direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Havenhoofd en havenkom
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP1A11-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het vigerende plan 'Centrum, Almere Haven' stamt uit begin jaren 80 (d.d. 07-10-1982) en is tot op heden niet geactualiseerd. Met de komst van de Omgevingswet wenst de gemeente Almere deze plannen nog onder de huidige wetgeving te herzien.

De Wet ruimtelijk ordening (Wro) schrijft voor dat bestemmingsplannen een geldigheidsduur van tien jaar hebben. Doordat het vigerende plan 'Centrum, Almere Haven' de geldigheidsduur van tien jaar heeft overgeschreden, is er op dit moment geen actueel bestemmingsplan meer van kracht. Daardoor is er geen actueel planologisch toetsingskader voor de toetsing van aangevraagde omgevingsvergunningen. Zonder dit planologisch toetsingskader kunnen aangevraagde omgevingsvergunningen niet op planologische gronden worden geweigerd. Door de actualisatie van het bestemmingsplan zal deze situatie verholpen worden.

1.2 Doel van het bestemmingsplan

Het doel van het bestemmingsplan Havenhoofd en havenkom is de actualisatie van de bestaande situatie van het plangebied Havenhoofd e.o. Uitgangspunt van dit conserverend plan is dat in beginsel in de bestaande, feitelijke en vergunde situatie (rechtszekerheid) wordt voorzien en dus percelen als zodanig worden bestemd. Wonen en kantoor zijn toegestaan in het plangebied. Het bestemmingsplan legt grotendeels de huidige situatie vast, ter plaatse van het Veerhuys (Havenhoofd 7) wordt horeca toegestaan, maar ook wonen en kantoor.

1.3 Planvorm

Een bestemmingsplan regelt de bestemming en het gebruik van de gronden voor een bepaald gebied. Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (kaart), planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridische plan. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De plantoelichting heeft geen rechtskracht. Een bestemmingsplan wordt tijdens de verschillende procedurestappen langs elektronische (digitale) en analoge weg beschikbaar gesteld. Wanneer de inhoud van het digitale en analoge bestemmingsplan verschillend zijn, is de inhoud van het digitale bestemmingsplan beslissend.

1.4 Begrenzing

Het bestemmingsplan Havenhoofd en havenkom ligt aan de haven van Almere, gelegen aan het Gooimeer. Het plangebied ligt ten zuiden van een winkelgebied waar verscheidene winkels en voorzieningen zijn gevestigd. Nabij liggen ook groen- en recreatievoorzieningen zoals zwemstrand Almere-Haven en een speeltuin. In het plangebied ligt de Sluiskade, gelegen langs de kades van de haven.

In de onderstaande figuur 1.1 is de huidige begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A11-vg01_0001.png" Figuur 1.1: Locatie en begrenzing van het plangebied

1.5 Het te wijzigen bestemmingsplan

Voor het plangebied gelden thans de volgende bestemmingsplannen:

Bestemmingsplan   Datum onherroepelijk  
Parapluherziening parkeren   17-12-2020  
Chw bestemmingsplan Algemene regels woningsplitsing en kamerbewoning   06-02-2020  
Parapluherziening opslag en verkoop vuurwerk   18-08-2009  
Paraplubestemmingsplan Prostitutiebeleid   14-07-2004  
Centrum, Almere-Haven   07-10-1982  
Voorlanden en Begraafplaats 1982   20-12-1983  
Havenhoofd   02-09-1997  

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Centrum, Almere-Haven' (vastgesteld op 10 juli 1982). Er gelden momenteel de enkelbestemmingen 'Centrumvoorzieningen en waterstaatsdoeleinden', 'Water en Waterstaatsdoeleinden', Groendoeleinden en waterstaatsdoeleinden'. Deze enkelbestemmingen zijn nader toegelicht in hoofdstuk 3: Bestemmingen. Een deel van het bestemmingsplan 'Centrum, Almere-Haven' is al eerder herzien door het bestemmingsplan 'Centrum Almere Haven', vastgesteld op 16 juni 2005. Het resterende deel van het bestemmingsplan wordt nu vervangen door het nieuwe bestemmingsplan 'Havenhoofd en havenkom'. Daarmee vervalt het bestemmingsplan 'Centrum, Almere Haven' uit 1982 in z'n geheel.

 

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Karakteristieken plangebied

Almere Haven

Almere is opgebouwd uit meerdere kernen. Almere Haven, liggend ten zuiden van de A6 was het eerste stadsdeel van Almere dat tot ontwikkeling is gebracht. Vanaf 1976 werden de eerste woningen gebouwd. In die tijd was het de bedoeling dat Almere Haven uiteindelijk 20.000 inwoners zou huisvesten en uit zo'n 8.000 woningen zou bestaan. Het centrum ervan was het eerste centrumgebied van Almere. De komst van het stadsdeel Almere Stad vanaf 1980 heeft de centrumfunctie overgenomen en dit stadsdeel vormt nu het hoofdcentrum van Almere. In Almere Haven wonen nu meer dan 22.000 mensen. Het totaal aantal woningen in Haven bedraagt bijna 10.000. Almere Haven heeft bijzondere kwaliteiten, zoals het vele groen, de ligging aan het Gooimeer en het dorpse karakter.

Havenhoofd

Het plangebied is gelegen in het centrum Almere Haven. In het plangebied is een gemeentehaven gelegen, alsook meergezinswoningen en een groenstrook. De omgeving van het gebied kenmerkt zich door een sterke concentratie van verschillende vormen van detailhandel en horeca, zoals restaurants en brasserieën.

Het plangebied kent een goede bereikbaarheid. Vanaf het westen van het plangebied kan via de Sluiskade de Strandweg en Gooimeerdijk-West worden bereikt. Dit geeft een snelle verbinding naar de A6. In het plangebied bevinden zich de Sluiskade, Havenhoofd en de Deltastraat. Vanaf de Sluiskade, is de Oosterdreef te bereiken, een belangrijke verbindingsweg in Almere-Haven. Daarnaast is het plangebied ook via het water te bereiken, gezien de havenfunctie. Het plangebied is goed te bereiken via het openbaar vervoer, nabij het plangebied is een bushalte aanwezig die een goede verbinding heeft met Almere Stad. Tevens is het plangebied toegankelijk voor fietsers.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A11-vg01_0002.png"

Figuur 2.1: Luchtfoto van het plangebied

2.2 Het plan

Het bestemmingsplan is een conserverend plan van een gebied liggend in het bestemmingsplan 'Centrum, Almere-Haven' uit 1982. Dit gebied is zichtbaar in de figuren 1.1. en 2.1. In dit plangebied zullen geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden. Voor wat betreft de bouwmogelijkheden wordt de feitelijke situatie vastgelegd. De gebruiksmogelijkheden uit het voorheen geldende bestemmingsplan worden (grotendeels) overgenomen. Dit betekent dat ter plaatse van het Veerhuys (Havenhoofd 7), horeca is toegestaan, maar ook wonen en kantoor. De bouwhoogte is daar echter wel beperkt tot een bouwhoogte van maximaal 4,5 meter, zodat er geen woontoren gerealiseerd kan worden.

Hoofdstuk 3 Bestemmingen

In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen omschreven en zijn de uitgangspunten voor de bestemmingen benoemd.

3.1 Toelichting op de juridische regeling

Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Met de invoering van de Wro is de vormgeving van bestemmingen en planregels gestandaardiseerd. De standaarden zijn vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) en voldoet aan de vereisten op het gebied van digitalisering. Het bestemmingsplan voldoet tevens aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die per 1 oktober 2010 in werking is getreden.

Opzet van de planregels

De planregels van dit bestemmingsplan zijn als volgt opgezet:

  • In hoofdstuk 1 zijn de begrippen gedefinieerd en is de wijze van meten bepaald;
  • Hoofdstuk 2 bevat de regels voor de verschillende bestemming;
  • In hoofdstuk 3 zijn de algemene regels opgenomen, die gelden voor meerdere of alle bestemmingen;
  • hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotbepalingen.

Flexibiliteitsbepalingen

In het bestemmingsplan zijn diverse regels opgenomen waarmee flexibiliteit ten opzichte van de hoofdbestemming wordt ingebouwd.

Afwijkingsregels zijn bedoeld voor afwijkingen binnen de bestemming zelf. Op basis van de afwijkingsregels kan een omgevingsvergunning worden verleend. Met wijzigingsbevoegdheden kan het college van burgemeester en wethouders wijzigingen aanbrengen binnen een bestemming of een bestemming wijzigen in een andere bestemming.

Afwijkings- en wijzigingsregels kunnen worden gekoppeld aan een enkele bestemming, maar kunnen ook gelden voor meerdere bestemmingen (algemene afwijkingsregels of algemene wijzigingsregels). Bij afwijkings- en wijzigingsregels worden verschillende voorwaarden opgenomen die in acht moeten worden genomen. Het gaat bijvoorbeeld om een maximum oppervlakte of het uitgangspunt dat er geen sprake mag zijn van onevenredige afbreuk van de woon- of werksituatie.

3.2 Bestemmingen

Uitgangspunt van dit conserverend plan is dat in beginsel de bestaande, feitelijke en vergunde situatie op grond van de rechtszekerheid is overgenomen en percelen als zodanig worden bestemd. Voor wat betreft de gebruiksmogelijkheden van de bestaande bebouwing ter plaatse van Havenhoofd 7, zijn de planologische gebruiksmogelijkheden uit het vigerende bestemmingsplan deels overgenomen.

3.2.1 Groen

De bestemming 'Groen' is alleen toegekend aan de structurele groengebieden in dit plan. In de regels is een mogelijkheid opgenomen om via afwijking van het bestemmingsplan een JOP te kunnen realiseren. Voor het toepassen hiervan moet aan een aantal voorwaarden zijn voldoen. De afstand van de JOP (bouwwerk) tot aan de woonbestemming (grens van het bestemmingsvlak wonen) moet bijvoorbeeld minimaal 50 m bedragen.

3.2.2 Horeca

In het plangebied zijn drie horecavestigingen aanwezig (Havenhoofd 7, Havenhoofd 134 en Sluis 3). Aan alle drie de locaties is de bestemming 'Horeca' toegekend. Daarmee wordt de huidige situatie positief bestemd. Ook bijbehorende terrassen zijn binnen deze bestemming toegestaan.Volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging horeca is categorie A en B van toepassing.

Ter plaatse van Havenhoofd 7 zijn tevens woningen en kantoren toegestaan.

Er is een bouwvlak opgenomen waarbinnen de gebouwen gesitueerd dienen te zijn.

3.2.3 Recreatie

Een klein gedeelte van het terrein van de jachthaven aan de Sluiskade 11 is gelegen binnen het plangebied van dit bestemmingsplan. Aan deze gronden is overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'Recreatie' toegekend ter exploitatie van de aanwezige jachthaven. De bouwregels uit het vigerende bestemmingsplan zijn overgenomen.

3.2.4 Verkeer - Verblijfsgebied

Alle wegen binnen het plangebied hebben een bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen. Wat betreft de groenvoorzieningen in de wijk is gekeken of het structureel groen betreft of meer snippergroen. Ook is gekeken naar de bestemming op basis van de vorige bestemmingsplannen. Het snippergroen heeft, tezamen met aangrenzende woonstraten en fiets- en voetpaden de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen. Voordeel daarvan is de flexibiliteit qua inrichting van het openbaar gebied. Bijvoorbeeld de aanleg van groen of extra parkeerplaatsen wordt zo eenvoudiger. Op de gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' mogen geen gebouwen worden gebouwd, behalve ten behoeve van nutsvoorzieningen en via afwijking een JOP. Daarnaast is het huidige havenkantoor binnen het plangebied positief bestemd. Voor het toepassen van de afwijkingsmogelijkheid moet aan een aantal voorwaarden zijn voldoen. De afstand van de JOP (bouwwerk) tot aan de woonbestemming (grens van het bestemmingsvlak) moet bijvoorbeeld minimaal 50 m bedragen.

Binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn ook evenementen toegestaan. Het totale aantal geluiddagen voor geluiddragende evenementen mag niet meer bedragen dan 6 per jaar. Daarnaast mogen deze evenementen niet meer bedragen dan 2 per week.

3.2.5 Water

Kenmerkend voor het plangebied is de aanwezigheid van water. In het plangebied ligt de gemeentelijke haven, de Havenkom. Binnen de Havenkom zijn zowel vaste ligplaatsen als ligplaatsen voor passanten aanwezig. De gronden zijn bestemd voor water alsmede voor de bestaande jachthaven. De maximale aantal toegestane ligplaatsen bedragen 205 in het plangebied. Daarnaast zijn er recreatieve voorzieningen mogelijk op deze bestemming.

3.2.6 Wonen

Aan de Havenhoofd is een woongebouw aanwezig. Aan deze gronden is de bestemming 'Wonen' toegekend. Voor de bouw- en gebruiksregels is aangesloten bij de standaard regels zoals die binnen Almere worden gehanteerd. Het wonen is toegestaan al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Ook de bij woningen behorende erven, toegangspaden, in- en uitritten, parkeervoorzieningen e.d. zijn toegestaan op grond van deze bestemming.

3.2.7 Waarde-Archeologie 1

Gebieden, zoals aangeduid op de Archeologische Beleidskaart Almere 2016, met mogelijke archeologische waarden op een diepte vanaf 150 cm onder maaiveld (op dekzand en Oude Getijden-afzettingen), hebben in het plangebied een bestemmingswaarde gekregen van Waarde - Archeologie 1. Aan deze bestemming is een bouwverbod met ontheffingsmogelijkheid en een omgevingsvergunningstelsel voor de activiteit 'aanleggen' gekoppeld om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen.

