direct naar inhoud van 5.6 Cultuurhistorische waarden
Plan: Film-, Park-, Dans-, Verzetswijk en Lumièrepark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP2FHKNRS01-oh01

5.6 Cultuurhistorische waarden

Stedebouwkundige en geografische waarden

Ten aanzien van de in hoofdstuk 3 beschreven stedenbouwkundige en geografische waarden kan worden gesteld dat deze in stand gehouden zullen worden. Dit in hoofdzaak conserverend bestemmingsplan voorziet niet in zodanig ingrijpende veranderingen qua bouw- en gebruiksmogelijkheden, dat deze zouden kunnen leiden tot onevenredige aantasting van die waarden.

Archeologische waarden

Binnen het bestemmingsplangebied Stad Oost bevinden zich geen terreinen die op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK herziening 2005) zijn aangegeven. Het is nog steeds mogelijk dat zich in het plangebied onontdekte Steentijdvindplaatsen bevinden, voor zover zij al niet zijn verstoord/vernietigd bij de bouw en aanleg van de wijken in het plangebied.

Uit nauwkeurige vergelijking met gedetailleerde hoogtelijnenkaarten van de top van het dekzandoppervlak in het plangebied, blijkt dat het aantal locaties waar zich volgens de huidige stand van kennis vroegere woonplaatsen kunnen bevinden, aanzienlijk groter is dan men vroeger aannam. De aanwijzing van onderzoekplichtige zones (de zgn. Selectiegebieden) is daarom gebaseerd is op een gedetailleerdere hoogtelijnenkaart. De bolvormig afgeronde uitlopers van de hogere delen (op de Pleistocene hoogtekaart zijn dat de delen die 6-8 meter onder NAP gelegen zijn) zijn geselecteerd en aangeduid op de Archeologische Beleidskaart Almere als Selectiegebied (onderzoeksplichtig gebied).


Veranderingen in inrichting

Voordat bodemingrepen kunnen plaatsvinden in deze zones, dient archeologisch vooronderzoek te worden uitgevoerd en inzicht te worden verkregen in de aan-/afwezigheid van 'behoudenswaardige vindplaatsen van nationaal belang', en de gewenste omgang daarmee. Het onderzoek dient te voldoen aan wat daarover is vastgelegd in de Nota Archeologische Monumentenzorg 2009.

De onderzoeksplicht geldt alleen indien aan drie condities is voldaan:

  • 1. Het gebied waarin de voorgenomen bodemingreep zal plaatsvinden heeft een oppervlakte van 100 m2 of groter zijn;
  • 2. Het gebied betreft een terrein dat niet eerder bebouwd / overbouwd is geweest met bijvoorbeeld een weg of huizen;
  • 3. Het moet gaan om een bodemingreep dieper dan 50 cm. Om die reden hebben geselecteerde delen van het plangebied een bestemmingswaarde gekregen van "Archeologie 1". Aan deze bestemming is een bouwverbod met ontheffingsmogelijkheid en een aanlegvergunningstelsel gekoppeld om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen.


De bestemming is tevens gekoppeld aan een stelsel van wijzigingsbevoegdheden teneinde een bestemmingswijziging mogelijk te maken op basis van de resultaten van het onderzoek. Voor gronden waar bij het onderzoek geen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen zijn vastgesteld, kan de bestemming "archeologie 1" vervallen.

Van delen waar wel "behoudenswaardige archeologische vindplaatsen" zijn aangetroffen, moet de bestemming worden gewijzigd in "Archeologie 2" of "Archeologie 3". Aan deze bestemmingen is een aanlegvergunningen-stelsel gekoppeld ter bescherming van de archeologische waarden. Toetsingskader is het vigerend AMZ-beleid.

De bufferzones van voor behoud geselecteerde vindplaatsen hebben de bestemming "Archeologie 2" gekregen. De bestemming "Archeologie 3" is gereserveerd voor de kernen van voor behoud geselecteerde vindplaatsen en niet-wettelijk beschermde scheepswrakken.

Buiten het plangebied is de aanwezigheid bekend van scheepswrakken. Het is denkbaar dat er zich binnen het plangebied onder het maaiveld nog onbekende scheepswrakken bevinden. Men dient er dan ook rekening mee te houden dat scheepsresten aangetroffen kunnen worden bij het uitvoeren van grondwerkzaamheden. Een dergelijk aantreffen dient conform artikel 53 lid 1 van de Monumentenwet 1988 gemeld te worden aan de minister van OC en W (kan via de stadsarcheoloog van de gemeente) gemeld te worden.

Ter voorkoming van verdere beschadiging dienen de werkzaamheden ter plaatste gestaakt te worden. Na vaststelling van de waarde en het belang van de aangetroffen resten, zal besloten worden welke maatregelen nodig zijn.