direct naar inhoud van PLANREGELS
Plan: Reparatie waterstaat-waterkering Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0018.BV1repbuit-30va

PLANREGELS

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan:

De beheersverordening 'Reparatie waterstaat-waterkering Buitengebied' van de gemeente Hoogezand-Sappemeer.

1.2 Beheersverordening:

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand 'NL.IMRO.0018.BV1repbuit-20on' met de bijbehorende regels met bijlagen. De verordening gaat vergezeld van een plantoelichting.

1.3 Agrarisch verzorgend bedrijf:

Een niet-industrieel bedrijf, dat is gericht op het verlenen van diensten, het leveren van dieren of goederen aan agrarische bedrijven of dat is gericht op het verwerken of het opslaan van dieren of producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven.

1.4 Aan- of uitbouw:

Een onderdeel van een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm.

1.5 Aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bouwen van deze gronden.

1.6 Aanduidinggrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 Agrarisch bedrijf:

Bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.8 Agrarische activiteiten:

Het voortbrengen van producten door het telen van gewassen en het fokken van dieren en/of het houden van dieren.

1.9 Ander bouwwerk:

Elk bouwwerk, geen gebouw zijnde. Bijvoorbeeld een overkapping met ten hoogte één wand, of een vlaggenmast, lantaarnpaal, antennemast of pergola.

1.10 Bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 Bebouwingspercentage:

Een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.12 Bedrijf of beroep aan huis:

Een dienstverlenend of ambachtelijk bedrijf of beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.13 Bedrijfsgebouw:

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.14 Bedrijfsgerelateerd kantoor:

Een (deel van een) gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en/of andere werkzaamheden (zoals onderzoeks- en advieswerk) die behoren tot de normale uitoefening van een bedrijf of die een bedrijf ondersteunen in zijn werkzaamheden.

1.15 Bedrijfsvloeroppervlak:

De gezamenlijke vloeroppervlakte van verkoopruimten, magazijnen, bergingen, kantoren en verblijfsruimten en de overige voor de bedrijfsvoering benodigde vloeroppervlakte.

1.16 Bedrijfswoning / dienstwoning:

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is.

1.17 Beperkt kwetsbaar object:

Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.18 Bestaand:

Hetgeen in ieder geval al sinds de eerste dag van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan Buitengebied bestaat (26 november 2009), krachtens een vóór dat tijdstip reeds verleende vergunning of schriftelijke toestemming van het daartoe bevoegde bestuursorgaan in uitvoering is, of in uitvoering kan worden genomen, dan wel waarvoor de vergunning nadien moest worden verleend.

1.19 Bestaande vrijkomende gebouwen:

Gebouwen die hun oorspronkelijke functie hebben verloren of dreigen te verliezen, en behouden dienen te worden met het oog op verbetering van de leefbaarheid van het platteland, handhaving van het cultureel erfgoed en bijdrage aan verbetering van de kwaliteit van het landschap.

1.20 Bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

1.21 Bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 Bijgebouw:

Een gebouw dat zowel in bouwkundig als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw.

1.23 Bijzondere woonvorm:

Een gebouw of een complex van gebouwen voor de niet-zelfstandige huisvesting voor senioren of een bejaarden-, verpleeg- en/of verzorgingsinstelling met daaraan ondergeschikt sociale en medische voorzieningen.

1.24 Biomassavergisting:

Het opwekken van energie op een tuinbouwbedrijf of agrarisch bedrijf (biogaswinning). In geval van het agrarisch bedrijf vindt de activiteit plaats waarbij hetzij voor minimaal 50% gebruik wordt gemaakt van mest of co-substraten afkomstig van dit bedrijf, hetzij het produkt waaronder restprodukt voor minimaal 50% wordt gebruikt op dit bedrijf. In het geval van het tuinbouwbedrijf geldt dat de produkten waaronder de restprodukten van de installatie in de glastuinbouw wordt toegepast.

1.25 Boogstal:

Bouwwerk vergelijkbaar met een serrestal echter zonder tunnelframes. De stal is opgebouwd uit een onderbouw en bovenbouw met een kolomloze boogvormige overspanning.

1.26 Bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.27 Bouwgrens:

De grens van een bouwvlak.

1.28 Bouwlaag:

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.29 Bouwmarkt:

Detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden zowel aan vakman als aan particulier.

1.30 Bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de planregels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.31 Bouwperceelgrens:

De grens van een bouwperceel.

1.32 Bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.33 Bouwwerk:

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. Bouwwerken worden ingedeeld in twee groepen: gebouwen en andere bouwwerken.

1.34 Dak:

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.35 Commerciële kamerverhuur:

Het aan aan één of meerdere personen bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was woonverblijf verschaffen, anders dan een huishouden per woning.

1.36 Cultuurhistorische waarde:

Belang in geschiedkundig opzicht met betrekking tot het ontstaan van het gebied, zoals ondermeer tot uitdrukking komt in het kavelpatroon, de waterhuishouding, de beplanting en de (voormalige) bebouwing.

1.37 Detailhandel:

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling voor verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.38 Detailhandel in volumineuze goederen:

Detailhandel die vanwege de aard en de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair.

1.39 Dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

Een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economisch-administratieve en maatschappelijke diensten aan derden.

1.40 Dorpsgebied:

Een geometrisch bepaald vlak dat één gebied vormt vanuit stedenbouwkundig, landschappelijk en cultuurhistorisch oogpunt.

1.41 Eerste bouwlaag:

De bouwlaag op de begane grond.

1.42 Extensieve recreatie en toeristische activiteiten:

Dagrecreatie gericht op landschapsbeleving waarvoor een zeer gering voorzieningenniveau is benodigd.

1.43 Gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.44 Geluidsbelasting in dB:

Geluidsbelasting in Lden op een plaats en vanwege een bron over alle perioden van 07:00 - 19:00 uur, van 19:00 - 23:00 uur en van 23:00 - 07:00 uur, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Gemiddelde geluidsbelasting over de drie perioden van een etmaal.

1.45 Geluidsbelasting vanwege een industrieterrein:

De etmaalwaarde van het equivalenten geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen aanwezig op het industrieterrein, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.46 Geluidsbelasting vanwege een weg:

De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.47 Geluidsgevoelige gebouwen:

Gebouwen die dienen voor bewoning of voor een functie als bedoeld in het Besluit geluidhinder.

1.48 Geluidzoneringsplichtige inrichting:

Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.49 Gevellijn:

De denkbeeldige lijn op een bouwperceel die in het verlengde ligt van de gevel van het hoofdgebouw.

1.50 Groothandel:

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.51 Hogere grenswaarde:

Een maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.52 Hoofdgebouw:

Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.53 Horeca categorie 1:

Een horecabedrijf, waar meestal in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt, en waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich mee brengt, zoals cafés, bars, discotheken, dancings, nachtclubs, waaronder begrepen prostitutiebedrijven en erotisch getinte horeca.

1.54 Horeca categorie 2:

Een horecabedrijf, waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt en waar doorgaans geen overlast voor het leefklimaat ontstaat, zoals restaurants, hotels en pensions.

1.55 Horeca categorie 3:

Een horecabedrijf, dat vooral is gericht op het overdag verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren aan met name bezoekers van overige voorzieningen, zoals ijssalons, croissanterieën, lunchrooms, snackbars, cafetaria's en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

1.56 Horecabedrijf:

Een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

1.57 Houtteelt:

Bedrijfsmatig kweken van bomen voor de houtproductie op gronden die hier in principe tijdelijk voor worden gebruikt.

1.58 Intensieve veehouderij:

Niet-grondgebonden agrarische bedrijven die zelfstandig of als neventak geheel of nagenoeg geheel in gebouwen varkens, pluimvee, vleeskalveren en pelsdieren houden met uitzondering van het biologisch houden van dieren overeenkomstig de Landbouwkwaliteitswet.

1.59 Kantoor:

Een (deel van een) gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi-)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.

1.60 Kampeermiddel:

Een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan.

1.61 Kap:

Een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt.

1.62 Karakteristiek lint:

Een verzameling karakteristieke objecten in lintbebouwing (aaneengesloten bebouwing van één enkele rij panden en objecten aan weerszijden langs hoofdwegen of kanalen).

1.63 Karakteristiek object:

Een te beschermen bouwwerk of object van vroegere cultuur, bewoning of nijverheid, dat niet onder de Monumentenwet valt of als gemeentelijk monument is aangewezen.

1.64 Kas:

Een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen, bomen, struiken of planten.

1.65 Kwetsbaar object:

Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.66 Landschapswaarde:

De aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur.

1.67 Maatschappelijke voorzieningen:

Educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen voor openbare dienstverlening, en ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen.

1.68 Manege:

Een bedrijf met een publieksgericht karakter, gericht op het bieden van gelegenheid aan derden tot het berijden en verzorgen van paarden en/of pony's. De bedrijfsactiviteiten bestaan uit instrueren, verhuren van paarden en/of pony's, het organiseren van wedstrijden en/of andere evenementen, alsmede het exploiteren van pensionstalling, horeca (kantine, foyer en dergelijke), logies en/of verenigingsaccommodatie. Daarnaast kunnen de bedrijfsactiviteiten bestaan uit het houden, weiden, stallen, africhten, trainen en/of berijden van paarden en/of pony's, alsmede de handel in paarden en/of pony's.

1.69 Mantelzorg:

Het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.70 Mestopslag:

Opslag van mest voor een agrarisch bedrijf, in een bouwwerk zoals een mestbassin of opslag anders dan in een bouwwerk (mestzak en daarmee gelijk te stellen voorzieningen).

1.71 Minicamping:

Een terrein voor het plaatsen/geplaatst houden van maximaal 15 kampeermiddelen tegelijk, in de periode tussen 1 maart en 1 oktober.

1.72 Natuurlijke waarde:

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur, zoals geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen.

1.73 Nevenactiviteiten:

Aan de agrarische hoofdactiviteit ondergeschikte activiteiten die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen.

1.74 Nissenhut:

Loods (ook bekend als romneyloods) met een halfcirkelvormige doorsnede, opgebouwd uit metalen spanten met een T- of buisprofiel en afgedekt met dunne staalplaten op gordingen. Gebouwtype dat demontabel en verplaatsbaar is.

1.75 Nutsvoorziening:

Voorzieningen voor algemeen nut, zoals afvalinzameling, elektriciteit, gas, (tele)communicatie en dataverkeer, openbaar vervoer en water. Het gaat hierbij om andere bouwwerken zoals antennes, bakken, borden, containers, hekken, kastjes, palen, zuilen en wat met deze objecten te vergelijken is. Onder nutsvoorziening wordt ook verstaan een schakelstation, een rioolwaterzuiveringsinstallatie, een telecommunicatiestation, een transformatorstation en aardgaslocaties van de NAM.

1.76 Ondergeschikte bouwonderdelen:
  • a. balkons, entreeportalen en ingangspartijen, erkers, galerijen, luifels, en veranda's, alle samen over maximaal de halve gevelbreedte;
  • b. funderingen, hellingbanen, stoepen, stoeptreden, plinten, alle niet hoger dan 1 meter;
  • c. liftschachten, trappen(huizen), schoorstenen en ventilatiekanalen, alle samen over maximaal een kwart van de gevelbreedte;
  • d. gevel- en kroonlijsten, gevelversieringen, kozijnen, pilasters, en overstekende daken;

en naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen bouwonderdelen.

1.77 Paardenhouderij:

Een complex van bebouwing en gronden (waaronder rijbakken) slechts gericht op het houden, weiden, stallen, africhten, trainen en/of berijden van paarden en/of pony's, alsmede de handel in paarden en/of pony's. De activiteiten zijn, anders dan een manege, niet gericht op het (laten) instrueren van derden, het verhuren van paarden en/of pony's, het organiseren van wedstrijden en/of andere evenementen, horeca, logies en/of verenigingsaccommodatie. Het exploiteren van pensionstalling is een ondergeschikte activiteit.

1.78 Passantenhaven:

Haven voor doorreizende (recreatie)vaartuigen.

1.79 Peil:
  • a. Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.80 Pensionstalling:

Het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en/of pony's in pension te houden, stallen en te weiden met gebruikmaking van de aanwezige voorzieningen.

1.81 Plaatselijke verhogingen:

Afzuig-/luchtbehandelinginstallaties, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen/-koepels, meetapparatuur, schoorstenen, en zend-/ontvangstinstallaties en naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen bouwonderdelen bovenop een bouwwerk.

1.82 Plangebied:

Het gebied waarop dit verlengingsbesluit betrekking heeft.

1.83 Productiegebonden detailhandel:

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.84 Rijbak:

Een afgebakend deel van een perceel dat wordt gebruikt voor hippische activiteiten, al dan niet met omheining en/of bodembedekking van zand, houtsnippers en dergelijke.

1.85 Risicovolle inrichting:

Een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde danwel richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.86 Seksinrichting:

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Bijvoorbeeld een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.87 Serrestal:

Een foliestal met boogconstructie en tunnelframes met dakbedekking bestaande uit één of twee lagen kunststof folie met daaroverheen een schaduwdoek. De gevels bestaan uit een lage keerwand met daarboven een windbreekgaas of een ventilatiegordijn.

1.88 Theeschenkerij:

Een aan de bestemming ondergeschikte galerie en horecabedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt. De activiteiten zijn vooral gericht op tuinrecreatie en het overdag verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren aan met name bezoekers van de bestemming en/of passerende recreanten.

1.89 Tuinbouwbedrijf:

Een bedrijf dat overwegend of alleen is gericht op het voortbrengen van producten door het telen en kweken van tuinbouwgewassen, op open grond of in kassen, waarbij gebruik gemaakt kan worden van biomassavergisting.

1.90 Tuinbouwgewassen:

Groenten, vruchten, bloemen, sierplanten, bomen niet zijnde bosbouw, bollen of zaden.

1.91 Tuincentrum:

Een bedrijf, dat is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen, alsmede op het verkopen en het leveren van gewassen en andere goederen voor het inrichten van tuinen.

1.92 Tuinrecreatie:

Het in ondergeschikte mate aan de bestemming openstellen van een erf voor publiek voor dagrecreatie in de vorm van een showtuin, theeschenkerij, beeldentuin en daarmee te vergelijken activiteiten.