De bestemming is tevens gekoppeld aan een stelsel van wijzigingsbevoegdheden teneinde een bestemmingswijziging mogelijk te maken op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek. Voor gronden waar in het onderzoek geen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen zijn vastgesteld, kan de bestemming Waarde - Archeologie 1 vervallen. Indien wel behoudenswaardige vindplaatsen worden aangetroffen, dan moet de bestemming Waarde - Archeologie 1 worden opgewaardeerd naar 'Waarde - Archeologie 5'.

In artikel 9 zijn de planregels van de bestemming '' Waarde-Archeologie 1' opgenomen.

3.2.8 Waarde-Archeologie 5 (bijlage bij de regels)

Voor het geval gedurende de planperiode een behoudenswaardige vindplaats wordt aangetroffen, zal de bestemming Waarde-Archeologie 1 of Waarde-Archeologie 6 moeten worden gewijzigd in Waarde-Archeologie 5. Deze bestemming komt nu nog niet voor en is dus nog niet in de regels opgenomen. De tekst van deze bestemming is opgenomen in bijlage 3 van de planregels.

3.2.9 Waarde-Archeologie 6

Buitendijkse gebieden met  mogelijke  archeologische waarden (prehistorie, scheeps- en vliegtuigwrakken) hebben in het plangebied een bestemmingswaarde gekregen van "Waarde - Archeologie 6". Aan deze bestemming is een bouwverbod met ontheffingsmogelijkheid en een omgevingsvergunningstelsel voor de activiteit 'aanleggen' gekoppeld om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen.

3.2.10 Waterstaat - Waterkering

Gronden die aangewezen zijn voor 'Waterstaat - Waterkering' zijn naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen primair bestemd voor een waterkering. Tevens zijn er ook nog twee vrijwaringszones opgenomen.

3.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de regels regelt een aantal bepalingen die voor het hele plangebied geldt.

In Artikel 12 is de anti-dubbeltelregel opgenomen.

De algemene bouwregels (Artikel 13) geven de toegestane overschrijding van in dit plan aangegeven bestemmings- en bouwgrenzen aan.

In Artikel 14 zijn de regels op genomen met betrekking tot de beschermingszones van de dijk, die de bestemming Waterstaat-Waterkering heeft.

In Artikel 15 is voor een aantal bouwwerken een algemene afwijkingsregel opgenomen.

In Artikel 16 zijn de algemene gebruiksregels opgenomen.

In Artikel 17 is een algemene wijzigingsregel opgenomen met betrekking tot wijzigen van bestemmingen en de in de Bijlagen opgenomen lijsten.

In Artikel 18 zijn voorrangsregels opgenomen in het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming of tussen dubbelbestemmingen onderling.

3.4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels is in artikel 19 het wettelijk voorgeschreven overgangsrecht opgenomen. Dit artikel heeft ten doel de rechtstoestand tijdens de overgangsfase vast te leggen. In het laatste artikel 20 wordt de titel weergegeven waarmee de regels dienen te worden aangehaald, te weten 'regels van het bestemmingsplan Havenhoofd en havenkom'.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

Het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente werkt door in de manier van bestemmen van gronden en bouwwerken. In de onderstaande tabel staat op welke manier de verschillende beleidsdocumenten doorwerken in dit bestemmingsplan. Deze beleidsstukken worden in paragraaf 4.1, 4.2 en 4.3 op hoofdlijnen verder beschreven.

Algemeen

Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aard; het legt de huidige situatie vast. Van een directe doorwerking van beleid is dan ook geen sprake. Wel is op onderdelen beleid verwerkt in voorliggend plan, zoals bijvoorbeeld vanuit water (opgenomen waterkering) of de regeling voor aan huis-gebonden-beroep.

Beleidsdocument   Beleidsuitgangspunt   Vertaling in het bestemmingsplan  
Rijksbeleid      
Nationale Omgevingsvisie (NOVI), 2020   Het plangebied is niet gelegen in een gebied waarvoor van rijkswege belangen gelden zoals opgenomen in de NOVI.   Geen belemmering.  
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012)   Radarverstoringsgebieden   Geen mogelijkheid opnemen voor de bouw van windturbines en radarinstallaties.  
Provinciaal en regionaal beleid      
Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening (2008)   Archeologisch aandachtsgebied   Opnemen van een dubbelbestemming Waarde-Archeologie 1 voor archeologisch waardevolle gebieden zoals aangegeven op de laatst vastgestelde versie van de Archeologische Beleidskaart Almere (ABA).  
Omgevingsverordening Flevoland (2019)   De Omgevingsverordening ziet toe op alle regels inzake de fysieke leefomgeving (bouwen, infra, water, bodem, lucht, landschap, natuur en cultureel erfgoed) en bestaat daarom uit regels met betrekking hiertoe.   Geen belemmering.  
Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied 2011   Criteria die worden gebruikt bij het beoordelen van gemeentelijke ruimtelijke plannen. De provincie streeft naar een zodanige vestiging van bedrijven, kantoren en voorzieningen, dat een optimale bijdrage wordt geleverd aan de vitaliteit van steden en dorpen.   Op grond van de beleidsregel kan het plangebied Havenhoofd en havenkom worden aangemerkt als voornamelijk ' centrummilieu'. Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied 2011.  
Gemeentelijk beleid      
Omgevingsvisie Almere (2017)   De omgevingsvisie is erop gericht Almere als moderne tuinstad van stadsdelen in een groen-blauw raamwerk te behouden, maar ook de vele uitdagingen aan te kunnen gaan. De visie is gebaseerd op twee principes: organische ontwikkeling (spontaan, geen vast eindbeeld) en adaptief beleid (inspelen op verrassingen, geen blauwdrukken).   Het plangebied is onderdeel van het
bestaand stedelijk gebied. Het bestemmingsplan is een actualisatie van de vigerende bestemmingsplannen. Er zullen geen ontwikkelingen plaatsvinden.  
Woonvisie 'Thuis in Almere' 2020-2030   De woonvisie bevat de ambities en opgaven op het gebied van het wonen in Almere.   Geen belemmering.  
Visie 2040 Almere Haven   De visie is erop gericht de huidige essenties van Haven ook leidend te laten zijn voor de toekomst van de Haven.   Geen belemmering.  
Beleidsnota kleine bouw (2010)   Beleidsuitgangspunten voor kleine bouwplannen en uitbreidingen. Regeling voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis   Toetsingskader is overgenomen voor de functie wonen.  
Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (1999)   Plaatsing van masten is niet mogelijk in (toekomstige) woonwijken   Geen mogelijkheid opnemen voor het plaatsen van zendmasten.  
Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen in de gemeente Almere (2013)   Verscheidene ligplaatsen in het plangebied.   Geen belemmering.  
Beleidsnota prostitutie en seksbranche (2018)   Vestigingsbeleid seksinrichtingen.   Opnemen van een verbodsbepaling voor seksinrichtingen. Thuisprostitutie op grond van regeling voor beroepsuitoefening aan huis wel toegestaan.  
Coffeeshopbeleid gemeente Almere (2013)   Vestigingsbeleid coffeeshops.   In het bestemmingsplan wordt geen mogelijkheid opgenomen voor een coffeeshop.  
Vestigingsvisie Horeca Almere (2016)   Uitgangspunt is horeca te concentreren in centrummilieus, wijkcentra, Floriadegebied en kustzone Poort/ Strand Duin en te mengen met andere activiteite. In overige gebieden mag horeca alleen, mits inpasbaar op basis van de regelgeving en de goede ruimtelijke ordening.   In voorliggend bestemmingsplan wordt geen nieuwe horecafunctie mogelijk gemaakt.  
Visie Werklocatie Almere (2022)   Dit beleidskader geeft weer welke soorten werklocaties er voor bedrijven nodig zijn in Almere om zich te vestigen, te groeien en voor de gewenste werkgelegenheid kan zorgen.   Geen blemmering.  
Detailhandelsvisie Almere 2020 (2020)   Uitgangspunten detailhandelsstructuur:
- Fijnmazigheid winkelvoorzieningen
- Positie van het stadscentrum als hèt centrale (winkel)centrum van Almere.
- Geen nieuwe centra ontwikkelen.
- Geen verspreiden ontwikkelingen.  
In voorliggend bestemmingsplan worden geen nieuwe mogelijkheden voor detailhandelsfuncties mogelijk gemaakt.  
Kleur aan groen (2014)   Deze nota is bedoeld als eerste stap in het kunnen realiseren van meer initiatieven en participatie in de groene ruimte van Almere. Het heeft een uitnodigend karakter en gaat uit van mogelijkheden en kansen. Het geeft daarbij de principes voor een zorgvuldige inpassing. Almere kan zo verder ontwikkelen in de richting van een Green City.   Geen belemmering.  
Kadernota Grondbeleid 2021   Met de kadernota wordt beoogd beter sturing te geven aan ruimtelijke ontwikkelingen en controle op de realisatie van doelstellingen.   Geen belemmering.  
Visie Ecologie 2020 (2021)   In de Visie Ecologie 2020 is de Ecologische structuur van Almere vastgelegd. Daarnaast zijn acht concrete doelen opgenomen: inzetten op voorlichting en educatie over natuur, aanmoedigen natuurinclusief ontwikkelen en beheren, ontwikkelen van groene tuinen, vergroten oppervlak en kwaliteit natuur, inzetten op ecologische verbindingen, ruimte geven voor tijdelijke natuur, realiseren van donkere gebieden en diversifiëring van groen. De kansen voor natuur binnen stedelijk gebied zullen zoveel mogelijk worden benut. Het gaat hier bijvoorbeeld om de invulling van de kleinschalige (blauw-)groenstructuur en voorzieningen aan bebouwing: vegetatiedaken, gevelbegroeiing, stenen en dakpannen met nestgelegenheid voor vogels en vleermuizen.    
Duurzaamheidsagenda
(2020)  
In de Duurzaamheidsagenda beschrijft de gemeente Almere haar ambities en de doelstellingen voor het duurzaamheidsbeleid voor de komende jaren en geeft richting aan de duurzame ontwikkeling van de stad.   Het bestemmingsplan is conserverend en staat dus geen nieuwe ontwikkelingen toe.  
Nota Evenementen in Almere (2015)   De nota heeft alleen betrekking op het vergunningenbeleid en richt zich voornamelijk op evenementen in de openbare ruimte. Deze activiteiten vinden vooral plaats op 18 evenementenlocaties die in de nota zijn benoemd.   In de nota is voor de Havenkom aangegeven dat het aantal geluidsdagen voor geluiddragende evenementen niet meer mag bedragen dan 6 per jaar. Het totaal aantal geluiddagen voor geluiddragende evenement mag niet meer bedragen dan 2 per week.  
Nota Archeologische Monumentenzorg (2016)   Beschermen van archeologische waarden.   Onderzoeksplicht opnemen bij de dubbelbestemmingen  
Archeologieverordening (2016)   Archeologisch waardevolle terreinen op de Archeologische Beleidskaart Almere moeten overeenkomstig de verordening worden beschermd.   Opnemen van een beschermende regeling voor de dubbelbestemmingen  
Nota Cultuur 2.0   Hierin is de visie op cultuur vastgesteld.   Geen belemmering.  

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI) 2020

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie vastgesteld. De Nationale Omgevingsvisie vervangt integraal de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Tegelijkertijd met het vervallen van de SVIR vervalt ook het Nationaal Milieubeleidsplan.

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Hiermee wordt ingespeeld op de grote uitdagingen in de komende jaren. Allerlei trends en ontwikkelingen hebben invloed op de leefomgeving. Veranderende en groeiende steden, de overgang naar een duurzame en circulaire economie en het aanpassen aan de gevolgen van de klimaatverandering vormen slechts een deel van de opgave. Dit biedt kansen, maar vraagt wel om zorgvuldige keuzes. Want de ruimte, zowel boven-, als ondergronds, is een schaars goed. Het combineren van al die opgaven vraagt een nieuwe manier van werken. Niet van bovenaf opgelegd, maar in goede samenwerking tussen overheden, bedrijven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en burgers. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
  • Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • Sterke en gezonde steden en regio's.
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De NOVI dient op regionaal niveau uitgewerkt te worden zodat een gebiedsgerichte aanpak en maatwerk mogelijk is. Deze uitwerking heeft nog niet plaatsgevonden en is bovendien op een schaalniveau die het onderhavig plangebied overstijgt. Het planvoornemen past binnen de Nationale Omgevingsvisie.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De wetgever heeft in de Wet ruimtelijke ordening, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn de 14 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. In het Barro komen de volgende veertien nationale belangen terug:

  • 1. Rijksvaarwegen;
  • 2. Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • 3. Kustfundament;
  • 4. Grote rivieren;
  • 5. Waddenzee en waddengebied;
  • 6. Defensie;
  • 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • 8. Elektriciteitsvoorziening;
  • 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • 10. Natuurnetwerk Nederland;
  • 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
  • 14. Ruimtereservering Parallelle Kaagbaan

De boogde ontwikkeling is niet in strijd met de nationale belangen zoals omschreven in de Barro. Het Barro staat niet in de weg van de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Omgevingsverordening Flevoland (2019)

De provincie wil anticiperen op de Omgevingswet en daarom is de omgevingsverordening opgesteld. Dit betekent dat alle regels met betrekking tot omgevingsrecht (in dit geval de provinciale) in één regeling worden gebundeld. De verordening bestaat uit drie soorten regels: algemene regels en vergunningstelsels gericht op burgers, regels gericht tot bestuur zoals omgevingswaarden en beoordelingsregels voor aanvragen en als derde instructieregels over uitoefening van taken en bevoegdheden door gemeenten en waterschappen.

