direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Oudeweg 13 Westerbroek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0018.BP111Oudeweg13-30va

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Achtergrond

Een bestemmingsplan is eigenlijk een soort gemeentelijke wet. Iedereen moet zich daaraan houden. De gemeente moet bestemmingsplannen elke 10 jaar opnieuw vaststellen. Soms kan de provincie of het rijk dat ook doen.
Een bestemmingsplan geeft regels over hoe gronden en de bouwwerken daarop gebruikt mogen worden, en het geeft regels over wat er gebouwd mag worden. Om te zorgen voor een goede ruimtelijke ordening geeft het bestemmingsplan de in dat plan gelegen gronden een bestemming met bijbehorende functies. Aan de bestemmingen zijn regels gekoppeld over de gebruiks- en bouwmogelijkheden van de gronden en bouwwerken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0018.BP111Oudeweg13-30va_0001.jpg"

Ligging in de gemeente van dit bestemmingsplan


Een bestemmingsplan bestaat uit een planverbeelding en planregels. Bij elk bestemmingsplan hoort een toelichting. De plantoelichting belicht onder meer de achtergronden van het bestemmingsplan, biedt inzicht in het verrichte onderzoek, geeft de diverse beleidskeuzes weer, doet verslag van inspraak en overleg, en verstrekt een juridische toelichting op de planregels en de plankaart.
Bouwaanvragen worden getoetst aan het bestemmingsplan. Passende plannen kunnen bouwvergunning krijgen, andere niet. Zo kan voorkómen worden dat ergens ongewenste ontwikkelingen plaatsvinden. Bijvoorbeeld dat er een discotheek midden in een woonwijk verschijnt of dat er woningen gebouwd worden op een industrieterrein.

Naast deze functie heeft het bestemmingsplan ook een sterke beleidsfunctie. Het bestemmingsplan geeft een totaalvisie van de gemeente op het gebied. Het spreekt voor zich, dat de genoemde functies het meest tot hun recht komen bij actuele bestemmingsplannen. Een actueel bestemmingsplan is volgens de Wet ruimtelijke ordening een plan dat niet ouder is dan tien jaar. Zo moet voorkomen worden dat plannen geheel of gedeeltelijk ingehaald worden door maatschappelijke ontwikkelingen.

Vaak wordt bij een bestemmingsplan gedacht aan nieuw te ontwikkelen gebieden, zoals een nieuwe woonwijk of een nieuw bedrijventerrein. Maar dat is in de meeste gevallen niet zo. Bij veel bestemmingsplannen gaat het namelijk om reeds ontwikkelde gebieden. Die gebieden zijn vaak al bebouwd en ingericht voor één of meerdere functies. Grote nieuwe ontwikkelingen komen hier vaak niet voor.

1.2 Plangebied

Dit bestemmingsplan betreft een groot perceel aan de Oudeweg 13 te Westerbroek, waarop momenteel een een agrarisch bedrijf met bijbehorende schuren en een bestaande bedrijfswoning zijn gesitueerd. Het perceel is gelegen aan de oostzijde van de Oudeweg en wordt zowel aan de noord- en zuidzijde begrenst door woonbebouwing. Het wegprofiel van de Oudeweg wordt gevormd door een rijbaan met een daarnaast gelegen vrijliggend fietspad. Ter hoogte van de Oudeweg 13 buigt het fietspad af en raakt de Oudeweg, dit omdat de oude boerderij veel dichter op de weg staat dan belendende percelen.

Het bestemmingsplan volgt grotendeels de eigendomsgrenzen van de kavel en regelt dus alleen iets over het perceel Oudeweg 13. Het achterste deel van de kavel, de noord-oost kant, is buiten dit postzegelbestemmingsplan gehouden omdat dit gedeelte zijn agrarische bestemming blijft behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0018.BP111Oudeweg13-30va_0002.png"

luchtfoto van het planperceel; in het midden van de foto het perceel Oudeweg 13, met in donkerrood de bedrijfswoning en ten noorden naastgelegen de oude boerderij

afbeelding "i_NL.IMRO.0018.BP111Oudeweg13-30va_0003.png"

Geldend bestemmingsplan

Het plangebied valt binnen het geldende bestemmingsplan Buitengebied. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 23 augustus 2010.

In dit geldende plan hebben de betreffende gronden de bestemming "Agrarisch", één bedrijfwoning toegestaan. Op het perceel is ook de dubbelbestemming "karakterisiteke waarde" van kracht. Op bovenstaande afbeelding is het perceel in het midden te zien, de contouren van de aanwezige bebouwing geven de situering van het agrarisch pand met schuren en ten zuiden hiervan de bedrijfswoning weer.

De belendingen ten weerszijden hebben een woonbestemming, in geel aangegeven.

In Hoofdstuk 4 Gewenste ruimtelijke ontwikkeling wordt ingegaan op de aanleiding tot opstellen van dit postzegelplan en redenen van strijdigheid met het vigerende bestemmingsplan.

1.3 Karakter plan

In het bestemmingsplan wordt vooral gebruik gemaakt van de gedetailleerde planvorm. Het plan volgt de uitgangspunten van het moederplan Buitengebied.

Het bestemmingsplan is opgesteld om digitaal te kunnen raadplegen. In overeenstemming met de daarvoor geldende normen, is een digitale koppeling tussen plankaart en planregels aangebracht. Uitgegaan is van de regels en richtlijnen als aangegeven in de RO Standaarden zoals deze voortvloeien uit de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening en de bijbehorende Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2012).

1.4 Planopzet

Deze plantoelichting bevat de verwoording van het ruimtelijk relevante beleid voor het plangebied evenals de resultaten van de noodzakelijke onderzoeken voor een bestemmingsplan. De onderzoeken zelf zijn te vinden in de bijlagen bij deze toelichting. Als bijlagen zullen indien relevant worden opgenomen de resultaten van het wettelijke overleg en de inspraak over het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plangebied geeft een beschrijving van het plangebied vanuit diverse invalshoeken.

Hoofdstuk 3 Beleidskader geeft het kader van beleid voor dit bestemmingsplan. Er is gekeken naar relevant rijksbeleid, beleid van de provincie Groningen (Provinciaal Omgevingsplan), regionaal beleid en het eigen gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 4 Gewenste ruimtelijke ontwikkeling geeft de aanleiding voor opstellen van het bestemmingsplan en beleidskeuzen voor het plangebied weer.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten bevat de gebruikelijke ruimtelijke aspecten van het plangebied. Het betreft bijvoorbeeld de aspecten geluid, bodem en water. Aansluitend hierop wordt een analyse gegeven van andere omgevingsfactoren, zoals natuur en cultuurhistorie.

Hoofdstuk 6 Juridische toelichting bevat een toelichting op het juridische deel van het plan: de plankaart en planregels.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid, ten slotte, gaat in op de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid van het plan. Bij de maatschappelijke uitvoerbaarheid is uitgebreid aandacht voor de planvoorbereiding en de formele wettelijke procedure van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plangebied

2.1 Historische ontwikkeling

Het dorp Westerbroek behoort tot ongeveer de veertiende eeuw tot het oude Goorecht. Deze landstreek noemt men dan het Trenta- of Drenterwolde. Later verdeelt men het in Goorecht en Woldrecht. Met Goorecht duidt men het lage oostelijke deel van het gebied aan. Het bestaat al zeker sinds de dertiende eeuw - destijds genaamd Broke, wat laag moerassig land betekent. Later evolueert de benaming tot Westerbroek, ter onderscheiding van Zuidbroek, Noordbroek en Oosterbroek.

Westerbroek ligt, in tegenstelling tot een groot deel van de gemeente, in een laagveengebied en kent om die reden ook een iets ander landschap. Ook de wijze waarop de vestiging tot stand is gekomen, wijkt hierdoor af van het overige deel van de gemeente. Petgaten, waterlopen, oude dijktracés en -profielen, de verkavelingsrichtingen en borgterreinen zijn de voornaamste elementen kenmerken van het landschap. De bebouwing voegt zich in dat landschap.

De nederzettingsvorm die voor Westerbroek is ontstaan, kan als streekdorplandschap worden getypeerd. Bebouwing is vooral langs de wegen te vinden, maar minder streng dan in de hoogveengebieden. Bosjes, weg- en singelbeplanting zorgen voor een losse afwisseling van openheid en verdichting.

Westerbroek wordt ten zuiden begrensd door de Hunze (Drents Diep) en ten oosten door de Burgwal (Borgweg). Deze Burgwal, aangelegd omstreeks 1300, is een oude veendijk met als functie het gebied te beschermen tegen het Drentse water van de Hunze. De veendijk heeft niet altijd stand gehouden. Volgens oude geschriften heeft Westerbroek herhaaldelijk, tot in de achttiende eeuw, onder water gestaan. Het stroomdal van de Hunze is daarvoor verantwoordelijk. Bij noordwester storm heeft het zeewater Westerbroek zelfs overspoeld. Hiervan getuigt de afgezette zeeklei aan de noordzijde van het dorp. Na de Kerstvloed van 1717 kan in Westerbroek zelfs aangespoeld drijfhout worden verkocht. De vloed heeft ook als gevolg dat er gedurende twee jaar geen school in Westerbroek bestaat: die spoelt weg met het wassende water. Nadat in de achttiende eeuw goede zeedijken worden aangelegd, blijft het dorp Westerbroek gevrijwaard van verdere overstromingen. De Trekweg langs het Winschoterdiep fungeert dan als waterkering. Tot omstreeks 1925 staat de Westerbroekster Made wel nog veelvuldig onder water, door de grote watertoevoer via de Hunze.