1.93 Tunnelkas:

Elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten.

1.94 Volwaardige intensieve veehouderij:

Een intensieve veehouderij die per 1 januari 2009 beschikte over een milieuvergunning voor het houden van ten minste het aantal dieren zoals aangegeven in de toelichting van dit plan.

1.95 Voorgevel:

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw;

  • of als een perceel is gelegen op een hoek van een openbare weg, fiets- of voetpad, de naar de openbare weg, fiets- of voetpad gekeerde gevels. Burgemeester en wethouders wijzen één of meerdere gevels als zij- of achtergevel aan als deze gevel(s) vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet als voorgevel zijn aan te merken en de beeldkwaliteit door de aanwijzing gehandhaafd kan blijven;
  • of als een perceel met tegenovergestelde zijden grenst aan een openbare weg, fiets- of voetpad, die als zodanig door BW aan te wijzen gevel.
1.96 Voorgevelrooilijn:

De evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke;

  • langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg heeft;
  • langs een wegzijde zonder een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, en waarlangs mag worden gebouwd, gelegen is op 10 meter uit de as van de weg bij een wegbreedte tot 10 meter, of gelegen is op 15 meter uit de as van de weg bij een wegbreedte vanaf 10 meter.
1.97 Voorkeursgrenswaarde:

De maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.98 VAB:

Vrijgekomen agrarische bebouwing welke hun oorspronkelijke functie hebben verloren of dreigen te verliezen, en behouden dienen te worden met het oog op verbetering van de leefbaarheid van het platteland, handhaving van het cultureel erfgoed en bijdrage aan verbetering van de kwaliteit van het landschap. Gebouwen worden als VAB aangemerkt indien zij in het bestemmingsplan Buitengebied uit 1993 een agrarische bedrijfsbestemming hadden en deze bestemming is komen te vervallen in dit bestemmingsplan.

1.99 Vrijloopstal:

Traditionele veestal, boog- of serrestal zonder ligboxen met een gecombineerd lig- en loopoppervlak.

1.100 Winkel:

Een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.

1.101 Woning:

Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van een huishouding, of een samenhangende groep van huishoudens zonder dat hierbij sprake is van meervoudige woningen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 De bouwhoogte (de nokhoogte) van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 De inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 De hoogte van een windturbine:

Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Regels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische activiteiten;
  • b. bedrijfswoning;
  • c. bescherming van het natuurlijk verschil in hoogteligging ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - reliëf';
  • d. bescherming van de herkenbaarheid van de verkavelingsrichting, ter plaatse van de aanduiding 'overig - opstrekkende verkaveling';
  • e. bescherming van de herkenbaarheid van het veenkoloniale verkavelingssysteem, ter plaatse van de aanduiding 'overig - veenkoloniaal gebied';
  • f. bescherming van de karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristieke objecten';
  • g. groenblijvende florastructuur ter plaatse van de aanduiding 'groen';
  • h. intensieve veehouderij, alleen bestaande bedrijven ter plaatse van de aanduidingen 'intensieve veehouderij' en 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - volwaardige intensieve veehouderij';
  • i. paardenhouderij, alleen ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' of 'paardenhouderij-meerwijck';

en daaraan ondergeschikt:

  • j. bedrijf of beroep aan huis, verbonden aan de bedrijfswoning;
  • k. infrastructurele voorzieningen;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • n. stalling van vaar- en voertuigen;
  • o. waterhuishoudkundige doeleinden.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van alle bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken zijn alleen toegelaten ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf';
  • b. bouwwerken zijn alleen toegelaten in een bouwvlak, uitgezonderd:
    • 1. ondergeschikte bouwonderdelen. Ondergeschikte bouwonderdelen mogen de grenzen van het bouwvlak met ten hoogste 1 meter overschrijden;
    • 2. mestbassins buiten het bouwvlak, deze zijn alleen toegelaten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestbassin';
  • c. ter plaatse van de aanduidingen 'paardenhouderij-meerwijck' en 'paardenhouderij' geldt dat, behoudens lichtmasten, alleen de maten en situering van de bestaande bouwwerken zijn toegestaan;
  • d. waar de plaats en de afmetingen van bestaande bouwwerken de minimale en/of maximale maten bepaald in deze bouwregels overschrijden, vormen de bestaande maten het minimum respectievelijk het maximum.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. per bedrijf is 1 bedrijfswoning toegelaten, tot een oppervlak van 150 m2;
  • b. bedrijfsgebouwen, en ingebouwde bedrijfswoningen zijn toegelaten:
    • 1. tot een goothoogte van 6 meter;
    • 2. tot een bouwhoogte van 14 meter;
    • 3. met een dakhelling groter dan 22 graden voor tenminste 80% van het oppervlak, als de gebouwen samen een oppervlakte van meer dan 50 m2 hebben;
  • c. niet-ingebouwde bedrijfswoningen zijn toegelaten:
    • 1. tot een goothoogte van 4,5 meter;
    • 2. tot een bouwhoogte van 8,5 meter;
    • 3. met een dakhelling groter dan 30 graden;
  • d. oprichting van een ligboxenstal (anders dan uitbreiding van bestaande ligboxenstallen) is alleen toegelaten indien de lichtsterkte binnen niet meer dan 150 lux bedraagt, tenzij die stal tussen 20.00 uur en 6.00 uur is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling met tenminste 90% reduceren;
  • e. uitbreiding van de bestaande vloeroppervlakte van stallen voor intensieve veehouderij is niet toegestaan;
  • f. het bouwen van nissenhutten is niet toegelaten;
  • g. het bouwen van serre-, vrijloop- en boogstallen is niet toegelaten;
  • h. gebouwen zijn toegelaten tot de daarvoor in deze bouwregels genoemde hoogten, uitgezonderd plaatselijke verhogingen. Plaatselijke verhogingen zijn toegelaten tot ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw, en tot ten hoogste een kwart van de maximale hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 3 meter.

3.2.3 Erf- of perceelafscheidingen

Erf- of perceelafscheidingen zijn toegelaten tot 1 meter hoogte, of tot 2 meter mits gebouwd:

  • a. op een erf of perceel waarop reeds een gebouw staat, en
  • b. meer dan 1 meter achter de voorgevelrooilijn, en
  • c. meer dan 1 meter van de weg of het openbaar groen.

3.2.4 Licht-, reclame- en vlaggenmasten
  • a. licht-, reclame- en vlaggenmasten zijn toegelaten tot 6 meter hoogte;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij-meerwijck' geldt dat maximaal zes lichtmasten mogen worden opgericht, waarbij ten minste een afstand van 65 meter wordt aangehouden tussen een lichtmast en de grens van een bouwvlak als bedoeld in artikel 17.2.3, onder b.

3.2.5 Overige bouwwerken

Andere bouwwerken zijn toegelaten:

  • a. binnen een bouwvlak;
  • b. tot een hoogte van 3 meter, binnen de afstand tot de as van de weg van 15 meter, als zij naar hun aard niet aan de weg zijn gebonden, of anders tot een hoogte van 15 meter.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Stalling

Voor de stalling van vaar- en voertuigen gelden de volgende regels:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf blijft de hoofdfunctie, zowel in omvang als in uitstraling, vooral aan de naar de weg gekeerde zijde(n) van het bouwvlak;
  • b. de stalling wordt uitgeoefend door 1 of meer personen die het agrarisch bedrijf ter plekke uitoefenen;
  • c. de stalling mag niet meer ruimte gebruiken dan 40% van de totale oppervlakte van de gebouwen en niet meer dan 250 m2;
  • d. de stalling mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving, en mag geen noemenswaardige hinder veroorzaken of afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden en privacy van omliggende gronden en bouwwerken;
  • e. de stalling is alleen toegelaten als in de parkeerbehoefte voorzien wordt op het eigen erf.

3.3.2 Bedrijf of beroep aan huis

Voor aan de bedrijfswoning verbonden bedrijven en beroepen gelden de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie, zowel in omvang als in uitstraling, vooral aan de naar de weg gekeerde zijde(n) van het perceel;
  • b. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s);
  • c. de activiteit mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de woning en omgeving, en mag geen noemenswaardige hinder veroorzaken of afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden en privacy van omliggende gronden en bouwwerken;
  • d. de activiteit wordt in de gebouwen uitgeoefend;
  • e. de activiteit mag niet meer ruimte gebruiken dan 40% van de totale oppervlakte van de gebouwen en niet meer dan 50 m2;
  • f. alleen productiegebonden detailhandel is toegelaten;
  • g. de activiteit is alleen toegelaten als zij milieuhygiënisch passend is;
  • h. de activiteit is alleen toegelaten als in de parkeerbehoefte voorzien wordt op het eigen erf;
  • i. reclame-uitingen en etalages zijn niet toegelaten.

3.3.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van andere gebouwen dan de bedrijfswoning en haar bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van bijgebouwen van de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;
  • c. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • d. het gebruik van gronden voor tuinbouw;
  • e. het gebruik van gronden voor houtteelt, boomkwekerijen, boomgaarden en de aanleg van bos;
  • f. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak voor mestopslag, tenzij het bestaande opslag is;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken als manege;
  • h. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • i. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • j. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) vaar-, vlieg- of voertuigen (anders dan 3.3.1 toelaat);
  • k. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel (anders dan 3.3.2 onder f toelaat), een horecabedrijf en/of seksinrichting;
  • l. het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij-meerwijck' voor het (laten) instrueren van derden.

Artikel 4 Agrarisch - Tuinbouw

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Tuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfswoning;
  • b. bescherming van de karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristieke objecten';
  • c. bescherming van het natuurlijk verschil in hoogteligging ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - reliëf';
  • d. instandhouden en scheppen van een goed woon- en leefklimaat, ter plaatse van de aanduidingen 'milieuzone - geur en geluid zone 50 meter' en 'milieuzone - geurzone 100 meter';
  • e. tuinbouw, tuinbouwbedrijven;
  • f. agrarische activiteiten.

en daaraan ondergeschikt:

  • g. bedrijf of beroep aan huis, verbonden aan de bedrijfswoning;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen, paden en wegen;
  • k. productiegebonden detailhandel;
  • l. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • m. water, -partijen en -lopen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van alle bouwwerken geldt dat dit alleen is toegelaten in een bouwvlak.

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. kassen zijn toegelaten tot een hoogte van 9 meter;
  • b. overige bedrijfsgebouwen zijn toegelaten tot een bouwhoogte van 14 meter;
  • c. bedrijfsgebouwen, kassen en overige gebouwen alsmede bassins zijn alleen toegelaten op een afstand groter dan 15 meter vanaf de naar de weg gekeerde perceelsgrens en op een afstand groter dan 4 meter vanaf de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning;
  • d. bedrijfswoningen zijn toegelaten:
    • 1. één per bouwvlak;
    • 2. tot een oppervlak van 150 m2;
    • 3. tot een bouwhoogte van 8,5 meter en tot een goothoogte van 4,5 meter;
    • 4. alleen op een afstand groter dan 4 meter vanaf de naar de weg gekeerde perceelsgrens;
  • e. bijgebouwen bij een bedrijfswoning zijn toegelaten tot een oppervlak van 50 m2, tot een bouwhoogte van 5,5 meter en tot een goothoogte van 3 meter;
  • f. gebouwen voor verkeers- en nutsdoeleinden zijn toegelaten tot een oppervlak van 20 m2, en tot een bouwhoogte van 3 meter;
  • g. het bouwen van nissenhutten is niet toegelaten;
  • h. het bouwen van serre-, vrijloop- en boogstallen is niet toegelaten;
  • i. gebouwen zijn toegelaten tot de daarvoor in deze bouwregels genoemde hoogten, uitgezonderd plaatselijke verhogingen. Plaatselijke verhogingen zijn toegelaten tot ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw, en tot ten hoogste een kwart van de maximale hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 3 meter.

4.2.3 Erf- of perceelafscheidingen

Erf- of perceelafscheidingen zijn toegelaten tot 1 meter hoogte, of tot 2 meter mits gebouwd:

  • a. op een erf of perceel waarop reeds een gebouw staat, en
  • b. meer dan 1 meter achter de voorgevelrooilijn, en
  • c. meer dan 1 meter van de weg of het openbaar groen.

4.2.4 Licht-, reclame- en vlaggenmasten

Licht-, reclame- en vlaggenmasten zijn toegelaten tot 6 meter hoogte.

4.2.5 Overige bouwwerken

Overige andere bouwwerken zijn toegelaten tot een hoogte van 5 meter.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Bedrijf of beroep aan huis

Voor aan de bedrijfswoning verbonden bedrijven en beroepen gelden de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie, zowel in omvang als in uitstraling, vooral aan de naar de weg gekeerde zijde(n) van het perceel;
  • b. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s);
  • c. de activiteit mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de woning en omgeving, en mag geen noemenswaardige hinder veroorzaken of afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden en privacy van omliggende gronden en bouwwerken;
  • d. de activiteit wordt in de gebouwen uitgeoefend;
  • e. de activiteit mag niet meer ruimte gebruiken dan 40% van de totale oppervlakte van de gebouwen en niet meer dan 50 m2;
  • f. alleen productiegebonden detailhandel is toegelaten;
  • g. de activiteit is alleen toegelaten als zij milieuhygiënisch passend is;
  • h. de activiteit is alleen toegelaten als in de parkeerbehoefte voorzien wordt op het eigen erf;
  • i. reclame-uitingen en etalages zijn niet toegelaten.

4.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geur en geluid zone 50 meter': tuinbouw;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone 100 meter': biomassavergisting, opslag van vaste mest, afgedragen gewas of gebruikt substraatmateriaal en mestfermentatie;
  • c. het gebruik van andere gebouwen dan de bedrijfswoning en haar bijgebouwen voor bewoning;
  • d. het gebruik van bijgebouwen van de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;
  • e. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
  • f. het gebruik van gronden voor houtteelt, boomkwekerijen, boomgaarden en de aanleg van bos;
  • g. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak voor mestopslag, tenzij het bestaande opslag is;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken als manege;
  • i. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • j. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • k. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) vaar-, vlieg- of voertuigen;
  • l. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel (anders dan 4.3.1 onder f toelaat), een horecabedrijf en/of seksinrichting.