De Omgevingsverordening ziet net als de Omgevingswet op alle regels inzake de fysieke leefomgeving (bouwen, infra, water, bodem, lucht, landschap, natuur en cultureel erfgoed) en bestaat daarom uit regels met betrekking tot:

  • windenergie, grondwaterbescherming, water, NNN, schaliegas, luchtvaartstiltegebied, ontgassen binnenvaart, bodemsanering, ontgrondingen, wegen, vaarwegen en handhaving;
  • uitvoering Wet natuurbescherming;
  • kwaliteit VTH omgevingsrecht;
  • zonne-energie.

De boogde ontwikkeling is niet in strijd met de provinciale belangen zoals omschreven in de Omgevingsverordening. De omgevingsverordening staat uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.

4.2.2 Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied 2011

In deze beleidsregel hebben Gedeputeerde Staten (GS) criteria genoemd die worden gebruikt bij het beoordelen van gemeentelijke ruimtelijke plannen. De provincie streeft naar een zodanige vestiging van bedrijven, kantoren en voorzieningen, dat een optimale bijdrage wordt geleverd aan de vitaliteit van steden en dorpen. De provincie geeft in deze beleidsregel aan welke typen werklocaties worden onderscheiden en welke vestigingsvoorwaarden (kantorenomvang, ruimtelijke kwaliteit, bereikbaarheid en leefbaarheid) daaraan worden verbonden. Afgesproken is dat gemeenten een Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV) opstellen. Dit geeft de ruimtelijke onderbouwing voor de locatie van een nieuw of bestaand bedrijf en kantoor.

Op grond van de beleidsregel kan het plangebied 'Havenhoofd en havenkom' worden aangemerkt als voornamelijk ' centrummilieu'. Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied 2011.

4.2.3 Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening 2008

In deze beleidsregel hebben GS aangegeven op welke wijze zij omgaan met de uitgangspunten in het Omgevingsplan met betrekking tot archeologie. Hierbij maken GS onderscheid tussen behoudenswaardige en niet-behoudenswaardige archeologische waarden. Voor zover in een plangebied behoudenswaardige archeologische waarden en/of hoge archeologische verwachtingen liggen, mogen deze in principe niet als gevolg van de uitvoering van het ruimtelijk plan worden beschadigd of vernietigd. Een archeologische verwachting vervalt echter op het moment dat de archeologische waarden hierbinnen zijn gelokaliseerd en begrensd.

In dit bestemmingsplan worden de behoudenswaardige archeologische waarden beschermd. Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening 2008.

4.2.4 Waterbeheerplan 2016-2021

Het waterbeheerplan beschrijft hoe het waterschap nu en in de toekomst blijft zorgen voor waterveiligheid en voor voldoende en schoon water. In het plan staan de doelen en de maatregelen die het waterschap de komende 6 jaar gaat nemen om die doelen te realiseren. Het plan maakt duidelijk wat inwoners, overheden en belangenorganisaties van het waterschap mogen verwachten en vormt daarmee het contract met de samenleving. De Algemene Vergadering van Waterschap Zuiderzeeland heeft op 27 oktober 2015 het Waterbeheerplan 2016-2021 vastgesteld.

Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met het waterbeheerplan .

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Almere Principles (2009)

Almere wil in 2030 de meest duurzame stad van Nederland zijn. In 2007 zijn op basis van de Cradle to cradle uitgangspunten zeven Almere Principles ontwikkeld. De principes dienen als leidraad bij de verdere ontwikkeling van de stad. Almere kent een goede uitgangspositie om de schaalsprong vanuit duurzaamheidsprincipes te benaderen. De keuze is ook niet los te zien van de historie van de stad. Almere is vanaf het begin bedacht en opgebouwd vanuit duurzaamheid. Dat bewijzen de blauwgroene structuur, het meerkernige stadsconcept, het gescheiden verkeerssysteem en de doordachte afvalstructuur. Omdat Almere daarnaast een jonge stad is, is de basiskwaliteit van gebouwen en omgeving hoog. Almere stelt duurzaamheideisen aan zowel de bestaande stad als aan de nieuw te bouwen stadsdelen. Het gaat niet alleen om de gebouwde omgeving, maar ook om de openbare ruimte, om beheer en om duurzame sociale en economische processen.

In bestemmingsplannen is duurzaamheid geen apart benoemd thema. Ruimtelijke oplossingen voor structurerende duurzaamheidsthema's zoals water, ecologie en verkeer worden in de betreffende delen uitgewerkt.

Aangezien het in dit bestemmingsplan om een grotendeels conserverend plan gaat, spelen ontwikkelingen waar duurzaamheidsthema's zoals water, ecologie en verkeer onderzocht moeten worden geen rol. Het beleid zoals genoemd in de Almere Principles vormt geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.

4.3.2 Kleur aan Groen (2014)

De nota Kleur aan Groen geeft de spelregels voor een zorgvuldige inpassing van initiatieven binnen het groenblauwe raamwerk. Almere wil het unieke netwerk van natuur en landschap ook in de toekomst koesteren en behouden. De nota legt daarom de hoofdstructuur (het raamwerk) vast op kaart en beschrijft de betekenis ervan (de essentie). De essentie en de groene kwaliteit van de landschappen stellen voorwaarden aan alle ontwikkelingen in het raamwerk. Daarbij biedt Kleur aan Groen bewoners en ondernemers nadrukkelijk de ruimte om hun ideeën in het groen en blauw te realiseren. Op die manier kunnen zij de inrichting en gebruiksmogelijkheden versterken. De basis van de nota is de kaart van het groenblauwe raamwerk.

Aangezien het in dit bestemmingsplan om een grotendeels conserverend plan gaat, speelt inpassing van initiatieven binnen het groenblauwe raamwerk geen rol. Het beleid zoals genoemd in de spelregels Kleur aan Groen vormt geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.

4.3.3 Omgevingsvisie Almere

De filosofie achter de omgevingsvisie is gebaseerd op twee principes. Allereerst schrijft de visie geen vaststaand eindbeeld voor dat op een bepaalde datum gerealiseerd moet zijn. Almere ontwikkelt zich spontaan en organisch, door ruimte te geven aan plannen, projectem en initiatieven die overal in de stad ontplooid worden. Daarmee vergroot de stad haar aanpassingsvermogen – en dat is het tweede principe. Door niet uit te gaan van blauwdrukken of vastgestelde programma’s kan Almere steeds weer inspelen op onverwachte ontwikkelingen en verrassingen. Deze twee principes – organische ontwikkeling en adaptief beleid – liggen ten grondslag aan de volgende vier uitgangspunten.

  • 1. Ontwikkel en onderhoud het goede;
  • 2. Van tuinstad naar growing green city;
  • 3. Onderscheidende positie in een metropolitaan netwerk;
  • 4. Uitnodiging aan iedereen – ruimte voor pioniers en experiment.

De Omgevingsvisie Almere biedt geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.

4.3.4 Woonvisie 'Thuis in Almere' 2020-2030

De woonvisie bevat de ambities en opgaven op het gebied van het wonen in Almere voor een periode van tien jaar (2020-2030). Kern van de woonvisie, en het meest in het oog springende verschil met de woonvisie uit 2009, is de wens om meer te sturen en daarvoor de woningbehoefte leidend te laten zijn. In de woonvisie wordt de woningbouwopgave benoemd die na vaststelling van de woonvisie wordt uitgewerkt in een stedelijk woningbouwprogramma. De woningbouwopgave uit de woonvisie is daarmee straks sturend voor de ontwikkeling van nieuwe woningbouwplannen. De woonvisie is verder een belangrijke basis voor afspraken met onder andere woningcorporaties en huurders, zorg- en welzijnspartijen en met ontwikkelende partijen.

In essentie is het doel van de woonvisie dat inwoners fijn kunnen wonen in Almere. Fijn wonen heeft te maken met het aansluiten van de woningvoorraad op de woningbehoefte van onze huidige en toekomstige inwoners. Daarbij gaat het om het type woning (eengezinswoningen, appartementen) maar ook om betaalbaarheid. De laatste jaren zien we dat met name de betaalbaarheid van woningen voor middeninkomens onder druk staat. Ook starters hebben het moeilijk op de woningmarkt. Met de woonvisie geven we inzicht in welke maatregelen we als gemeente willen nemen om bij te dragen aan onze doelstelling: fijn wonen voor onze inwoners. Daarbij gaat het om ambities en opgaven met betrekking tot het uitbreiden van de woningvoorraad (nieuwbouw) en met betrekking tot de woningen die er al staan.

De visie kent vier hoofdlijnen met ambities:

  • Meer bouwen

We willen dat er in de periode 2020-2030 voor alle inkomensgroepen flink gebouwd wordt: we kiezen voor het uitbreiden van de woningvoorraad met 24.500 woningen in deze periode.

  • Kwaliteitsimpuls bestaande stad

Voortbouwen op het groene karakter, de ruime opzet en de verscheidenheid van de stad.

  • Inclusieve stad

We vinden het belangrijk dat iedereen in Almere fijn kan wonen, ook onze inwoners die ondersteuning krijgen in de vorm van zorg of hulp in het dagelijks leven.

  • Duurzaamheid en energietransitie

Ondanks dat Almere een relatief nieuwe stad is liggen er uitdagingen om de stad in 2050 energieneutraal en circulair te laten zijn.

Woonvisie 'Thuis in Almere' biedt een kader voor de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied. De woonvisie biedt verder geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.

4.3.5 Visie 2040 Almere Haven

De visie 'Samen-Leven in Haven, Visie2040' (hierna: Visie2040) is in 2020 vastgesteld door het Havenverbond. In december 2021 heeft de gemeenteraad ingestemd met de volgende strategische toekomstkeuzes uit deze visie:

  • De huidige essenties van Haven (groen, water, dorpse sfeer, Havenkom/Kust/Centrum en Havenaar-zijn) zijn ook leidend voor de toekomst van Haven,
  • Investeren in sociale verbindingen,
  • Groen en water als sieraad van Haven inzetten,
  • Investeren in compacter centrumgebied,
  • Havenkom|Kust|Centrumgebied tot hotspot ontwikkelen (stadsrecreatieplek),
  • Bereikbaarheid centrum verbeteren,
  • Singelgracht als drager van wonen en leven ontwikkelen,
  • Zorgen voor meer woningen, andere woningen, gemixte wijken:

- verhouding 40/60 voor gereguleerde huur/overige woningen in binnenring-wijken in 2040,

- 2.500 nieuwe woningen in zes woonzones: Centrum, Transformatiegebieden, Singelgracht, Achter de Dijk, Kust en De Wijken,

  • Leren, werken, financieel bijdragen aan Haven gericht op jongeren,
  • Havenaren krijgen (ook) zelf het heft in handen, en
  • Vaste thema's in de ontwikkeling van Haven: zorg&ondersteuning, kunst&cultuur,

digitalisering, duurzaamheid.

Visie 2040 Almere Haven biedt geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.

4.3.6 Kadernota Grondbeleid 2021

Met de Kadernota Grondbeleid wordt beoogd om, door middel van integrale afwegingen, beter sturing te geven aan de ruimtelijke ontwikkelingen en controle op de realisatie van doelstellingen. Deze doelstellingen zijn integraal en hebben betrekking op alle categorieën ontwikkelingen. De doelstellingen gaan over zowel nieuwe gebieden als stedelijke vernieuwing. De sturingsmogelijkheden worden verbeterd door inzicht te bieden in (financiële) processen, instrumenten, rolkeuze en rapportage. Ook dat is onderdeel van deze Kadernota. Naast deze procedurele kwesties biedt de Kadernota Grondbeleid ook een nieuwe kijk op de samenloop van verschillende beleidsdoelstellingen bij ruimtelijke ontwikkelingen. We zien steeds meer dat het gewenst is om verschillende ruimtelijke opgaven en ambities, zoals de woonbehoefte, de energietransitie, klimaatadaptatie en infrastructuur te combineren met behoeften aan verbetering in de sociaal/economische omstandigheden, zoals inkomen/werkgelegenheid, inclusiviteit, gezondheid en veiligheid. Meerwaarde ontstaat door al deze sectorale uitdagingen en ambities integraal te benaderen en op die manier een plek te geven in de ruimtelijke ontwikkelingen. Een actueel thema als de financiering van bevolkingsvolgende voorzieningen, kan met deze nieuwe werkwijze in een vroeg stadium onderdeel vormen van de integrale afweging voor nieuwe gebiedsontwikkelingen. Met deze benadering is de financiering van bevolkingsvolgende voorzieningen niet geregeld, maar wel wordt in beeld gebracht welke middelen daarvoor noodzakelijk zijn. De Kadernota schept hiervoor een kader, waarmee het mogelijk is om op basis van het integrale beoogde resultaat van een ruimtelijke ontwikkeling keuzes te maken over:

1. De rol die de gemeente zelf wenst in te nemen om een ontwikkeling gerealiseerd te krijgen;

2. De gewenste maatschappelijke doelen versus de daarmee verband houdende financiële gevolgen voor de gemeente;

3. De verschillende scenario's om tot ontwikkelingen van een locatie/gebied te komen.

Kadernota Grondbeleid 2021 biedt geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.

4.3.7 Beleidsnota kleine bouw 2008 (2009, partiële herziening 2010)

In deze nota worden kaders benoemd voor de uitbreiding van woningen, het gebruik van woningen voor beroepen en bedrijven aan huis, bouwwerken nabij woningen en bedrijven, de oprichting van antennemasten e.d. Als een bouwplan aan de voorwaarden uit de nota voldoet, dan wordt medewerking verleend aan een bouwaanvraag, ook als deze niet past in het bestemmingsplan. Voor nieuwe bestemmingsplannen is het uitgangspunt dat de regeling uit de Nota hierin wordt overgenomen. Deze kaders scheppen duidelijkheid voor inwoners en bedrijven.