De bebouwing van Westerbroek heeft zich voornamelijk gevormd langs de Oudeweg, rondom de kerk met burgerbehuizing en boerderijtjes, het Vonderpad, de Borgweg parallel aan de Oudeweg en de Nevelslaan. Het dorpsgebied beslaat een aanmerkelijk gebied door de percelen 'open land' die tussen genoemde straten zijn gelegen. Begin twintigste eeuw breidt het dorp enigszins uit langs stroken burgerwoningen langs de Oudeweg, de Nevelslaan en de Meesterslaan.

De Oudeweg wordt aangemerkt als één van de karakteristieke linten van Hoogezand-Sappemeer. Om deze reden hebben deze gronden in het moeder bestemmingsplan Buitengebied de dubbelbestemming 'Waarde – Karakteristieke bebouwing' gekregen, wat inhoudt dat de gronden mede bestemd zijn voor het behoud, het herstel en bescherming van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en bebouwingsbeeld, zoals beschreven in de bij de planregels voor het buitengebied behorende Bijlage 1 Te beschermen waarden karakteristieke lintbebouwing.

De te beschermen waarden hebben betrekking op de aspecten:

  • dichtheid: de verhouding tussen open en dicht in de lintkavelstructuur en
  • korrelgrootte: het voorkomen van kleine en grotere bouwvolumes in het lint en de manier waarop ze ten opzichte van elkaar geplaatst zijn.

Voor de Oudeweg is aangegeven dat de verhouding tussen open en dicht in het lint, de kavelstructuur 25% bedraagt. De bouwvolumes variëren van middelmatig tot groot.

2.2 Ruimtelijke ontwikkeling

afbeelding "i_NL.IMRO.0018.BP111Oudeweg13-30va_0004.png"

Oudeweg Westerbroek

De bomenrijen langs de wegen bepalen met het achterliggende open land, de karakteristieke sfeer van het dorp. De bebouwing daarlangs is afwisselend in leeftijd en type; enkele achteruitliggende grote boerderijen en buitenplaatsen, kleinere boerderijtjes en arbeiderswoningen, maar ook burgerwoningen uit de dertiger jaren van de vorige eeuw. Langs de Oudeweg bevindt zich de meest geconcentreerde bebouwing, vooral schuin op de weg geplaatst. Langs enkele zijwegen, zoals de Meesterslaan, is moderne uitbreiding gepleegd, in overeenstemming met het geschetste lintkarakter.

Westerbroek heeft een zeer bosrijke omgeving gekend. Het bos is echter steeds meer gerooid, ten bate van de landbouw en vervening. Om een indruk te geven: tussen 1832 en 1925 zijn duizenden zware eiken, beuken en linden gerooid.

2.2.1 Vervening en petgaten

Het gebied van Westerbroek werd al in de dertiende eeuw in cultuur gebracht voor de veenafgraving. Dit gebeurde niet systematisch; zo werd geen gebruik gemaakt van kanalen en wijken. Vanaf het laatste kwart van de achttiende eeuw werd er in de gemeente wel op omvangrijke schaal gebaggerd. Deze zogenaamde baggelarijen krijgen een zodanige omvang dat de Provinciale Staten in december 1771 een plakkaat publiceert met een reglement dat voorschrijft hoe het baggeren dient te gebeuren. Om te mogen baggeren, moest een vergunning worden aangevraagd. Hieruit blijkt dat al in de achttiende eeuw commercieel gebaggerd wordt in Westerbroek. Baggelarijen werden doorgaans door vermogende lieden opgezet omdat een dergelijke onderneming veel kapitaal vereiste.

In de eerste plaats was kapitaal vereist voor het baggeren zelf. Ploegen van arbeiders onder leiding van veenbazen verzorgden dat. In de tweede plaats was kapitaal vereist om een infrastructuur aan te leggen en te onderhoud voor het transport. In Westerbroek is commercieel gebaggerd van 1777 tot 1891. De neergang van de baggelarijen komt als de veenafgravingen ten einde geraken. In een rapport uit 1876 constateert de gemeente dat het niet goed gaat met de bedrijven, en in het gemeenteverslag van 1896 staat dat alleen nog voor eigen gebruik wordt gebaggerd.

De activiteiten van de baggelarijen zijn vandaag de dag nog goed te herkennen in het Westerbroekse landschap. Een eerste tastbare herinnering is het waterrijke landschap dat de activiteiten van de bedrijven hebben achtergelaten. Het baggeren gebeurt namelijk door putten te maken die worden gescheiden door stroken land. In de loop der jaren tastten wind en golfwerking die stroken aan en kunnen, zoals in Westerbroek is gebeurd, vrij uitgebreide waterplassen ontstaan. Eind negentiende eeuw en begin twintigste eeuw werd een deel van het uitgeveende gebied door een diepere bemaling weer drooggemaakt, gevlakt en in gebruik genomen als akker- en weiland. Een ander, nog waarneembaar, gevolg van de activiteiten van de baggelarijen is de daling van het maaiveld die hun activiteiten heeft veroorzaakt. Berekend is dat het maaiveldniveau gemiddeld 33 centimeter is verlaagd over een gebied van ruim 7200 hectare. Dat gemiddelde wordt soms flink overschreden. De baggelaar P. Woortman uit Westerbroek, bijvoorbeeld, vermeldt in 1791 dat in zijn baggerput ten zuiden van de Woortmansdijk ongeveer 8 voet water stond. Hier moet dus sprake zijn geweest van een veenlaag van zo'n 10 voet. Plaatselijk kan zo sprake zijn geweest tot een niveauverlaging van 2 tot 3 meter.

Een beroemde vervenersfamilie is de familie Hesselink. Deze familie heeft 'Huize Vaartwijk', welke nog steeds fier overeind staat, aan de Korte Hesselinkslaan bewoond. De doopsgezinde familie is een geslacht van verveners en graanhandelaren dat er generaties lang huist te midden van zo'n 70 hectare land en 8 hectare wandelbos. In het Hesselinksbos stond een zomerverblijf genaamd 'Ochtendtrek' of 'Uk'. Daar woont tot aan haar dood in 1956 mejuffrouw Catharina Helder. Zij is een nicht van de laatste Hesselink. Na haar dood vermaakt zij een groot deel van haar bezittingen aan Natuurmonumenten. Sindsdien speelt de vereniging een voorname rol in de ontwikkeling van het natuurgebied rondom Westerbroek.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op voor het plangebied relevant beleid. Naast provinciaal beleid worden ook gemeentelijke beleidsterreinen genoemd die betrekking hebben op het plangebied.

3.1 Provinciaal beleid

3.1.1 Provinciaal Omgevingsplan (POP)

Provinciale Staten van de provincie Groningen hebben op 17 juni 2009 het derde Provinciaal Omgevingsplan 2009-2013 vastgesteld. In dit plan voor de fysieke leefomgeving is de ontwikkeling van de provincie geschetst. Samen met deze versie van het POP is een provinciale omgevingsverordening opgesteld. De Omgevingsverordening provincie Groningen 2009 (POV); met uitzondering van een aantal onderdelen met ingang van 22 december 2009 in werking getreden (bij GS besluit van 2 februari 2010). Mede naar aanleiding van de uitkomst van een begin 2011 uitgevoerde evaluatie van de Omgevingsverordening, zal deze de komende periode op onderdelen worden herzien. De verordening is op 2 februari 2011 reeds op technische onderdelen aangepast.

Het POP hecht veel waarde aan de kwaliteit van de bebouwing en de inrichting van het bebouwde gebied in dorpen en steden. Genoemde kwaliteiten kunnen worden vergroot door versterking van de structuur van de bebouwing en de omgeving waarin deze zich bevindt. Verder kan de kwaliteit worden verbeterd door efficiënt ruimtegebruik en door het gelijkwaardig meewegen van de intrinsieke waarden van het gebied, zoals water, natuur, bodem en cultuurhistorie. Bij nieuwbouw moet ruime aandacht worden besteed aan de inpassing daarvan in het (bebouwde) gebied.

De provincie vraagt aandacht voor gebiedsgebonden ruimtelijke kwaliteit van de bebouwing in relatie tot de omgeving. Kort en krachtig komt het neer op het bieden van een integraal ontwerp waarbij functionele, architectonische,stedenbouwkundige, landschappelijke en cultuurhistorische benaderingen samen moeten gaan.

3.1.2 Provinciale Omgevingsverordening (POV)

In de POV heeft de provincie regels opgenomen om de doelstellingen aangegeven in het derde Provinciale Omgevings Plan (POP) te realiseren. Met deze regels wil de provincie vooraf duidelijkehid scheppen over de provinciale belangen waarmee de gemeente bij het opstellen van een bestemmingsplan rekening moet houden. In de POV zijn hoofdstukken opgenomen over onderandere milieu, water en ruimtelijke ordening.

Zie voor geldend provinciaal beleid ook paragraaf 3.2.2 Geldend beleid uit het vigerende bestemmingsplan Buitengebied.

3.2 Gemeentelijk beleid

3.2.1 Toekomstvisie Boeg Beelden 2015
Boeg Beelden 2015 (vastgesteld december 2002) is een toekomstvisie met daarin de hoofdlijnen van beleid voor de Gemeente Hoogezand-Sappemeer in de periode tot 2015. Het geeft een breder kader voor zowel fysiek, economisch, sociaal als cultureel beleid.