Artikel 5 Agrarisch met waarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische activiteiten;
  • b. bedrijfswoning;
  • c. bescherming van het natuurlijk verschil in hoogteligging ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - reliëf';
  • d. bescherming van de herkenbaarheid van de verkavelingsrichting, ter plaatse van de aanduiding 'overig - opstrekkende verkaveling';
  • e. bescherming van de herkenbaarheid van het veenkoloniale verkavelingssysteem, ter plaatse van de aanduiding 'overig - veenkoloniaal gebied';
  • f. bescherming van de karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristieke objecten';
  • g. intensieve veehouderij, alleen bestaande bedrijven ter plaatse van de aanduidingen 'intensieve veehouderij' en 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - volwaardige intensieve veehouderij';

en daaraan ondergeschikt:

  • h. bedrijf of beroep aan huis, verbonden aan de bedrijfswoning;
  • i. infrastructurele voorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • l. stalling van vaar- en voertuigen;
  • m. waterhuishoudkundige doeleinden.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van alle bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken zijn alleen toegelaten ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf';
  • b. bouwwerken zijn alleen toegelaten in een bouwvlak, uitgezonderd:
    • 1. ondergeschikte bouwonderdelen. Ondergeschikte bouwonderdelen mogen de grenzen van het bouwvlak met ten hoogste 1 meter overschrijden;
    • 2. mestbassins buiten het bouwvlak, deze zijn alleen toegelaten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - mestbassin';
  • c. de afstand van bouwwerken tot de perceelsgrens moet minimaal 3 meter bedragen;
  • d. waar de plaats en de afmetingen van bestaande bouwwerken de minimale en/of maximale maten bepaald in deze bouwregels overschrijden, vormen de bestaande maten het minimum respectievelijk het maximum.

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. per bedrijf is 1 bedrijfswoning toegelaten, tot een oppervlak van 150 m2;
  • b. bedrijfsgebouwen, geen kassen zijnde, en ingebouwde bedrijfswoningen zijn toegelaten:
    • 1. tot een goothoogte van 6 meter;
    • 2. tot een bouwhoogte van 14 meter;
    • 3. met een dakhelling groter dan 22 graden voor tenminste 80% van het oppervlak, als de gebouwen samen een oppervlakte van meer dan 50 m2 hebben.
  • c. niet-ingebouwde bedrijfswoningen zijn toegelaten:
    • 1. tot een goothoogte van 4,5 meter;
    • 2. tot een bouwhoogte van 8,5 meter;
    • 3. met een dakhelling groter dan 30 graden;
  • d. oprichting van een ligboxenstal (anders dan uitbreiding van bestaande ligboxenstallen) is alleen toegelaten indien de lichtsterkte binnen niet meer dan 150 lux bedraagt, tenzij die stal tussen 20.00 uur en 6.00 uur is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling met tenminste 90% reduceren;
  • e. uitbreiding van de bestaande vloeroppervlakte van stallen voor intensieve veehouderij is niet toegestaan;
  • f. het bouwen van nissenhutten is niet toegelaten;
  • g. het bouwen van serre-, vrijloop- en boogstallen is niet toegelaten;
  • h. gebouwen zijn toegelaten tot de daarvoor in deze bouwregels genoemde hoogten, uitgezonderd plaatselijke verhogingen. Plaatselijke verhogingen zijn toegelaten tot ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw, en tot ten hoogste een kwart van de maximale hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 3 meter.

5.2.3 Erf- of perceelafscheidingen

Erf- of perceelafscheidingen zijn toegelaten tot 1 meter hoogte, of tot 2 meter mits gebouwd:

  • a. op een erf of perceel waarop reeds een gebouw staat, en
  • b. meer dan 1 meter achter de voorgevelrooilijn, en
  • c. meer dan 1 meter van de weg of het openbaar groen.

5.2.4 Licht-, reclame- en vlaggenmasten

Licht-, reclame- en vlaggenmasten zijn toegelaten tot 6 meter hoogte.

5.2.5 Overige bouwwerken

Andere bouwwerken zijn toegelaten:

  • a. binnen een bouwvlak;
  • a. tot een hoogte van 3 meter, binnen de afstand tot de as van de weg van 15 meter, als zij naar hun aard niet aan de weg zijn gebonden, of anders tot een hoogte van 15 meter.

5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Stalling

Voor de stalling van vaar- en voertuigen gelden de volgende regels:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf blijft de hoofdfunctie, zowel in omvang als in uitstraling, vooral aan de naar de weg gekeerde zijde(n) van het bouwvlak;
  • b. de stalling wordt uitgeoefend door 1 of meer personen die het agrarisch bedrijf ter plekke uitoefenen;
  • c. de stalling mag niet meer ruimte gebruiken dan 40% van de totale oppervlakte van de gebouwen en niet meer dan 250 m2;
  • d. de stalling mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving, en mag geen noemenswaardige hinder veroorzaken of afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden en privacy van omliggende gronden en bouwwerken;
  • e. de stalling is alleen toegelaten als in de parkeerbehoefte voorzien wordt op het eigen erf.

5.3.2 Bedrijf of beroep aan huis

Voor aan de bedrijfswoning verbonden bedrijven en beroepen gelden de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie, zowel in omvang als in uitstraling, vooral aan de naar de weg gekeerde zijde(n) van het perceel;
  • b. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s);
  • c. de activiteit mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de woning en omgeving, en mag geen noemenswaardige hinder veroorzaken of afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden en privacy van omliggende gronden en bouwwerken;
  • d. de activiteit wordt in de gebouwen uitgeoefend;
  • e. de activiteit mag niet meer ruimte gebruiken dan 40% van de totale oppervlakte van de gebouwen en niet meer dan 50 m2;
  • f. alleen productiegebonden detailhandel is toegelaten;
  • g. de activiteit is alleen toegelaten als zij milieuhygiënisch passend is;
  • h. de activiteit is alleen toegelaten als in de parkeerbehoefte voorzien wordt op het eigen erf;
  • i. reclame-uitingen en etalages zijn niet toegelaten.

5.3.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van andere gebouwen dan de bedrijfswoning en haar bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van bijgebouwen van de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;
  • c. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • d. het gebruik van gronden voor tuinbouw;
  • e. het gebruik van gronden voor houtteelt, boomkwekerijen, boomgaarden en de aanleg van bos;
  • f. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak voor mestopslag, tenzij het bestaande opslag is;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken als manege;
  • h. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • i. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • j. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) vaar-, vlieg- of voertuigen (anders dan 5.3.1 toelaat);
  • k. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel (anders dan 5.3.2 onder f toelaat), een horecabedrijf en/of seksinrichting.

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch verzorgend bedrijf, alleen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - agrarisch verzorgend bedrijf' of 'specfieke vorm van agrarisch - agrarisch verzorgend bedrijf';
  • b. bedrijfswoning, niet ter plaatse van de aanduidingen 'opslag', 'nutsvoorziening' en 'zend-/ontvangstinstallatie';
  • c. bestaande bedrijven;
  • d. nieuw te vestigen bedrijven behorende tot categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen in Bijlage 4 Staat van bedrijfsactiviteiten van de planregels (met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen). Nieuw te vestigen bedrijven zijn niet toegelaten ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - agrarisch verzorgend bedrijf', 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt', 'paardenhouderij', 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', 'nutsvoorziening' en 'zend-/ontvangstinstallatie';
  • e. bescherming van de karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristieke objecten';
  • f. bouwmarkt met een winkelvloeroppervlakte tot maximaal 2500 m2, alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt';
  • g. maalderij van graanproducten, alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - molen';
  • h. paardenhouderij, alleen ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is alleen opslag voor de toegelaten bedrijven toegelaten;
  • j. tuincentrum met een winkelvloeroppervlakte tot maximaal 2500 m2, alleen ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum';
  • k. verkooppunt voor motorbrandstoffen, alleen ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  • l. zelfstandige nutsvoorzieningen, alleen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • m. zend- en/of ontvangstinstallatie, alleen ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';

en daaraan ondergeschikt:

  • n. bedrijf of beroep aan huis, verbonden aan de bedrijfswoning;
  • o. productiegebonden detailhandel;
  • p. tuinen, erven en terreinen;
  • q. parkeervoorzieningen;
  • r. groenvoorzieningen;
  • s. wegen, straten en paden;
  • t. nutsvoorzieningen.

 

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van alle bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. waar de plaats en de afmetingen van bestaande bouwwerken de minimale en/of maximale maten bepaald in deze bouwregels overschrijden, vormen de bestaande maten het minimum respectievelijk het maximum;
  • b. gebouwen zijn toegelaten tot de daarvoor in deze bouwregels genoemde hoogten, uitgezonderd plaatselijke verhogingen. Plaatselijke verhogingen zijn toegelaten tot ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw, en tot ten hoogste een kwart van de maximale hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 3 meter.

6.2.2 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen zijn alleen toegelaten bij vrijstaande, niet-inpandige bedrijfswoningen;
  • b. bijgebouwen zijn alleen toegelaten op meer dan 3 meter achter de voorgevelrooilijn;
  • c. bijgebouwen zijn toegelaten tot een goothoogte van 3 meter, tot een bouwhoogte van 5,5 meter en met een dakhelling tussen de 30 en 60 graden;
  • d. bijgebouwen zijn toegelaten zowel binnen als buiten het bouwvlak
  • e. bijgebouwen zijn toegelaten tot een gezamenlijk oppervlak per bedrijfswoning van 75 m2;
  • f. bijgebouwen zijn alleen toegelaten op grotere afstand dan 1 meter vanaf de zijdelingse perceelsgrens.

6.2.3 Overige gebouwen

Voor het bouwen van overige gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. overige gebouwen zijn alleen toegelaten in een bouwvlak, uitgezonderd ondergeschikte bouwonderdelen. Ondergeschikte bouwonderdelen mogen de grenzen van het bouwvlak met ten hoogste 1 meter overschrijden;
  • b. overige gebouwen zijn toegelaten tot een goothoogte van 3,5 meter en tot een bouwhoogte van 8,5 meter;
  • c. overige gebouwen zijn ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' toegelaten tot een bouwhoogte van 10 meter;
  • d. overige gebouwen zijn toegelaten met een dakhelling groter dan 30 graden;
  • e. per bedrijf is 1 bedrijfswoning toegelaten:
    • 1. alleen als zij bestaand is;
    • 2. tot een oppervlak van 100 m2;
  • f. een bedrijfswoning is niet toegelaten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'.

6.2.4 Erf- of perceelafscheidingen

Erf- of perceelafscheidingen zijn toegelaten tot 1 meter hoogte, of tot 2 meter mits gebouwd:

  • a. op een erf of perceel waarop reeds een gebouw staat, en
  • b. meer dan 1 meter achter de voorgevelrooilijn, en
  • c. meer dan 1 meter van de weg of het openbaar groen.

6.2.5 Licht- en vlaggenmasten

Licht- en vlaggenmasten zijn toegelaten tot 6 meter hoogte.

6.2.6 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. overige andere bouwwerken zijn toegelaten tot een hoogte van 5 meter;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' zijn zend- en/of ontvangstinstallaties toegelaten tot een hoogte van 20 meter.

 

6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Bedrijf of beroep aan huis

Voor aan de bedrijfswoning verbonden bedrijven en beroepen gelden de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie, zowel in omvang als in uitstraling, vooral aan de naar de weg gekeerde zijde(n) van het perceel;
  • b. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s);
  • c. de activiteit mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de woning en omgeving, en mag geen noemenswaardige hinder veroorzaken of afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden en privacy van omliggende gronden en bouwwerken;
  • d. de activiteit wordt in de gebouwen uitgeoefend;
  • e. de activiteit mag niet meer ruimte gebruiken dan 40% van de totale oppervlakte van de gebouwen en niet meer dan 50 m2;
  • f. alleen productiegebonden detailhandel is toegelaten;
  • g. de activiteit is alleen toegelaten als zij milieuhygiënisch passend is;
  • h. de activiteit is alleen toegelaten als in de parkeerbehoefte voorzien wordt op het eigen erf;
  • i. reclame-uitingen en etalages zijn niet toegelaten.

6.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van andere gebouwen dan de bedrijfswoning en haar bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van bijgebouwen van de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;
  • c. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • d. het gebruik van gronden voor tuinbouw;
  • e. het gebruik van gronden voor houtteelt, boomkwekerijen, boomgaarden en de aanleg van bos;
  • f. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak voor mestopslag, tenzij het bestaande opslag is;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken als manege;
  • h. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • i. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • j. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) vaar-, vlieg- of voertuigen;
  • k. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel tot een oppervlak van 60 m2;
  • l. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een horecabedrijf en/of seksinrichting.

Artikel 7 Bos

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos, bebossing en groenvoorzieningen;
  • b. bescherming van de karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristieke objecten';

en daaraan ondergeschikt:

  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. kunstwerken;
  • e. paden en wegen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. recreatie;
  • h. waterlopen en waterpartijen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Waar de plaats en de afmetingen van bestaande bouwwerken de minimale en/of maximale maten bepaald in deze bouwregels overschrijden, vormen de bestaande maten het minimum respectievelijk het maximum.

7.2.2 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegelaten.

7.2.3 Overige bouwwerken

Andere bouwwerken zijn toegelaten tot een hoogte van 5 meter.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • c. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • d. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) vaar-, vlieg- of voertuigen;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, een horecabedrijf en/of seksinrichting.

Artikel 8 Cultuur en ontspanning

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfswoning;
  • b. bescherming van de karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristieke objecten';
  • c. seksinrichting, alleen ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting';

en daaraan ondergeschikt:

  • d. bedrijf of beroep aan huis, verbonden aan de bedrijfswoning;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. tuinen, erven, terreinen en groenvoorzieningen;
  • g. wegen en paden.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van alle bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. waar de plaats en de afmetingen van bestaande bouwwerken de minimale en/of maximale maten bepaald in deze bouwregels overschrijden, vormen de bestaande maten het minimum respectievelijk het maximum;
  • b. gebouwen zijn toegelaten tot de daarvoor in deze bouwregels genoemde hoogten, uitgezonderd plaatselijke verhogingen. Plaatselijke verhogingen zijn toegelaten tot ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw, en tot ten hoogste een kwart van de maximale hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 3 meter.