Samengevat regelt de nota de volgende bouw- en gebruiksmogelijkheden:

  • uitbreiding van of een bijgebouw bij woongebouwen;
  • uitbreiding van of een bijgebouw bij niet-woongebouwen (bijvoorbeeld winkels, scholen, bedrijfsgebouwen);
  • realiseren van gebouwen voor openbaar nut, openbaar vervoer of wegverkeer;
  • oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (bijvoorbeeld schuttingen, kunstobjecten, overkappingen);
  • realiseren van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie;
  • regeling met betrekking tot aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in huis;
  • oprichten van antenne-installaties.

Voor dit plangebied betekent dit dat de uitgangspunten van de nota zijn verwerkt in de regels. Zodoende is het onderhavige bestemmingsplan in lijn met de Beleidsnota kleine bouw 2008 (2009, partiele herziening 2010).

4.3.8 Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (1999)

Naast het nationale en provinciale antennebeleid heeft de gemeente ook een eigen 'antennebeleid'. Masten dienen zo dicht mogelijk bij hoofdinfrastructuur te worden gesitueerd. Plaatsing van masten is niet mogelijk in (toekomstige) woonwijken. Plaatsing van masten gebeurt zo min mogelijk in natuurgebieden, in parken en aan de rand van woongebieden. Bij de plaatsing van antennes dienen de aanvragers zoveel mogelijk gebruik te maken van elkaars opstelpunten, tenzij dit technisch niet mogelijk is. Plaatsing van antennes gebeurd bij voorkeur op bestaande verticale elementen: gebouwen, torens, bestaande masten en hoogspanningsmasten.

Het bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijkheid om een zendmast te kunnen plaatsen.

4.3.9 Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen in de gemeente Almere (2013)

De regels in de 'Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen' (hierna de Aanwijzing) zorgen ervoor dat de watergangen in de stad op een verantwoorde manier gebruikt kunnen blijven worden. In artikel 5:19, eerste lid van de Algemene plaatselijke verordening 2011 is een verbod opgenomen om met een vaartuig in openbaar water een ligplaats in te nemen, een ligplaats te hebben dan wel beschikbaar te stellen. In de Aanwijzing is geregeld dat dit verbod niet van toepassing is op de aangewezen gedeelten van het openbaar water die als ligplaatsen woonschepen zijn aangegeven op kaart die bij de aanwijzing hoort. Op de kaart bij de Aanwijzing zijn ook vaste ligplaatsen, afmeeroevers, passantenligplaatsen, wachtplaatsen, particulier water en particuliere oevers aangegeven.

Binnen het plangebied zijn geen ligplaatsen voor woonschepen aangewezen. Wel zijn er vaste ligplaatsen aangewezen en aangewezen bedrijfsligplaatsen. Daarnaast kunnen passanten tijdelijk aanmeren.

4.3.10 Beleidsnota prostitutie en seksbranche Almere (2018)

Op 12 juli 2018 is het nieuwe prostitutiebeleid door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. Op 19 juli 2018 heeft de gemeenteraad ingestemd met een aantal belangrijke kaders en uitgangspunten van dit beleid. Het beleid is per 19 juli 2019 in werking getreden. De vorige nota uit 2000 is ingetrokken. Het beleid was verouderd gelet op nieuwe ontwikkelingen in de branche zelf en aanstaande nieuwe landelijke wetgeving (de Wrp). Ook was het vestigingsbeleid te complex en beperkt onderbouwd.

Het nieuwe beleid heeft vier speerpunten: regulering van de branche, aanpak van misstanden, versterken van de positie van de prostituee én toezicht en handhaving. Raam- en straatprostitutie blijven in heel Almere verboden. Andere seksbedrijven zijn onder voorwaarden toegestaan in de (multifunctionele) stadscentra van Stad, Buiten, Haven en Poort. Er geldt dus geen maximumstelsel meer, maar er vindt maatwerk plaats door een toets op de openbare orde en het woon- en leefklimaat. Op reguliere bedrijventerreinen zijn alleen prostitutiebedrijven beperkt mogelijk: maximaal een bedrijf per bedrijventerrein met een maximum van twee, mits de onderlinge hemelsbrede afstand meer dan 200 meter bedraagt. Andere seksbedrijven (sekstheaters en -bioscopen) zijn hier niet toegestaan. Op de reguliere bedrijventerreinen Stichtsekant, Twentsekant en het Groene Kadeweg gebied zijn geen enkele soorten van seksbedrijven toegestaan.

Seksbedrijven zijn verboden in woonwijken, omdat dit een negatieve invloed heeft op het woon- en leefklimaat wegens aanloop van prostituees, klanten en pooiers. Niet-bedrijfsmatig werkende thuiswerkers mogen wel in woonwijken, mits is voldaan aan de beroep-aan-huisregeling. Op binnenstedelijke en industriële bedrijventerreinen en in overige gebieden/ landschapstypes (bos, moeras, park, voorzieningenpark, water, identiteitsdragers) zijn seksbedrijven niet toegestaan. Voor bestaande seksbedrijven op binnenstedelijke bedrijventerreinen geldt een overgangsregeling.

Een escortbedrijf is geen seksbedrijf, omdat dit bedrijf slechts bemiddelt tussen prostituee en klant en er geen seksuele handelingen plaatsvinden. Deze mogen dus overal in Almere. Wel is een vergunning nodig, omdat gelegenheid wordt geboden tot prostitutie.

Bij elke nieuwe aanvraag voor een vergunning voor een seksbedrijf wordt getoetst op de openbare orde en het woon- en leefklimaat. Voorwaarde is dat vestiging alleen mogelijk is op minimaal 100 meter hemelsbreed van gebouwen voor de openbare eredienst en lagere scholen.

Voor het plangebied betekent dit dat een escortbedrijf en niet-bedrijfsmatig werkende thuiswerkers zijn toegestaan als bedrijf aan huis.

4.3.11 Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013

Het Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 bevat de uitgangspunten en criteria die worden gehanteerd bij de behandeling van de (aanvragen voor) vestiging van koffieshops in Almere. Binnen de gemeente Almere worden maximaal vier gedoogbeschikkingen afgegeven voor het exploiteren van een coffeeshop. Voor de stadskern Almere Stad maximaal twee, voor de stadskern Almere Haven maximaal één en voor de stadskern Almere Buiten maximaal één. Een coffeeshop kan slechts gevestigd worden op een locatie met een horecabestemming en valt onder Categorie 1 “ lichte horeca”.

Coffeeshops worden niet mogelijk gemaakt in voorliggend bestemmingsplan.

4.3.12 Mobiliteitsvisie Almere 2020 - 2030 (2020)

De visie heeft als ondertitel “verder bouwen op de sterke basis die Almere heeft” en is uitgewerkt langs 4 hoofdlijnen. De vier hoofdlijnen en de daarbij gestelde doelen zijn:

  • 1. Gezonde en duurzame mobiliteit
    • a. De nadelige effecten van mobiliteit op de gezondheid, zoals de CO2- en de stikstofuitstoot, willen wij terugdringen om daarmee de kwaliteit van de leefomgeving van Almeerders te verbeteren.
    • b. Wij pakken geluidshinder langs dreven aan.
    • c. Het busvervoer in de stad wordt de komende jaren emissievrij.
    • d. Wij bevorderen het elektrisch autorijden.
    • e. Wij voorkomen onnodige verplaatsingen met slim locatiebeleid.

  • 2. Netwerken voor lopen, fiets, OV en auto
    • a. Wij verbeteren het fietsnetwerk, routes worden aantrekkelijker en (sociaal) veiliger.
    • b. Er wordt een duidelijk netwerk van looproutes ontwikkeld.
    • c. De hoofdlooproutes worden toegankelijk voor iedereen uitgevoerd en onderhouden.
    • d. Verkeeronveilige plekken worden veilig gemaakt.
    • e. Verkeersnetwerken, waaronder hoofdverbindingen en belangrijke recreatieve routes, en maatschappelijke voorzieningen, moeten inclusief zijn: zonder belemmeringen toegankelijk voor iedereen.

  • 3. Regionale bereikbaarheid
    • a. Wij zetten in op verbetering van de verbindingen met Amsterdam en Utrecht.
    • b. Almere wordt beter aangesloten op regionale fietsroutes.
    • c. Wij zetten in op de realisatie van de IJmeerverbinding.

  • 4. Knooppuntontwikkeling
    • a. Wij houden Flevoland en de regio bereikbaar door te bouwen op de plekken met het beste mobiliteitsaanbod.
    • b. Bij het bouwen rondom knooppunten wordt er ingespeeld op de vraag naar gemengde stedelijke milieus en de bijbehorende voorzieningen.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de uitgangspunten van dit beleidsplan.

4.3.13 Vestigingsvisie horeca Almere 2016

Uitgangspunt is horeca in centrummilieus, wijkcentra, het Floriadegebied en Kustzone Poort/Strand Duin te concentreren en mengen met andere activiteiten. In andere milieus is horeca mogelijk als het inpasbaar is op basis van regelgeving en goede ruimtelijke ordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A11-vg01_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A11-vg01_0004.png"

Voor het plangebied betekent dit dat de functiemengingslijst van toepassing is voor horeca.

4.3.14 Visie Werklocaties Almere (2022)

Met dit beleidskader geeft het college aan welke soorten werklocaties, ook wel werkmilieus genoemd, er voor bedrijven nodig zijn in Almere, om zich te vestigen, te groeien en voor de gewenste werkgelegenheid kunnen zorgen. Centraal in de visie staan daarbij het ruimte bieden aan de vraag naar nieuwe werkmilieus gericht op ontmoeting en interactie, zoals het stadscentrum en de bestaande werklocaties. Het is belangrijk dat de bestaande werklocaties hun werkfunctie behouden om werkgelegenheid voor de Almeerse beroepsbevolking te kunnen bieden. Die werkfunctie stond op verschillende plaatsen in Almere onder druk door transformatie-initiatieven van werkfuncties naar niet-werkfuncties, zoals wonen. Met de nieuwe Visie Werklocaties Almere wordt helderheid verschaft waar transformatie wel en niet mogelijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A11-vg01_0005.png"

Visie Werklocaties Almere (2022) biedt geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.

4.3.15 Detailhandelsvisie 2020

Op 5 november 2020 heeft de gemeenteraad van Almere ingestemd met de nieuwe detailhandelsvisie. Deze visie zal in belangrijke mate bijdragen aan een toekomstbestendige winkelstructuur. De keuzes die in de visie gemaakt worden over welke functie waar wel en niet past, zijn in eerste instantie in het belang van de bewoners van Almere. Daarnaast biedt duidelijkheid (o.a. weergegeven in afwegingsschema's) ook zekerheid aan ondernemers en eigenaren van winkelvastgoed met het oog op continuïteit en investeringen.

Almere is een stad van groei. Het is nog steeds een van de snelst groeiende gemeenten van Nederland. Ook in Almere krijgt het detailhandelsaanbod echter klappen door o.a. de toename van online winkelen. Deze veranderende consumentenvoorkeuren leiden tot andere vestigingsstrategieën van retailers. De groei in aantal inwoners is broodnodig voor behoud van een gezonde winkelstructuur. Door middel van analyses, interviews en werksessies hebben wij bijgedragen aan de nieuwe detailhandelsvisie Almere.

Bij de vestiging van nieuwe winkelvoorzieningen en/of de verplaatsing van bestaande vestigingen wordt in beginsel gekozen voor twee uitgangspunten:

1. Een evenredige spreiding over de stad, en;

2. De juiste functie op de juiste plaats.

Het principe van 'een evenredige spreiding van winkels over de stad' waarborgt de toegankelijkheid voor bewoners uit alle stadsdelen, waardoor consumenten voor deze voorzieningen een relatief beperkte afstand hoeven af te leggen. Met het principe van 'de juiste functie op de juiste plaats' koestert de visie de vitale onderdelen van de Almeerse winkelstructuur. In de afwegingsschema's is deze keuze duidelijk weergegeven.

Voor de reguliere detailhandel onderscheidt de visie in Almere drie verzorgingsniveaus: stadsverzorgend, stadsdeelverzorgend en wijkverzorgend. Almere Centrum heeft de potentie uit te groeien tot één van de belangrijkste centrumgebieden van Nederland. Verdichting met andere functies, verbreding van het winkelaanbod en een compacter, maar krachtiger winkelhart zijn belangrijke opgaven voor Almere Centrum.

De stadsdeelcentra van Almere Haven, Buiten en straks Poort dienen de centra te zijn waar niet alleen alle stadsdeelverzorgende detailhandel een plek krijgt, maar ook aan andere publieksvoorzieningen met een stadsdeelverzorgende functie. Voor de winkelfunctie ligt krimp voor de hand. De focus ligt op de versterking van de functie van huiskamer van het stadsdeel (verblijven en ontmoeten).

De ondersteunende centra zijn belangrijk voor de dagelijkse verzorging van de bewoners in de wijken. Ze voorzien de Almeerse consument op relatief korte afstand van de woning van de dagelijkse boodschappen.

Ten slotte geldt dat er wordt ingezet op bestendiging van Doemere als hèt cluster van de stads- en regioverzorgende volumineuze detailhandel. Enkel tuincentra en bouwmarkten krijgen door hun beperktere verzorgingsgebied en frequentere bezoeken de kans om buiten Doemere te vestigingen.