Hoogezand-Sappemeer wil in 2015 een middelgrote levendige woon- en werkgemeente zijn, volop profiterend van haar unieke positie vlakbij Groningen en tegelijk met een eigen identiteit in een prachtig groene omgeving.  
afbeelding "i_NL.IMRO.0018.BP111Oudeweg13-30va_0005.jpg"  

De ambities van de gemeente zijn omgezet in vier richtinggevende thema's:

  • Positie in de regio: schragen en schurken.
  • Bestaansbasis: wonen èn werken.
  • Sfeer en uitstraling: veilig, gezellig en actief.
  • Mens: gevarieerd en samen.

De gemeente wil zich in Boeg Beelden verder ontwikkelen tot een prettige woongemeente. In nieuwe en bestaande woongebieden staat een prettig woonklimaat voorop.

3.2.2 Geldend beleid uit het vigerende bestemmingsplan Buitengebied

Onderstaand is het, in het kader van dit bestemmingsplan relevante, gemeentelijk beleid opgesomd als opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied.

3.2.2.1 Bedrijf of beroep aan huis

In het buitengebied is er behoefte aan het toestaan van huis verbonden beroepen en bedrijven. Dergelijke activiteiten zorgen voor een verlevendiging van een dorp. Wel moet er voor gewaakt worden dat geen overlast wordt veroorzaakt. Voorschriften voor aan huis verbonden beroepen en bedrijven moeten duidelijk en goed handhaafbaar zijn.

Beperkingen

In de provinciale omgevingsverordening zijn geen expliciete voorwaarden gesteld aan aan huis verbonden beroepen en bedrijven. Uitgegaan moet worden van wat in de rechtspraak wordt gezien als activiteiten die eigen zijn aan de woonbestemming.

In het geval de activiteit aan huis niet eigen is aan de woonbestemming, stelt de provincie wel regels aan die activiteit. Immers dan is het geen woonactiviteit meer, maar bijvoorbeeld een niet agrarische activiteit die behoort bij de functie dienstverlening, detailhandel of bedrijvigheid. Dan moet dus voldaan worden aan de regels die behoren bij de betreffende functie.

Regeling in dit bestemmingsplan

Onder bedrijf of beroep aan huis wordt verstaan: een dienstverlenend of ambachtelijk bedrijf of beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het volgende beleid is van toepassing:

  • De woonfunctie blijft de hoofdfunctie, zowel in omvang als in uitstraling, vooral aan de naar de weg gekeerde zijde(n) van het perceel;
  • De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s);
  • De activiteit mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de woning en omgeving, en mag geen noemenswaardige hinder veroorzaken of afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden en privacy van omliggende gronden en bouwwerken;
  • De activiteit mag niet meer ruimte gebruiken dan 40% van de totale oppervlakte van de gebouwen, en niet meer dan 50 m2;
  • Alleen productiegebonden detailhandel is toegelaten, met uitzondering van webwinkels;
  • De activiteit is alleen toegelaten als zij milieuhygiënisch passend is;
  • De activiteit is alleen toegelaten als in de parkeerbehoefte voorzien wordt op het eigen erf;
  • Reclame-uitingen en etalages zijn niet toegelaten.

3.2.2.2 Bouwmogelijkheden hoofd- en bijgebouwen

Inventarisatie

In het buitengebied leeft de behoefte aan ruime bouwmogelijkheden voor hoofd- en bijgebouwen. Veel mensen gaan in het landelijk gebied wonen om de ruimte, bijvoorbeeld omdat ze ruimte-intensieve hobby's hebben, zoals het houden van paarden of schapen. Daarbij speelt een rol dat in het landelijk gebied mensen vaak grotere kavels hebben zodat de ruimte fysiek aanwezig is om dergelijk hobby's uit te oefenen. Betrokkenen stellen daarnaast voor om de oppervlakte van de bijgebouwen te koppelen aan het perceelsoppervlakte.

Beperkingen

De provincie heeft geen expliciet bijgebouwenbeleid. In de dorpsgebieden moet voldaan worden aan de beeldkwaliteitseisen in de welstandsnota. In het buitengebied moet daaraan ook worden voldaan, en aan de volgende oppervlakte regels:

  • de gezamenlijke grondoppervlakte van woning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 300 m2 bedragen;
  • de gezamenlijke grondoppervlakte van aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag maximaal de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen.

Regeling in dit bestemmingsplan

Net als bij agrarische bedrijven is bouwruimte afhankelijk van de ruimtelijke inpassing, maatwerk. Dit bestemmingsplan gaat uit van een deels directe regeling - waarbij eveneens voldaan moet worden aan de welstandsnota. Als de regeling niet voorziet in de benodigde bouwruimte, komen kwaliteitseisen en landschappelijke inpassing sterker aan de orde.

Uitbreidingsruimte voor hoofdgebouwen en bijgebouwen

Volgens het oude bestemmingsplan uit 1993 is het niet mogelijk om een woning die kleiner is dan 91 m2 uit te breiden. Aansluitend op moderne woonwensen en het provinciale beleid wordt deze ondergrens afgeschaft. In alle gevallen dient te worden voldaan aan de provinciale eis dat de maximale oppervlakte voor de totale bij elkaar behorende woonbebouwing 300 m2 bedraagt.

Dit bestemmingsplan staat bij recht toe dat eenderde van het kaveloppervlak mag worden bebouwd, mits wordt voldaan aan de eisen in de provinciale omgevingsverordening (maximaal bebouwd grondoppervlak 300 m2 en grondoppervlakte bijgebouwen mag maximaal de grondoppervlakte van het hoofdgebouw zijn. Voor die gevallen dat met deze regeling niet kan worden voldaan aan de moderne woonwensen en eisen, is een ontheffing opgenomen om meer te mogen bouwen dan eenderde van het kaveloppervlak. Die ontheffing mag echter niet tot gevolg hebben dat meer dan de helft van het kaveloppervlak wordt bebouwd.

3.2.2.3 Mantelzorg

Mantelzorg kan worden omschreven als het bieden van hulp bij het dagelijks functioneren, die vrijwillig en onbetaald, buiten organisatorisch verband, wordt verleend aan personen uit het sociale netwerk die - door welke oorzaak dan ook - vrij ernstige fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen hebben.

In de Woonvisie 2008-2012 is geschreven dat de bestaande mogelijkheden om mantelzorg (zorg door familie, buren of bekenden) te verlenen, vergroot dienen te worden. Om woonbebouwing geschikt te maken voor tijdelijke woonruimte waarin de mantelzorger kan verblijven, heeft dit bestemmingsplan het volgende beleid opgenomen. Met een ontheffingsmogelijkheid kan worden toegestaan dat woongebouwen mogen worden gebruikt voor in - en bijwoning. Dus in alle bijgebouwen (al dan niet vrijstaand) is zelfstandig woongebruik toegestaan. Expliciet is zelfstandig woongebruik toegestaan om de privacy van de zorgbehoeftige en de zorggevenden te garanderen.

Men moet naast de bepalingen van het Bouwbesluit voldoen aan de volgende specifieke voorwaarden:

  • De zorgbehoefte moet overtuigend zijn aangetoond. Dit om te voorkomen dat onterecht van de ontheffingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt.
  • De oppervlakte van voor mantelzorg in gebruik te nemen gebouwen (aan- en uitbouwen daaronder begrepen) mag niet meer dan 60 m² mag bedragen. Dit om het ruimtelijk effect van bewoning in principe aanvaardbaar te houden. Daarnaast beperkt deze geringe oppervlakte de kans dat, na beëindiging van de bijwoning, een volwaardige zelfstandige (eengezins)woning ontstaat.
  • In het geval van een vrijstaand (bij)gebouw vormt het qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het hoofdgebouw.
  • Een voor mantelzorg in gebruik te nemen gebouw moet zijn gesitueerd op maximaal 10 meter van de dichtstbijzijnde zij- of achtergevel van het hoofdgebouw en mag niet zijn gesitueerd voor de (verlengde) voorgevel van het hoofdgebouw.
  • In en bijwoning is na opheffing van de mantelzorg bewoning niet toegestaan. Dit om te voorkomen dat het aantal woningen toeneemt.
  • Er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Mochten de bouwmogelijkheden in het bestemmingsplan reeds zijn benut, dan kan aan een ontheffingsprocedure volgens artikel 3.23 Wet ruimtelijke ordening worden meegewerkt. Hierbij moet aan de bovenstaande voorwaarden worden voldaan. Deze mogelijkheid dient zich des te meer aan als het vergen van gebruik van bestaande bebouwing voor mantelzorg onevenredig zou zijn in verhouding met de belangen die daarmee worden gediend.

In bepaalde gevallen is het mogelijk dat met de ontheffing van artikel 3.23 Wet ruimtelijke ordening de maximale oppervlakten voor gebouwen in de provinciale omgevingsverordening, wordt overschreden. In dat geval zal het college van burgemeester en wethouders ontheffing van Gedeputeerde Staten moeten aanvragen.

De mantelzorg regeling is ook mogelijk bij bedrijfswoningen, mits de ontwikkeling van de omliggende bedrijven er niet door wordt beperkt.