8.2.2 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen zijn alleen toegelaten bij vrijstaande, niet-inpandige bedrijfswoningen;
  • b. bijgebouwen zijn alleen toegelaten op meer dan 3 meter achter de voorgevelrooilijn;
  • c. bijgebouwen zijn toegelaten tot een goothoogte van 3 meter, tot een bouwhoogte van 5,5 meter en met een dakhelling tussen de 30 en 60 graden;
  • d. bijgebouwen zijn toegelaten zowel binnen als buiten het bouwvlak;
  • e. bijgebouwen zijn toegelaten tot een gezamenlijk oppervlak per bedrijfswoning van 75 m2.

8.2.3 Overige gebouwen

Voor het bouwen van overige gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. overige gebouwen zijn alleen toegelaten in een bouwvlak, uitgezonderd ondergeschikte bouwonderdelen. Ondergeschikte bouwonderdelen mogen de grenzen van het bouwvlak met ten hoogste 1 meter overschrijden;
  • b. overige gebouwen zijn toegelaten tot een goothoogte van 3,5 meter en tot een bouwhoogte van 8,5 meter;
  • c. overige gebouwen zijn toegelaten met een dakhelling groter dan 30 graden;
  • d. per bedrijf is 1 bedrijfswoning toegelaten:
    • 1. alleen als zij bestaand is;
    • 2. tot een oppervlak van 100 m2.

8.2.4 Erf- of perceelafscheidingen

Erf- of perceelafscheidingen zijn toegelaten tot 1 meter hoogte, of tot 2 meter mits gebouwd:

  • a. op een erf of perceel waarop reeds een gebouw staat, en
  • b. meer dan 1 meter achter de voorgevelrooilijn, en
  • c. meer dan 1 meter van de weg of het openbaar groen.

8.2.5 Licht- en vlaggenmasten

Licht- en vlaggenmasten zijn toegelaten tot 6 meter hoogte.

8.2.6 Overige bouwwerken

Overige andere bouwwerken zijn toegelaten tot 5 meter hoogte.

8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Bedrijf of beroep aan huis

Voor aan de bedrijfswoning verbonden bedrijven en beroepen gelden de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie, zowel in omvang als in uitstraling, vooral aan de naar de weg gekeerde zijde(n) van het perceel;
  • b. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s);
  • c. de activiteit mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de woning en omgeving, en mag geen noemenswaardige hinder veroorzaken of afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden en privacy van omliggende gronden en bouwwerken;
  • d. de activiteit wordt in de gebouwen uitgeoefend;
  • e. de activiteit mag niet meer ruimte gebruiken dan 40% van de totale oppervlakte van de gebouwen en niet meer dan 50 m2;
  • f. alleen productiegebonden detailhandel is toegelaten;
  • g. de activiteit is alleen toegelaten als zij milieuhygiënisch passend is;
  • h. de activiteit is alleen toegelaten als in de parkeerbehoefte voorzien wordt op het eigen erf;
  • i. reclame-uitingen en etalages zijn niet toegelaten.

8.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van andere gebouwen dan de bedrijfswoning en haar bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van bijgebouwen van de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;
  • c. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • d. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • e. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • f. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) vaar-, vlieg- of voertuigen;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel (anders dan 8.3.1 onder f toelaat) of een horecabedrijf;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken elders dan ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting' voor een seksinrichting.

Artikel 9 Detailhandel

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfswoning;
  • b. bescherming van de karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristieke objecten';
  • c. bouwmarkt, alleen ter plaatse van de aanduiding 'bouwmarkt';

en daaraan ondergeschikt:

  • d. bedrijf of beroep aan huis, verbonden aan de bedrijfswoning;
  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. wegen, straten en paden;
  • i. nutsvoorzieningen.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van alle bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. waar de plaats en de afmetingen van bestaande bouwwerken de minimale en/of maximale maten bepaald in deze bouwregels overschrijden, vormen de bestaande maten het minimum respectievelijk het maximum;
  • b. gebouwen zijn toegelaten tot de daarvoor in deze bouwregels genoemde hoogten, uitgezonderd plaatselijke verhogingen. Plaatselijke verhogingen zijn toegelaten tot ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw, en tot ten hoogste een kwart van de maximale hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 3 meter.

9.2.2 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen zijn alleen toegelaten bij vrijstaande, niet-inpandige bedrijfswoningen;
  • b. bijgebouwen zijn alleen toegelaten op meer dan 3 meter achter de voorgevelrooilijn;
  • c. bijgebouwen zijn toegelaten tot een goothoogte van 3 meter, tot een bouwhoogte van 5,5 meter en met een dakhelling tussen de 30 en 60 graden;
  • d. bijgebouwen zijn toegelaten zowel binnen als buiten het bouwvlak;
  • e. bijgebouwen zijn toegelaten tot een gezamenlijk oppervlak per bedrijfswoning van 75 m2.

9.2.3 Overige gebouwen

Voor het bouwen van overige gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. overige gebouwen zijn alleen toegelaten in een bouwvlak, uitgezonderd ondergeschikte bouwonderdelen. Ondergeschikte bouwonderdelen mogen de grenzen van het bouwvlak met ten hoogste 1 meter overschrijden;
  • b. overige gebouwen zijn toegelaten tot een goothoogte van 3,5 meter en tot een bouwhoogte van 8,5 meter;
  • c. overige gebouwen zijn toegelaten met een dakhelling groter dan 30 graden;
  • d. per bedrijf is 1 bedrijfswoning toegelaten:
    • 1. alleen als zij bestaand is;
    • 2. tot een oppervlak van 100 m2.

9.2.4 Erf- of perceelafscheidingen

Erf- of perceelafscheidingen zijn toegelaten tot 1 meter hoogte, of tot 2 meter mits gebouwd:

  • a. op een erf of perceel waarop reeds een gebouw staat, en
  • b. meer dan 1 meter achter de voorgevelrooilijn, en
  • c. meer dan 1 meter van de weg of het openbaar groen.

9.2.5 Licht- en vlaggenmasten

Licht- en vlaggenmasten zijn toegelaten tot 6 meter hoogte.

9.2.6 Overige bouwwerken

Overige andere bouwwerken zijn toegelaten tot 5 meter hoogte.

9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Bedrijf of beroep aan huis

Voor aan de bedrijfswoning verbonden bedrijven en beroepen gelden de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie, zowel in omvang als in uitstraling, vooral aan de naar de weg gekeerde zijde(n) van het perceel;
  • b. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s);
  • c. de activiteit mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de woning en omgeving, en mag geen noemenswaardige hinder veroorzaken of afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden en privacy van omliggende gronden en bouwwerken;
  • d. de activiteit wordt in de gebouwen uitgeoefend;
  • e. de activiteit mag niet meer ruimte gebruiken dan 40% van de totale oppervlakte van de gebouwen en niet meer dan 50 m2;
  • f. alleen productiegebonden detailhandel is toegelaten;
  • g. de activiteit is alleen toegelaten als zij milieuhygiënisch passend is;
  • h. de activiteit is alleen toegelaten als in de parkeerbehoefte voorzien wordt op het eigen erf;
  • i. reclame-uitingen en etalages zijn niet toegelaten.

9.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van andere gebouwen dan de bedrijfswoning en haar bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van bijgebouwen van de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;
  • c. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • d. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • e. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • f. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) vaar-, vlieg- of voertuigen;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een horecabedrijf of seksinrichting.

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfswoning;
  • b. bescherming van de karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristieke objecten';
  • c. horeca categorie 2, alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 2';
  • d. horeca categorie 3, alleen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van horeca - 2' en
  • e. 'specifieke vorm van horeca - 3';

en daaraan ondergeschikt:

  • f. bedrijf of beroep aan huis, verbonden aan de bedrijfswoning;
  • g. tuinen, erven, terreinen en groenvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. wegen en paden.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van alle bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. waar de plaats en de afmetingen van bestaande bouwwerken de minimale en/of maximale maten bepaald in deze bouwregels overschrijden, vormen de bestaande maten het minimum respectievelijk het maximum;
  • b. gebouwen zijn toegelaten tot de daarvoor in deze bouwregels genoemde hoogten, uitgezonderd plaatselijke verhogingen. Plaatselijke verhogingen zijn toegelaten tot ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw, en tot ten hoogste een kwart van de maximale hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 3 meter.

10.2.2 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen zijn alleen toegelaten bij vrijstaande, niet-inpandige bedrijfswoningen;
  • b. bijgebouwen zijn alleen toegelaten op meer dan 3 meter achter de voorgevelrooilijn;
  • c. bijgebouwen zijn toegelaten tot een goothoogte van 3 meter, tot een bouwhoogte van 5,5 meter en met een dakhelling tussen de 30 en 60 graden;
  • d. bijgebouwen zijn toegelaten zowel binnen als buiten het bouwvlak;
  • e. bijgebouwen zijn toegelaten tot een gezamenlijk oppervlak per bedrijfswoning van 75 m2;
  • f. bijgebouwen zijn alleen toegelaten op grotere afstand dan 1 meter vanaf de zijdelingse perceelsgrens.

10.2.3 Overige gebouwen

Voor het bouwen van overige gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. overige gebouwen zijn alleen toegelaten in een bouwvlak, uitgezonderd ondergeschikte bouwonderdelen. Ondergeschikte bouwonderdelen mogen de grenzen van het bouwvlak met ten hoogste 1 meter overschrijden;
  • b. overige gebouwen zijn toegelaten tot een goothoogte van 3,5 meter en tot een bouwhoogte van 8,5 meter;
  • c. overige gebouwen zijn toegelaten met een dakhelling groter dan 30 graden;
  • d. per bedrijf is 1 bedrijfswoning toegelaten:
    • 1. alleen als zij bestaand is;
    • 2. tot een oppervlak van 100 m2.

10.2.4 Erf- of perceelafscheidingen

Erf- of perceelafscheidingen zijn toegelaten tot 1 meter hoogte, of tot 2 meter mits gebouwd:

  • a. op een erf of perceel waarop reeds een gebouw staat, en
  • b. meer dan 1 meter achter de voorgevelrooilijn, en
  • c. meer dan 1 meter van de weg of het openbaar groen.

10.2.5 Licht- en vlaggenmasten

Licht- en vlaggenmasten zijn toegelaten tot 6 meter hoogte.

10.2.6 Overige bouwwerken

Overige andere bouwwerken zijn toegelaten tot 5 meter hoogte.

10.3 Specifieke gebruiksregels
10.3.1 Bedrijf of beroep aan huis

Voor aan de bedrijfswoning verbonden bedrijven en beroepen gelden de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie, zowel in omvang als in uitstraling, vooral aan de naar de weg gekeerde zijde(n) van het perceel;
  • b. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s);
  • c. de activiteit mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de woning en omgeving, en mag geen noemenswaardige hinder veroorzaken of afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden en privacy van omliggende gronden en bouwwerken;
  • d. de activiteit wordt in de gebouwen uitgeoefend;
  • e. de activiteit mag niet meer ruimte gebruiken dan 40% van de totale oppervlakte van de gebouwen en niet meer dan 50 m2;
  • f. alleen productiegebonden detailhandel is toegelaten;
  • g. de activiteit is alleen toegelaten als zij milieuhygiënisch passend is;
  • h. de activiteit is alleen toegelaten als in de parkeerbehoefte voorzien wordt op het eigen erf;
  • i. reclame-uitingen en etalages zijn niet toegelaten.

10.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van andere gebouwen dan de bedrijfswoning en haar bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van bijgebouwen van de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;
  • c. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • d. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • e. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • f. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) vaar-, vlieg- of voertuigen;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel (anders dan 10.3.1 onder f toelaat) en/of een seksinrichting.

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfswoning;
  • b. begraafplaats, alleen ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  • c. bescherming van de cultuurhistorische en visueel-landschappelijke kwaliteiten van het borgterrein, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - borgterrein';
  • d. bescherming van de karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristieke objecten';
  • e. levensbeschouwelijke doeleinden;
  • f. onderwijsdoeleinden;
  • g. sociaal-culturele doeleinden;
  • h. sociaal-medische doeleinden;

en daaraan ondergeschikt:

  • i. bedrijf of beroep aan huis, verbonden aan de bedrijfswoning;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. speelvoorzieningen;
  • l. tuinen, erven, terreinen en groenvoorzieningen;
  • m. wegen en paden.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van alle bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. waar de plaats en de afmetingen van bestaande bouwwerken de minimale en/of maximale maten bepaald in deze bouwregels overschrijden, vormen de bestaande maten het minimum respectievelijk het maximum;
  • b. gebouwen zijn toegelaten tot de daarvoor in deze bouwregels genoemde hoogten, uitgezonderd plaatselijke verhogingen. Plaatselijke verhogingen zijn toegelaten tot ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw, en tot ten hoogste een kwart van de maximale hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 3 meter.

11.2.2 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen zijn alleen toegelaten bij vrijstaande, niet-inpandige bedrijfswoningen;
  • b. bijgebouwen zijn alleen toegelaten op meer dan 3 meter achter de voorgevelrooilijn;
  • c. bijgebouwen zijn toegelaten tot een goothoogte van 3 meter, tot een bouwhoogte van 5,5 meter en met een dakhelling tussen de 30 en 60 graden;
  • d. bijgebouwen zijn toegelaten zowel binnen als buiten het bouwvlak;
  • e. bijgebouwen zijn toegelaten tot een gezamenlijk oppervlak per bedrijfswoning van 75 m2;
  • f. bijgebouwen zijn alleen toegelaten op grotere afstand dan 1 meter vanaf de zijdelingse perceelsgrens.

11.2.3 Overige gebouwen

Voor het bouwen van overige gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. overige gebouwen zijn alleen toegelaten in een bouwvlak, uitgezonderd ondergeschikte bouwonderdelen. Ondergeschikte bouwonderdelen mogen de grenzen van het bouwvlak met ten hoogste 1 meter overschrijden;
  • b. overige gebouwen zijn toegelaten tot een goothoogte van 3,5 meter en tot een bouwhoogte van 8,5 meter;
  • c. overige gebouwen zijn toegelaten met een dakhelling groter dan 30 graden;
  • d. per bedrijf is 1 bedrijfswoning toegelaten:
    • 1. alleen als zij bestaand is;
    • 2. tot een oppervlak van 100 m2.