Om de bestaande fijnmazige detailhandelsstructuur te behouden is het belangrijk dat er geen winkelclusters bij komen. Er zijn twee uitzonderingen: Nieuwe woonwijken waar voldoende draagvlak is voor een dagelijkse voorziening en voor de hoofdcentra van nieuwe stadsdelen, zoals Almere Poort. Nieuwe verspreide ontwikkelingen buiten de winkelgebieden worden niet mogelijk gemaakt.

Voor het plangebied worden er geen nieuwe detailhandelsfuncties mogelijk gemaakt.

4.3.16 Welstandsnota 2018, versie 2 (2020)

Op 12 juli 2018 heeft de gemeenteraad ingestemd met de Welstandsnota 2018, waarbij de vorige nota uit 2014 is ingetrokken. Op 27 februari 2020 is de Welstandsnota 2018 versie 2 vastgesteld. Net als in de nota van 2014 zijn grote delen van de stad welstandsvrij, omdat de kwaliteit van de bebouwing bij bewoners in goede handen is en het stadsbeeld hiermee levendiger en verrassender kan worden. In deze gebieden behoeven bouwplannen niet meer preventief getoetst te worden op het welstandsaspect. Ten opzichte van de nota uit 2014 zijn het Floriadegebied en Duin Etalagebieden geworden in plaats van vallend onder respectievelijk het groenblauw raamwerk en welstandsvrij en is de contour van centrum poort aangepast. Met de vaststelling van de Welstandsnota 2018 versie 2 is de Regenboogbuurt onder welstandszorg gebracht en is de welstandskaart aangepast.

De verplichte welstandstoets blijft gehandhaafd voor de volgende gebieden en thema's, omdat daar het bewaken van het gemeenschappelijk belang (identiteit en gezicht van de stad en kwaliteit van de collectieve ruimte van de stad) van groot gewicht is:

  • Het groenblauwe raamwerk

Het landschap in Almere vormt het groenblauwe raamwerk waarin de stadsdelen zijn gevat. Voor dit
groenblauwe raamwerk geldt een restrictief bouwbeleid: alleen gebouwen die een positieve bijdrage
leveren aan het functioneren van het groenblauwe raamwerk zijn welkom. In de nota 'Kleur aan groen'
(zie Kleur aan Groen (2014)) is dit beleid vastgelegd en uitgewerkt.

  • De hoofdinfrastructuur

Het stelsel van hoofdwegen, spoorlijnen en vaarten vormt het raamwerk waarlangs mensen zich door
Almere voortbewegen. Het betreft zowel het aanzien van de gebouwde bestandsdelen van deze
hoofdinfrastructuur zoals bruggen, viaducten en geluidschermen als de beeldbepalende elementen van de bebouwing langs de hoofdinfrastructuur die het stadsbeeld mede bepalen.

  • De centrumgebieden

De bebouwing in de centra van de kernen Almere Stad, Almere Haven en Almere Buiten bepaalt in
belangrijke mate het beeld van deze gebieden, die van collectief belang zijn.

  • Bijzondere gebieden

Een aantal gebieden is van bijzondere betekenis voor het stadsbeeld van Almere. Zij verdienen om die
reden extra bescherming. Het gaat om de Bouwrai-gebieden Muziekwijk 1990, Filmwijk 1992, Het Gewilde Wonen 2001 in de Eilandenbuurt en de prijsvraaggebieden de Fantasie, de Realiteit en de Eenvoud. De Regenboogbuurt valt hier niet onder en is dus vooralsnog welstandsvrij.

  • Etalagegebieden

Duin en Floriade zijn unieke ontwikkelgebieden met een meerwaarde voor Almere. Deze gebieden zijn welstandsplichtig, behalve voor gronden waarvoor nog geen omgevingsvergunning is verleend. Met andere woorden: een aanvraag voor een nieuwe woning is niet welstandsplichtig, maar een aanvraag voor verbouw aan een bestaande wel. De aanvraag voor de nieuwe wordt beoordeeld door een kwaliteitsteam.

  • Reclame

Met het aanbrengen van reclameborden in de openbare ruimte en aan gebouwen zijn grote financiële
belangen gemoeid. Het risico van wildgroei bij het vrijlaten van reclame in de openbare ruimte is groot.
Beperking is noodzakelijk, om te voorkomen dat de architectuur geheel ondergeschikt wordt aan
reclame. Een regulerend beleid beschermt bovendien winkels en bedrijven met een kwaliteitsuitstraling.

Op onderstaand fragment van de Welstandskaart is aangegeven in welke gebieden welk welstandsbeleid van toepassing is in Haven en omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A11-vg01_0006.png"

Wanneer een gebied welstandsvrij is, wil dat overigens niet zeggen dat er geen regie is. Voor de
omvangrijkere (her)ontwikkelingsgebieden kan het college supervisie door kwaliteitsteams instellen, bijvoorbeeld in etalagebieden. Ook kan bewonerswelstand worden ingesteld indien 2/3 meerderheid in een gebied aangeeft dat welstandstoetsing gewenst is. Voor het hele grondgebied van de gemeente geldt verder de excessenregeling. De excessenregeling is het instrument om bouwwerken, die in ernstige mate ontsierend zijn voor de omgeving, te laten aanpassen. De excessenregeling is gericht op het uiterlijk en is niet bedoeld om de plaatsing van bouwwerken tegen te gaan.

Op het gebied Havenhoofd en de kade van de havenkom zijn de criteria voor centrumgebied van toepassing, voor de havenkom zelf die van het groenblauw raamwerk en voor de Deltastraat tot aan de Gooimeerdijk-West de criteria voor de hoofdinfrastructuur.

4.3.17 Nota Archeologische Monumentenzorg 2016 en Archeologieverordening

Archeologienota (2016)

Almere voert een actief beleid inzake de archeologische monumentenzorg, gericht op:

  • het veiligstellen van de meest waardevolle vindplaatsen in de gemeente;
  • het zoveel mogelijk integreren van deze locaties in de diverse inrichtingsplannen;
  • het kenbaar en herkenbaar maken van de bijzondere geschiedenis van Almere aan het publiek.

De hoofdlijnen van het beleid inzake de archeologische monumentenzorg in Almere staan beschreven in de Nota Archeologische Monumentenzorg 2016. Op 21 april 2016 heeft de raad de uitgangspunten van dit beleid vastgesteld, evenals de Archeologieverordening 2016 en de toelichting daarop. Dit beleid, de Archeologieverordening en toelichting zijn op 29 april 2016 in werking getreden. De Archeologische Beleidskaart Almere (ABA) is als onderdeel van de door de raad vastgestelde beleidsuitgangspunten gelijktijdig in werking getreden. Het beleid is een uitwerking van de Monumentenwet 1988.

Het beleid richt zich op het behoud van een representatief deel van behoudenswaardige vindplaatsen (scheepsresten en steentijdvindplaatsen). De vergunningsplichtige gebieden, behoudenswaardige vindplaatsen (waaronder wettelijk beschermde rijksmonumenten) en gebieden die zijn vrijgesteld van archeologische verplichtingen zijn op de ABA aangegeven. Om te zorgen dat het noodzakelijke onderzoek daadwerkelijk plaatsvindt worden daartoe aangewezen gebieden beschermd via het bestemmingsplan (zie paragraaf Waarde-Archeologie 1 t/m 6)

De onderzoeksplicht geldt alleen indien aan twee condities is voldaan: 1. De voorgenomen bouw- en aanlegactiviteiten komen niet in aanmerking voor een vrijstelling, en 2. De betreffende gronden zijn niet eerder bebouwd / overbouwd is geweest met bijvoorbeeld een weg of huizen. De inzet van beschikbare middelen richt zich op gebieden waarin zich representatief te achten prehistorische landschappelijke zones bevinden. De verwachting is dat dit doorgaans de hogere delen van het prehistorisch dekzandlandschap betreffen en oeverwallen die voorkomen binnen de Oude Getijdenafzettingen.

Voor ingrepen of wijzingen die niet in aanmerking komen voor een vrijstelling is een omgevingsvergunning vereist. Deze vergunning kan al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden worden verleend. De vergunning moet geweigerd worden als de werkzaamheden de archeologische waarden aantasten of risico´s daarop kunnen opleveren.

Bij onderzoek kunnen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen worden vastgesteld. De omgang met behoudenswaardige archeologische vindplaatsen is geregeld in de Archeologieverordening 2016 en behelst behoud in situ, door middel van inpassing, inrichting, monitoring en beheer.

Voor de inpassing van behoudenswaardige vindplaatsen geldt dat op het terrein geen andere inrichting is toegestaan dan die het behoud, beheer, onderzoek en beleefbaarheid ten dienste staat. Voor deze terreinen geldt dat er, in bepaalde gevallen, wel kleinschalige ingrepen kunnen worden toegestaan, zolang deze ingrepen recht doen aan de archeologische betekenis van het terrein en de archeologische waarden niet schaden.

Het is altijd mogelijk dat in de bodem niet ontdekte archeologische waarden bij toeval te voorschijn komen (de zogenaamde toevalsvondsten). In Almere zal het dan waarschijnlijk meestal gaan om scheepsresten of vliegtuigwrakken. Indien dergelijke resten buiten het kader van een officieel archeologisch (voor)onderzoek worden aangetroffen, geldt een meldingsplicht op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988. De meldingsplicht geldt voor heel Almere, dus ook voor gebieden buiten de behoudenswaardige vindplaatsen, evenals in gebieden waar het archeologische vooronderzoek is afgerond.

Gemeentelijke Archeologieverordening 2016 (2016)

In de gemeentelijke Archeologieverordening is vastgelegd hoe het college omgaat met archeologisch waardevolle terreinen en voor welke terreinen een vergunningsplicht dan wel een vrijstelling hiervan geldt. Archeologisch waardevolle terreinen zijn gebieden waarbinnen op basis van onderzoek behoudenswaardige archeologische vindplaatsen vastgesteld zijn.

In de Archeologieverordening 2016 is dwingend opgenomen dat de gebieden op de Archeologische Beleidskaart Almere integraal in alle toekomstige ruimtelijke plannen en juridisch-planologische kaders moet worden overgenomen, met een met de verordening overeenkomende bescherming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A11-vg01_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A11-vg01_0008.png"

Voor bijna heel het plangebied geldt Waarde 1. Alleen voor de bestaande bebouwing is het gebied vrijgegeven. Dit betekent dat voor het gebied met Waarde 1 een dubbelbestemming "Waarde – Archeologie” wordt opgenomen.

Nota Cultuur 2.0

In het kader van het Integraal Afspraken Kader (IAK) is in 2012 onder de titel 'Cultuur 2.0' de visie op cultuur vastgesteld. De stad besteedt veel zorg en geld aan het behouden en onderzoeken van een groot areaal aan vindplaatsen. Op archeologisch gebied bijvoorbeeld is Almere uniek met de toolbox 'Steentijdwildernis': een inrichtingsconcept waarmee de archeologische vindplaatsen uit de steentijd beleefbaar en bruikbaar worden gemaakt. De gemeente heeft als doelstelling dat in 2030 de Almeerse archeologie onderdeel is geworden van het collectieve geheugen van de Almeerders, onder andere door cultuureducatie.

In paragraaf 5.6 wordt nader ingegaan op het aspect 'Archeologie' in relatie tot het plangebied.

4.3.18 Nota cultureel erfgoed Almere (2022)

In de Nota cultureel erfgoed staat hoe we de kwaliteiten van het cultureel erfgoed van Almere kunnen inventariseren, waarderen en inzetten bij (toekomstige) stedelijke doorontwikkelingen. Het is een toevoeging aan de zorgvuldige belangenafweging in de snelgroeiende stad waar adequaat antwoord gegeven moet worden op vraagstukken zoals woningbouw, leefbaarheid en financiële haalbaarheid. Het gaat in Almere niet om het “conserveren” van erfgoed, maar om het continu van betekenis te blijven voorzien. Het toevoegen van steeds weer nieuwe tijdslagen, zónder voorbij te hoeven gaan aan het bestaande. Oude gebouwen bijvoorbeeld nieuwe functies en betekenis geven met respect voor de geschiedenis van dat gebouw. Erfgoed gebruiken en benutten in plaats van te bevriezen.

Voor nu ligt de focus op het waarderen en waar mogelijk behouden van de unieke Post 65 identiteit van Almere. Het is een eerste aanzet en kan op initiatief van de gemeente Almere of belanghebbenden worden aangevuld- en bijgestuurd.

Met deze nota zijn de volgende uitgangspunten vastgesteld:

  • Om invulling te geven aan de wettelijke verplichting om op een zorgvuldige wijze met cultureel erfgoed om te gaan, brengt de gemeente Almere haar cultureel erfgoed stapsgewijs in kaart.
  • Het beschermde object, structuur of landschap benadrukt de identiteit/ brengt de identiteit tot uitdrukking/ belichaamt de identiteit van Almere en maakt de geschiedenis en het verhaal van de stad herkenbaar of zichtbaar.
  • Het Almeerse erfgoed wordt niet geconserveerd, maar gebruikt. Uitgangspunt is behoud door ontwikkeling. Er is ruimte voor een passende transformatie en/of herbestemming indien deze recht doet aan de vastgestelde erfgoedwaarden.
  • In ruimtelijke plannen wordt in het kader van een evenwichtige toedeling van functies rekening gehouden met de cultuurhistorische kernwaarden, de pionierstijd van Almere, het groen-blauwe karakter en experimentele ontwerpen.
  • Regelgeving en belemmeringen voor gebruik en ontwikkeling van beschermde objecten, structuren en landschappen zijn minimaal en worden zoveel mogelijk beperkt.
  • De commissie Welstand & Erfgoed/Gemeentelijke adviescommissie adviseert het college en de raad gevraagd en ongevraagd. Het college weegt het belang van de monumentenzorg af tegen andere belangen en adviseert de gemeenteraad.

