestemmingsregels, welke hieronder artikelgewijs worden toegelicht. De algemene regels en de overgangs- en slotbepalingen zijn van toepassing op het gehele plangebied. Enkele van deze regels, zoals het overgangsrecht en de antidubbeltelregel zijn standaard regels op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) van 1 juli 2008. Als algemene regels gelden voorts onder meer een aantal ontheffingsregels, gebruiksregels, wijzigingsregels en procedureregels.

Zoals in de inleiding van deze plantoelichting al aangegeven vervangt het onderhavige bestemmingsplan een lappendeken aan voorgaande bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen alsook plandelen welke zijn gerealiseerd met de voormalige artikel 19 WRO-procedure.

Met het nieuwe 'conserverende' plan zijn de aanwezige functies in overwegende mate overeenkomstig hun huidige gebruik bestemd en aldus gegoten in een eenduidige regeling.

Over het geheel genomen is niet gekozen voor een vacuüm-achtige methodiek, waarbij de huidige bebouwing en het huidige gebruik tot in de kleinste details is vastgelegd. Er is juist getracht een evenwicht te bereiken tussen rechtszekerheid enerzijds en globaliteit en flexibiliteit aangaande bouwen en gebruik anderzijds. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan een duidelijke behoefte vanuit de samenleving. Tevens zal het aldus minder gauw noodzakelijk zijn voor relatief kleine veranderingen procedures te voeren in de vorm van projectbesluiten en postzegelplannen.

Toelichting op de bestemmingsregels

Bos

Deze bestemming is gelegd op het als bos ingerichte zuidelijke deel van het Lumièrepark. Binnen deze bestemming, welke reeds gold in het voorgaande plan, ligt de nadruk meer op de natuurfunctie dan op de recreatieve functie. Instandhouding en verdere ontwikkeling van bos en oevervegetatie is dus hoofddoel van deze bestemming. Het bosgebied heeft evenwel conform de bestemmingsomschrijving tevens een recreatieve betekenis.

Centrum

De bestemmingen Centrum-1, 2 en 3 zijn gelegd op de buurtcentra in het plangebied. Diverse centrumfuncties zijn binnen deze bestemmingen mogelijk gemaakt. Het betekent in feite een bestendiging van de actuele situatie, maar de globale bestemmingsregeling maakt de toegestane activiteiten wel uitwisselbaar. Naast dienstverlening en maatschappelijke functies zijn binnen de centrumbestemmingen ook cultuur en ontspanning, detailhandel en bepaalde horecavormen mogelijk.

Centrum-1 is gelegd op het buurt-/wijkcentrum nabij station Parkwijk. Hier is een grotere oppervlakte (bvo) toegestaan voor de functie supermarkt, waarbij de bestaande situatie, inclusief een recente uitbreiding op grond van het voorgaande bestemmingsplan, is vastgelegd. Bovendien gelden hier ruimere mogelijkheden voor kantoren en voor horeca in die zin dat naast lichte horeca (categorie 1) ook middelzware horeca (categorie 2a en 2b) is toegestaan.

Centrum-2 geldt deels voor het buurtcentrum Wald Disneyplantsoen in Fimwijk-Zuid als ook voor een gedeelte van het buurtcentrum Danswijk. De toegestane oppervlakte voor de functie supermarkt is hier beperkter en de horeca is in de lichtere variant (categorie 1) alsmede in de middelzware categorie 2a (bar, cafe, biljartcentrum, e.d.) toegestaan.

Centrum-3 geldt voor de resterende delen van de buurtcentra in Fimwijk Zuid en Danswijk. Verschil met Centrum-2 is dat binnen deze bestemming geen supermarkt is toegestaan. Wel is binnen Centrum-3 wonen, uitsluitend in gestapelde vorm, mogelijk.

De bouwregels beperken het bouwen slechts door bestemmingsvlakken, bebouwingspercentage en bouwhoogte. Voorzover geen bebouwingspercentage is aangegeven, mag het gehele bestemmingsvlak worden bebouwd. Via de nadere eisen regeling kunnen zonodig voorwaarden worden gesteld aan situering van gebouwen.

Gemengd

In dit bestemmingsplan zijn drie bestemmingen onder deze noemer opgenomen.