11.2.4 Erf- of perceelafscheidingen

Erf- of perceelafscheidingen zijn toegelaten tot 1 meter hoogte, of tot 2 meter mits gebouwd:

  • a. op een erf of perceel waarop reeds een gebouw staat, en
  • b. meer dan 1 meter achter de voorgevelrooilijn, en
  • c. meer dan 1 meter van de weg of het openbaar groen.

11.2.5 Licht- en vlaggenmasten

Licht- en vlaggenmasten zijn toegelaten tot 6 meter hoogte.

11.2.6 Overige bouwwerken

Overige andere bouwwerken zijn toegelaten tot 5 meter hoogte.

11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Bedrijf of beroep aan huis

Voor aan de bedrijfswoning verbonden bedrijven en beroepen gelden de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie, zowel in omvang als in uitstraling, vooral aan de naar de weg gekeerde zijde(n) van het perceel;
  • b. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s);
  • c. de activiteit mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de woning en omgeving, en mag geen noemenswaardige hinder veroorzaken of afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden en privacy van omliggende gronden en bouwwerken;
  • d. de activiteit wordt in de gebouwen uitgeoefend;
  • e. de activiteit mag niet meer ruimte gebruiken dan 40% van de totale oppervlakte van de gebouwen en niet meer dan 50 m2;
  • f. alleen productiegebonden detailhandel is toegelaten;
  • g. de activiteit is alleen toegelaten als zij milieuhygiënisch passend is;
  • h. de activiteit is alleen toegelaten als in de parkeerbehoefte voorzien wordt op het eigen erf;
  • i. reclame-uitingen en etalages zijn niet toegelaten.

11.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van andere gebouwen dan de bedrijfswoning en haar bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van bijgebouwen van de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;
  • c. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • d. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • e. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • f. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) vaar-, vlieg- of voertuigen;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel (anders dan 11.3.1 onder f toelaat), een horecabedrijf en/of seksinrichting.

Artikel 12 Natuur

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke waarden, meren inbegrepen;
  • b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke waarden, meren inbegrepen;
  • c. bescherming van het natuurlijk verschil in hoogteligging ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - reliëf';
  • d. bescherming van de herkenbaarheid van de verkavelingsrichting, ter plaatse van de aanduiding 'overig - opstrekkende verkaveling';
  • e. bescherming van de karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristieke objecten';
  • f. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • g. waterhuishoudkundige doeleinden;

en daaraan ondergeschikt:

  • h. medegebruik voor agrarische activiteiten;
  • i. infrastructurele voorzieningen, waaronder het gebruik als vaarwater;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. recreatief- en educatief medegebruik.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Waar de plaats en de afmetingen van bestaande bouwwerken de minimale en/of maximale maten bepaald in deze bouwregels overschrijden, vormen de bestaande maten het minimum respectievelijk het maximum.

12.2.2 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegelaten.

12.2.3 Overige bouwwerken

Andere bouwwerken zijn toegelaten tot een hoogte van 5 meter.

12.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • c. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • d. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) vaar-, vlieg- of voertuigen;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, een horecabedrijf en/of seksinrichting.

Artikel 13 Recreatie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfswoning;
  • b. bescherming van de karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristieke objecten';
  • c. verblijfsrecreatie, alleen en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie';
  • d. volkstuinen, alleen en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';

en daaraan ondergeschikt:

  • e. bedrijf of beroep aan huis, verbonden aan de bedrijfswoning;
  • f. tuinen, erven, terreinen, groenvoorzieningen en water;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. wegen en paden.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van alle bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. waar de plaats en de afmetingen van bestaande bouwwerken de minimale en/of maximale maten bepaald in deze bouwregels overschrijden, vormen de bestaande maten het minimum respectievelijk het maximum;
  • b. gebouwen zijn toegelaten tot de daarvoor in deze bouwregels genoemde hoogten, uitgezonderd plaatselijke verhogingen. Plaatselijke verhogingen zijn toegelaten tot ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw, en tot ten hoogste een kwart van de maximale hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 3 meter;
  • c. slechts de bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan.

13.2.2 Algemeen in aanduiding verblijfsrecreatie

Voor het bouwen van alle gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie', gelden de volgende regels:

  • a. tot 3% van het bestemmingsvlak mag worden bebouwd;
  • b. gebouwen zijn alleen toegelaten op een afstand groter dan 3 meter tot de bestemmingsgrens.

13.2.3 Recreatieappartementen in aanduiding verblijfsrecreatie

Voor het bouwen van recreatieappartementen en daarbij behorende bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' gelden ook de volgende regels:

  • a. een recreatieappartement met de daarbij behorende bijgebouwen is toegelaten tot een gezamenlijk oppervlak van 50 m2;
  • b. zij zijn toegelaten tot een goothoogte van 2 meter;
  • c. zij zijn toegelaten tot een bouwhoogte van 4 meter;
  • d. zij zijn toegelaten met een dakhelling tussen 30 en 60 graden.

13.2.4 Stacaravans in aanduiding verblijfsrecreatie

Voor het bouwen van stacaravans en daarbij behorende bergruimten ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie', gelden ook de volgende regels:

  • a. stacaravans en daarbij behorende bergruimten zijn toegelaten tot een bouwhoogte van 3,5 meter;
  • b. stacaravans zijn elk toegelaten tot een oppervlak van 35 m2;
  • c. bergruimtes zijn elk toegelaten tot een oppervlak van 3,5 m2;
  • d. bergruimtes zijn toegelaten tot een bouwhoogte 1,5 meter.

13.2.5 Overige gebouwen in aanduiding verblijfsrecreatie

Voor het bouwen van overige gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie', gelden ook de volgende regels:

  • a. overige gebouwen zijn toegelaten tot een goothoogte van 3,5 meter;
  • b. overige gebouwen zijn toegelaten tot een bouwhoogte van 8,5 meter;
  • c. overige gebouwen zijn toegelaten met een dakhelling groter dan 30 graden.

13.2.6 Overige bouwwerken in aanduiding verblijfsrecreatie

Overige bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' zijn toegelaten tot een hoogte van 5 meter.

13.2.7 Gebouwen in aanduiding volkstuin

Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin', gelden de volgende regels:

  • a. per volkstuin mag 1 gebouw worden gebouwd, en alleen op een afstand groter dan 3 meter vanaf de zijdelingse perceelsgrens;
  • b. gebouwen zijn toegelaten tot een oppervlak van 4 m2 en tot een bouwhoogte van 2,5 meter;
  • c. gebouwen voor de openbare nutsvoorzieningen zijn toegelaten tot een oppervlak van 15 m2 en tot een bouwhoogte van 4 meter.

13.2.8 Overige bouwwerken in aanduiding volkstuin

Overige bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' zijn toegelaten tot een hoogte van 5 meter.

13.3 Specifieke gebruiksregels
13.3.1 Bedrijf of beroep aan huis

Voor aan de bedrijfswoning verbonden bedrijven en beroepen gelden de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie, zowel in omvang als in uitstraling, vooral aan de naar de weg gekeerde zijde(n) van het perceel;
  • b. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s);
  • c. de activiteit mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de woning en omgeving, en mag geen noemenswaardige hinder veroorzaken of afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden en privacy van omliggende gronden en bouwwerken;
  • d. de activiteit wordt in de gebouwen uitgeoefend;
  • e. de activiteit mag niet meer ruimte gebruiken dan 40% van de totale oppervlakte van de gebouwen en niet meer dan 50 m2;
  • f. alleen productiegebonden detailhandel is toegelaten;
  • g. de activiteit is alleen toegelaten als zij milieuhygiënisch passend is;
  • h. de activiteit is alleen toegelaten als in de parkeerbehoefte voorzien wordt op het eigen erf;
  • i. reclame-uitingen en etalages zijn niet toegelaten.

13.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van andere gebouwen dan de bedrijfswoning en haar bijgebouwen voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen van de bedrijfswoning voor zelfstandige permanente bewoning;
  • c. het gebruik van niet-vrijstaande bijgebouwen van de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken als manege;
  • e. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • f. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • g. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) vaar-, vlieg- of voertuigen;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel (anders dan 13.3.1 onder f toelaat), een horecabedrijf en/of seksinrichting.

Artikel 14 Sport

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfswoning;
  • b. bescherming van de karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristieke objecten';
  • c. manege, alleen ter plaatse van de aanduiding 'manege';
  • d. sportterrein;

en daaraan ondergeschikt:

  • e. bedrijf of beroep aan huis, verbonden aan de bedrijfswoning;
  • f. kantine;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. tuinen, erven, terreinen en groenvoorzieningen;
  • k. water;
  • l. wegen en paden.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van alle bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. waar de plaats en de afmetingen van bestaande bouwwerken de minimale en/of maximale maten bepaald in deze bouwregels overschrijden, vormen de bestaande maten het minimum respectievelijk het maximum;
  • b. gebouwen zijn toegelaten tot de daarvoor in deze bouwregels genoemde hoogten, uitgezonderd plaatselijke verhogingen. Plaatselijke verhogingen zijn toegelaten tot ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw, en tot ten hoogste een kwart van de maximale hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 3 meter.

14.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn toegelaten tot een goothoogte van 3,5 meter en tot een bouwhoogte van 8,5 meter;
  • b. gebouwen zijn toegelaten met een dakhelling groter dan 30 graden;
  • c. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens moet minimaal 3 meter bedragen;
  • d. gebouwen zijn alleen toegelaten in een bouwvlak, uitgezonderd ondergeschikte bouwonderdelen. Ondergeschikte bouwonderdelen mogen de grenzen van het bouwvlak met ten hoogste 1 meter overschrijden;
  • e. per bedrijf is 1 bedrijfswoning toegelaten:
    • 1. alleen als zij bestaand is;
    • 2. tot een oppervlak van 100 m2.

14.2.3 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen zijn alleen toegelaten bij vrijstaande, niet-inpandige bedrijfswoningen;
  • b. bijgebouwen zijn alleen toegelaten op meer dan 3 meter achter de voorgevelrooilijn;
  • c. bijgebouwen zijn toegelaten tot een goothoogte van 3 meter, tot een bouwhoogte van 5,5 meter en met een dakhelling tussen de 30 en 60 graden;
  • d. bijgebouwen zijn toegelaten buiten het bouwvlak tot een gezamenlijk oppervlak per bedrijfswoning van 75 m2;
  • e. bijgebouwen zijn alleen toegelaten op grotere afstand dan 1 meter vanaf de zijdelingse perceelsgrens.

14.2.4 Erf- of perceelafscheidingen

Erf- of perceelafscheidingen zijn toegelaten tot 1 meter hoogte, of tot 2 meter mits gebouwd:

  • a. op een erf of perceel waarop reeds een gebouw staat, en
  • b. meer dan 1 meter achter de voorgevelrooilijn, en
  • c. meer dan 1 meter van de weg of het openbaar groen.

14.2.5 Licht- en vlaggenmasten

Lichtmasten zijn toegelaten tot 15 meter hoogte, vlaggenmasten zijn toegelaten tot 6 meter hoogte.

14.2.6 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. overige andere bouwwerken zijn toegelaten tot 5 meter hoogte, ballenvangers zijn toegelaten tot 10 meter hoogte;
  • b. tot 3% van het bestemmingsvlak mag worden bebouwd, de oppervlakte van de bouwvlakken niet meegerekend.

14.3 Specifieke gebruiksregels
14.3.1 Bedrijf of beroep aan huis

Voor aan de bedrijfswoning verbonden bedrijven en beroepen gelden de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie, zowel in omvang als in uitstraling, vooral aan de naar de weg gekeerde zijde(n) van het perceel;
  • b. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s);
  • c. de activiteit mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de woning en omgeving, en mag geen noemenswaardige hinder veroorzaken of afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden en privacy van omliggende gronden en bouwwerken;
  • d. de activiteit wordt in de gebouwen uitgeoefend;
  • e. de activiteit mag niet meer ruimte gebruiken dan 40% van de totale oppervlakte van de gebouwen en niet meer dan 50 m2;
  • f. alleen productiegebonden detailhandel is toegelaten;
  • g. de activiteit is alleen toegelaten als zij milieuhygiënisch passend is;
  • h. de activiteit is alleen toegelaten als in de parkeerbehoefte voorzien wordt op het eigen erf;
  • i. reclame-uitingen en etalages zijn niet toegelaten.

14.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van andere gebouwen dan de bedrijfswoning en haar bijgebouwen voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen van de bedrijfswoning voor zelfstandige permanente bewoning;
  • c. het gebruik van niet-vrijstaande bijgebouwen van de bedrijfswoning voor zelfstandige bewoning;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken als manege elders dan ter plaatse van de aanduiding 'manege';
  • e. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • f. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • g. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) vaar-, vlieg- of voertuigen;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel (anders dan 14.3.1 onder f toelaat), een horecabedrijf en/of seksinrichting.

Artikel 15 Verkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bescherming van de karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristieke objecten';
  • b. fiets- en/of voetpaden;
  • c. railverkeer, alleen ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fiets- en voetpaden' zijn alleen fiets- en/of voetpaden toegelaten;
  • e. verblijfsgebied;
  • f. verkeersvoorzieningen;
  • g. wegen met een functie hoofdzakelijk voor de recreatie en de ontsluiting van landbouwgronden en tevens voor de bescherming van de landschappelijke waarde van de wegen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - landschappelijk waardevolle weg';
  • h. wegverkeer;

en daaraan ondergeschikt:

  • i. groenvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. kunstwerken;
  • l. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie uit leidingen in het wegdek;
  • m. voorzieningen voor afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Waar de plaats en de afmetingen van bestaande bouwwerken de minimale en/of maximale maten bepaald in deze bouwregels overschrijden, vormen de bestaande maten het minimum respectievelijk het maximum.

15.2.2 Gebouwen

Gebouwen zijn toegelaten, elk tot een oppervlak van 20 m2 en tot een bouwhoogte van 3 meter, uitgezonderd plaatselijke verhogingen. Plaatselijke verhogingen zijn toegelaten tot ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw, en tot ten hoogste een kwart van de maximale hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 3 meter.