Nota cultureel erfgoed Almere 2022 biedt geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.

4.3.19 Visie Ecologie 2020 - bouwen met natuur (2021)

In de Visie Ecologie 2020 is de Ecologische structuur van Almere vastgelegd. Deze Visie gaat uit van blauwe en groene brongebieden (Groenblauw Raamwerk en Natuurnetwerk Nederland) met daartussen Ecologische hoofdverbindingen en Groenblauwe aders. Een deel van de Ecologische hoofdverbindingen zijn al aanwezig, een deel moet nog ingericht worden. In het plangebied mondt een Groenblauwe ader uit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A11-vg01_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A11-vg01_0010.png"

Voor de Groenblauwe aders geldt dat deze reeds aanwezig zijn. Deze kunnen echter plaatselijk wel aan betekenis winnen als daar rekening wordt gehouden met de functie van ecologische verbinding. Hier is geen extra (natuur)budget voor beschikbaar en zullen kansen benut moeten worden binnen ruimtelijke ontwikkelingen.

  • a. De Visie beschrijft acht concrete doelen. Deze acht doelen zijn:
  • b. Trots op stadsnatuur - we zetten in op voorlichting en educatie;
  • c. Groene gebouwen - met de toolbox natuurinclusief bouwen moedigen we de stad aan om natuurinclusief te ontwikkelen en beheren;
  • d. Groene tuinen - niet alleen van belang voor planten en dieren, maar ook voor verkoeling en het opvangen van hevige regenval;
  • e. Gezonde wateren - bij de inrichting van de stad houden we rekening met water- en moerasgebonden natuur;
  • f. Ecologische verbindingen – het verbinden van brongebieden en het opheffen van barrières in groenblauwe aderen van de stad zorgen voor duurzame instandhouding van populaties van dieren en planten;
  • g. Ruimte voor tijdelijke natuur – pioniernatuur krijgt de ruimte door gebruik te maken van ontheffing braakliggende terreinen;
  • h. Donkere nachten – sommige soorten hebben baat bij donkere gebieden, we zoeken hier een balans tussen aandacht voor ecologie en veiligheid voor mensen;
  • i. Diversifiëring groen - zoveel mogelijk diversiteit in beplanting, passend bij de omstandigheden van die plek (bodem, klimaat, water en licht) aansluitend op de behoefte van de dieren in de stad.

De kansen voor natuur binnen stedelijk gebied zullen zoveel mogelijk worden benut. Het gaat hier bijvoorbeeld om de invulling van de kleinschalige (blauw-)groenstructuur en voorzieningen aan bebouwing: vegetatiedaken, gevelbegroeiing, stenen en dakpannen met nestgelegenheid voor vogels en vleermuizen.

4.3.20 Integraal Beleidskader Laadinfrastructuur 2020 (2020)

Het door de raad vastgestelde 'Integraal beleidskader Laadinfrastructuur 2020' gaat in op de behoefte om in Almere voldoende laadinfrastructuur te realiseren voor de e-voertuigen. Via het Bouwbesluit zijn projectontwikkelaars verplicht te voldoen aan hetgeen wordt geëist aan laadinfrastructuur op de te realiseren privé-parkeerplaatsen. In de openbare ruimte dient de gemeente hier zorg voor te dragen of dient hier namens de gemeente voor te worden gezorgd.

Integraal Beleidskader Laadinfrastructuur 2020 biedt geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan

4.3.21 Overig gemeentelijk beleid

Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van ruimtelijk belang voor het plangebied bevonden. Het betreft de volgende nota's:

  • Inrichting schoolpleinen (1999)
  • Verkeersveiligheid rond basisscholen (2001)
  • Uitgiftebeleid benzineverkooppunten (2000)
  • Programmaplan Hart van de Stad (2016)
  • Programmaplan Schaalsprong (2007)
  • Raadskader schaalsprong Almere (2004)
  • Meerjarenplan Startershuisvesting (2004)
  • Plan van aanpak studentenhuisvesting (2011)
  • Economische Agenda Almere (2019)
  • Afwegingskader Hotels in Almere (2019)
  • Verordening op de speelautomaten en speelautomatenhallen (2003)
  • Gemeentelijk Waterhuishoudingsplan 2011-2016
  • Beleidsplan wandelen en hardlopen 2003-2010 "stap voor stap door Almere" (2003)
  • Sociale Structuurschets 'Almere mensenwerk' (2004)
  • Veiligheid gebouwde omgeving: checklist veiligheid in ruimtelijke planvormingsproces (2003)
  • Toekomstvisie vrije tijd “De (vrije) tijd van je leven!" (2008)
  • Cultuurnota 2009-2012 (2008)
  • Cultuurbrief 2013-2016, Modern - zelfbewust - toegankelijk (2012)
  • Uitgiftebeleid benzineverkooppunten (2000)
  • Afhaalpunten (2014)
  • Kringloopwinkels (2014)
  • Vuurwerknota 2005, ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (2005)
  • Waterplan Almere (2005)
  • Sportnota 2013-2016 (2013)
  • Inrichting schoolpleinen (1999)

Hoofdstuk 5 Omgevingstoets

5.1 Inleiding

Het doel van het bestemmingsplan Havenhoofd en havenkom is de actualisatie van de bestaande situatie van het plangebied Havenhoofd e.o. Uitgangspunt van dit conserverend plan is dat in beginsel in de bestaande, feitelijke en vergunde situatie (rechtszekerheid) wordt voorzien en dus percelen als zodanig worden bestemd. Van een directe doorwerking van omgevingsaspecten (effecten op het plan) is dan ook geen sprake. Nieuwe ontwikkelingen zijn niet opgenomen in het plan en er zijn derhalve geen onderzoeken verricht. Wel wordt de mogelijkheid opgenomen om woningen en/of kantoren te realiseren ter plaatse van Havenhoofd 7, confom het vigerende bestemmingsplan, maar met beperkte bouwhoogte. In onderstaande paragrafen komen de meest relevante omgevingsaspecten aan de orde.

5.2 Milieu-effectrapportage

Voor plannen en besluiten die ontwikkelingen bevatten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, geldt de verplichting om de procedure voor milieueffectrapportage te doorlopen. Op die manier krijgt milieu een volwaardige rol in de afweging van belangen. De categorieën van activiteiten waarbij deze verplichting aan de orde is, zijn vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer). De activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben staan genoemd in de bijlagen van het Besluit milieueffectrapportage. Het gaat om de C-lijst en de D-lijst waarin alle activiteiten staan genoemd waarvoor mer-verplichtingen kunnen gelden.

De aard en omvang van de activiteit bepaalt in belangrijke mate welke verplichtingen gelden ten aanzien van het voeren van een mer-procedure om te komen tot een milieueffectrapprot (MER). Bij het toetsen aan de C- en/of D-lijst alsmede aan de bijbehorende bepalingen, is er sprake van een vormvrije mer-beoordeling, een formele mer-beoordeling of een directe mer-plicht voor het project of planologische procedure. Indien een activiteit valt onder een mer-beoordeling (vormvrij of formeel) dient getoetst te worden aan de selectiecriteria in bijlage III bij de EU-richtlijn 'betreffende de milieu-effectbeoordeling en RICHTLIJN 2014/52/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 16 april 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/92/EU betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projectenandere bijbehorende onderdelen van deze richtlijn, waaronder Bijlage IV. Samengevat zijn deze o.a.:

  • de kenmerken van de projecten (omvang project (sloop, bouw- en gebruiksfase), gebruik van natuurlijke hulpbronnen, productie van afvalstoffen, verontreiniging en hinder, risico en ongevallen en de cumulatie met andere projecten);
  • de locatie van de projecten (bijzondere gebieden, bestaand grondgebruik, rijkdom/kwaliteit/regeneratievermogen van natuurlijke hulpbronnen van het gebied, het opnamevermogen van het natuurlijk milieu);
  • de soort en kenmerken van de potentiële effecten (in samenhang met de eerste twee criteria: bereik, grensoverschrijdende karakter van het effect, orde/grootte/complexiteit effect, waarschijnlijkheid effect, duur/frequentie/onomkeerbaarheid van het effect).

De in dit bestemmingsplan benoemde functies/activiteiten worden genoemd in de D-lijst:
Cat. D 10: Jachthavens
Cat. D 11.2: Stedelijke ontwikkeling

Voor de volgende gevallen geldt een mer-beoordelingsplicht:

Cat. D 10: de aanleg, wijziging of uitbreiding van een jachthaven met 250.000 bezoekers 100 ligplaatsen , een oppervlakte van 25 hectare of meer, 100 ligplaatsen of meer of een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied (D 10);
 

Cat. D 11.2:de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen met een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer (D 11.2).

 

Beoordeling Cat. D10

In het bestemmingsplan wordt het aantal ligplaatsen van de jachthaven gemaximeerd op het feitelijk gerealiseerde aantal, namelijk 205. De aanleg van nieuwe ligplaatsen wordt niet mogelijk gemaakt binnen de bestemming 'Water'. Derhalve is hier geen sprake van een wijziging, aanleg of uitbreiding. Op grond van deze toetsing is cat D 10 derhalve niet van toepassing. Er hoeft op grond van cat. D10 geen mer-beoordeling plaats te vinden.

 

Beoordeling Cat D 11.2

Een eventuele herontwikkeling van Havenhoofd 7 tot (4 á 5) woningen of een kantoor, de enige ontwikkelingsmogelijkheid die in het plan zit,  is beoordeeld als niet zijnde een Stedelijke Ontwikkeling in de zin van het Besluit mer:
- het gaat om een zeer beperkte ontwikkeling in bestaande pand(en).
- de ontwikkeling blijft binnen het daarvoor geldende bouwvlak, bouwvolume en /of hoogte
- ontwikkelingen die mogelijk zijn, hadden al gepast binnen de destijds geldende bp-regels en eisen (geen afwijking).

 

Er hoeft geen mer-beoordeling voor het bestemmingsplan plaats te vinden op grond van D 11.2. 

5.3 Geluid

Op basis van artikel 76 van de Wet geluidhinder (Wgh) dienen bij de vaststelling van een bestemmingsplan, wijzigingsplan of uitwerkingsplan als bedoeld in art. 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) de waarden als bedoeld in art. 82 t/m 85 van de Wgh in acht te worden genomen, indien dat plan gelegen is in een zone rondom een weg als bedoeld in art. 74 lid 1 Wgh en (het betreffende onderdeel van) dat plan mogelijkheden biedt voor:

  • de realisatie van woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en van geluidsgevoelige terreinen (functies zoals genoemd in art. 1 Wgh en art 1.2 Bgh – het Besluit geluidhinder zoals gewijzigd op 4 april 2012);
  • de aanleg van een nieuwe weg en/ of een reconstructie van een bestaande weg;
  • functiewijzigingen van een niet-geluidsgevoelige functie in een geluidsgevoelige functie (bijvoorbeeld via afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid).

Dit geldt voor alle straten en wegen, met uitzondering van:

  • wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen;
  • wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/u geldt.

Ter plaatse van het Veerhuys (Havenhoofd 7) is in het vigerende bestemmingsplan wonen mogelijk. Deze bestemming wordt ook in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen. Deze locatie ligt niet binnen een zone als bedoeld in art. 74 lid in Wgh. Akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai op basis van de Wet geluidhinder is dan ook niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden beoordeeld of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Ter plaatse van Havenhoofd 7 zijn geen relevante akoestisch bronnen aanwezig. Het akoestisch woon- en leefklimaat is aanvaardbaar.

5.4 Ecologie

De Wet natuurbescherming (Wnb) is een wet van 16 december 2015, houdende regels ter bescherming van de natuur. De Wet natuurbescherming is in werking getreden op 1 januari 2017 en vervangt daarmee het voorheen geldende wettelijke stelsel voor de natuurbescherming, zoals neergelegd in de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. De wet regelt ten eerste de taken en bevoegdheden ten behoeve van de bescherming van natuurgebieden en planten- en diersoorten. Daarnaast bevat de wet onder meer bepalingen over de jacht en over houtopstanden. In de Wet natuurbescherming is de Europese regelgeving omtrent natuurbescherming, zoals vastgelegd in de Vogelrichtlijn (Richtlijn 2009/147/EG, 30 november 2009) en Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG, 21 mei 1992) als uitgangspunt genomen. Voor de soortenbescherming is wettelijk bovendien rechtstreeks verwezen naar het Verdrag van Bern en het verdrag van Bonn.

Gezien het conserverende karakter van het plan vinden er binnen het plangebied geen ruimtelijke ontwikkelingen plaats die een negatief effect hebben op Natura 2000-gebieden. Bovendien vinden er geen sloop- of kapwerkzaamheden plaats die van invloed zijn op beschermde soorten. Ter plaatse van het plangebied worden geen bouwmogelijkheden mogelijk gemaakt die van invloed kunnen zijn op foerageergebied van beschermde soorten. Een toetsing in het kader van de Wet natuurbescherming is niet benodigd. Wel geldt vanuit de Wnb te allen tijde de zorgplicht.

Daarnaast geldt voor het plangebied de 'Visie Ecologie 2020', hierin is de ecologische structuur van Almere vastgelegd. Blauwe en groene brongebieden zijn daarin vstgelegd, met daartussen Ecologische hoofdverbindingen en Groenblauwe aders.In het plangebied mondt een groenblauwe ader uit.