De bestemming Gemengd-1 is in de eerste plaats van toepassing op de gespreid in de woonbuurten reeds gevestigde kleinschalige bedrijfsruimten. Het beleid is gericht op verruiming van de mogelijkheden voor werken in de wijk. Daarom is ook op andere panden, veelal strategisch gelegen op hoeken van ontsluitingswegen omkleuring mogelijk gemaakt.

Binnen de brede bestemmingsomschrijving kan het gebruik van de betreffende panden variëren van volledig wonen tot volledig werken in de vorm van maatschappelijke activiteiten, dienstverlening of bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage bij planregels). Detailhandel is eveneens toegestaan. Voorts is lichte horeca (categorie 1) mogelijk, voor zover het gaat om reeds bestaande vestigingen. Deze zijn op de plankaart middels een aanduiding aangegeven.

Direct grenzend aan de drie buurtcentra is voor enkele woonblokken een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, teneinde omkleuring mogelijk te maken van wonen naar werken conform de bestemming Gemengd-1. Per buurtcentrum kunnen aldus maximaal 10 percelen (met bestemming Wonen-1) omkleuren. Het gaat om wijziging van het gebruik. De wijzigingsbevoegdheid voorziet niet in extra bouwmogelijkheden.

De bestemming Gemengd-2 geldt met name voor enkele locaties binnen het Ebenezer Howardpark. Het gaat hier om een combinatie van de functies wonen (gestapeld) en maatschappelijke voorzieningen.

Gemengd-3 is opgenomen voor de kantoren- en voorzieningen-locatie ten noorden van NS-station Parkwijk. Naast kantoren staat deze bestemming dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen toe.

De bouwregels beperken het bouwen slechts door bestemmingsvlakken, bebouwingspercentage en bouwhoogte. Voorzover geen bebouwingspercentage is aangegeven, mag het gehele bestemmingsvlak worden bebouwd. Via de nadere eisen regeling kunnen zonodig voorwaarden worden gesteld aan situering van gebouwen.

Groen

Zowel het structureel groen in de vorm van parken, groenzones langs hoofdwegen, oevers en watergangen als kleinere, maar gekoesterde groenelementen in woonbuurten, hebben de bestemming Groen gekregen. Voor de mogelijke horecavestiging is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen met plankaartaanduiding en de overige specifiek recreatieve functies in het Lumièrepark zijn direct geregeld in de bestemmingsomschrijving en bouwregels. Bij de gewijzigde vaststelling is wijzigingsmogelijkheid teruggebracht tot maximaal 1 horecavestiging in het park.

Voor de locatie op de kop van het Walt Disneyplantsoen aan het Weerwater is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om lichte horeca mogelijk te maken met daarboven eventueel een appartementen en/of maatschappelijke functies. Omvang en hoogte zijn bij gewijzigde vaststelling teruggebracht tot binnen de grenzen van het vigerende bestemmingsplan.

Regelmatig komen er verzoeken van bewoners om snippergroen aan te kopen van de gemeente. Deze gronden hebben meestal de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied, maar soms ook Groen. Om deze gronden dan ook te kunnen gebruiken als erf dan wel tuin is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen. Op grond van deze bevoegdheid is het mogelijk de bestemming Groen te wijzigen in de bestemming Wonen-1, Wonen-2 of Tuin. Een besluit tot wijziging is mogelijk, wanneer in het kader van een verzoek om additionele gronduitgifte positief is beslist. Conform beleid zal de wijziging worden doorgevoerd voor een gehele wijk en zo mogelijk in een keer voor het gehele plangebied.

Maatschappelijk

De bestemming Maatschappelijk is gelegd op het overgrote deel van de maatschappelijke clusters in het Ebenezer Howardpark en het Laterna Magikapark. Ook delen van de de wijk- en buurtcentra, alsmede de diverse verspreid liggende locaties met onder meer scholen, gezondheidscentra kinderopvang, religieuze voorzieningen, en andere hebben deze bestemming.