15.2.3 Erf- of perceelafscheidingen

Erf- of perceelafscheidingen zijn toegelaten tot 1 meter hoogte, of tot 2 meter mits gebouwd:

  • a. op een erf of perceel waarop reeds een gebouw staat, en
  • b. meer dan 1 meter achter de voorgevelrooilijn, en
  • c. meer dan 1 meter van de weg of het openbaar groen.

15.2.4 Licht- en vlaggenmasten

Licht- en vlaggenmasten zijn toegelaten tot 6 meter hoogte.

15.2.5 Overige bouwwerken

Overige andere bouwwerken zijn toegelaten tot 5 meter hoogte.

15.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • c. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • d. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) vaar-, vlieg- of voertuigen;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, een horecabedrijf en/of seksinrichting.

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bescherming van de karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristieke objecten';
  • b. kanalen, vaarten, sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. waterhuishouding, waterberging en waterlopen;
  • e. waterlopen van cultuurhistorisch belang;

en daaraan ondergeschikt:

  • f. bruggen;
  • g. dammen, duikers;
  • h. oevers, bermen, paden

16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Waar de plaats en de afmetingen van bestaande bouwwerken de minimale en/of maximale maten bepaald in deze bouwregels overschrijden, vormen de bestaande maten het minimum respectievelijk het maximum.

16.2.2 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegelaten.

16.2.3 Licht- en vlaggenmasten

Licht- en vlaggenmasten zijn toegelaten tot 6 meter hoogte.

16.2.4 Overige bouwwerken

Aanlegsteigers zijn niet toegelaten. Overige andere bouwwerken zijn toegelaten tot 5 meter hoogte.

16.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • c. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • d. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) vaar-, vlieg- of voertuigen;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, een horecabedrijf en/of seksinrichting.

Artikel 17 Wonen

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. bedrijven, alleen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' en alleen in combinatie met wonen;
  • c. bescherming van de cultuurhistorische en visueel-landschappelijke kwaliteiten van het borgterrein, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - borgterrein';
  • d. bescherming van de karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristieke objecten';
  • e. bescherming van de bestaande maatvoering van bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - vrijgekomen agrarische bebouwing';
  • f. detailhandel, alleen ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' en alleen in combinatie met wonen;
  • g. zwemschool, alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - zwemschool' en alleen in combinatie met wonen;
  • h. minicamping, alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping' en alleen in combinatie met wonen;
  • i. theeschenkerij, alleen ter plaatse van de aanduiding 'theeschenkerij' en alleen in combinatie met wonen;
  • j. paardenhouderij, alleen ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' en alleen in combinatie met wonen;

en daaraan ondergeschikt:

  • k. bedrijf of beroep aan huis;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. tuinen, erven, terreinen en groenvoorzieningen;
  • n. wegen en paden.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. waar de plaats en de afmetingen van bestaande bouwwerken de minimale en/of maximale maten bepaald in deze bouwregels overschrijden, vormen de bestaande maten het minimum respectievelijk het maximum;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - vrijgekomen agrarische bebouwing' dient de bestaande maatvoering gehandhaafd te worden behoudens geringe uitwendige aanpassingen. De bestaande maatvoering wordt bepaald door de ten tijde van vaststelling van dit plan aanwezige goothoogte, dakhelling, nokhoogte, nokrichting en oppervlakte;
  • c. gebouwen zijn toegelaten tot de daarvoor in deze bouwregels genoemde hoogten, uitgezonderd plaatselijke verhogingen. Plaatselijke verhogingen zijn toegelaten tot ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw, en tot ten hoogste een kwart van de maximale hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 3 meter;
  • d. bijgebouwen en woning zijn toegelaten tot een gezamenlijk oppervlak van 33% van het bouwperceel;
  • e. bijgebouwen zijn toegelaten tot een gezamenlijk oppervlak zo groot als de woning;
  • f. bijgebouwen en woning zijn toegelaten tot een gezamenlijk oppervlak van 300 m2.

17.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen zijn alleen toegelaten bij een woning;
  • b. bijgebouwen zijn alleen toegelaten op meer dan 3 meter achter de voorgevelrooilijn;
  • c. bijgebouwen zijn toegelaten tot een goothoogte van 3 meter, tot een bouwhoogte van 5,5 meter en met een dakhelling tussen 30 en 60 graden of tussen 0 en 2 graden;
  • d. bijgebouwen zijn toegelaten zowel binnen als buiten het bouwvlak;
  • e. bijgebouwen zijn alleen toegelaten op grotere afstand dan 1 meter vanaf de zijdelingse perceelsgrens, behalve bij plaatsing op de perceelsgrens.

17.2.3 Hoofdgebouwen (woning)

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw is alleen een woning toegelaten;
  • b. hoofdgebouwen zijn alleen toegelaten in een bouwvlak, uitgezonderd ondergeschikte bouwonderdelen. Ondergeschikte bouwonderdelen mogen de grenzen van het bouwvlak met ten hoogste 1 meter overschrijden;
  • c. per bouwperceel is één bestaande woning toegelaten, of een groter aantal waar dat is aangeduid;
  • d. woningen zijn toegelaten met een oppervlak tot 300 m2;
  • e. woningen zijn alleen toegelaten op grotere afstand dan 3 meter vanaf de zijdelingse perceelsgrens;
  • f. woningen zijn alleen toegelaten met een dakhelling tussen 30 en 60 graden;
  • g. woningen zijn alleen toegelaten met 1 bouwlaag en een kap tot een goothoogte van 4,5 meter of met 2 bouwlagen en een kap tot een goothoogte van 6 meter.

17.2.4 Erf- of perceelafscheidingen

Erf- of perceelafscheidingen zijn toegelaten tot 1 meter hoogte, of tot 2 meter mits gebouwd:

  • a. op een erf of perceel waarop reeds een gebouw staat, en
  • b. meer dan 1 meter achter de voorgevelrooilijn, en
  • c. meer dan 1 meter van de weg of het openbaar groen.

17.2.5 Licht- en vlaggenmasten

Licht- en vlaggenmasten zijn toegelaten tot 6 meter hoogte.

17.2.6 Overige bouwwerken

Overige andere bouwwerken zijn toegelaten tot 5 meter hoogte.

17.3 Specifieke gebruiksregels
17.3.1 Bedrijf of beroep aan huis

Voor aan de woning verbonden bedrijven en beroepen gelden de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie, zowel in omvang als in uitstraling, vooral aan de naar de weg gekeerde zijde(n) van het perceel;
  • b. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s);
  • c. de activiteit mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de woning en omgeving, en mag geen noemenswaardige hinder veroorzaken of afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden en privacy van omliggende gronden en bouwwerken;
  • d. de activiteit wordt in de gebouwen uitgeoefend;
  • e. de activiteit mag niet meer ruimte gebruiken dan 40% van de totale oppervlakte van de gebouwen en niet meer dan 50 m2;
  • f. alleen productiegebonden detailhandel is toegelaten;
  • g. de activiteit is alleen toegelaten als zij milieuhygiënisch passend is;
  • h. de activiteit is alleen toegelaten als in de parkeerbehoefte voorzien wordt op het eigen erf;
  • i. reclame-uitingen en etalages zijn niet toegelaten.

17.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van andere gebouwen dan de woning en haar bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van bijgebouwen van de woning voor zelfstandige bewoning;
  • c. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • d. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • e. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • f. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) vaar-, vlieg- of voertuigen;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel (anders dan 17.3.1 onder f toelaat), een horecabedrijf en/of seksinrichting;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken voor commerciële kamerverhuur.

Artikel 18 Wonen - Kiel-Windeweer

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Kiel-Windeweer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

en daaraan ondergeschikt:

  • b. bedrijf of beroep aan huis;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. tuinen, erven, terreinen en groenvoorzieningen;
  • e. wegen en paden.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van alle bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn toegelaten tot de daarvoor in deze bouwregels genoemde hoogten, uitgezonderd plaatselijke verhogingen. Plaatselijke verhogingen zijn toegelaten tot ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw, en tot ten hoogste een kwart van de maximale hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 3 meter;
  • b. bijgebouwen en woning zijn toegelaten tot een gezamenlijk oppervlak van 33% van het bouwperceel;
  • c. bijgebouwen zijn toegelaten tot een gezamenlijk oppervlak zo groot als de woning;
  • d. bijgebouwen en woning zijn toegelaten tot een gezamenlijk oppervlak van 300 m2.

18.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen zijn alleen toegelaten bij een woning;
  • b. bijgebouwen zijn alleen toegelaten op meer dan 3 meter achter de voorgevelrooilijn;
  • c. bijgebouwen zijn toegelaten tot een goothoogte van 3 meter, tot een bouwhoogte van 5,5 meter en met een dakhelling tussen 30 en 60 graden;
  • d. bijgebouwen zijn toegelaten zowel binnen als buiten het bouwvlak;
  • e. bijgebouwen zijn alleen toegelaten op grotere afstand dan 1 meter vanaf de zijdelingse perceelsgrens, behalve bij plaatsing op de perceelsgrens.

18.2.3 Hoofdgebouwen (woning)

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw is alleen een woning toegelaten;
  • b. hoofdgebouwen zijn alleen toegelaten in een bouwvlak, uitgezonderd ondergeschikte bouwonderdelen. Ondergeschikte bouwonderdelen mogen de grenzen van het bouwvlak met ten hoogste 1 meter overschrijden ;
  • c. per bouwperceel is 1 woning toegelaten, of een groter aantal als dat is aangegeven;
  • d. woningen zijn toegelaten tot een oppervlak van 300 m2;
  • e. woningen zijn alleen toegelaten op grotere afstand dan 3 meter vanaf de zijdelingse perceelsgrens;
  • f. woningen zijn alleen toegelaten met een dakhelling tussen 30 en 60 graden;
  • g. woningen zijn toegelaten tot een goothoogte van 4,5 meter.

18.2.4 Erf- of perceelafscheidingen

Erf- of perceelafscheidingen zijn toegelaten tot 1 meter hoogte, of tot 2 meter mits gebouwd:

  • a. op een erf of perceel waarop reeds een gebouw staat, en
  • b. meer dan 1 meter achter de voorgevelrooilijn, en
  • c. meer dan 1 meter van de weg of het openbaar groen.

18.2.5 Licht- en vlaggenmasten

Licht- en vlaggenmasten zijn toegelaten tot 6 meter hoogte.

18.2.6 Overige bouwwerken

Overige andere bouwwerken zijn toegelaten tot 5 meter hoogte.

18.3 Specifieke gebruiksregels
18.3.1 Bedrijf of beroep aan huis

Voor aan de bedrijfswoning verbonden bedrijven en beroepen gelden de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie, zowel in omvang als in uitstraling, vooral aan de naar de weg gekeerde zijde(n) van het perceel;
  • b. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s);
  • c. de activiteit mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de woning en omgeving, en mag geen noemenswaardige hinder veroorzaken of afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden en privacy van omliggende gronden en bouwwerken;
  • d. de activiteit wordt in de gebouwen uitgeoefend;
  • e. de activiteit mag niet meer ruimte gebruiken dan 40% van de totale oppervlakte van de gebouwen en niet meer dan 50 m2;
  • f. alleen productiegebonden detailhandel is toegelaten;
  • g. de activiteit is alleen toegelaten als zij milieuhygiënisch passend is;
  • h. de activiteit is alleen toegelaten als in de parkeerbehoefte voorzien wordt op het eigen erf;
  • i. reclame-uitingen en etalages zijn niet toegelaten.

18.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van andere gebouwen dan de woning en haar bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van bijgebouwen van de woning voor zelfstandige bewoning;
  • c. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • d. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • e. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • f. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) vaar-, vlieg- of voertuigen;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel (anders dan 18.3.1 onder f toelaat), een horecabedrijf en/of seksinrichting;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken voor commerciële kamerverhuur.

Artikel 19 Wonen - Wooncentrum

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Wooncentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, alleen in bijzondere woonvormen met bijbehorende voorzieningen;

en daaraan ondergeschikt:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. tuinen, erven, terreinen en groenvoorzieningen;
  • f. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • g. wegen en paden.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van alle bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. waar de plaats en de afmetingen van bestaande bouwwerken de minimale en/of maximale maten bepaald in deze bouwregels overschrijden, vormen de bestaande maten het minimum respectievelijk het maximum;
  • b. tot 12% van het bestemmingsvlak mag worden bebouwd.

19.2.2 Gebouwen

Gebouwen zijn toegelaten tot 9 meter hoogte, uitgezonderd plaatselijke verhogingen. Plaatselijke verhogingen zijn toegelaten tot ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw, en tot ten hoogste een kwart van de maximale hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 3 meter.

19.2.3 Erf- of perceelafscheidingen

Erf- of perceelafscheidingen zijn toegelaten tot 1 meter hoogte, of tot 2 meter mits gebouwd:

  • a. op een erf of perceel waarop reeds een gebouw staat, en
  • b. meer dan 1 meter achter de voorgevelrooilijn, en
  • c. meer dan 1 meter van de weg of het openbaar groen.

19.2.4 Licht- en vlaggenmasten

Licht- en vlaggenmasten zijn toegelaten tot 6 meter hoogte.

19.2.5 Overige bouwwerken

Overige andere bouwwerken zijn toegelaten tot 5 meter hoogte.

19.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van andere gebouwen dan de woongebouwen en hun bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van bijgebouwen van de woongebouwen voor zelfstandige bewoning;
  • c. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • d. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • e. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • f. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) vaar-, vlieg- of voertuigen;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel (anders dan als ondergeschikte voorziening voor de bewoners van de woonvorm), een horecabedrijf (anders dan als ondergeschikte voorziening voor de bewoners van de woonvorm) en/of seksinrichting;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken voor commerciële kamerverhuur.

Artikel 20 Leiding - Gas

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor gastransportleidingen en gasontvangstations.

20.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere voorkomende bestemming(en), gelden voor het bouwen van alle bouwwerken de volgende regels:

  • a. alleen bouwwerken voor het leidingtransport van gas zijn toegelaten;
  • b. bouwwerken zijn toegelaten tot een hoogte van 5 meter, waarvan gebouwen elk tot een oppervlak van 20 m2.

Artikel 21 Leiding - Hoogspanning

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor hoogspanningsleidingen.