5.5 Water

Overeenkomstig artikel 3.1.6 lid 1, onder b, Bro geldt voor het (ontwerp)bestemmingsplan de verplichting een beschrijving te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Om tot een goede beschrijving daarvan te komen is het nodig het proces van de zogenaamde watertoets, zoals beschreven in de Bestuurlijke Notitie Watertoets (bijlage bij Kamerstukken II 2001/02, 27 625, nr. 4) te volgen. Dat zal in veel gevallen leiden tot overleg met de waterbeheerder in het betreffende gebied.

Waterkeringen

In het plangebied bevinden zich een primaire waterkering en een regionale waterkering. Voor alle activiteiten in en nabij de waterkering (kernzone en beschermingszones) geldt dat een keurontheffing bij het Waterschap aangevraagd dient te worden. De belangrijkste voorwaarde bij de toetsing daarvan is dat het waterkeringbelang niet in het geding mag komen.

Primaire waterkering

De Gooimeerdijk is in de 'Legger' van het Waterschap Zuiderzeeland aangemerkt als primaire waterkering. Deze waterkering beschermt het binnendijkse gebied van Almere tegen het buitenwater vanuit het Gooimeer. Gebieden rondom de Gooimeerdijk zijn in de legger voorzien van verschillende beschermingszones, namelijk:

- Kernzone. Dit is het centrale gedeelte van de waterkering.

- Binnenbeschermingszone. Dit is een strook, direct aan weerszijden van de kernzone, die technisch/fysisch een bijdrage levert aan de stabiliteit van de waterkering en ruimte reserveert voor eventuele versterkingen.

- Buitenbeschermingszone. Dit is de strook aan weerszijden van de binnenbeschermingszone.

De kernzone is het gebied met het strengste verbods- en gebodsregime en de buitenbeschermingszone het gebied met het minst strenge regime. De breedte van deze beschermingszones zijn vastgelegd in de 'Legger' van het waterschap. In onderstaande figuur zijn de verschillende zones van de Gooimeerdijk weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A11-vg01_0011.png"

Figuur 5.1 Beschermingszones van de Gooimeerdijk.

Regionale waterkering

In het plangebied ligt ook een regionale waterkering. De ligging van deze kering is weergegeven in onderstaande figuur.

Het Buitendijks beschermd gebied (regionale waterkering) heeft 3 verschillende zones. De kernzone buitendijks gebied en het dubbelregime buitendijks gebied worden in dit bestemmingsplan geregeld met de bestemming Waterstaat-Waterkering.

Voor de zone buitendijks beschermd gebied geldt een bescherming vanuit de Keur die tussen die van een tussenbeschermingszone primaire waterkering en binnenbeschermingszone primaire waterkering in zit. Hiervoor is in dit bestemmingsplan een gebiedsaanduiding vrijwaringszone-dijk 1 opgenomen. Het Waterschap moet voor bouwinitiatieven in deze zone altijd benaderd worden voor advies.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A11-vg01_0012.jpg"

Figuur 5.2 Ligging van de beschermingszones rond de Gooimeerdijk (Bron: Legger waterschap Zuiderzeeland)

Gezien het conserverende karakter van het plan vinden er binnen het plangebied geen ruimtelijke ontwikkelingen plaats die een negatief effect hebben op de waterhuisstaatkundige situatie. De bestaande waterstaatkundige situatie is vastgelegd en als zodanig onderdeel van het bestemmingsplan, incl. het aanwezige water, jachthaven, sluizen en de beschermingszone (waterkering).

5.6 Archeologie en cultuurhistorie

In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening wordt gehouden (artikel 3.1.6, lid 5 Bro). De opsteller en vaststeller van het bestemmingsplan is daarmee dus verplicht om breder te kijken dan alleen naar het facet archeologie. Ook de facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.

Archeologische waarden

Aan het einde van het Paleolithicum (de Oude Steentijd), 11.500 jaar geleden, was Almere al bewoond. Het gebied van Almere bestond toen uit een glooiend zandlandschap waar de rivier de Eem doorheen stroomde. Door het alsmaar natter en warmer wordende klimaat, gepaard gaand met oprukkend veen en een oostwaartse verplaatsing van de kust, was het gebied van Almere rond 3800 voor Chr. veranderd in een uitgestrekt moerasgebied onder invloed van de zee. Wonen werd hier steeds moeilijker en was uiteindelijk niet langer mogelijk. Maar voor die tijd was het goed toeven. Een landschap met allerhande voedselbronnen, groot en klein wild, vis, planten en vruchten. Hiervan hebben de mensen destijds gebruik van gemaakt. Zij woonden overal in het landschap en leefden als jagers en verzamelaars. Tijdens de Midden Steentijd en het vroege Jonge Steentijd is men langzaam aan overgegaan op een combinatie van jacht en akkerbouw. Rond het jaar nul was in het moeras een reeks meren gevormd. In de Romeinse tijd is door aaneensluiting van deze wateren één groot meer ontstaan, dat het Lacus Flevum genoemd werd. Hieruit ontstond later het Aelmere, dat rond 850 na Chr. een feit was en vanaf 1340 Zuiderzee genoemd werd. De Zuiderzee was lange tijd het economisch hart van Nederland. Er is in en na de Middeleeuwen druk gevaren, getuige de scheepswrakken die ook in Almere zijn gevonden. Uit onderzoeken blijkt dat dekzandkoppen van het oude landschap en de bij de Eem behorende oeverwallen in de Steentijd zeer geschikte locaties voor bewoning vormden. Verder zijn er in het gebied van Almere overblijfselen van de Tweede Wereldoorlog gevonden.

In het plangebied is geen onderzoek uitgevoerd. Hierdoor zijn er geen behoudenswaardige vindplaatsen aangetroffen. Binnen de bestemmingsplangrenzen van dit bestemmingsplan is op grond van de Archeologische Beleidskaart Almere (hierna: ABA) een deel van het gebied vrijgesteld van archeologische verplichtingen. Deze terreinen zijn vrijgesteld, omdat ze bebouwd zijn, in het verleden bebouwd zijn geweest of anderszins verstoord zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A11-vg01_0013.png"

Figuur 5.3 Archeologie in het plangebied.

De vrijgestelde terreinen zijn op de ABA aangeduid met een donker grijze kleur. Een klein deel in het plangebied is bestemd als “Waarde - Archeologie 1” en een deel als “Waarde – Archeologie 6”. In deze gebieden moet in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen rekening worden gehouden met mogelijk aanwezige archeologische vindplaatsen uit de steentijd, scheepswrakken en resten uit de Tweede Wereldoorlog. Vindplaatsen uit de steentijd kunnen worden aangetroffen in de top van het pleistocene zand en in de daarboven gelegen Oude Getijdenafzettingen. Er zijn in het plangebied geen prehistorische vindplaatsen of scheepswrakken bekend, maar de aanwezigheid van verdere vindplaatsen in de ondergrond is niet uit te sluiten (zie hieronder bij toevalsvondsten).

Veranderingen in inrichting van vergunningplichtige gebieden

Voor zover dat bodemingrepen niet in aanmerking komen voor een vrijstelling, moet archeologisch vooronderzoek worden uitgevoerd en inzicht te worden verkregen in de aan-/afwezigheid van 'behoudenswaardige vindplaatsen van nationaal belang', en de noodzakelijke omgang daarmee. Het onderzoek moet voldoen aan wat daarover is vastgelegd in de Nota Archeologische Monumentenzorg 2016 en Archeologieverordening.

Toevalsvondsten

Het is denkbaar dat er zich binnen het plangebied onder het maaiveld nog onbekende vindplaatsen uit de steentijd, scheepswrakken en resten uit de Tweede Wereldoorlog bevinden. Men dient er dan ook rekening mee te houden dat scheepsresten, evenals andersoortige archeologische resten, aangetroffen kunnen worden bij het uitvoeren van grondwerkzaamheden. Een dergelijk aantreffen dient conform de Erfgoedwet gemeld te worden aan de stadsarcheoloog van de gemeente Almere. Ter voorkoming van verdere beschadiging dienen de werkzaamheden ter plaatste direct gestaakt te worden. Na vaststelling van de waarde en het belang van de aangetroffen resten, zal in overleg met de stadsarcheoloog besloten worden welke maatregelen nodig zijn.

Cultureel erfgoed

Goede ruimtelijke ordening betekent dat er, onder meer bij het opstellen van een bestemmingsplan, een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Het bestemmingsplan is daarbij een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen.

Het plangebied bevindt zich in een Post 65 wijk en beschikt daarmee over de cultuurhistorische kenmerken zoals opgenomen in de erfgoedthema's van Almere, geborgd in de Handleiding waardering Almeers erfgoed: de pionierstijd van Almere, het groenblauwe karakter en experimentele ontwerpen. Een quick scan (een eerste beoordeling van de erfgoedwaarden op basis van een kort, globaal onderzoek) specifiek voor dit Post 65 plangebied moet nog worden uitgevoerd. Deze quick scan gaat op basis van de Nota Cultureel Erfgoed (2022) voor de start van stedelijke ontwikkelingen plaatsvinden zodat de waarden die het erfgoed vertegenwoordigt en haar karakteristieken, kunnen worden benut.

Het plangebied beschikt daarnaast over de kernwaarden “Almere Haven als Zuiderzeestad”, “overgang tussen stad en groen” en “open waterfront”. Deze kernwaarden en de cultuurhistorische waardering van het plangebied zijn beschreven in de Cultuurhistorische waardestelling kop van het Havenhoofd, bijgevoegd als Bijlage 1 bij deze toelichting. Dit plangebied is daarmee van algemeen belang voor de gemeente Almere vanwege de cultuurhistorische-, stedenbouwkundige-, architectuurhistorische- en zeldzaamheidswaarde.

Het plangebied beschikt over cultuurhistorische waarden als illustratie van het maakbare karakter van de stad. Er is een hoge stedenbouwkundige waarde aanwezig waarbij de oostelijke en westelijke landtongen het eerste visitekaartje voor Almere Haven zijn voor wie de stad vanaf het water benadert. De oorspronkelijke functionaliteit van het havenhoofd als buitendijks gebied is nog altijd herkenbaar. De seintoren is van hoge architectuurhistorische waarde als gaaf voorbeeld van een radargebouwtje uit de jaren vijftig. Op 24 mei 2022 is de Seintoren aangewezen als gemeentelijk monument.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A11-vg01_0014.png"

De Seintoren op het Havenhoofd

Het veerhuis is van positieve architectuurhistorische waarde. De zeldzaamheidswaarde van het plangebied zit in de seintoren als interessant voorbeeld van geïmporteerd erfgoed en het aspect van de openheid van het landschap en het open vizier op het Gooimeer. Deze openheid is op oostelijk havenhoofd (de Veerkade) in de jaren negentig reeds bebouwd. Voor de volledige waardering zie de Cultuurhistorische waardestelling kop van het Havenhoofd in de bijlage bij de toelichting.

Grenzend aan, maar buiten het plangebied, ligt het Post 65 icoon 'Gooizicht', een appartementengebouw met commerciële plint in een doorlopend bouwvolume en onderbroken door twee torens langs de boulevard van de havenkom.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A11-vg01_0015.png"

Gooizicht

In een waardestellend onderzoek moeten de monumentale waarden hiervan nog inzichtelijk gemaakt worden en worden beargumenteerd.

In het plangebied zijn een aantal zichtlijnen aanwezig. Op onderstaande kaart zijn de zichtlijnen aangeduid met de nummers 9a, 9b en 25. Zichtlijn 10 ligt buiten het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A11-vg01_0016.png"

Aanwezige zichtlijnen in het plangebied (uit Almere in Kaart, Cultureel Erfgoed, Zichtlijnen)

Zichtlijnen 9a en 9b hebben een duidelijk focuspunt en werken oriënterend en verbindend. Het schaalniveau is op wijkniveau en kenmerkt zich doordat de zichtlijnen zijn gekaderd/begrensd aan weeszijden van het focuspunt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A11-vg01_0017.png"

Zichtlijn 9a

Zichtlijn 25 is dynamisch, verbindend en zorgt voor oriënterend zicht met een bewegende ervaring. De zichtlijn bestaat uit flauwe bochten, zachte knikken en is panoramisch en soms zelfs verrassend in verspringende gezichtspunten. Het zorgt voor een relatie met de omgeving over langere afstanden en is dus weids. De waarde van zichtlijnen zijn opgenomen in het document Zichtlijnen en zichtvelden (2021).

Onderhavig conserverend bestemmingsplan maakt geen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk dat effect heeft op een cultuurhistorisch waardevol object.

5.7 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Gezien het conserverende karakter van het plan worden er geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waarbij de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem in het geding is.

5.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid is er op gericht te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Dit is verankerd in diverse wet- en regelgeving, zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit).

Binnen de externe veiligheid worden twee normstelingen gehanteerd:

1. het Plaatsgebonden Risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers;

2. Het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen.

Kwetsbare objecten, zoals woningen en functies met veel bezoekers, zijn niet toegestaan binnen de 10-6-contour van het PR rond inrichtingen waarin opslag en productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A11-vg01_0018.png"

Figuur 5.4 Uitsnede Signaleringskaart Externe Veiligheid (Bron: Signaleringskaart EV)

Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van risicobronnen in de omgeving. Zoals transport van gevaarlijke stoffen over de Flevolijn, de snelweg A6 en de vaarroute door het IJmeer/Markermeer de zogenaamde basisnetroutes. Het plangebied ligt ook buiten het invloedsgebied van de aardgastransportleiding ten zuiden van de A6. Ten slotte liggen geen bedrijven met relevante risico's in de omgeving van het plangebied.