3.2.3 Monumentenbeleid

In de nota Monumentenbeleid (maart 1995) en in de Beleidsnotitie Monumenten in Hoogezand-Sappemeer is het monumentenbeleid verwoord. Uitgangspunt van het gemeentelijk monumentenbeleid is dat de cultuurhistorische waarde van Hoogezand-Sappemeer niet alleen ligt in een aantal losse waardevolle panden, maar in de historisch gegroeide vorm van de gemeente als geheel. Die groeiwijze is onlosmakelijk verbonden met de veenkoloniale geschiedenis. Het is de samenhang van bebouwing en omgeving die onze gemeente haar specifieke karakter geeft.

3.2.4 Welstandsnota 2004

De gemeente voert al sinds lange tijd welstandsbeleid. De beoordeling door de welstandscommissie vindt plaats aan redelijke eisen van welstand. Voorheen baseerde de commissie zich hierbij op geformuleerd beleid (bestemmings- en beeldkwaliteitsplannen). Dit is vervangen door toetsing aan criteria, die zijn opgenomen in de welstandsnota Hoogezand-Sappemeer. Het welstandstoezicht maakt deel uit van het integrale ruimtelijke kwaliteitsbeleid van de gemeente. In de Welstandnota (vastgesteld april 2004) wordt per deelgebied een nadere analyse gegeven van het karakter en staan de welstandscriteria verwoord. Het welstandstoezicht is vooral gericht op het beheer van de bestaande bebouwing. Hier geldt een beleid van respecteren. Bij vernieuwing of nieuwbouw geldt een beleid van incidenteel wijzigen voor zowel plaatsing, hoofdvorm, aanzicht en opmaak.

Met ingang van 1 juli 2004 is het voor elke gemeente in Nederland verplicht een (vastgestelde) welstandsnota te hebben. Is dit niet het geval, dan is de gemeente niet meer bevoegd een bouwplan op welstand te toetsen. Met de beide gemeentelijke beleidsstukken; het bestemmingsplan en de welstandsnota, worden dus zowel de stedenbouwkundige opzet als de architectonische verschijningsvorm vastgelegd in een beleidskader. Nieuwe (bouwvergunningplichtige) bouwplannen dienen zowel aan het bestemmingsplan als aan de welstandsnota te worden getoetst.

In de welstandsnota van de gemeente Hoogezand-Sappemeer wordt onderscheid gemaakt tussen sneltoetscriteria voor veel voorkomende bouwwerken, de algemene welstandscriteria en de gebiedsgerichte welstandscriteria.

3.2.5 Beleid actualisering bestemmingsplannen

Vier basis bestemmingsplannen voor de hele gemeente. Dat is waar de komende jaren naar toe gewerkt wordt. Vier grote plannen, die om de vijf jaar worden herzien. Plannen die constant onder beheer zijn. Planologische- en feitelijke wijzigingen worden voordurend bijgehouden, zodat de vijfjaarlijkse herziening makkelijker is.

De vier basisplannen zijn:

  • 1. Woongebieden (alle overwegende woongebieden in het stedelijke gebied van Hoogezand-Sappemeer); Dit postzegel-bestemmingsplan Eska Power valt binnen dit bestemmingsplan en zal hierin worden verwerkt;
  • 2. Stadscentrum;
  • 3. Bedrijventerreinen (Hoogezand-West, Sappemeer-Oost en FoxMart);
  • 4. Buitengebied (inclusief de dorpen Westerbroek en Kiel-Windeweer).

Iedere vijf jaar worden alle wijzigingen van de afgelopen periode meegenomen in de herziening. Ook de ontwikkelingsplannen worden op dat moment ingevoegd in het basisplan.

Gelijktijdig met de basisplannen, wordt de welstandsnota voor het betreffende gebied herzien. Het actuele welstandsbeleid kan dan direct in het bestemmingsplan worden verwerkt.

Bestemmingsplan en welstandsbeleid blijven zo altijd actueel.

De planning voor de komende jaren is als volgt:

Basisplan   Voorbereiding   Vaststelling  
Woongebieden   2011   2012  
Stadscentrum   2012   2013  
Bedrijventerreinen   2013   2014  
Buitengebied   2014   2017  
3.2.6 Archeologie beleid

Aandacht voor Archeologie is een gevolg van de gewijzigde Monumentenwet. Met ingang van 1 september 2007 geldt de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wijziging houdt in dat bij ruimtelijke ontwikkelingen het behoud en de bescherming van archeologische waarde vanaf het begin van de planvorming meegenomen dient te worden

Archeologie mag zich de laatste jaren over het algemeen in een toenemende belangstelling verheugen. Ook beleidsmatig gaat archeologie een belangrijkere rol vervullen bij de inrichting van de ruimte, op basis van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg. Door de provincie Groningen en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE; eerder bekend als Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten Rijksdienst en daarvoor als Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek) zijn onderzoeken gedaan in de provincie. In de gemeente Hoogezand-Sappemeer komen géén archeologische rijksmonumenten voor.

In de gemeente komen wel locaties voor met respectievelijk zeer hoge-, hoge- en archeologische waarde (Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek, Archeologiebalans 2002, pagina 38-39). De betreffende locaties zijn geregistreerd. Naast deze beschreven gebieden bestaan verwachtingsgebieden. Dit zijn gebieden waar mogelijk archeologische waarden zijn te verwachten. Bij eventuele ontwikkelingen in die gebieden zal nader onderzoek moeten worden verricht, vooral in de gebieden met een middelhoge tot hoge trefkans. De verwachtingsgebieden zijn vastgelegd in het concept van het gemeentelijk beleid voor archeologie met bijbehorende kaart (Nota Archeologiebeleid inclusief kaart archeologische verwachtingen, wordt vastgesteld in 2010).

3.2.7 Waterplan

De gemeente heeft samen met het waterschap Hunze en Aa's haar waterbeleid gevormd en daarvoor het Waterplan opgesteld. Het Waterplan bestaat uit een Visiedeel en een Uitvoeringsplan. Het Visiedeel geeft een doorkijk tot 2015, het Uitvoeringsplan is telkens bedoeld voor een periode van vier jaar (het huidige voor 2007-2010).

Basis van het Waterplan zijn de drietraps-strategieën voor waterkwantiteit: vasthouden - bergen - afvoeren en voor waterkwaliteit: schoonhouden - scheiden - zuiveren. Ruimte voor water en waterbewust bouwen en inrichten vormen belangrijke aandachtspunten voor het omgevingsbeleid. Daarbij moet aandacht zijn en blijven voor de historische, recreatieve en belevingsaspecten van water.

Water moet in de toekomst een volwaardig onderdeel van alle ruimtelijke plannen gaan vormen. Hiervoor is een regulier overleg ingesteld tussen de gemeente en het waterschap. Daarnaast wordt bij projecten de watertoets doorlopen waarmee water stevig in de plannen verankerd wordt. In het bij het waterplan behorende uitvoeringsplan is een aantal concrete projectvoorstellen opgenomen. In een gemeentebrede aanpak zullen alle locaties waar dit probleem optreedt geïnventariseerd worden en wordt in samenspraak met de bevolking gezocht naar bevredigende oplossingen.

Een andere relevant project betreft de berekening van de wateropgave voor de gemeente. Hierbij wordt per wijk/dorp beoordeeld in hoeverre in het watersysteem is toegerust op toekomstige ontwikkelingen. Dit gaat in het bijzonder om de klimatologische veranderingen met bijbehorende grotere neerslaghoeveelheden. Ook wordt beoordeeld in hoeverre in de huidige situatie er al een risico op wateroverlast bestaat. Deze berekeningen kunnen leiden tot een opgave voor aanpassingen in het watersysteem.

Hoofdstuk 4 Gewenste ruimtelijke ontwikkeling

4.1 Plan aanleiding

Onze gemeente heeft een verzoek ontvangen van de Dienst Landelijk Gebied (DLG) namens de Provincie Groningen. De DLG heeft een agrarisch bedrijfsperceel (voormalig bedrijf Reinders) aangekocht in het kader van de realisatie van de Ecologische Hoofd Structuur (EHS). Bedoeld was de verbindingszone Zuidlaardermeer - Midden Groningen ter plaatse van dit perceel te realiseren. Uiteindelijk is een andere keuze voor de ligging van de zone gemaakt waardoor de DLG besloten heeft het perceel weer in de markt te willen zetten.


Op het planperceel bevindt zich een inmiddels sloopwaardige bouwvallige boerderij met bijbehorende landbouwschuren en daarnaast een bijbehorende bedrijfswoning. De DLG vraagt nu de boerderij met schuren te mogen slopen en de bestemming van het perceel te wijzigen in een woonbestemming voor twee woningen (de slooplocatie en de bestaande bedrijfswoning). Daarna wil men een nieuwe woning bouwen op ongeveer de plek waar nu de bouwvallige boerderij staat, en deze ter verkoop aanbieden. De bijbehorende landbouwgronden zullen hun agrarische functie behouden.


afbeelding "i_NL.IMRO.0018.BP111Oudeweg13-30va_0006.png"

Oudeweg 13 Westerbroek, rechts de bestaande bedrijfswoning en links de te slopen agrarische panden

4.1.1 ruimtelijke onderbouwing

  • Het boerenbedrijf is inmiddels beëindigd waardoor de agrarische bestemming overbodig is geworden. De vraag van verzoeker past in het gemeentelijk en provinciaal VAB beleid (vrijkomende agrarische bebouwing en percelen). Dit beleid heeft ten doel de leefbaarheid van het platteland te bevorderen, handhaving van cultureel erfgoed en het waardevolle landschapsbeeld te beschermen door een andere functie voor vab-panden te zoeken waardoor leegstand en verpaupering wordt voorkomen. Voorwaarde hierbij is dat deze panden in hun oorspronkelijke karakteristieke vorm en afmetingen worden behouden en/of worden terug gebouwd.
  • Het plangebied ligt in het door de provincie aangewezen buitengebied. Toevoegen van extra woningen is in dit gebied in principe niet toegestaan. De provinciale omgevingsverordening (POV) maakt onder genoemde voorwaarden een uitzondering voor het toekennen van een woonfunctie in het oorspronkelijke hoofdgebouw én een zelfstandige woonfunctie in een bedrijfswoning. Deze situatie is hier van toepassing.
  • Er is geen (agrarische) onderneming binnen 50 meter van de beoogde woningen waardoor de bestemmingswijziging geen mogelijke ruimtelijke belemmering geeft aan bestaande bedrijven in de buurt.
  • In het dorp Westerbroek is vraag naar nieuwbouwlocaties voor woningbouw. Met toepassing van randvoorwaarden voor behoud van de bestaande karakteristieke waarden van de huidige bebouwing zullen deze plannen een positieve invloed hebben op het beschermde dorpsgezicht.