21.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere voorkomende bestemming(en), gelden voor het bouwen van alle bouwwerken de volgende regels:

  • a. alleen bouwwerken voor hoogspanningsleidingen zijn toegelaten;
  • b. gebouwen zijn niet toegelaten;
  • c. draagconstructies voor hoogspanningsleidingen zijn toegelaten tot een hoogte van 21 meter;
  • d. overige andere bouwwerken zijn toegelaten tot een hoogte van 5 meter.

21.3 Nadere eisen
21.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, ter bescherming of verbetering van

  • het straat- en bebouwingsbeeld, en
  • de aanwezige cultuurhistorische, landschaps-, en natuurwaarden, en
  • de woonsituatie, en
  • de verkeersveiligheid, en
  • de sociale veiligheid, en
  • de milieusituatie, en
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing.

21.3.2 Procedure

Voordat toepassing gegeven wordt aan deze bevoegdheid voor het stellen van nadere eisen zal belanghebbenden gedurende twee weken de gelegenheid geboden worden hun zienswijzen omtrent het voornemen naar voren te brengen.

21.4 Ontheffing van de bouwregels
21.4.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits

  • sprake is van een veilige (verkeers-, sociale en/of externe veiligheid) invulling, en
  • geen sprake is van verslechtering van de milieusituatie, en
  • geen sprake is van een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen, en
  • geen onevenredige afbreuk gedaan wordt aan het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan,

ontheffing verlenen van:

  • a. de op de plankaart of in de planregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, behalve waarvoor hiernavolgend andere maten en percentages genoemd worden;
  • b. de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, als een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. het bepaalde in 21.2 onder a en bouwwerken voor de andere voorkomende bestemming(en) toestaan;
  • d. het bepaalde in 21.2 onder b en gebouwen tot een hoogte van 5 meter en met een oppervlak van elk 20 m2 toestaan;
  • e. het bepaalde in 21.2 onder c en draagconstructies voor hoogspanningsleidingen tot een hoogte van 40 meter toestaan.

21.4.2 Procedure

Voordat toepassing gegeven wordt aan deze bevoegdheid voor het verlenen van ontheffing, zal belanghebbenden gedurende twee weken de gelegenheid geboden worden hun zienswijzen omtrent het voornemen naar voren te brengen. Een ontheffing kan onder beperkingen verleend worden en aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

21.5 Wijzigingsbevoegdheid
21.5.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' te laten vervallen, mits het gebruik van de leiding permanent is komen te vervallen of de leiding zelf niet meer aanwezig is.

21.5.2 Procedure

Op de voorbereiding van een wijziging van het bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 22 Waarde - Archeologie

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

22.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere voorkomende bestemming(en), mogen op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 40 centimeter onder maaiveld wordt geroerd, tenzij het bouwwerken zijn:

  • 1. ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlak minder dan 15 m² wordt uitgebreid;
  • 2. tot een oppervlak 15 m² voor de andere voorkomende bestemming(en), voor zover de bebouwing is toegelaten door de andere voorkomende bestemming(en).

Artikel 23 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en bescherming van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en bebouwingsbeeld zoals omschreven in de bij deze planregels behorende Bijlage 3 Te beschermen waarden beschermd dorpsgezicht .

23.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere voorkomende bestemming(en) gelden voor het bouwen van alle bouwwerken de volgende regels:

  • a. alleen bebouwing is toegelaten welke verenigbaar is met het beheer, de ontwikkeling en het behoud van de karakteristieke waarden zoals omschreven in de bij deze planregels behorende Bijlage 3 Te beschermen waarden beschermd dorpsgezicht , mits:
    • 1. geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in het bebouwingsbeeld;
    • 2. het bebouwing betreft die is toegelaten (inclusief ontheffingsmogelijkheden) volgens de andere voorkomende bestemming(en).
  • b. hoofdbebouwing langs het hoofddiep is alleen toegelaten met de nokrichting haaks op dat diep;
  • c. bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'brug' zijn alleen toegelaten in overeenstemming met de karakteristieke waarden zoals omschreven in de bij deze planregels behorende Bijlage 3 Te beschermen waarden beschermd dorpsgezicht ;
  • d. aanlegsteigers zijn alleen toegelaten voor zover zij bestaand zijn.

Artikel 24 Waarde - Karakteristieke bebouwing

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Karakteristieke bebouwing' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en bescherming van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en bebouwingsbeeld zoals omschreven in de bij deze planregels behorende Bijlage 2 Te beschermen waarden karakteristieke (lint)bebouwing .

24.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere voorkomende bestemming(en) mag alleen worden gebouwd als dat verenigbaar is met het beheer, de ontwikkeling en het behoud van de karakteristieke waarden zoals omschreven in de bij deze planregels behorende Bijlage 2 Te beschermen waarden karakteristieke (lint)bebouwing , mits:

  • a. geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in het bebouwingsbeeld;
  • b. het bebouwing betreft die is toegelaten (inclusief ontheffingsmogelijkheden) door de andere voorkomende bestemming(en).

Artikel 25 Waarde - Molenbiotoop

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Molenbiotoop' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. bescherming van de functie als werktuig van de in dit gebied voorkomende windmolens, onder andere gelet op de windvang;
  • b. bescherming van de waarde van deze molen als landschapsbepalend element en behoud, beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van de molen.

25.2 Bouwregels
25.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde in de andere voorkomende bestemming(en) gelden voor het bouwen van bouwwerken de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop 1' zijn bouwwerken toegelaten tot een hoogte van 1,5 meter;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop 2' zijn bouwwerken toegelaten tot een hoogte van 5 meter;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop 3' zijn bouwwerken toegelaten tot een hoogte van 7 meter;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop 4' zijn bouwwerken toegelaten tot een hoogte van 9 meter;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop 5' zijn bouwwerken toegelaten tot een hoogte van 10 meter.

25.2.2 Vrijstelling

De bouwregels in 25.2.1 gelden niet voor bouwwerken:

  • a. waarvan de bestaande hoogte groter is, daar vormt de bestaande hoogte het maximum;
  • b. die gezien vanuit de molen aan de achterzijde van bestaande bouwwerken wordt gebouwd, mits:
    • 1. de hoogte en breedte binnen de contouren (hoogte, breedte) van de bestaande bouwwerken blijft;
    • 2. gebouwd wordt binnen een afstand van 10 meter vanaf de bestaande bouwwerken;
    • 3. het bebouwing betreft die is toegelaten (inclusief ontheffingsmogelijkheden) door de andere voorkomende bestemming(en).

Artikel 26 Waterstaat - Waterbergingsgebied

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor tijdelijke opvang van water.

26.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere voorkomende bestemming(en), gelden voor het bouwen de volgende regels:

  • a. alleen bouwwerken voor waterberging en waterkering zijn toegelaten;
  • b. bouwwerken zijn toegelaten tot een hoogte van 2 meter.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 27 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 28 Overgangsregels

28.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

28.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

28.3 Voorwaarden

Het overgangsrecht in 28.2 voor zover het gebruik betreft, geldt alleen voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna geen beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

Bijlagen bij regels

Bijlage 1 Bestaande kavelrichting

De rode pijl in de volgende drie kaarten wijst de bestaande kavelrichting aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0018.BV1repbuit-30va_0001.jpg"

Kaart 1 Sappemeer noord

afbeelding "i_NL.IMRO.0018.BV1repbuit-30va_0002.jpg"

Kaart 2 Westelijk van Hoogezand

afbeelding "i_NL.IMRO.0018.BV1repbuit-30va_0003.gif"

Kaart 3 Zuidelijk van Hoogezand

Bijlage 2 Te beschermen waarden karakteristieke (lint)bebouwing

De verschillende linten hebben elk hun eigen kenmerken. Een aantal stedenbouwkundige parameters bepaalt de verschijningsvorm van het lint. De linten hebben elk hun eigen definitie van:

  • Maat en schaal. Hoe het lint in het landschap is gesitueerd, de maat van de ontginningsas tot de achterweg en tot het volgende lint.
  • Dichtheid. De verhouding tussen open en dicht in het lintkavelstructuur.
  • De manier waarop de kavels ten opzichte van elkaar georganiseerd zijn en het daarbij horende waterregiem: de waterstructuur en de onderlinge afstand van de sloten.
  • Korrelgrootte. Het voorkomen van kleine en grotere bouwvolumes in het lint en de manier waarop ze ten opzichte van elkaar geplaatst zijn.
  • Richting. De richting van de kavels ten opzichte van de ontginningsas. In geval van niet haakse richting is het relevant of de positie van huizen ontleend is aan de ontginningsas of aan de kavelrichting.
  • Profiel. Het straatprofiel inclusief de waterverbinding, met daarin het onderscheid naar openbaar privé, de afstand van woningen tot de ontginningsas, beplanting en het microreliëf.

De in de regels opgenomen bescherming is gebaseerd op de aspecten dichtheid en korrelgrootte. Door middel van het vergunnen of weigeren van sloop wordt dit aspect versterkt of behouden. Het bebouwingspercentage (de dichtheid) wordt per lint benoemd met een korte omschrijving. De korrelgrootte is het voorkomen van kleine en grotere bouwvolumes in het lint en de manier waarop ze ten opzichte van elkaar geplaatst zijn. De grootte varieert van zeer klein (xs: extra small) tot zeer groot (xl: extra large).

Het dichtheidspercentage met de genoemde korrelgrootte moet bij benadering in acht worden genomen bij het beoordelen van een aanvraag om een sloopvergunning.


Kropswolde-Wolfsbarge

De verhouding tussen open en dicht in het lint, de kavelstructuur, bedraagt 20%. De korrelgrootte varieert van M tot L.

Het lint Kropswolde-Wolfsbarge wordt gevormd door oude nederzettingen aan de rand van het veengebied. De naam Kropswolde komt al voor in een oorkonde uit het jaar 1049. De oude ontginningen uit het moeras ten oosten van het Zuidlaardermeer zijn verricht door het vrouwenklooster van Essen of Yesse nabij Haren. Het dorp Wolfsbarge stamt uit ongeveer dezelfde periode. In 1 50 verwerft de abdij van Aduard grond nabij Wolfsbarge voor de aanleg van een kloosterkolonie. In de 15e eeuw vormen de dorpen een kolonie van turfgravers uit de stad Groningen. Over de Hunze wordt turf naar de stad vervoerd. De vaart op de Hunze wordt beheerst door het Schuitenschuiversgilde; opgericht met als doel turf uit het gebied van Kropswolde, Wolfsbarge en Westerbroek te vervoeren. Pas nadat het gilde niet langer vanaf eind 17e eeuw de vaarroute van de Hunze onderhoudt verslechtert de vaarroute en neemt vanaf de 19e eeuw de ontginning van het veen af. Tot in de 20e eeuw is er voldoende restveen om tot turf te verwerken. Na de vervening worden de dalgronden voor akkerbouw gebruik genomen.

Het weglint Kropswolde-Wolfsbarge kent net als de linten in het voormalige veengebied een oriëntatie van woningen en boerderijen haaks op de bebouwing. Daarnaast zijn er oostelijk achter het lint enkele boerderijen vrij in het landschap gelegen.

 

Enkellint Achterdiep

De verhouding tussen open en dicht in het lint, de kavelstructuur, bedraagt 40%. De korrelgrootte varieert van XS tot S.

Ten noorden van het Winschoterdiep ligt een van de weinige enkellinten in het veenkoloniale landschap. Het parallel aan het Winschoterdiep lopende Achterdiep is oorspronkelijk overgegaan in het Noordbroeksterdiep tot aan Noordbroek. Over het diep zijn nog een aantal hoogholtjes (hoge vaste voetbrug) te vinden. Afgesneden linten haaks op het Achterdiep Verlengde Herenweg, Laveiweg en Jagerswijk. Het zijn linten met bebouwing, die wat compacter is dan het lint van het Achterdiep. De woningen zijn over het algemeen wat kleiner en er is een wat grotere diversiteit. De linten worden doorsneden en fysiek afgesneden van Sappemeer door de aanleg van het nieuwe Winschoterdiep en door de aanleg van de A7. Het laatste lint, Jagerswijk, vormt een buurtje tussen Sappemeer en Achterdiep. Het buurtje wordt tegenwoordig in tweeën gedeeld door het verlegde Winschoterdiep. Karakteristiek is dat de huizen veel minder het verschil tussen kleine huizen en grote boerderijen kennen, zoals in de Compagnielinten.

Lint Borgercompagnie

De verhouding tussen open en dicht in het lint, de kavelstructuur, bedraagt 25%. De korrelgrootte varieert van M tot L.

Borgercompagnie is een karakteristiek veenkoloniaal lintdorp, dat in de 17e eeuw is ontstaan toen borgers (burgers) uit de stad Groningen hier een veenkolonie stichten. Langs het in 1647 gegraven diep staan aan weerszijden boerderijen en huizen. Vlak voor de kruising met de Veendammerweg is er aan de oneven kant een uitloper richting de Langeleegte. Na de vervening werd het Borgercompagniesterdiep niet goed onderhouden tot het rond 1880 onbevaarbaar was. Daarom werd in dat jaar een speciaal waterschap opgericht, genaamd Kanaalwaterschap voor Borger- en Tripscompagnie voor het onderhoud van sluizen, bruggen en kanaalpanden. In het noordelijk deel en het zuidelijk deel van het lint maakt het water onderdeel uit van het profiel. Het middengedeelte van het diep is in de jaren 70 gedempt. Daarop is na de reconstructie in de loop van de jaren 90 een weg ontstaan met diverse verkeersremmende maatregelen. Hierdoor mist het profiel de helderheid die elders wel aanwezig is.

Lint Kalkwijk-Lula

De verhouding tussen open en dicht in het lint, de kavelstructuur, bedraagt 25%. De korrelgrootte varieert van M tot L.

