direct naar inhoud van Regels
Plan: De Steiger - LPG-tankstation e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP1K01-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan De Steiger - LPG-tankstation e.o. met identificatienummer NL.IMRO.0034.BP1K01-vg01 van de gemeente Almere;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 afgewerkt bouwterrein:

de gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde omringende grond: bij hellende terreinen: het hoogste punt van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde omringende grond;

1.5 afhaalpunten:

een locatie waar de consument uitsluitend via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, en waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bebouwingsgrens:

de op de kaart, blijkens de daarop voorkomende verklaring, als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan;

1.8 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen, waaronder detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit. Onder bedrijf wordt ook verstaan: bezorgservice, webwinkel, afhaalpunt en andere vergelijkbare bedrijven;

1.9 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo):

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, horeca, bedrijf of andere gebouwde voorziening inclusief de eventueel daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten en technische ruimten maar exclusief parkeergarages;

1.10 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.17 consumentenvuurwerk:

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.18 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.19 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.20 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;

1.21 detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit:

detailhandel vanuit een bedrijf dat als hoofdfunctie productie of vervaardiging van goederen heeft, waarvan de detailhandelsfunctie gelieerd is aan de hoofdfunctie, een en ander tot maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak van de vestiging met een maximum van 100 m² verkoopvloeroppervlak;

1.22 eigen terrein:

een aaneengesloten stuk grond waarover door de gebruiker kan worden beschikt en waarbij het kan gaan om meerdere kadastrale percelen;

1.23 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 gedeeltelijk vernieuwen:

de inhoud van een bouwwerk mag niet worden vergroot en of in opeenvolgende fasen nagenoeg geheel worden afgebroken en herbouwd. Een gedeeltelijke vernieuwing of verandering mag er niet toe leiden dat in een betrekkelijk korte periode in feite een compleet nieuw bouwwerk wordt gerealiseerd;

1.25 gevel:

bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;

1.26 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.27 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf;

1.28 huishouden:

een persoon die alleen woont en alleen in het dagelijks onderhoud voorziet hetzij meerdere personen die samen in een woonruimte wonen en samen in hun dagelijks onderhoud voorzien;

1.29 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.30 kunstobject:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.31 kunstwerk:

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve ten behoeve van civieltechnische of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.32 kringloopwinkel:

een vestiging welke bedrijfsmatige activiteiten en detailhandelsactiviteiten verricht, bestaande uit de inzameling "om niet" van een breed assortiment van tweedehands goederen van overwegend particulieren, de eventuele reparatie daarvan en verkoop van deze goederen (waaronder volumineuze) aan hoofdzakelijk particulieren;

1.33 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.34 maaiveld:

de gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan;

1.35 nevenfunctie/activiteit:

een activiteit die niet rechtstreeks de bedrijfs- of functie-uitoefening overeenkomstig de bestemming betreft en die van een zodanige (beperkte) bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang is dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en ruimtelijke verschijningsvorm, als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar en als zodanig ook functioneel aanwezig blijft;

1.36 nok:

het snijpunt van twee hellende vlakken;

1.37 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-, water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de inzameling van afval;

1.38 ondergeschikte horeca:

een inrichting die gericht is op het verstrekken van dranken of etenswaren en die fungeert als aan een hoofdfunctie ondergeschikte nevenactiviteit, waarbij het vloeroppervlak niet meer dan 20% bedraagt van de hoofdfunctie;

1.39 ondergeschikte workshops:

een bijeenkomst of cursus die gegeven wordt in een vestiging/voorziening die een andere hoofdbestemming of functie dan 'cultuur en ontspanning', 'sport' of 'maatschappelijk' heeft en waaraan de bijeenkomst of cursus aantoonbaar gelieerd is aan de hoofdfunctie, en de verkeersaantrekkende werking niet die van de hoofdbestemming of functie overstijgt;

1.40 openbare ruimte:

ruimte die voor iedereen toegankelijk is;