Om de bouw van de woning toch mogelijk te maken, is een gedeeltelijke bestemmingsplanherziening (postzegelplan) nodig. De bestemming van het perceel wordt "wonen", en er worden twee bouwvlakken op de planverbeelding aangeduid. De diepte van het woonperceel wordt gelijk getrokken aan het perceel van de belendende woning.

Ten behoeve van het recht trekken van het fietspad voor de oude boerderij wordt een bestemming 'verkeer' op een deel van de voormalig voortuin gelegd. Zie ook 4.1.2 stedenbouwkundig advies. Hiertoe zal de gemeente een perceeltje grond aankopen.

Het lint blijft beschermd door behoud van de dubbelbestemming 1 Te beschermen waarden karakteristieke lintbebouwing. Toepassing van deze dubbelbestemming zorgt ervoor dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning Bouw extra aandacht moet zijn voor een karakteristieke verschijningsvorm van de nieuwe woning ten opzichte van de bestaande lintbebouwing.

Ten behoeve van de uniformiteit zijn daarnaast de beleidsuitgangspunten van het vigerende moeder-bestemmingsplan overgenomen in deze partiële herziening, zoals regels omtrent het maximale woonoppervlakte en afwijkingsmogelijkheden voor bijvoorbeeld gebruik voor mantelzorg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0018.BP111Oudeweg13-30va_0007.png"

planverbeelding behorende bij dit postzegelbestemmingsplan, voorontwerpfase

4.1.2 stedenbouwkundig advies

De Oudeweg is een bebouwingslint en ligt in een open agrarisch landschap. De bebouwing bestaat in hoofdzaak uit solitaire woonhuizen en boerderijen. De bebouwing staat haaks op enige afstand van de weg. Er is sprake van een enigszins verspringende voorgevellijn. Het gebied is door zijn kenmerkende historische waarde beschermd met een dubbelbestemming " Waarde karakteristieke bebouwing".

De gewenste nieuwe ontwikkeling is voorgelegd aan de gemeentelijk stedenbouwkundige. Deze heeft het volgende advies uitgebracht:

Geadviseerd wordt, na sloop van de oude boerderij, de nieuwe voorgevelrooilijn in een denkbeeldige lijn tussen Oudeweg 11 en 15 te leggen. De voorgevel van de nieuw te bouwen woning ligt dan net iets achter de voorgevel van de buurwoning Oudeweg 15. Hierdoor ontstaat een gevarieerder straatbeeld. Doordat de bebouwing dan ook verder van de straat komt te liggen, is het mogelijk om het fietspad van de Oudeweg ook ter hoogte van betreffend perceel vrijliggend te maken (net als in de rest van de Oudeweg).

Wanneer het fietspad vrijliggend gemaakt kan worden, kunnen er langs de rijbaan bomen geplant worden. Hierdoor wordt tevens een kleine hiaat in het wegprofiel hersteld. Omdat de grond nu op de markt wordt gebracht door de DLG is is dit een uitgelezen kans deze aanpassingen aan het fietspad te verwezenlijken. De gemeente wil dan ook pogen hiertoe een perceeltje grond aan te kopen (zie onderstaande afbeelding).

 
De verschijning van de nieuw te bouwen woning moet passen binnen de vigerende welstandsregels; aandacht voor bescherming en behoud van de karakterisiteke lintbebouwing is noodzakelijk en wordt daarom ook gewaarborgd door de dubbelbestemming " Waarde karakteristieke bebouwing".

afbeelding "i_NL.IMRO.0018.BP111Oudeweg13-30va_0008.jpg" stedenbouwkundig advies ligging nieuw bouwvlak Oudeweg 13
 

4.2 Bouwplannen

Dit bestemmingsplan is gemaakt om de plannen voor de bouw van een nieuwe woning, op de plek van de af te breken oude boerderij, toe te staan. Het bestemmingsplan geeft slechts de kaders voor gebruik en bebouwing van het gebied. Een definitief bouwplan zal pas kunnen worden toegestaan als daarvoor een omgevingsvergunning Bouw wordt ingediend en getoetst. Een onderdeel daarvan is de toetsing aan het bestemmingsplan.

Een procedure voor bouwvergunning voor een ingediend bouwplan staat juridisch gezien los van dit bestemmingsplan. Het plan kan evengoed nog wijzigen of zelfs niet doorgaan. Over een aantal jaren kan er wel weer een totaal nieuw (ver)bouwplan zijn.

Initiatiefnemer is van plan de bouwkavel te verkopen, zodat de uiteindelijke nieuwe bewoner zelf met een schetsplan de vrijheid heeft een woning naar eigen ontwerp te kunnen bouwen, hierbij voldoend aan de vastgelegde randvoorwaarden in dit bestemmingsplan.

De beoogde werkzaamheden aan het fietspad zullen pas worden uitgevoerd bij het reguliere onderhoud van weg en fietspad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0018.BP111Oudeweg13-30va_0009.png"

fietspad met het bedoelde bochtje in de verte

afbeelding "i_NL.IMRO.0018.BP111Oudeweg13-30va_0010.png"

In paars aangegeven het perceeltje grond dat de gemeente wil aankopen ten behoeve van het recht trekken van het fietspad.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Algemeen

In het bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met omgevingsaspecten. Dit zijn milieufactoren en intrinsieke waarden van het plangebied, zoals water, natuur en archeologie. Voor zover relevant voor het gebied worden deze hieronder beschreven. In dit hoofdstuk is eveneens ruimte gegeven voor een analyse van de mate van mogelijke externe veiligheidsrisico's.

5.2 Geluid

Ten behoeve van dit bestemmingsplan is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Daarbij is de getoetst of de geluidsbelasting vanwege wegverkeer, industrie en railverkeer op de gevel van de woning voldoet aan de gestelde eisen uit de Wet geluidhinder.

Het plangebied ligt buiten de invloed van de spoorlijn door Hoogezand en een zone van een gezoneerd industrieterrein.

De geluidsbelasting vanwege het wegverkeer over de Oudeweg is berekend voor de gevel van de voormalige bedrijfswoning, deze ligt op 14,4 meter uit de as van de weg. De geluidsbelasitng is hier 48 dB, dit is gelijk aan de voorkeurswaarde voor de geluidsbelasting aangegeven in de Wet geluidhinder. Zie Bijlage 1 Akoestisch onderzoek.

Wanneer de berekende geluidsbelasting gelijk of kleiner is dan de voorkeurswaarde van 48 dB, voldoet deze aan de eisen uit de Wet. De exacte plek van de nieuw te bouwen woning op de plek van de oude boerderij is nog niet bekend. Wel kan gezegd worden dat deze woning minimaal op dezelfde afstand van de weg zal worden gebouwd als de bestaande bedrijfswoning, omdat een nieuwe rooilijn en bouwvlak zullen worden geduid op de planverbeelding. Gesteld kan daardoor worden dat beide woningen zullen voldoen aan de Wet geluidhinder.

5.3 Luchtkwaliteit en geur

Met een wijziging in 2007 van hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervangen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • Er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.
  • Een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt.
  • Een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

Concluderend wordt aan de eisen met betrekking tot luchtkwaliteit voldaan.

5.4 Bodem

5.4.1 Gemeentelijk bodembeleid

De gemeente heeft in 2013 de gemeentelijke bodemkwaliteit vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten. De gemeente is daarbij ingedeeld in zogenaamde homogene deelgebieden: gebieden waar op basis van historisch gebruik eenzelfde bodemkwaliteit wordt verwacht. Van deze gebieden is de bodemkwaliteit (mate van verontreiniging) bepaald.

De doelstellingen van het gemeentelijk bodembeleid zijn:

  • De bodem duurzaam geschikt te (laten) maken of te houden voor zijn (beoogde) functie;
  • Verslechtering van de bodemkwaliteit binnen redelijke grenzen voorkomen;
  • De prioriteit bij sanering te leggen voor dynamische gevallen van bodemverontreiniging;
5.4.2 Actuele bodemkwaliteit

Het gebied waar het bestemmingsplan betrekking op heeft ligt in het homogene deelgebied 'Buitengebied'; de gemiddelde bodemkwaliteit van dit gebied wordt als schoon gezien.