De bouwregels beperken het bouwen slechts door bestemmingsvlakken, bebouwingspercentage en bouwhoogte. Voor zover geen bebouwingspercentage is aangegeven, mag het gehele bestemmingsvlak worden bebouwd. Via de nadere eisen regeling kunnen zo nodig voorwaarden worden gesteld aan situering van gebouwen. In het ontwerp bestemmingsplan was voor een van de voorzieningenclusters in het Laterna Magikapark en voor de Polygoonlocatie tegenover het Greta Garboplantsoen een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om gestapeld wonen mogelijk te maken. Hierbij was met name gedacht aan doorstroommogelijkheden voor ouderen binnen de wijk of andere meer specifieke categorieën woningzoekenden. Naar aanleiding van de zienswijzen op het ontwerp plan zijn deze wijzigingsbevoegdheden bij vaststelling uit het bestemmingsplan gehaald.

Sport

De bestemming Sport geldt voor het zuidelijk in het Laterna Magikapark gelegen tenniscomplex. De bouwregels geven nog enige uitbreidingsruimte direct aansluitend op de bestaande clubgebouwen, maar op het overgrote oostelijke deel, waar de tennisbanen liggen, worden geen gebouwen toegelaten.

Tuin

De bestemming Tuin geldt doorgaans voor de voortuinen bij de woningen in het plangebied. De bouwmogelijkheden zijn beperkt tot bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals tuinmeubilair (tot 3 m hoog) en erfafscheidingen (tot 1 m hoog). De grens met de woonbestemming volgt zoveel mogelijk de bestaande (oorspronkelijke) voorgevel van het woongebouw en volgt, waar het betreft Wonen-1, de voorgevellijn van het gehele bouwblok. Bij het waarborgen van de bestaande stedenbouwkundige kwaliteit staat immers de "voorkantbenadering" centraal. Zowel de begrenzing van de tuinbestemming als de bouwregels bij deze bestemming als ook de bouwregels bij Wonen-1 richten zich vooral op de beeldkwaliteit van het bouwblok als geheel. Het gaat dan om het kenmerkende voorgevelritme, waaronder teruggelegen bouwdelen, nissen en overkapte bouwdelen. Uiteraard is hiermee ook de rechtszekerheid voor de individuele bewoners gediend.

Middels een ontheffingsbevoegdheid kan echter tegemoet worden gekomen aan individuele of collectieve uitbreidingswensen. Bij beoordeling van bouwaanvragen zal dan worden getoetst aan criteria ter bescherming van de stedenbouwkundige karakteristiek, alsmede criteria ter waarborging van de woonkwaliteit op aangrenzende percelen.

Uit praktische overwegingen is op hoeksituaties veelal gekozen de bestemmingsgrens in dezelfde lijn door te trekken tot aan de zijdelingse erfgrens. De bouwregels voor Wonen-1 regelen overigens wel dat erfbebebouwing binnen 1 m achter de voorgevellijn niet is toegestaan.

In de bouwregels is ook opgenomen dat vanuit de voorgevel van de bijbehorende woongebouwen ondergeschikte bouwdelen binnen de tuinbestemming zijn toegestaan. Dit tot een maximale diepte van 1,5 m, gemeten vanuit de oorspronkelijke voorgevel, zoals deze is vergund bij eerste oplevering van het woongebouw.

Verkeer

De bestemming verkeer is toegekend aan de gebiedsontsluitingswegen en de busbanen in het plangebied.

Verkeer-Verblijfsgebied

Deze bestemming is toegekend aan de erftoegangswegen (buurtontsluiting, woonstraten) en de overige openbare ruimte die niet binnen de bestemming Groen, Water of andere bestemmingen valt. Onder de noemer verblijfsgebied zijn diverse gebruiksvormen en objecten te rekenen, zoals parkeren, afvalinzameling, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, kunstobjecten, nutsvoorzieningen en jongerenontmoetingsplaatsen.

Regelmatig komen er verzoeken van bewoners om snippergroen aan te kopen van de gemeente. Deze gronden hebben meestal de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied. Om deze gronden dan ook te kunnen gebruiken als erf dan wel tuin is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen. Op grond van deze bevoegdheid is het mogelijk de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied te wijzigen in de bestemming Wonen-1, Wonen-2 of Tuin. Een besluit tot wijziging is mogelijk, wanneer in het kader van een verzoek om additionele gronduitgifte positief is beslist.

Water

De bestemming Water is gelegd op de hoofdwaterstructuur binnen Almere, waaronder uiteraard het Weerwater en de Hogevaart zijn te rekenen. Ook de overige doorgaande watergangen en waterpartijen, die met die hoofdwaterstructuur in verbinding staan, hebben de bestemming water gekregen. Al dit water heeft immers een structuur- en beeldbepalende betekenis binnen het plangebied. Voorts hebben deze watergangen en waterpartijen een belangrijke ecologische waarde.