De vaarroute door het IJmeer/Gooimeer is geen basisnetroute. Voor het bouwen in en langs vaarwegen die niet tot het basisnet behoren, gelden louter geredeneerd vanuit externe veiligheid geen beperkingen. Dit vanwege de geringe omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze vaarwegen en daarmee het beperkte risico voor omwonenden.

Brandweer Flevoland heeft op 24 februari 2022 advies uitgebracht, hierin werd aangegeven dat het plangebied binnen het effectgebied (ca. 4 km) ligt van een gifwolk. Deze gifwolk is mogelijk bij een incident met toxische stoffen op het spoor de Flevolijn en het vaarwater (Route IJsselmeer / Gooimeer). Volgens de gemeente ligt het plangebied op meer dan 4 km afstand van de Flevolijn. Buiten het invloedsgebied van een gifwolk bij een onverhoopt incident met giftige stoffen op de Flevolijn.

Onbekend is welke stoffen in welke omvang via het IJmeer/Gooimeer worden vervoerd. Gelet op de zeer beperkte hoeveelheden toxische vloeistoffen/gassen en brandbare gassen, de afgelopen vijf jaar over de basisnetroute door het IJmeer/Markermeer, minder dan 4 tankschepen op jaarbasis, is de aanname dat deze stoffen niet via het IJmeer/Gooimeer worden vervoerd. Wat betreft deze vaarroute dient hooguit rekening te worden gehouden met een (plas)brandscenario, met een beperkt effectgebied van ca. 40 m, dat in dit geval buiten het plangebied ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1A11-vg01_0019.png"

Figuur 5.5 Vaarroute IJmeer/ Gooimeer.

Het afschakelbaar maken van de mechanische ventilatie van de nieuwe woningen, is toch raadzaam. Maar dan vanwege het scenario brand in de omgeving. Hitte, rook of schadelijke gassen, die bij deze calamiteit kunnen vrijkomen, kunnen de veiligheid van het binnenmilieu van een gebouw bedreigen. Derhalve wordt dit advies overgenomen. En is een planregel met dergelijke strekking toegevoegd.

Mogelijkheden tot zelfredzaamheid

Bij een toxische wolk kunnen mensen komen te overlijden als gevolg van blootstelling aan de toxische stof. Of mensen daadwerkelijk komen te overlijden is afhankelijk van de dosis, die bestaat uit de blootstellingsduur en de concentratie waaraan de persoon is blootgesteld. Het beste advies bij het vrijkomen van een toxische wolk is te schuilen, mits ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden (safe-haven-principe). Bij toepassing van mechanische ventilatie, dient deze te worden uitgerust met een centraal afsluitbaar systeem. Indien een ruimte of gebouw niet als safe-haven kan worden ingericht, dient gevlucht te worden. Bij een toxische wolk dient gevlucht te worden haaks op de wolk. Van belang is dat bewoners tijdig gewaarschuwd worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwing- en AlarmeringSysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding en mogelijk in de toekomst via NL-alert.

5.9 Bedrijven en milieuzonering

Door het aanbrengen van een zone tussen bedrijvigheid en milieugevoelige bestemmingen (zoals woningbouw) kan de overlast ten gevolge van bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden worden. Zonering is met name van toepassing bij nieuwbouw van woningen en andere gevoelige functies in de directe omgeving van een bedrijf en bij vestiging van een nieuw bedrijf in de directe omgeving van gevoelige bestemmingen. Op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering 2009' (hierna: VNG-brochure) wordt onder milieugevoelige functies verstaan: woningen, woongebieden, ziekenhuizen, scholen en verblijfsrecreatie. Sommige functies kunnen zowel milieubelastend als milieugevoelig zijn (bijvoorbeeld ziekenhuizen en scholen).

Het plangebied is te beschouwen als een omgevingstype gemengd gebied. Vanwege de verhoogde geluidbelasting van de Sluiskade, Sluisbrug en Oosterdreef, de jachthaven van WSV Almere Haven en de passantenhaven en vaste ligplaatsen in de Havenkom. Ook de horeca met terrassen in het gebied dragen hieraan bij.

De afstand van de bestaande bebouwing aan het Havenhoofd tot de jachthaven en de Havenkom bedraagt minder dan de gecorrigeerde richtafstand van 30 m voor een jachthaven. Dit is een bestaande situatie. Een lager kwaliteitsniveau van het woon- en leefklimaat wordt aanvaardbaar geacht.

De afstand van de mogelijk nieuwe woningbouw, ter plaatse van het restaurant gelegen aan Havenhoofd 7, tot aan de jachthaven bedraagt meer dan de richtafstand van 30 m. Ook de afstand tot de vaste ligplaatsen in de Havenkom bedraagt meer dan 30 m. Er is sprake van een adequaat woon- en leefklimaat.

Hoofdstuk 6 Implementatie

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het exploitatieplan

Op grond van artikel 6.12, lid 1 Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad bij de vaststelling van (onder meer) een bestemmingsplan een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen, indien het kostenverhaal niet op een andere wijze is verzekerd. Het moet gaan om een bouwplan, omdat de effectuering van het kostenverhaal op grond van het exploitatieplan altijd gekoppeld is aan de verlening van de omgevingsvergunning. In artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening is aangegeven wat onder een bouwplan moet worden verstaan:

  • de bouw van een of meer woningen en hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met tenminste 1.000 m2 of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits tenminste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor kantoor- of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m² bedraagt;

Op grond van artikel 6.12, tweede lid van de wet kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan indien:

  • A. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is (bijvoorbeeld via gronduitgifte, precarioverordening of (exploitatie)overeenkomsten);
  • B. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en
  • C. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels, als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is,

of op grond van artikel 6.2.1a van het Bro:

  • D. het totaal der exploitatiebijdragen dat met toepassing van artikel 6.19 van de wet kan worden verhaald, minder bedraagt dan €10.000,-;
  • E. er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f Bro;
  • F. de verhaalbare kosten, bedoeld onder b., uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen.

Het begrip bouwplan moet bovendien zo worden uitgelegd, dat niet sprake hoeft te zijn van een concrete bouwaanvraag. Het feit dat het nieuwe bestemmingsplan een directe bouwtitel geeft voor een of meer van bovengenoemde bouwplannen, leidt tot verplichting voor de gemeente om zo'n exploitatieplan op te stellen. Echter, indien het voorgaande bestemmingsplan dezelfde mogelijkheid ook al bood, maar die rechten in de voorgaande planperiode niet zijn benut, hoeft geen exploitatieplan te worden gemaakt. Een exploitatieplan is niet vereist, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld via gronduitgifte, precarioverordening of (exploitatie)overeenkomsten. Uiteraard is een exploitatieplan ook niet noodzakelijk, als realisering van het bouwplan geen kosten vergt van de overheid.

Economische uitvoerbaarheid

Een plan is economisch uitvoerbaar indien de te verwachten investeringen die voortvloeien uit het vast te stellen bestemmingsplan worden gedekt uit bijvoorbeeld verkoop van grond, exploitatiebijdragen van derden (ontwikkelende partijen) dan wel uit overige middelen als subsidie. In voorliggend bestemmingsplangebied vinden geen ontwikkelingen plaats die op grond van artikel 6.2.1 Bro leiden tot verplicht kostenverhaal.

Op grond van bovenstaande analyse blijkt dat de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is verzekerd. Dientengevolge is het niet noodzakelijk gelijktijdig met het bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Het gemeentebestuur overlegt, conform artikel 3.1.1 Bro, bij de voorbereiding van een bestemmingsplan (voorontwerp bestemmingsplan) in elk geval met het waterschap en besturen van betrokken gemeenten en met die diensten van de provincie en het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Ook andere instanties kunnen bij het vooroverleg worden betrokken.

In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. Bro zijn onderstaande instanties tot en met 11 maart 2022 in de gelegenheid gesteld om een reactie te geven op het concept bestemminsplan:

Vooroverlegpartner   Samenvatting overlegreactie   Reactie gemeente  
Brandweer Flevoland   Het bestemmingsplan is beoordeeld op het aspect veiligheid, zowel in algemene zin (Wet veiligheidsregio's) als ten aanzien van externe veiligheid (besluiten externe veiligheid). Het advies richt zich op de risico's, de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor beperking en bestrijding van een incident.   Het advies van de brandweer Flevoland is verwerkt in paragraaf Externe veiligheid van de toelichting van dit bestemmingsplan.  
Provincie   Het concept-ontwerp geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.    
Rijkswaterstaat   Geen reactie ontvangen    
Waterschap Zuiderzeeland   Verwijziging opnemen naar de regionale kering voor beschermd buitendijks gebied, waar relevant, opname in regels en toelichting. Daarnaast zonering van opnemen op de verbeelding.   Zoneringen zijn opgenomen in de regels en verbeelding.  
Politie Flevoland   Geen reactie ontvangen    
Ministerie van Verkeer en Waterstaat   Geen reactie ontvangen    
Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek   Geen opmerkingen over het concept-ontwerp bestemmingsplan.    
GGD   Geen reactie ontvangen    
Gemeente Huizen   Geen reactie ontvangen    

Zienswijzen

Ter voldoening aan het bepaalde in art. 3.8 Wro heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende 6 weken, van donderdag 2 juni 2022 tot en met woensdag 13 juli 2022, voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn was het voor iedereen mogelijk om mondeling of schriftelijk een zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan bij de gemeenteraad kenbaar te maken. Het ontwerpbestemmingsplan is op de landelijke voorziening (www.ruimtelijkeplannen.nl) geplaatst. Daarmee werd het ontwerpbestemmingsplan voor iedereen toegankelijk en raadpleegbaar. Naar aanleiding van de voornoemde terinzagelegging zijn in totaal drie zienswijzen binnengekomen bij de gemeente Almere. De zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in een Nota van Zienswijzen, bijgevoegd als Bijlage 3 bij deze toelichting. De ingekomen zienswijzen hebben op onderdelen geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. Ook is één ambtshalve wijziging doorgevoerd. De aanpassingen zijn opgenomen in de Staat van wijzigingen, onderdeel van de eerder genoemde Nota van Zienswijzen.

Bijlagen

Bijlage 2 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging horeca

Inleiding

Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in een bestemmingsplan vast te leggen wordt gebruikgemaakt van een milieuzonering. Milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:

  • geluid;
  • geur;
  • stof;
  • gevaar (met name brand- en explosiegevaar).

Daarnaast kan de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.

In de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) zijn twee voorbeeldstaten voor milieuzonering opgenomen, namelijk de 'Voorbeeld Staat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen' en de 'Voorbeeld Staat van Bedrijfsactiviteiten '. In bestaande gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen) wordt de Voorbeeld Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging toegepast. In de VNG-publicatie is aangegeven dat bij functiemengingsgebieden kan gedacht worden aan:

  • stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
  • horecaconcentratiegebieden;
  • zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen;
  • (delen van) woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid.

Daarnaast kan ook in (delen van) woongebieden waar enige vorm van bedrijvigheid aanwezig of gewenst is de Voorbeeld Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging worden toegepast.

De activiteiten in functiemengingsgebieden verschillen in het algemeen qua aard en schaal sterk van de activiteiten op een bedrijventerrein. Behalve in historisch gegroeide situaties gaat het in hoofdzaak om:

  • kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • bedrijven waarbij de productie en/of laad- en loswerkzaamheden noodzakelijkerwijs alleen in de dagperiode plaatsvindt;
  • activiteiten die hoofdzakelijk inpandig geschieden.

Staat van Bedrijfsactiviteiten-Functiemenging

De Staat van Bedrijfsactiviteiten-Functiemenging in dit bestemmingsplan is gebaseerd op de Voorbeeld Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging. Op twee onderdelen wijkt de Staat van Bedrijfsactiviteiten-Functiemenging in dit bestemmingsplan echter af:

  • 1. alleen de toelaatbaarheid van bedrijven en horeca zijn gekoppeld aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten-Functiemenging. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten- Functiemenging zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definities van bedrijf en horeca volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan. De overige functies zijn in dit plan geregeld via de doeleindenomschrijvingen van de bestemmingen;
  • 2. bij de totstandkoming van de lijst is gekeken of de activiteiten van de bedrijven al dan niet in het plangebied thuishoren. Bedrijfsactiviteiten die niet passend zijn voor het plangebied zijn niet in de lijst opgenomen.

Categorie-indeling functiemenging

De Staat van Bedrijfsactiviteiten-Functiemenging hanteert de volgende drie categorieën met specifieke criteria voor de toelaatbaarheid:

Categorie A

Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.

Categorie B

Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden. Onder bouwkundig afgescheiden wordt door ons begrepen dat de panden los van elkaar dienen te staan of dat er andere bouwkundige voorzieningen getroffen zijn waardoor milieubelasting voorkomen wordt op vergelijkbare wijze als bij bouwkundige afscheiding.

Categorie C

De activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

Flexibiliteit

De Staat van Bedrijfsactiviteiten-Functiemenging blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Daardoor komen in de praktijk een tweetal type situaties voor waarin de Staat van Bedrijfsactiviteiten-Functiemenging niet voldoende soelaas biedt. Hierna gaan we in op de twee situaties.

  • 1. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten- Functiemenging is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning kan afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten- Functiemenging en een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de SvB 'functiemenging' is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal 1 categorie (dus bijvoorbeeld categorie B in plaats van A). Om deze omgevingsvergunning te kunnen verlenen, moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.
  • 2. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de Staat van Bedrijfsactiviteiten-Functiemenging niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het bevoegd gezag vestiging van een dergelijk bedrijf kan toestaan via een omgevingsvergunning waarbij afgeweken wordt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten-Functiemenging. Om deze omgevingsvergunning te kunnen verlenen, moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.