Van deze locatie zijn actuele bodemonderzoeken beschikbaar. Tijdens een verkennend bodemonderzoek is bij de schuur een olieverontreiniging aangetroffen. De verontreiniging bevindt zich deels onder deze schuur. Deze verontreiniging dient na afbraak van de schuur verwijderd te worden. Verder is de locatie geschikt voor de huidige en toekomstige bestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0018.BP111Oudeweg13-30va_0011.png"


Uitgevoerde onderzoeken:

  • Verkennend bodemonderzoek, uitgevoerd door TAUW d.d. 27 augustus 2001
  • Verkennend bodemonderzoek, uitgevoerd door Eco Reest d.d. 12 februari 2010
  • Nader onderzoek, uitgevoerd door Eco Reest d.d. 18 mei 2010
  • Herbemonstering grondwater en indicatieve kostenraming bodemsanering, uitgevoerd door Terra d.d. 14 september 2010

5.5 Archeologie

5.5.1 Archeologie plangebied

De herziene Monumentenwet 1988 schrijft voor dat gemeenten eigen beleid voor de archeologische monumentenzorg voeren en bescherming bieden aan archeologische waarden in de bodem. De gemeente Hoogezand-Sappemeer heeft dit beleid vastgelegd in de Nota Archeologiebeleid met bijbehorende archeologische beleidskaart en Erfgoedverordening. Uitgangspunt van het beleid is het behoud van waardevolle archeologische waarden en van cultuurhistorische en cultuurlandschappelijke relicten.

De Erfgoedverordening en de Nota Archeologiebeleid zijn op 13 december 2010 door de gemeenteraad vastgesteld, en zijn sinds 23 december 2010 in werking. Daarnaast hanteert de gemeente de Actuele Archeologische Verwachtingskaart, die is gebaseerd op de Beleidskaart Archeologie. Op deze kaart staan de archeologisch te beschermen gebieden aangegeven. Op de Actuele Archeologische Verwachtingskaart wordt ook alle nieuwe informatie verwerkt, bijvoorbeeld uit archeologische onderzoeken. De kaart is in te zien op de gemeentelijke website (onder ruimtelijke plannen).

Het achterste deel van het oorspronkelijke perceel ligt in een gebied met hoge archeologische verwachting. Omdat dit deel van het oude landbouwperceel een ongewijzigde bestemming houdt, agrarisch onbebouwd, is er geen archeologische belemmering in het kader van deze partiele bestemmingsplanherziening.


afbeelding "i_NL.IMRO.0018.BP111Oudeweg13-30va_0012.jpg"

5.6 Water

Bij de opbouw van deze paragraaf is aansluiting gezocht bij de Handreiking water in bestemmingsplannen (de Waterparagraaf) van het ministerie van VROM (2000). Bij bestemmingsplannen voor bestaande gebieden kan de waterparagraaf volstaan met minder informatie dan bij gebieden die ontwikkeld moeten worden.

In 2007 is het gemeentelijke Waterplan door de raad vastgesteld. Dit beleidsplan dat in overleg met het waterschap is opgesteld geeft uitgangspunten aan voor het omgaan met water bij het bouwen in onze gemeente.

Voor het plangebied geldt dat een gescheiden rioleringssysteem moet worden gehanteerd om zo het hemelwater in het gebied te houden.

5.7 Externe veiligheid

5.7.1 Algemeen

In het kader van de bestemmingsplan procedure is aandacht besteed aan externe veiligheid. Daarvoor is o.a. gebruik gemaakt van de gegevens die beschikbaar zijn op de provinciale risicokaart, het (concept) Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het rapport van de RIVM -Effect en risicoafstanden bij de opslag van biogas-. Er is hier sprake van een kwetsbaar object (er zijn geen minder zelfredzame personen aanwezig).

Het perceel bevindt zich niet binnen invloedsfeer van mogelijke bedreigingen. Er zijn dan ook geen beperkingen vanuit het thema Externe veiligheid.

5.8 Natuur

5.8.1 Algemeen

De bescherming van natuurgebieden wordt geregeld in de Natuurbeschermingswet. Deze wet is op 1 oktober 2005 in werking getreden. Op Europees niveau regelt de Natuurbeschermingswet het een en ander over Natura 2000 gebieden. Dit is een omvangrijk Europees netwerk van natuurgebieden. Op nationaal niveau biedt de Natuurbeschermingswet de juridische basis voor het Natuurbeleidsplan en de aanwijzing van te beschermen gebieden in Nederland.

De soortbescherming is in de Flora- en faunawet geregeld. Deze wet is op 1 april 2002 in werking getreden. In de Flora- en faunawet heeft de overheid van nature in Nederland voorkomende planten- en diersoorten aangewezen die beschermd moeten worden. Ook beschermde soorten die onder de Europese richtlijnen vallen zijn hierin opgenomen (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn). Een initiatiefnemer moet vooraf inventariseren welke beschermde soorten aanwezig zijn in een gebied waar een ingreep is gepland. Ook moet hij in redelijkheid alles doen of laten om te voorkomen, of zoveel mogelijk te beperken, dat de artikelen 8 tot en met 12 van de Flora- en faunawet worden overtreden (verbodsbepalingen nadelige handelingen beschermde plant- en diersoorten). Voor vogels betekent dit onder meer dat in het broedseizoen geen werkzaamheden mogen plaatsvinden die broedende vogels of hun nesten kunnen schaden (weidevogels 1 april t/m 15 juni, overige soorten 15 maart t/m 15 juli).

5.8.2 Ecologische Basiskaart

De gemeente Hoogezand-Sappemeer wil bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen een volwaardige plaats toekennen aan de natuurwaarden in het betreffende gebied. Om dit streven waar te kunnen maken zijn voor de hele gemeente de natuurwaarden in kaart gebracht in de vorm van een Ecologische Basiskaart ("Ecologische Basiskaart Gemeente Hoogezand-Sappemeer", Altenburg & Wymenga, januari 2007). Hierop staan alle beschermde natuurgebieden aangegeven en is een inventarisatie van beschermde soorten weergegeven. De kaart vormt dan ook de basis om in een vroegtijdig stadium ecologische waarden in een plangebied te onderkennen om deze vervolgens te beoordelen in relatie tot de ruimtelijke ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0018.BP111Oudeweg13-30va_0013.png"

Voor de kaart is geput uit gegevens van diverse landelijke natuur- en landschapsorganisaties. Daarnaast is veel waardevolle informatie op lokaal niveau verkregen door gesprekken met in de gemeente werkzame organisaties en actieve natuurgroeperingen. Voor de basiskaart is geen veldonderzoek verricht. De Ecologische Basiskaart dient, zoals de benaming al aangeeft, als een basisdocument. Wanneer uit de basiskaart blijkt dat in het betreffende gebied zwaar- of middelzwaar beschermde soorten voorkomen (in het kader van de Flora- en faunawet), zal een afwegingsmodel behorende bij de basiskaart duidelijk moeten maken of een nader veldonderzoek noodzakelijk is. Het vaste voornemen is de basiskaart constant actueel te houden en aan te vullen met nieuwe gegevens. Ook hierbij wordt veel waarde gehecht aan de inbreng van lokale groeperingen en belangstellenden.

Bij de ecologische beoordeling van het plangebied is gebruik gemaakt van de Ecologische Basiskaart. Gekeken is welke status het plangebied heeft en wat zijn ligging ten opzichte van natuurgebieden is. Hierna wordt verslag gedaan van alle voorkomende beschermde soorten zoals geïnventariseerd op de Ecologische Basiskaart.

Gebiedsbescherming

Het plangebied bevindt zich in de nabijheid van een gebied met een beschermde status, te weten het Hesselinksbos en dichtbij de Westerbroekstermadepolder en het Zuidlaardermeer.

Soortbescherming

Er is een inventarisatie gemaakt van de in het plangebied voorkomende beschermde soorten. In het gebied zijn zes zwaar beschermde soorten vleermuizen gesignaleerd, evenals beschermde libellesoorten. Dit betekent dat in het plangebied mogelijk vleermuizen aanwezig kunnen zijn. Van deze dieren kan vermeld worden dat de hele gemeente een geschikte habitat voor hen vormt.

Samengevat kan gesteld worden dat de leefruimte voor genoemde soorten ruim tot zeer ruim in onze gemeente voorhanden is. Het is niet aannemelijk dat de werkzaamheden in het plangebied van significante invloed op genoemde soorten zal zijn.

Hoofdstuk 6 Juridische toelichting

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied. De wijze waarop deze regeling juridisch kan worden vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de Wet ruimtelijke ordening, evenals door het daarbij behorende Besluit ruimtelijke ordening. Het juridische systeem is opgezet in lijn met eerdere bestemmingsplannen van de gemeente. Mede daardoor en gelet op de landelijke standaarden heeft de planregeling in de loop der tijd een gestandaardiseerd karakter gekregen.

Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit regels en een verbeelding. Het bestemmingsplan is digitaal opgezet, zowel qua teksten als verbeelding. Dit betekent dat de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008, specifiek de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP2012, is toegepast. De Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 schrijft een eenduidige vormgeving en structurering van bestemmingsplannen voor. De standaarden zijn in beheer bij Geonovum.nl. Het bestemmingsplan wordt digitaal beschikbaar gesteld via www.ruimtelijkeplannen.nl.

In het hiernavolgende worden de belangrijkste aspecten van de juridische regeling van dit plan toegelicht, waarbij altijd moet worden bedacht dat de planregels en de verbeelding in samenhang dienen te worden gelezen. Op de verbeelding zijn de bestemmingen, de aanduidingen en de verklaringen aangegeven.