Wonen-1

De bestemming Wonen-1 is toegekend aan de niet vrijstaande woningen in het plangebied. Ook twee-aan-een geschakelde en half vrijstaande woningen, die in een rooilijn zijn gebouwd, hebben deze bestemming gekregen. Bij de regeling is gezocht naar een optimaal evenwicht tussen rechtszekerheid en flexibiliteit.

Hoofdgebouw

De regeling voor hoofdgebouwen (de woning) is gerelateerd aan het bouwvlak en de op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan bestaande bouw- goot- en/of nokhoogten.

Op de plankaart is per afzonderlijk bouwblok een bouwvlak aangegeven. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd (artikel 17 lid 2 sub f). Voorts is in de tweede volzin bepaald dat "de op het moment van ter inzagelegging van het vastgestelde bestemmingsplan bestaande en het gehele bouwblok kenmerkende voorgevelritme (waaronder teruggelegen bouwdelen, nissen en overkapte bouwdelen) wordt gehandhaafd;". Dit vloeit voort - zoals hierboven al aangegeven voor de bestemming Tuin - uit de zogenoemde "voorkantbenadering".

Aan de achterzijde geldt een soepeler regime en de zojuist aangehaalde tweede volzin van genoemd artikel geldt dan ook niet voor de achtergevel. De achterzijde van het bouwvlak is doorgaans als rechte lijn doorgetrokken, waarbij het meest naar achteren gelegen deel van het oorspronkelijke hoofdgebouw als meetpunt is genomen. Slechts bij uitzondering is een groot ritmeverschil in bouwdiepte aan de achterzijde meegenomen in de begrenzing van het bouwvlak. Het betreft dan veelal tussengelegen garagepartijen of stedenbouwkundig bij de oorspronkelijke bouw meegenomen accenten in het betreffende bouwblok. Individueel gerealiseerde uitbouwen zijn overigens zoveel mogelijk buiten het bouwvlak gelaten.

Voorts is bepaald dat "de op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan bestaande bouwhoogten, goot- en/of nokhoogten (welke de architectonische hoofdvorm bepalen)dienen te worden gehandhaafd".

Middels een ontheffingsbevoegdheid kan echter tegemoet worden gekomen aan individuele of collectieve uitbreidingswensen. Bij beoordeling van bouwaanvragen zal dan worden getoetst aan criteria ter bescherming van de stedenbouwkundige karakteristiek, alsmede criteria ter waarborging van de woonkwaliteit op aangrenzende percelen. Voorts dient de uitbreiding, bijvoorbeeld een dakopbouw binnen de op de plankaart aangeven maximale bouwhoogte te blijven. Daarbij is de standaard norm, gerelateerd aan het aantal woonlagen, iets verruimd. Voor de eerste bouwlaag wordt nu 4 - in plaats van 3 - meter als uitgangspunt genomen. Dit komt neer op 7 m voor 2 bouwlagen en 10 voor 3 bouwlagen. Incidenteel zijn voor afwijkende situaties andere bouwhoogten opgenomen. In de meeste gevallen geldt voor het gehele bouwblok een gelijke maximale bouwhoogte. In sommige situaties zijn delen van een bouwblok een laag hoger gebouwd, veelal om een stedenbouwkundig accent te creëren. Of delen zijn juist lager dan de hoofdmassa, omdat het geschakelde twee-onder-één-kapwoningen betreft of bijvoorbeeld een bijzonder bouwdeel dat specifiek fungeert als bedrijfsruimte. (In enkele situaties zijn eenlaagse uitbouwen bij de oorspronkelijke bouw voor de voorgevelrooilijn gesitueerd. Deze maken geen deel uit van het bouwvlak en vallen dus onder de erfbebouwing.)

Een tweede ontheffingsregel voorziet in de mogelijkheid om op enig deel van het hoofdgebouw een extra bouwlaag te realiseren, waarbij - in lijn met de criteria als in de vorige alinea genoemd - de norm is gesteld op 3 meter boven het bestaande deel van het hoofdgebouw. Met deze ontheffingsregel kan derhalve wel worden afgeweken van de op de plankaart aangegeven maximale bouwhoogte.