De naam Kalkwijk geeft al aan dat het lint van oorsprong aan een wijk gesticht is. De Kalkwijk werd in de zeventiende eeuw gegraven door de Friesche Compagnie. In het verlengde van Kalkwijk ligt de buurtschap Lula. In de venen werkten arbeiders uit vele windstreken. In Lula waren dat voor een groot deel Zwitserse Doopsgezinden die hun eigen land ontvlucht waren. Inmiddels is de wijk gedempt en ligt de bebouwing aan een weg. Een continue laanprofiel met brede bermen zorgt echter wel voor voldoende helderheid in het lint. Het lint is niet dicht bebouwd; langs de weg staan aantal imposante boerderijen. De kaveldiepte van het erf, zo'n 70 meter, is bijna overal aanwezig. Dat verandert in Hoogezand, waar het noordelijke gedeelte het karakter van een straat krijgt.

 

Lint Kiel-Windeweer

De verhouding tussen open en dicht in het lint, de kavelstructuur, bedraagt 25%. De korrelgrootte varieert van M tot L.

De naam Kiel-Windeweer is gevormd door een samenvoeging van de namen van de plaatsen De Kiel en Windeweer, die tegen elkaar aan gegroeid zijn. Kiel-Windeweer is ongeveer 100 meter breed en zes kilometer lang. De plaats is ontstaan door de bebouwing die langs het Kielsterachterdiep is gevormd. Dat kanaal, een zijkanaal van het Winschoterdiep, was oorspronkelijk de belangrijkste transportroute van en naar het dorp. Alleen waar de Zuidlaarderweg het kanaal kruist, is het dorp iets breder. Het lint is een van de gaafste linten, relatief dicht bebouwd met diverse woningtypen langs het lint en met kenmerkende bruggen.

Lint Tripscompagnie

De verhouding tussen open en dicht in het lint, de kavelstructuur, bedraagt 25%. De korrelgrootte varieert van M tot L.

Het lintdorp is ontstaan langs het Tripcompagniesterdiep dat in 1640 gegraven is in opdracht van Adriaan Trip om de omliggende venen te kunnen ontginnen. Na de vervening is akkerbouw belangrijk geworden. Veel boerderijen in dorp zijn van het Oldambtster type. Begin 19e eeuw is de aardappelmeelfabriek l'Esperance in het dorp gevestigd. In Tripscompagnie wordt door Nedmag magnesiumzouten gewonnen voor industriële doeleinden. De vrije ruimte achter het lint is veel minder aanwezig is dan bij de andere compagnielinten. Het lint Nieuwe Compagnie ligt even ten westen van Kiel-Windeweer. Het diep waaraan de streek lag is deels gedempt. De naam Nieuwe Compagnie en de andere maatvoering als de overige compagnielinten houdt niet in dat het lint van een later datum stamt. Het verwijst naar de Nieuwe Friesche Compagnie, die hier in 1647 is begonnen met het ontginnen van het veengebied. Het lint is vrij dun bebouwd met enkele boerderijen. Centraal in Nieuwe Compagnie staat de voormalige aardappelmeelfabriek De Toekomst uit 1900. Deze ligt langs de Leinewijk die haaks staat op het oude diep. De Leinewijk maakt onderdeel uit van een nieuw vaarcircuit waarmee het Zuidlaardermeer verbonden wordt met het Stadskanaal bij Bareveld.

Overige linten

De verhouding tussen open en dicht in het lint, de kavelstructuur, bedraagt 25%. De korrelgrootte varieert van M tot L.

Bijlage 3 Te beschermen waarden beschermd dorpsgezicht

RUIMTELIJKE STRUCTUUR

De ruimtelijke structuur wordt bepaald door de volgende elementen.


Het hoofddiep en de wijken

Het hoofddiep is de as van de kenmerkende lineaire structuur die bepalend is voor de ruimtelijke structuur mede in relatie tot het bebouwingsbeeld. Het hoofddiep vormt met de aangelegde wijken en zwetsloten een rationeel patroon.

De oevers langs het hoofddiep

Van oudsher werden langs de oevers van het hoofddiep geen bomen of andere opgaande beplanting geplant. Momenteel zijn de oevers van het hoofddiep over grote delen slechts begroeid met gras en niet met opgaande begroeiing. Langs kleinere delen van het diep komt opgaande beplanting voor in de vorm van loofbomen. Deze beplanting kan niet worden gekwalificeerd als onacceptabel beeldverstorend. Niettemin is het ongewenst opgaande beplanting zich verder te laten uitbreiden langs het diep. Het onbegroeid laten van de oevers versterkt het beeld van de lineaire structuur.

De bruggen

Veel bruggen zijn nog aanwezig in het dorpsgebied. De locatie van de bruggen is in de verbeelding aangeduid als brug. De aanleg van nieuwe bruggen op andere locaties is uitgesloten. Vervanging van bruggen kan alleen in overeenstemming met de overige karakteristieke waarden van het dorpsgezicht.

Het wegenpatroon

Bij het beheer van en mogelijke veranderingen aan de infrastructuur zal rekening worden gehouden met de karakteristieke waarden daarvan: lineaire structuur bepaald door het hoofddiep.

Het open landschap

Het omringend landschap, de achter en aan het dorpsgebied grenzende gronden, kenmerkt zich door openheid en accentueert hierdoor de karakteristiek van de nederzetting.

BEBOUWINGSBEELD

Het bebouwingsbeeld wordt bepaald door de volgende kenmerken.

  • De bebouwing langs het Kieldiep situeert zich hoofdzakelijk met de nokrichting haaks op het hoofddiep.
  • De bebouwing staat op veel plaatsen dicht op elkaar en dicht op de weg.
  • Kleinschalige en grootschalige bebouwingselementen wisselen elkaar af langs het kanaal.
  • De kleinschalige elementen bestaan voornamelijk uit verschillende typen woonhuizen die vanaf ongeveer 1875 zijn gebouwd.
  • Grootschalig zijn de boerderijen, één of twee per eiland (oorspronkelijke ruimte tussen wijken).
  • De oudere boerderijen staan dicht op de weg.
  • De boerderijen van meer recente datum verder van de weg.
  • De bebouwing concentreert zich in het centrum van het dorp (Windeweer-Noord) terwijl de noordzijde (De Kiel) en de zuidzijde (Windeweer-Zuid) een grove korrel van bebouwing laat zien.


Elk zodanig te typeren dorpsgebied heeft zijn eigen kenmerken. Die worden hieronder beschreven. De verschillende kenmerken zijn vooral ruimtelijk-historisch van belang.

De Kiel

Langs het kanaal is dunne bebouwing dan wel geen bebouwing aanwezig. Hierdoor is er een duidelijke visuele relatie te onderscheiden met het achterliggende open gebied.
De bebouwing groepeert zich in zekere mate in de omgeving van de schutsluis en vooral ter hoogte van de kruising met de Zuidlaarderweg.
Ter plaatse van de kruising met de Zuidlaarderweg is medio vorige eeuw een deel van het Kielsterdiep gedempt en zijn enkele woningen gesloopt. Het betekende een verzwakking van het karakter ter plaatse.

Windeweer-Noord

De te onderscheiden kern van het dorp (het gedeelte ten zuiden van de kruising met de Zuidlaarderweg tot ongeveer de splitsing van de Kielsterachterweg met de weg naar Borgercompagnie en Veendam) is het meest dichtbebouwd. Met name aan de westzijde (Dorpsstraat) van het kanaal.
De bebouwing is vooral kleinschalig.
De oudere boerderijen staan pal aan de weg.

Aan de oostzijde van het kanaal (Pieter Venemakade) is de bebouwing minder dicht en daardoor is het bebouwingsbeeld hier meer oorspronkelijk.
De omgeving van de monumentale voormalige NH kerk is aan weerszijden van het diep zeer authentiek. Het bos aan de zuidzijde van het centrum wordt als beeldverstorend aangemerkt.

Windeweer-Zuid

In het zuidelijke deel van Kiel-Windeweer neemt de bebouwingsdichtheid weer af. Hierdoor neemt de relatie met het achterliggende open landschap toe.
De betonnen brug ter plaatse van de nieuwbouwlocatie wordt als detonerend ervaren.
In dit deel van het dorp bevindt zich een gaslocatie in het open landschap.
Vooral de structuur van de bebouwing is bepalend voor het beeld. Dit heeft betrekking op de bebouwingsdichtheid en de situering van de bebouwing ten opzichte van het diep. Met name de positionering van de grotere bebouwingselementen ten opzichte van het diep is belangrijk.
De architectonische kwaliteit van de individuele bebouwing uit zich met name in de aangewezen monumenten en beeldbepalende panden en in de boerderijen.
Karakteristiek is de Veenkoloniale variant op het Oldambtster type, waarvan in Kiel-Windeweer voorbeelden uit de verschillende decennia van de negentiende en twintigste eeuw te vinden zijn.


De hiervoor beschreven waarden zijn meer specifiek weergegeven in de volgende kaarten (overgenomen uit het aanwijzingsbesluit tot beschermd dorpsgezicht volgens artikel 35 van de Monumentenwet uit 2003). Deze kaarten zijn leidend als het gaat om afwegingen in het kader van ingrepen in de ruimtelijke structuur en bebouwingsbeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0018.BV1repbuit-30va_0004.jpg"

Typeringen beschermd dorpsgezicht De Kiel

afbeelding "i_NL.IMRO.0018.BV1repbuit-30va_0005.jpg"
 Typeringen beschermd dorpsgezicht Windeweer Noord

afbeelding "i_NL.IMRO.0018.BV1repbuit-30va_0006.jpg"
 Typeringen beschermd dorpsgezicht, 'Windeweer Zuid'


Bijlage 4 Staat van bedrijfsactiviteiten

BRON:

"Bedrijven en milieuzonering; Handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk"

Sdu Uitgevers BV, Den Haag, 2009

ISBN: 978-90-12-13081-3

Afkortingen  
-   n.v.t. of niet relevant  
>   groter  
<   kleiner  
=   gelijk aan  
e.d.   en dergelijke  
cat.   categorie  
kl.   klasse  
n.e.g.   niet elders genoemd  
   
o.c.   opslagcapaciteit  
p.c.   productiecapaciteit  
p.o.   productieoppervlak  
b.o.   bedrijfsoppervlak  
v.c.   verwerkingscapaciteit  
   
u   uur  
d   dag  
w   week  
j   jaar  
   
B   bodemverontreiniging  
C   continu  
D   divers  
L   luchtverontreiniging  
Z   zonering Wet Geluidhinder  
R   risico (bevi mogelijk van toepassing)  
V   vuurwerkbesluit van toepassing  
G   goederen verkeer  
P   personen verkeer  

SBI-CODE 2009   nr.   OMSCHRIJVING   grootste afstand   cate-
gorie  
01   -   LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW      
016   0   Dienstverlening t.b.v. de landbouw:      
016   3   - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m²   50   3.1  
016   4   - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m²   30   2  
16   -   HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.      
162   1   Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2   50   3.1  
162902     Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken   30   2  
18   -   UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA      
181     Uitgeverijen (kantoren)   10   1  
18129     Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen   30   2  
1814   A   Grafische afwerking   10   1  
1814   B   Binderijen   30   2  
1813     Grafische reproduktie en zetten   30   2  
1814     Overige grafische aktiviteiten   30   2  
182     Reproduktiebedrijven opgenomen media   10   1  
26, 28, 33   -   VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS      
26, 28, 33   A   Kantoormachines- en computerfabrieken   30   2  
26, 32, 33   -   VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN      
26, 32, 33   A   Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d.   30   2  
31   -   VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.      
9524   2   Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2   10   1  
321     Fabricage van munten, sieraden e.d.   30   2  
322     Muziekinstrumentenfabrieken   30   2  
32991     Sociale werkvoorziening   30   2  
41, 42, 43   -   BOUWNIJVERHEID      
41, 42, 43   3   - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m²   30   2  
45, 47   -   HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS      
451, 452, 454     Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven   30   2  
45204   B   Autobeklederijen   10   1  
453     Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires   30   2  
46   -   GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING      
461     Handelsbemiddeling (kantoren)   10   1  
47   -   DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN      
47   A   Detailhandel voor zover n.e.g.   10   1  
4722, 4723     Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken   10   1  
4724     Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel   10   1  
4773, 4774     Apotheken en drogisterijen   10   1  
952     Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen)   10   1  
50, 51   -   VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT      
50, 51   A   Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren)   10   1  
52   -   DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER      
5222     Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren)   10   1  
791     Reisorganisaties   10   1  
5229     Expediteurs, cargadoors (kantoren)   10   1  
64, 65, 66   -   FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN      
64, 65, 66   A   Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen   10   1  
41, 68   -   VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED      
41, 68   A   Verhuur van en handel in onroerend goed   10   1  
77   -   VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN      
7711     Personenautoverhuurbedrijven   30   2  
62   -   COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE      
62   A   Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d.   10   1  
72   -   SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK      
722     Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek   10   1  
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82   -   OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING      
74   A   Overige zakelijke dienstverlening: kantoren   10   1  
82992     Veilingen voor huisraad, kunst e.d.   10   1  
84   -   OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN      
84   A   Openbaar bestuur (kantoren e.d.)   10   1  
85   -   ONDERWIJS      
852, 8531     Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs   30   2  
8532, 854, 855     Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs   30   2  
86   -   GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG      
8621, 8622, 8623     Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven   10   1  
8691, 8692     Consultatiebureaus   10   1  
871   1   Verpleeghuizen   30   2  
8891   2   Kinderopvang   30   2  
94   -   DIVERSE ORGANISATIES      
941, 942     Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren)   10   1  
9491     Kerkgebouwen e.d.   30   2  
94991   A   Buurt- en clubhuizen   30   2  
59   -   CULTUUR, SPORT EN RECREATIE      
8552     Muziek- en balletscholen   30   2  
85521     Dansscholen   30   2  
9101, 9102     Bibliotheken, musea, ateliers, e.d.   10   1  
931   A   Sporthallen   50   3.1  
931   B   Bowlingcentra   30   2  
931   2   Schietinrichtingen: binnenbanen: boogbanen   10   1  
931   F   Sportscholen, gymnastiekzalen   30   2  
96   -   OVERIGE DIENSTVERLENING      
96013   A   Wasverzendinrichtingen   30   2  
96013   B   Wasserettes, wassalons   10   1  
9602     Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten   10   1  
9603   0   Begrafenisondernemingen:      
9603   1   - uitvaartcentra   10   1  
9313, 9604     Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden   30   2  
9609   A   Dierenasiels en -pensions   100   3.2  
9609   B   Persoonlijke dienstverlening n.e.g.   10   1