6.2 Toelichting op de planregels

De inrichting van de planregels is deels voorgeschreven door de SVBP2012. De groepering van de planregels, de naamgeving van een aantal planregels en zelf de inrichting van bestemmingen is deels bepaald door de ministeriële regeling. Een aantal planregels is zelfs geheel voorgeschreven: het overgangsrecht, de anti-dubbeltelregel en de slotregel. De regels zijn standaard ingedeeld in vier hoofdstukken. Bij elke planregel (elk artikel) wordt hieronder een nadere toelichting gegeven.

6.2.1 Inleidende regels

Begrippen

In dit artikel staan de belangrijkste begrippen verklaard zoals die in de planregels en in deze plantoelichting worden gebruikt. De lijst bevat meer begrippen dan mogelijk in dit bestemmingsplan gebruikt worden.

Deze lijst met begrippen en verklaringen is een nadere verduidelijking van wat er in dit bestemmingsplan met belangrijke termen/woorden bedoeld wordt. Deze lijst is niet uitputtend, voor niet verklaarde begrippen moet aansluiting gezocht worden bij de uitleg die er in recente andere bestemmingsplannen van de gemeente, of het dagelijks spraakgebruik of de jurisprudentie aan gegeven wordt.

6.2.2 Verkeer

Artikel 3 Verkeer

Binnen de bestemming Verkeer passen de functies: wegen, fietspaden en wandelpaden; met de in de regelgeving genoemde bijbehorende functies. Gebouwen zijn niet toegelaten, met uitzondering van eventuele bestaande gebouwen.

De ondergeschikte functies die toegelaten zijn in deze bestemming zijn: geluidscherm, geluidswal, groen, groenvoorziening, nutsvoorziening, speelvoorziening, sportvoorziening, water, waterberging, kunstwerken.

Een hoofdfunctie mag wel zonder de ondergeschikte functies voorkomen, maar de ondergeschikte functies zijn zonder een hoofdfunctie niet toegelaten.

6.2.3 Wonen

Artikel 4 Wonen

Volgens de standaard indeling van functies wordt een opsomming gegeven van de toegelaten functies. De opsomming is alfabetisch. De functies bedrijf of beroep aan huis, erf en tuin zijn ondersteunend aan de hoofdfunctie woning.

In de bouwregels is een maximale oppervlakte aangegeven voor de woning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen. Het gezamenlijke grondoppervlakte van de bebouwing mag niet meer bedragen dan 300 m2 waarbij de aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen niet meer mogen bedragen dan het hoofdgebouw. Deze regels worden opgelegd door de omgevingsverordening van de provincie Groningen.

 Bedrijf of beroep aan huis

De woonfunctie mag worden gecombineerd met een aan huis verbonden beroep of bedrijf. Het geeft mensen de kans thuis of bij huis te werken. Bijvoorbeeld om een startend bedrijf de kans te geven tot volwaardige onderneming te groeien, waarna vestiging in een daarvoor bestemde bedrijfsruimte (financieel) mogelijk wordt.

Het wonen moet de hoofdfunctie blijven, terwijl de bedrijfsactiviteiten moeten passen binnen de grenzen van jurisprudentie (de toepassing van recht of (het geheel van) uitspraken door rechters).

Het is niet altijd helder wat door jurisprudentie is toegestaan, er zijn nog onvoldoende eenduidige criteria voor toelaatbare beroepen. Het gaat vrijwel altijd om dienstverlenende beroepen. Ook de meer traditionele vrije beroepen zijn vaak passend. Die beroepen hebben amper of geen ruimtelijke uitwerking of uitstraling. Als aan huis verbonden beroepen worden in ieder geval aangemerkt het beroep van:

accountant
administratieconsultant
advocaat
architect
assurantiebemiddelaar
belastingconsultant
dierenarts  
fysiotherapeut
gerechtsdeurwaarder
huisarts
logopedist
makelaar onroerend goed
medisch specialist
notaris  
oefentherapeut
organisatie-adviseur
adviseur ruimtelijke plannen
raadgevend ingenieur
tandarts
verloskundige  

Ter verbreding zijn ook ambachtelijke activiteiten toegelaten. Hierbij staat het met de hand vervaardigen of herstellen van producten centraal. Van een aantal van deze bedrijfjes vinden de bedrijfsactiviteiten grotendeels of geheel op locatie en niet bij de woning plaats. Als ambachtelijk bedrijf worden in ieder geval aangemerkt:

Productieambacht: Fijnkeramischbedrijf, Maatoverhemdenbedrijf, Maatschoenmakerbedrijf, Modisterijbedrijf, Muziekinstrumentmakerbedrijf Natuursteenbedrijf.

Voedingsambacht: Banketbakkersbedrijf, Consumptie-ijsbereidingbedrijfSlagersbedrijf.

Gebouwverzorgend ambacht: Glazenwasserbedrijf, Schoorsteenvegerbedrijf.  
Reparatieambacht consumptiegoederen: Fietsherstellerbedrijf,
Goud- en zilversmidbedrijf, Kledingreparatiebedrijf, Lederwarenambacht, Naaimachinebedrijf, Schoenherstellerbedrijf, Textielreinigingbedrijf, Uurwerkmakerbedrijf, Zadelmakerbedrijf.

Uiterlijke verzorgingsambacht: Grimeurs- en toneelkappersbedrijf, Schoonheidsverzorgingbedrijf, Voetverzorgingbedrijf,
Kappersbedrijf.  
Bouwambacht: Bestratingbedrijf, Dakdekkerbedrijf, Glasbewerkingbedrijf, Glazenierbedrijf, Natuursteenbedrijf, Parketvloerenleggerbedrijf, Rietdekkerbedrijf, Schilderbedrijf,
Voegbedrijf, Zonweringbedrijf.

Medische hulpmiddelentechniek: Optiekbedrijf,
Orthopedisch schoentechnisch bedrijf, Tandtechnisch laboratoriumbedrijf.  

Omdat niet elk beroep of bedrijf aan huis zich goed mengt met de woonfunctie is een aantal regels opgenomen:

  • a. De woonfunctie blijft de hoofdfunctie, zowel in omvang als in uitstraling, vooral aan de naar de weg gekeerde zijde(n) van het perceel;
  • b. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s);
  • c. de activiteit mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de woning en omgeving, en mag geen noemenswaardige hinder veroorzaken of afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden en privacy van omliggende gronden en bouwwerken;
  • d. de activiteit mag niet meer ruimte gebruiken dan 40% van het vloeroppervlak van de gebouwen, en niet meer dan 50 m2;
  • e. alleen productiegebonden detailhandel is toegelaten, met uitzondering van webwinkels mits er geen sprake is van uitstalling van de goederen;
  • f. de activiteit is alleen toegelaten als zij milieuhygiënisch passend is;
  • g. de activiteit is alleen toegelaten als in de parkeerbehoefte voorzien wordt op het eigen erf;
  • h. reclame-uitingen en etalages zijn niet toegelaten.

Het standpunt is helder: zodra aan deze regels wordt voldaan is het bedrijf of beroep aan huis voor de gemeente toelaatbaar.

6.2.4 Waarde karakteristieke bebouwing

Artikel 5 Waarde - Karakteristieke bebouwing

De bebouwingslinten, anders dan het beschermd dorpsgezicht, in de gemeente geven goed zichtbaar en herkenbaar de veenkoloniale ontstaansgeschiedenis van het landschap weer. De linten hebben elk hun karakteristiek voor wat betreft de afwisseling van open en gesloten ruimten, de kavelstructuur, de richting van de kavels ten opzichte van de ontginningsas, de omvang van de bouwvolumes etc.

Een en ander is omschreven en vastgelegd in Bijlage 1 Te beschermen waarden karakteristieke lintbebouwing

Door sloop kunnen deze karakteristieken aangetast worden en verloren gaan. Met name in het geval bestaande gebouwen worden gesloopt en niet worden vervangen.

Ter bescherming van de karakteristiek van de linten, moet worden voorkomen dat open gaten ontstaan in de bestaande bebouwingsstructuur. Dit gebeurt door het slopen van gebouwen vergunningplichtig te stellen voor zover die sloop de karakteristiek van het lint kan aantasten. Voorheen was deze bescherming niet mogelijk, maar met de komst van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is dat veranderd. Om deze bescherming mogelijk én herkenbaar te maken, zijn alle karakteristieke linten in de gemeente als 'Waarde - Karakteristieke bebouwing' bestemd.

6.2.5 Anti dubbeltelregels

Anti-dubbeltelregel

Deze regel is geheel voorgeschreven door het Besluit ruimtelijke ordening (in artikel 3.2.4 Bro). Deze standaardbepaling strekt ertoe te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, nogmaals zou kunnen worden gebruik gemaakt.

Een bekend voorbeeld van een dergelijke regeling is de zogenaamde 'rustende-boerregeling'. Veel bestemmingsplannen voor agrarische gebieden plegen een voorziening te bevatten dat op een agrarisch bouwperceel, waarop de bouw van burgerwoningen op zichzelf genomen niet is toegestaan, een woonhuis mag worden bijgebouwd voor de voormalige bedrijfsleider, die van zijn oude dag zal gaan genieten. Het is voorgekomen dat, nadat de rustende boer het woonhuis had verlaten, en deze woning door een ander in gebruik was genomen, er opnieuw behoefte ontstond aan een vergelijkbare voorziening. Een vergelijkbaar geval is de gebouwde tweede bedrijfswoning die vervolgens niet meer als bedrijfswoning wordt gebruikt. De anti-dubbeltelbepaling maakt de bouw van een nieuwe 'rustende boer'-woning c.q. tweede (derde) bedrijfswoning onmogelijk.

