direct naar inhoud van Regels
Plan: Bestemmingsplan locatie Coenderslaan te Nuis
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0025.BPNU13INBR1-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het Bestemmingsplan locatie Coenderslaan te Nuis NL.IMRO.0025.BPNU13INBR1-VA01 van de gemeente Marum;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan huis verbonden beroep

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerp-technisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning en/of daarbijbehorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aan- of uitbouw:

een onderdeel van een hoofdgebouw dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm en hiermee in directe verbinding staat;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 bebouwingspercentage:

een bouwwerk dat ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van de terinzagelegging is ingediend;

1.7 bestaand gebruik:

het gebruik dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.12 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.13 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.15 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.17 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.18 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten in de vorm van economische, administratieve en medische dienstverlening met een publieksgericht karakter waaronder zijn begrepen schoonmaakbedrijven, wassalons, kappersbedrijven, schoonheidsinstituten, fotoateliers, reisbureaus en daarmee naar de aard gelijk te stellen bedrijven, evenwel met uitzondering van garagebedrijven en seksinrichtingen;

1.19 erf:

de grond deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende woonbestemming;

1.20 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.21 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer pandenof bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.22 mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden door personen uit de directe omgeving van de hulpbehoevende, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en die de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.23 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.24 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.25 peil:
  • 1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • 2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.26 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.27 rooilijn:

de lijn welke is gelegen op een afstand van ten minste:

  • 5 m uit de as van wegen met een rijbaanbreedte tot 4 m;
  • 7 m uit de as van wegen met een rijbaanbreedte van 4 m of meer;
1.28 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.29 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden; onder woningen worden tevens kleinschalige woonvormen begrepen, waarin ondersteuning voor de dagelijkse levensbehoeften en/of zorg op maat wordt verleend aan ouderen, mensen met een lichamelijke of verstandelijke handicap of daarmee vergelijkbare categorieën mensen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Woongebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, inclusief mantelzorg;
  • b. aan huis verbonden beroepen;
  • c. verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  • d. speel- en groenvoorzieningen en waterpartijen;
  • e. nutsvoorzieningen.

De sub d genoemde voorzieningen bedragen ten minste 15% van de totale oppervlakte van het plangebied, waarvan minstens de helft aaneengesloten.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het totaal aantal te bouwen woningen bedraagt niet meer dan 18;
  • b. het maximum aantal aaneen te bouwen woningen bedraagt 4;
  • c. de hoofdgebouwen mogen de de rooilijn naar de wegzijde niet overschrijden;
  • d. de afstand van de voorgevel van het hoofdgebouw tot de rooilijn bedraagt niet meer dan 3 m;
  • e. in afwijking van het bepaalde in lid c en d bedraagt de afstand van het hoofdgebouw tot de bestemmingsgrens aan de Coenderslaan ten minste 8 m en die tot de overige bestemmingsgrenzen ten minste 5 m;
  • f. de diepte tussen de voor- en achtergevel bedraagt niet meer dan 15 m;
  • g. de afstand tot de zijdelingse grens van het bouwperceel bedraagt ten minste 2,5 m, danwel 5 m indien de bouwperceelgrens tevens de bestemmingsgrens is;
  • h. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 9 m;
  • i. ten minste 60% van het oppervlak wordt afgedekt met een kap met een dakhelling van ten minste 30º;
  • j. ten hoogste 50% van een bouwperceel mag worden bebouwd;
  • k. aan- en uitbouwen dienen aan het hiervoor gestelde te voldoen, dan wel aan het gestelde onder 3.2.3 (regeling bijgebouwen).
3.2.2 Gebouwen voor verkeer en verblijf en nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m2;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
3.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte bij een woning bedraagt, inclusief de oppervlakte van aan- en uitbouwen die niet voldoen aan de eisen van het hoofdgebouw, niet meer dan 80 m2, met dien verstande dat ten hoogste 50% van een bouwperceel mag worden gebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m;
  • d. de bijgebouwen worden 1 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw gebouwd.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte bedraagt, met uitzondering van vlaggenmasten, op tuinen en erven ten hoogste 3 m en daarbuiten, met uitzondering van straatmeubilair, ten hoogste 6 m.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van gebouwen in die zin dat:
    • 1. de hoofdgebouwen in de rooilijn moeten worden gebouwd met het oog op het gestelde bij of krachtens de Wet geluidhinder;
    • 2. deze op maximaal 3 m uit de erfgrens worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte en dakhelling van de gebouwen;
  • c. de goothoogte in die zin dat deze ten minste 2 m minder bedraagt dan de bouwhoogte;
  • d. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen indien deze meer dan 2,5 m bedraagt;
  • e. de plaats van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  • f. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m2 en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m;
  • g. de plaats van de hoofdgebouwen met het oog op het gestelde bij of krachtens de Wet geluidhinder.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.1, sub b:
    voor het aantal aaneen te bouwen woningen tot maximaal 6;
  • b. lid 3.2.1, sub g:
    voor een kleinere afstandsmaat dan de voorgeschreven 2,5 m;
  • c. lid 3.2.3, sub b en c:
    voor een grotere goot- en bouwhoogte tot respectievelijk 5,5 m en 7 m ten behoeve van aan- en uitbouwen;
  • d. lid 3.2.3, sub d:
    ten aanzien van de voorgeschreven afstand van 1 m, mits de afstand tot de naar de weg gekeerde grens van het bouwperceel ten minste 2 m bedraagt.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Toegestaan gebruik

De uitoefening van een aan huis verbonden beroep is uitsluitend toelaatbaar voor zover de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd. Bij de beoordeling van de ruimtelijke uitstraling dienen de volgende aspecten te worden beoordeeld: milieuhinder, de mate van verkeersaantrekkende werking, parkeeroverlast, buitenopslag van goederen, reclame-uitingen en het woongenot op aangrenzende percelen.

3.5.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:

  • e. het gebruik van de gronden als seksinrichting;
  • f. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. ruimte tussen bouwwerken;
  • b. erf- en terreinafscheidingen;
  • c. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 25 m mag bedragen, met dien verstande dat:
  • 1. de noodzaak voor plaatsing van de antenne dient te worden aangetoond;
  • 2. de antenne in de onmiddellijke nabijheid van hoge gebouwen en/of bouwwerken of langs grote infrastructurele lijnen wordt geplaatst;
  • 3. de beeldkwaliteit van de omgeving niet wordt aangetast.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
7.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 7.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 7.1 met maximaal 10%.

7.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 7.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

7.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

7.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 7.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

7.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 7.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

7.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 7.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Bestemmingsplan locatie Coenderslaan te Nuis.