1.41 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde met maximaal één wand (waaronder ook de gevel van een woning), primair bedoeld als overkapping ten behoeve van een woning;

1.42 peil:
  • a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld;
1.43 perceelsgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.44 perifere detailhandel

een detailhandelsbedrijf te onderscheiden in de volgende categorieën:

  • a. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair/badkamers en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderdelen en onderhoudsmiddelen;
  • b. meubelbedrijven, woninginrichting en -stoffering;
  • c. tuincentra;
  • d. bouwmarkten;
1.45 plaatsgebonden risico:

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon, die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;

1.46 plaatsgebonden risicocontour:

de risicocontour 10-6/jaar volgende de artikelen 6, 7 en 8 lid 1 en 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft aan waar een bepaalde effectkans van één op een miljoen is op een incident met één of meer dodelijke slachtoffers;

1.47 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.48 raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.49 reclameobjecten:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of onderdelen van bouwwerken ten behoeve van reclamedoeleinden, zoals aankondigingborden, mupi's (reclameborden), billboards, vitrines, reclame aan lichtmasten, gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen, tweevlaksborden;

1.50 risicocontour:

contour rondom een risicovolle inrichting die de zone begrenst waar het plaatsgebonden risico, zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), gelijk is aan of groter is dan 10-6 per jaar;

1.51 risicovolle inrichting:

een inrichting als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, zoals dat geldt ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.

1.52 seksautomatenhal:

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of live-shows van erotische en/ofe pornografische aard kunnen worden gegeven;

1.53 seksbioscoop/-theater:

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;

1.54 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke al dan niet besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, dan wel in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, seksclub, privé-huis, erotische massagesalon, raambordeel, of een combinatie daarvan;

1.55 sportvoorzieningen:

gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen, gericht op sport, zoals een fitnesscentrum of sportveld, niet zijnde recreatieve voorzieningen;

1.56 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.57 straatmeubilair:

kleinschalige bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals verkeergeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken (al dan niet ondergronds), prullenbakken, speeltoestellen en reclameobjecten, alsmede telefooncellen, oplaadpunten, abri's;

1.58 verkoopvloeroppervlak/winkelvloeroppervlak:

de voor winkelend publiek toegankelijke verkoopruimte van een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter de toonbank en kassa's;

1.59 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;

1.60 webwinkel:

een bedrijfsactiviteit waarbij er geen sprake is van fysiek klantcontact en verzending van goederen uitsluitend digitaal en per post geschiedt;

1.61 weg:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

1.62 windmolen:

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding;

1.63 winkel:

een gebouw, dat blijkens zijn aard en indeling dienstbaar is aan de uitoefening van de detailhandel;

1.64 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden, dan wel voor een met een huishouden gelijk te stellen minder traditionele woonvorm;

1.65 zeer kwetsbaar object:

objecten waar groepen personen verblijven met een beperkte zelfredzaamheid, zoals minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, bijvoorbeeld ziekenhuizen en andere zorginstellingen, gebouwen voor onderwijs voor minderjarigen of buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, justitiële inrichtingen en asielzoekerscentra.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 de rotordiameter van een kleinschalige windmolen

Voor kleine horizontale as windturbines (HAT) en verticale as windturbines (VAT) is in onderstaande figuur weergegeven hoe de rotordiameter moet worden gemeten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1K01-vg01_0001.png"

HAT VAT

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

Link naar de toelichting op de bestemming 'Bedrijf'