Een derde ontheffingsregel voorziet in de mogelijkheid voor hoekwoningen om het zijerf te benutten voor uitbreiding van het hoofdgebouw. Deze ontheffing kan gecombineerd worden met de een ontheffing als hiervoor bedoeld voor de toegestane bouwhoogte. De grens in zijwaardse richting is daarbij gesteld op 4 meter uit de zijgevel.

Met de hier voor omschreven regeling is enerzijds getracht de rechtszekerheid en de bestaande kwaliteit van de gebouwde omgeving recht te doen en anderzijds mogelijkheden te openen voor individuele of collectieve uitbreidingswensen van bewoners. Het afwegingsmoment in concrete gevallen komt dus pas aan de orde bij toepassing van de ontheffingsprocedure.

Erfbebouwing

Uitsluitend voor zover (delen van) aan- en uitbouwen en overkappingen binnen het bouwvlak zijn gelegen, is de maximale bouwhoogte gelijk aan de bouwhoogte van het hoofdgebouw. Buiten het bouwvlak geldt een bouwhoogte, die gelijk is meter boven de vloer van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, maar in ieder geval niet hoger dan 4 meter. Bijgebouwen hebben een maximale bouwhoogte van 3 meter.

Een vierde ontheffingsregel is bij gewijzigde vaststelling opgenomen naar aanleiding van ingediende ziensijzen. Hiermee is voor de bouw van een dakterras op aangebouwde erbebouwing (wat voorheen rechtsteeks was toegestaan) een concreet afwegingsmoment geintroduceerd met het oog op de belangen van buren.

Per bouwperceel mag ten hoogste 50% van de buiten het bouwvlak en de bestemming "Tuin" gelegen gronden worden bebouwd. Als absoluut maximum geldt hierbij 60 m², maar 20 m² is sowieso toegestaan. Als bedoeld oppervlak meer is dan 600 m2 (hetgeen overigens zelden zal voorkomen binnen Wonen-1) is het absolute maximum gesteld op 10% daarvan. Overigens is binnen 1 meter gerekend vanaf de voorgevellijn (grens met bestemming Tuin) geen erfbebouwing toegestaan.

De bouwhoogte van erfbebouwing tot 4 meter vanaf de oorspronkelijke achtergevel of zijgevel (bij hoeksituaties) van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 0,30 m boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, kelders en onderbouwen daaronder niet begrepen, een en ander tot een maximum hoogte van 4 m. De bouwhoogte van erfbebouwing op grotere afstand dan 4 vanaf de oorspronkelijke achtergevel of zijgevel (bij hoeksituaties) van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m.

Met een vijfde ontheffingsmogelijkheid kan een ruimere bouwhoogte voor erfbebouwing worden toegestaan.

Wonen-2

Voor vrijstaande woningen is geen bouwvlak opgenomen. De situering van het hoofdgebouw ligt juridisch dan ook niet vast. Wel is bepaald dat de afstand van hoofdgebouw en aan- en uitbouwen tot de zijerfscheiding tenminste 2,5 meter bedraagt. De aanliggende tuinbestemming is hier telkens vastgelegd tot op 3 meter vanuit de voorste perceelgrens.

Voor vrijstaande woningen wordt onder bouwperceel verstaan de gehele kavel inclusief het hoofdgebouw en exclusief het aan de voorzijde van de woning gelegen deel met de bestemming "Tuin". Hiervan mag 50% worden bebouwd met hoofdgebouwen en erfbebouwing.

De diepte van uitbouwen is binnen Wonen-2 vrij gelaten.

De verschillende gebiedsdelen met vrijstaande woningen (villabuurten) kennen een grote variatie aan architectuur. Met de globale bouwregels is de kwaliteit van deze buurten voldoende gewaarborgd en wordt de bewoners toch ruimte gelaten uitvoering te geven aan individuele wensen op hun kavel. Zo is ook de bouwhoogte overal op 10 meter gesteld, met uitzondering van die woningen, waarvoor vanwege geluidsbelasting een lagere bouwhoogte is bepaald. Voor deze categorie is wel weer een ontheffingsmogelijkheid opgenomen om toch tot 10 meter te mogen bouwen, mits wordt voldaan eisen uit oogpunt van geluidhinder alsmede criteria ter waarborging van de woonkwaliteit op aangrenzende percelen.