6.2.6 Overgangsregels

Overgangsregels

Deze regels zijn geheel voorgeschreven door het Besluit ruimtelijke ordening (artikelen 3.2.1 en 3.2.2 Bro). Omdat een bestemmingsplan elke tien jaar moet worden herzien, betreffen de meeste bestemmingsplannen gebieden die reeds in gebruik en ingericht zijn. Een bestemmingsplan kan ruimte bieden voor ontwikkelingen en daarom soms ander gebruik en/of bebouwing toelaten dan er in werkelijkheid in het gebied aanwezig is. Bestaande rechten worden beschermd met overgangsrecht. Er is overgangsrecht voor bouwwerken en overgangsrecht voor gebruik van de gronden en bouwwerken.

6.2.7 Slotregel

Slotregel

Deze regel is geheel voorgeschreven door de Ministeriële regeling Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (in de SVBP2012).

Deze regel geeft aan hoe de planregels van dit plan kunnen worden aangehaald. Hiermee wordt de naam van het bestemmingsplan vastgelegd. Voor de digitale uitwisseling van plannen krijgt elk plan ook een unieke code van letters en cijfers.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Financiële uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan is te beschouwen als een herziening die voortvloeit uit een particulier verzoek.

De eigenaar van de betrokken gronden heeft de gemeente verzocht om medewerking aan zijn plannen. Deze particuliere ontwikkeling is aanleiding om het bestemmingsplan te herzien, zodat daarmee een gewenste planologische oplossing voor het gebied toegelaten wordt.

Standaard is er een verplichting (zoals bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening) om een exploitatieplan voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen vast te stellen. Het tweede lid van dit artikel geeft aan dat de gemeenteraad kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien het kostenverhaal van de grondexploitatie anderszins geregeld is. Dit is voor dit bestemmingsplan het geval.

De financiering van de bouwplannen is geheel in particuliere handen. De gemeente is geen partij in de geplande ontwikkeling, en draagt daarom slechts één financiële verantwoordelijkheid of risico; planschade.De kans op planschade is gering, maar om het risico geheel af te dekken is met de verzoeker een planschade-overeenkomst afgesloten. Hiermee wordt de gemeente gevrijwaard voor eventuele vergoeding van schade aan derden.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.2.1 Inspraak en overleg

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan geeft de gemeente op basis van de gemeentelijke inspraakverordening in sommige gevallen gelegenheid voor inspraak. Inspraak is niet altijd (meer) verplicht door wetgeving, de inspraakverordening beperkt inspraak tot gelegenheden waar inspraak nodig is. Geen inspraak wordt verleend bij ondergeschikte herzieningen van eerder vastgesteld beleid. In onderhavig geval wordt het plan als voorontwerp bestemmingsplan voor vier weken ter inzage gelegd. Een ieder kan zodanig kennis nemen van het plan en hierop reageren.

Naar aanleiding van een bestemmingsplan pleegt de gemeente overleg met diverse instanties. Het Besluit ruimtelijke ordening stelt in artikel 3.1.1 dat overlegd moet worden met de betrokken gemeenten, waterschappen en diensten van provincie en Rijk. In geval van dit bestemmingsplan wordt overlegd met de provincie Groningen, het Steunpunt Externe Veiligheid, het Waterschap en de Gasunie NV over de te volgen procedure. Ook hierbij geldt dat bij ondergeschikte herzieningen waarbij geen belangen van derden instaties in het geding komen, geen overleg behoeft te worden gepleegd.

Reacties:

Het voorontwerp bestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 11 december 2014 t/m 7 januari 2015. In deze periode is één reactie binnengekomen, van de directe buurman van het planperceel. De buurman is op zich niet tegen de plannen maar zou zelf ook graag een nieuwe woning op zijn perceel willen bouwen. Omdat hier sprake is van een andere situatie kan aan dit verzoek helaas geen medewerking worden verleend. Zie ook bij paragraaf 7.2.2 zienswijzen.

De Provincie Groningen heeft geen opmerkingen op het plan, maar geeft aan dat een ontheffing van artikel 4.27 lid 1 van de provinciale omgevingsvergunning nodig is. Na aanvraag van deze ontheffing heeft de provincie op 27 maart 2015 een zodanige ontheffing verleend. De ontheffing is te vinden in Bijlage 2 Ontheffing POV

Deze ontheffing wordt volgens de wetgeving gelijktijdig met het ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd.

7.2.2 Zienswijzen op het ontwerpplan

Het ontwerp bestemmingsplan is de start van de officiële procedure zoals opgenomen in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Het plan wordt bekendgemaakt en gedurende een termijn van zes weken voor een ieder ter inzage gelegd.

Iedereen kan gedurende deze periode opmerkingen maken op het plan, deze zienswijzen zal de gemeenteraad betrekken bij de uiteindelijke vaststelling van het bestemmingsplan.

Zienswijzen:

Op 8 april heeft ons College het ontwerp bestemmingsplan vastgesteld en deze voor zes weken ter inzage gelegd. Er is één zienswijze ingediend, weer van dezelfde buren. De buren hebben geen problemen met dit bestemmingsplan maar vragen of ook zij een extra woning op hun grote, van oorsprong agrarische, perceel zouden mogen realiseren. Aan de buren is verteld dat dit op dit moment nog niet mogelijk is, maar dat met de vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied voor deze wens wellicht kansen komen. Onderdeel van het nieuwe beleid in dit bestemmingsplan is namelijk het thema "Groninger erven", dat randvoorwaarden moet geven voor het meewerken aan functiewijzigingen cq hergebruik van vrijkomende panden en schuren in het Buitengebied.

De buren zijn verheugd dat zij mogelijk gebruik kunnen maken van dit nieuwe beleid. Voorgesteld wordt hen op de hoogte te houden van de ontwikkelingen op dit vlak en ze hierbij te betrekken.

7.2.3 Vaststelling

De gemeenteraad heeft in de vergadering van 7 september 2015 het bestemmingsplan ongewijzigd vastgesteld. Zie bijgaand Bijlage 3 Vaststellingsbesluit

7.3 Handhaving van het bestemmingsplan

Als uitgangspunt geldt dat er niet meer geregeld wordt dan strikt noodzakelijk is en dat de planregels leesbaar, eenduidig en handhaafbaar zijn.
Hoofdstuk zeven van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) regelt de handhaving en het toezicht op de uitvoering van het bestemmingsplan.

Overtredingen

In artikel 7.10 van de Wro is geregeld dat het verboden is gronden en bouwwerken te (laten) gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Een gedraging in strijd met een voorschrift dat is verbonden aan een krachtens de Wro verleende vergunning of ontheffing is ook verboden. Overtreding van deze verboden is een strafbaar feit.

In artikel 1a van de Wet op de economische delicten (Wed) is geregeld dat overtreding van regels, gesteld bij of krachtens een bestemmingsplan een economisch delict is.

Toelatingsplanologie

Een bestemmingsplan en de werkelijkheid verschillen meestal nogal. Dit heeft meerdere oorzaken. Allereerst doordat een bestemmingsplan een instrument is van 'toelatingsplanologie'. Een bestemmingsplan laat gebruik van gronden en bouwwerken toe. De eigenaar kan er ook voor kiezen om zijn gronden niet te (laten) gebruiken. Het bestemmingsplan verplicht niet om de bestemming daadwerkelijk uit te voeren of toegelaten bebouwing daadwerkelijk te bouwen.

Overgangsrecht

Een bestemmingsplan vervangt veelal een ouder bestemmingsplan. Daardoor gebeurt het dat gebruik of bebouwing dat door het eerdere plan wel werd toegelaten niet langer is toegelaten. Omdat 'oude rechten' ook waarde hebben is in bestemmingsplannen overgangsrecht opgenomen. In dit plan in artikel 7.1 Overgangsrecht bouwwerken. Dit kan in veel gevallen pas nadat een omgevingsvergunning is verkregen. Dit is geregeld in de Woningwet. Een bouwaanvraag wordt ook getoetst aan het bestemmingsplan. In een aantal gevallen mag ook zonder vergunning gebouwd worden. In dat geval hoeft er niet getoetst te worden aan het bestemmingsplan. Het bouwvergunningsvrij bouwen is geregeld in bijlage II van het bij de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) behorende Besluit omgevevingsrecht (Bor)

De gebruiksregels van een bestemmingsplan blijven wel van toepassing. Het kan daarom voorkomen dat een bouwwerk zonder vergunning gebouwd mag worden, maar door de gebruiksregels van het bestemmingsplan niet voor het beoogde gebruikt mag worden.

Optreden en gedogen

Veel bebouwing en gebruik van gronden is aan het oog onttrokken. Soms doordat bebouwing en gronden groot en slecht zichtbaar of bereikbaar zijn. De gemeente heeft daardoor soms pas na lange tijd weet van afwijkingen van het bestemmingsplan. Door het gemeentebestuur aan te wijzen ambtenaren mogen volgens artikel 7.2 van de Wro woningen betreden zonder dat zij daarvoor toestemming van de eigenaar nodig hebben.