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven behorende tot (ten hoogste) categorie 3.2 van de Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten inclusief bijbehorende detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit, ondergeschikte horeca en ondergeschikte workshops;
  • b. een vulpunt voor LPG, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - LPG vulpunt';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' detailhandel of horeca van categorie 1 Staat van Horeca-activiteiten met een verkoopvloeroppervlak van maximaal 100 m2;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer' perifere detailhandel;
  • e. opslag, herverpakking of verkoop van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk, indien de veiligheidsafstanden zoals bedoeld in art. 1.2 en 1.3 van Bijlage 3 van het Vuurwerkbesluit worden aangehouden ten opzichte van een kwetsbaar object of geprojecteerd kwetsbaar object als bedoeld in het Vuurwerkbesluit en deze veiligheidsafstanden op het eigen terrein worden gerealiseerd;
  • f. een prostitutiebedrijf, met dient verstande dat maximaal één prostitutiebedrijf per bedrijventerrein is toegestaan, met een maximum van twee, mits de onderlinge hemelsbrede afstand meer dan 200 meter bedraagt;

met de daarbij behorende:

  • g. niet-zelfstandige kantoren, showroom, brandstofpunt ten behoeve van het eigen bedrijfsmatige gebruik;
  • h. verhardingen, fiets- en voetpaden, bermen;
  • i. verkeers- en parkeervoorzieningen en verblijfsgebied;
  • j. toegangspaden, in- en uitritten en reclameobjecten;
  • k. water, oevers en taluds;
  • l. groen-, waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
  • m. windmolens, zonnecollectoren, zonnepanelen;
  • n. straatmeubilair;
  • o. overige functioneel met bedrijfsmatige activiteiten verbonden voorzieningen;

een en ander met dien verstande dat:

  • p. risicovolle inrichtingen, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, niet zijn toegestaan, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - LPG vulpunt';
  • q. inrichtingen als bedoeld in Bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht zoals dit luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet zijn toegestaan.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

ten aanzien van gebouwen geldt dat:

  • a. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
  • c. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd;
  • d. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 m dient te bedragen, tenzij gebouwen aaneen zijn gebouwd of de zijdelingse perceelsgrens niet gedeeld wordt met een ander bouwperceel;

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • e. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 3 m;
  • f. overkappingen: maximaal 8 meter;
  • g. lichtmasten: bouwhoogte maximaal 12 m;
  • h. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder de apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m; schotelantennes bouwhoogte maximaal 6 m;
  • i. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m, oppervlakte maximaal 10 m2;
  • j. vlaggenmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  • k. vrijstaande reclameobjecten: bouwhoogte maximaal gelijk aan de maximum bouwhoogte van gebouwen op het betreffende bouwperceel;
  • l. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 m.
3.2.2 Parkeren
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, waardoor de parkeerbehoefte voor auto's en/of fietsen toeneemt, wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor auto's en voor fietsen. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid als wordt voldaan de Nota Parkeernormen 2020. Wanneer deze nota wordt gewijzigd of vervangen door nieuwe nota, dient aan de gewijzigde of nieuwe nota te worden voldaan;
  • b. met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in onderdeel a indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • c. de op grond van onderdeel a of b te realiseren parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.
3.2.3 Laden en lossen
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, waardoor de behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen toeneemt, wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat op eeigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden of lossen van goederen;
  • b. in afwijking van het bepaalde van onderdeel a, kan een omgevingsvergunning worden verleend:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige ruimte voor het laden of lossen wordt voorzien.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  • a. van het bepaalde in lid 3.2.1 onder b en ten behoeve van de bouw van kleinschalige windmolens, mits:
    • 1. de windmolens worden gerealiseerd op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw;
    • 2. de toegestane bouwhoogte voor hoofdgebouwen met maximaal 3 m wordt overschreden;
    • 3. de rotordiameter van de windmolen maximaal 2 m bedraagt;
  • b. van het bepaalde in lid 3.2.1 onder d. ten einde een kleinere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toe te staan, mits uit brandweeradvies blijkt dat dit vanuit het oogpunt van brandveiligheid verantwoord is. Aan deze omgevingsvergunning kunnen voorwaarden verbonden worden ter waarborging van de brandveiligheid;
  • c. van het bepaalde in lid 3.2.1 onder h. voor antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie met een maximale bouwhoogte van 40 meter, mits het bouwwerk uit stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Algemeen
  • a. Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van onbebouwde gronden ten behoeve van de opslag van goederen;
  • b. tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen en de daaraan verwante detailhandel.
3.4.2 Parkeren
  • a. Een verandering van gebruik, waardoor de parkeerbehoefte voor auto's en/of fietsen toeneemt, is uitsluitend toegestaan als wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen overeenkomstig de normen in Bijlage 2 Gebiedsindeling & auto- en fietsparkeernormen;
  • b. parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's moeten afmetingen hebben, die afgestemd zijn op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen. In geval van parkeergarages en/of afgesloten parkeerterreinen van 20 of meer parkeerplaatsen gelden de eisen uit de NEN 2443:2013 of een vervangende meer recente regeling ten aanzien van parkeergelegenheid;
  • c. met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het bepaalde in onderdeel a mits bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de Nota Parkeernormen 2020. Wanneer deze nota wordt gewijzigd of vervangen door een nieuwe nota, dient aan de gewijzigde of nieuwe nota te worden voldaan;
  • d. de in onderdeel a of c genoemde parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden, tenzij wordt aangetoond dat met minder parkeergelegenheid kan worden volstaan.
3.4.3 Laden en lossen
  • a. Een verandering van gebruik, waardoor de behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen toeneemt, is uitsluitend toegestaan als wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden of lossen van goederen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in onderdeel a, kan een omgevingsvergunning worden verleend:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige ruimte voor het laden of lossen wordt voorzien.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 onder a teneinde bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categoriën hoger dan op basis van de bestemmingsomschrijving toelaatbaar of die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, indien en voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorie(ën) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