Leiding-Hoogspanningsverbinding

Van oost naar west door het plangebied loopt een bovengrondse hoogspanningsleiding van 380 Kv (kilovolt) met aan weerszijden een veiligheidszone van 37,5 m, gemeten vanuit het hart van de leiding. Over deze leiding en zone is een dubbelbestemming gelegd met het oog op het goed functioneren van de leiding in relatie tot de secundaire bestemming. De betreffende zone betreft overigens openbaar gebied met merendeels de secundaire bestemming groen en deels ook verkeer, verkeer en verblijfsgebied en water. Zie voor de hoogspanningsleiding in relatie tot het gezondheidsaspect paragraaf 5.8 (kabels en leidingen).

Waarde Archeologie - 1

In de regels bij dit plan hebben de gebieden met een verwachtingswaarde de dubbelbestemming gekregen. Aan de bestemming is een bouwverbod met ontheffingsmogelijkheid en een aanlegvergunningstelsel gekoppeld om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen.

Hieraan is tevens een wijzigingsbevoegdheid gekoppeld om zo bestemmingswijziging mogelijk te maken op basis van de resultaten van het onderzoek. Voor gronden waar na onderzoek geen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen zijn vastgesteld, kan de bestemming Waarde - Archeologie - 1 vervallen. Als er wel behoudenswaardige archeologische vindplaatsen zijn aangetroffen, wordt de bestemming gewijzigd in Waarde - Archeologie 2 (voor de bufferzone rond de vindplaats) of Waarde - Archeologie 3 (voor de kern van de vindplaats). De teksten hiervan staan in de bijlage bij de regels. Bij deze bestemmingen zorgt een aanlegvergunningenstelsel voor bescherming van de archeologische waarden.

Handhaving

Handhaving van het ruimtelijk beleid van de gemeente is van belang om de gewenste ruimtelijke kwaliteiten duurzaam te garanderen. Belangrijke redenen voor handhaven zijn:

  • de regels zijn door de gemeente vastgesteld en de inwoners van de gemeente mogen verwachten dat de gemeente die regels handhaaft: waarom zijn er anders regels opgesteld? Inwoners van de gemeente hebben als het ware een 'recht op handhaving';
  • handhaving gaat oneigenlijk gebruik van en daarmee de achteruitgang van de kwaliteit van het gemeentelijk grondgebied tegen. Een actueel bestemmingsplan beoogt de ruimtelijke kwaliteit van een gebied in stand te houden en te verbeteren;
  • niet daadkrachtig optreden tegen overtredingen van wettelijke voorschriften werkt een toename van het aantal overtredingen in de hand en tast de geloofwaardigheid van daadkrachtig optreden aan. Het in het bestemmingsplan vastgelegde beleid wordt ondermijnd en het bestuur verliest de greep op de gebouwde omgeving.

Onderscheid kan gemaakt worden tussen preventieve en repressieve handhaving. Onder preventieve handhaving valt onder andere het geven van voorlichting en de verlening van ontheffingen, bouw- en sloopvergunningen. Repressieve handhaving is bijvoorbeeld controle en toezicht, opsporing en het hanteren van sancties als bestuursdwang en dwangsom.

Inzake de handhaafbaarheid van een uitwerkingsplan spelen aspecten als communicatie, de planvorm, de normstelling, het daadwerkelijk kunnen handhaven en de controleerbaarheid van normen een belangrijke rol. Randvoorwaarde voor handhaving is dat er voldoende basis is om te kunnen handhaven. Deze basis wordt gevormd door:

  • de regeling in het bestemmingsplan zelf: de handhaafbaarheid van de planvoorschriften;
  • het vrijstellingenbeleid.

In onderhavig bestemmingsplan is gestreefd naar heldere, eenduidige planvoorschriften met zo min mogelijk interpretatiemogelijkheden. Ook zijn aan de in het plan opgenomen ontheffingsbevoegdheden duidelijke criteria verbonden, die voldoende objectief bepaalbaar zijn. Ook daar waar kwalitatieve criteria zijn opgenomen, zoals in de ontheffingsregels voor woninguitbreiding, zal steeds sprake moeten zijn van een objectieve en beleidsconforme belangenafweging.