Link naar de toelichting op de bestemming 'Groen'

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen, bermsloten en waterpartijen;
  • c. water en waterberging;

met de bijbehorende:

  • d. verhardingen, voet- en fietspaden;
  • e. kunstobjecten;
  • f. waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
  • g. overige functioneel met de bestemming 'Groen' verbonden voorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • a. erf- en terreinafscheidingen grenzend aan de openbare weg: bouwhoogte 1 m;
  • b. overige erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte 2 m, mits:
    • 1. op een erf op het perceel waarop al een gebouw staat waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat;
    • 2. achter de voorgevelrooilijn, en;
    • 3. op meer dan 1 m van openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn;
  • c. masten voor beveiliging en licht- en vlaggenmasten: bouwhoogte 9 m;
  • d. speel- en sportvoorzieningen en straatmeubilair: bouwhoogte 6 m;
  • e. kunstobjecten: bouwhoogte 10 m, oppervlakte 10 m²
  • f. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is in ieder geval verboden de gronden te gebruiken voor de opslag van goederen;
  • b. Het bepaalde in lid 4.3 onder a is niet van toepassing op:
    • 1. het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
    • 2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of handhaving van de bestemming en aanduidingen.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

Link naar de toelichting op de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied'

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing, bepaald door en gericht op de aangrenzende bestemmingen;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. (ondergrondse) parkeervoorzieningen, haltevoorzieningen, fietsenstallingen;
  • d. groen-, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen

met de daarbij behorende:

  • e. bermen en bermsloten;
  • f. water en waterberging;
  • g. kunstobjecten en kunstwerken;
  • h. voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen en reclameobjecten;
  • i. jongerenontmoetingsplaatsen;
  • j. speel- en sportvoorzieningen;
  • k. terrassen, uitstallingen en standplaatsen;
  • l. overige functioneel met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' verbonden voorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

ten aanzien van gebouwen

  • a. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen: bouwhoogte 3,5 m, oppervlakte 25 m²;

ten aanzien van bouwerken, geen gebouwen zijnde

  • b. lichtmasten: bouwhoogte 9 m;
  • c. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuur: bouwhoogte 15 m;
  • d. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte: 2 m;
  • e. terrasschermen: bouwhoogte 1,7 m;
  • f. straatmeubilair: bouwhoogte 6 m;
  • g. kunst- en reclameobjecten: bouwhoogte 6 m, oppervlakte 10 m²;
  • h. kunstwerken: bouwhoogte 15 m;
  • i. speel- en sportvoorzieningen: bouwhoogte 5 m;
  • j. geluidwerende voorzieningen: bouwhoogte 5 m;
  • k. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte 3 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2:

  • a. onder a. voor een nutsgebouw tot ten hoogste 5 meter hoog en met een oppervlakte tot ten hoogste 50 m2, mits het gebouw uit stedenbouwkundig, landschappelijk en verkeerskundig oogpunt als ook uit oogpunt van het woongenot in de directe woonomgeving aanvaardbaar is.
  • b. voor bouwwerken ten behoeve van een jongeren ontmoetingsplaats met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping mag ten hoogste 3,5 m bedragen;
    • 2. de oppervlakte van een gebouw of overkapping mag ten hoogste 15 m² bedragen;
    • 3. de afstand tussen een gebouw of overkapping en woonbebouwing moet minimaal 50 m bedragen;
    • 4. binnen een jongeren ontmoetingsplaats zijn maximaal één gebouw en maximaal 3 overkappingen toegestaan;
    • 5. de plaats moet uit oogpunt van sociale veiligheid een open karakter hebben;
  • c. onder c. tot een hoogte van maximaal 40 m.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 1

Link naar de toelichting op de bestemming 'Waarde - Archeologie 1'

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse te verwachten archeologische waarden op een diepte vanaf 150 cm onder maaiveld.

6.2 Bouwregels
  • a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' bouwwerken te bouwen;
  • b. het in lid a bedoelde verbod is niet van toepassing op:
    • 1. die delen van de gronden die reeds bebouwd of anderszins verstoord zijn of zijn geweest;
    • 2. bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte kleiner dan 500 m²;
  • c. een uitzondering op het verbod, zoals bedoeld in sub b onder 2, is niet van toepassing als gedurende de periode van 36 maanden voor verstrekking van de omgevingsvergunning een uitzondering op het verbod in sub b onder 2, van toepassing is geweest op bouw- en aanlegactiviteiten zoals genoemd in lid 6.4 sub a in terreinen op een afstand van minder dan 50 m van het onderhavige terrein, voor zover de voorgenomen activiteiten in het onderhavige terrein een oppervlakte hebben van meer dan 100 m2.
6.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in lid 6.2 bedoelde verbod voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte groter dan 500 m²;
  • b. een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan alleen worden verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is vastgesteld dat:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  • c. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
    • 4. de voorwaarden als bedoeld onder 1, 2 en 3 dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de afwijking te stellen kwalificaties en eisen.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen van de bodem, het uitvoeren van grondwerkzaamheden of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning nodig is;
    • 2. het ophogen van de bodem met meer dan 50 cm;
    • 3. het aanleggen van bos of boomgaard bestaande uit meer dan 10 bomen;
    • 4. het verlagen van het waterpeil;
    • 5. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverharding;
    • 6. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    • 7. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    • 8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden kunnen aantasten en die niet aan te merken zijn als het normale gebruik van het terrein;
  • b. een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan alleen worden verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is vastgesteld dat:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  • c. aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 3. de verplichting de uitvoering van het werk c.q. de werkzaamheid te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
    • 4. de voorwaarden als bedoeld onder 1, 2 en 3 dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen;
  • d. Het onder a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
    • 1. ten behoeve van de dubbelbestemming;
    • 2. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 3. die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een verleende vergunning;
    • 4. die betrekking hebben op een oppervlakte kleiner dan 500 m²;
    • 5. die worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' te wijzigen of te verwijderen op basis van archeologisch onderzoek;
  • b. de de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' te wijzigen in de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' voor gronden, waar door middel van archeologisch onderzoek één of meer archeologische waardevolle terreinen zijn vastgesteld.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen / bouwgrenzen

De bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, serres, entreeportalen, veranda's, overstekken, luifels, afdaken en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 3 m bedraagt, met dien verstande dat:

  • a. voor stoepen, stoeptreden, galerijen, hellingbanen, funderingen, luifels, afdaken en overstekken overschrijding over de volledige gevelbreedte is toegestaan;
  • b. voor overige overschrijdingen geldt een maximum van 50% van de gevelbreedte.
8.2 Ondergeschikte bouwonderdelen op daken van gebouwen

Bouwwerken op het dak van een gebouw, zoals installatiecontainers, centrale verwarmings- en luchtbehandelinginstallaties, liftschachten, hekwerken en soortgelijke bouwwerken om installaties uit het zicht te houden, zonnepanelen, zonnecollectoren, windmolens en masten op daken van gebouwen worden niet meegerekend bij de bepaling van de hoogte van het gebouw, als zijnde ondergeschikt, mits:

  • a. de hoogte van de bouwwerken vanaf het dak gemeten maximaal 3,5 m bedraagt;
  • b. de oppervlakte van deze bouwwerken maximaal 1/3 bedraagt van het grondoppervlak van het gebouw.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

Link naar de toelichting op de veiligheidszone LPG

9.1 Veiligheidszone - effectafstand bleve
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - effectafstand bleve' zijn nieuwe en is uitbreiding van zeer kwetsbare objecten niet toegestaan;
  • b. met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a. om nieuwe en uitbreiding van zeer kwetsbare objecten toe te staan, mits:
    • 1. dit wordt onderbouwd met veiligheidsgeoriënteerde argumenten, waarbij slachtoffers als gevolg van een bleve worden voorkomen. De argumenten zijn gericht op het behoud van de veiligheid en kunnen betrekking hebben op het gebruik dat van een object wordt gemaakt;
    • 2. het slim positioneren van vluchtwegen in gebouwen en in de omgeving van gebouwen om zo de vluchtmogelijkheden optimaal te faciliteren;
    • 3. een gedegen risicocommunicatie en snelle alarmering is verzekerd.
9.2 Veiligheidszone - effectafstand fakkelbrand
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - effectafstand fakkelbrand' zijn nieuwe en is uitbreiding van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan;
  • b. met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a. om nieuwe kwetsbare of beperkte kwetsbare objecten toe te staan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. dit wordt onderbouwd met veiligheidsgeoriënteerde argumenten, waarbij slachtoffers als gevolg van een fakkelbrand worden voorkomen. Deze argumenten zijn gericht op het behoud van de veiligheid en kunnen betrekking hebben op het gebruik dat van een object gemaakt wordt;
    • 2. het slim positioneren van vluchtwegen in gebouwen en in de omgeving van gebouwen om zo de vluchtmogelijkheden optimaal te faciliteren;
    • 3. een gedegen risicocommunicatie en snelle alarmering is verzekerd.
9.3 Veiligheidszone - lpg

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn nieuwe en is uitbreiding van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan.

9.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de aanduidingen 'veiligheidszone - lpg', veiligheidszone - effectafstand fakkelbrand' en/of 'veiligheidszone - effectafstand bleve' worden gewijzigd of verwijderd, indien nieuwe technische inzichten, de verandering van wetgeving of nieuwe rekenmodellen daar aanleiding toe geven en/ of het LPG-benzinestation ter plaatse is gewijzigd of beëindigd.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het plan - tenzij op grond van Hoofdstuk 2 terzake al kan worden afgeweken - voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen niet zijnde bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het oprichten van ondergrondse pompgemalen ten behoeve van riooltransportleidingen.
10.2 Voorwaarde voor afwijking

Er wordt niet afgeweken van de bepalingen van het plan, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen, voorzover zulks van belang is voor een bouwkundige danwel stedenbouwkundige betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein waarbij het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% mag worden vergroot.

Artikel 12 Overige regels

Indien in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen of verordeningen, dienen deze te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, tenzij anders bepaald.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van lid 13.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 13.1 met maximaal 10%.

13.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 13.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 13.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'De Steiger - LPG-tankstation e.o.'.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Almere op 13 april 2023.

de griffier, de voorzitter,