direct naar inhoud van 6.3 Toelichting op de planregels
Plan: Eska Power
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0018.BP106EskaPower-30va

6.3 Toelichting op de planregels

De inrichting van de planregels is deels voorgeschreven door de SVBP2008. De groepering van de planregels, de naamgeving van een aantal planregels en zelf de inrichting van bestemmingen is deels bepaald door de ministeriële regeling. Een aantal planregels is zelfs geheel voorgeschreven: het overgangsrecht, de anti-dubbeltelregel en de slotregel. De regels zijn standaard ingedeeld in vier hoofdstukken. Bij elke planregel (elk artikel) wordt hieronder een nadere toelichting gegeven.

6.3.1 Toelichting artikel 1

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Begrippen

In dit artikel staan de belangrijkste begrippen verklaard zoals die in de planregels en in deze plantoelichting worden gebruikt. De lijst bevat meer begrippen dan mogelijk in dit bestemmingsplan gebruikt worden.

Een aantal van deze begrippen is tegenwoordig voorgeschreven door "Bijlage 11: Begrippen" van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen, SVBP2008. Zij kunnen daarom enigszins afwijken van dezelfde begrippen in voorgaande plannen.

Deze lijst met begrippen en verklaringen is een nadere verduidelijking van wat er in dit bestemmingsplan met belangrijke termen/woorden bedoeld wordt. Deze lijst is niet uitputtend, voor niet verklaarde begrippen moet aansluiting gezocht worden bij de uitleg die er in recente andere bestemmingsplannen van de gemeente, of het dagelijks spraakgebruik of de jurisprudentie aan gegeven wordt.

Artikel 1.53 bevat een definitie van de rejects die door de vergassingsinstallatie worden vergast. De rejects worden omschreven als de biologisch afbreekbare fractie van produkten, afvalstoffen en residuen van industrieel afval, oftewel de mechanisch afgescheiden stoffen afkomstig van de verpulping van papier- en kartonafval. Zie daartoe ook paragraaf 1.3 van de aanmeldingsnotitie MER, die als bijlage 3 bij het bestemmingsplan is gevoegd.

6.3.2 Toelichting artikel 2

Wijze van meten

In dit artikel staan de belangrijkste begrippen verklaard zoals die in de planregels en in deze plantoelichting worden gebruikt. De lijst bevat meer begrippen dan mogelijk in dit bestemmingsplan gebruikt worden.

De meeste van deze begrippen en wijzen van meten zijn tegenwoordig voorgeschreven door "Bijlage 11: Begrippen" van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen, SVBP2008. Zij kunnen daarom enigszins afwijken van dezelfde begrippen in het voorgaande plannen.

Deze lijst is een nadere verduidelijking van wat er in dit bestemmingsplan met belangrijke termen/woorden bedoeld wordt. Deze lijst is niet uitputtend, voor niet verklaarde begrippen moet aansluiting gezocht worden bij de uitleg die er in recente andere bestemmingsplannen van de gemeente, of het dagelijks spraakgebruik of de jurisprudentie aan gegeven wordt.

6.3.3 Toelichting artikel 3

BESTEMMINGSREGELS

Bedrijf

Bestemmingsomschrijving

Volgens de standaard indeling van functies wordt een opsomming gegeven van de toegelaten functies. De opsomming is alfabetisch. De functies erf, nutsvoorziening, parkeren, tuin en groenvoorziening, verkeer, waterberging, waterzuiveringsinstallatie en zend/ontvangstinstallatie zijn ondersteunend aan de hoofdfunctie bedrijf. De hoofdfunctie mag wel zonder de ondergeschikte functies voorkomen, maar de ondergeschikte functies zijn zonder de hoofdfunctie niet toegelaten. Om flexibel in te kunnen spelen op mogelijke ontwikkelingen en standaardisatie in de gemeentelijke bestemmingsplannen te verkrijgen zijn naast 'bedrijf' ook de bestemmingen 'dienstverlenende bedrijven en instellingen' en 'maatschappelijke voorzieningen als aangegeven in de begripsbepaling' 1.44 Maatschappelijke voorzieningen: toegelaten.

3.1. lid b. : Aangrenzend aan en in het plangebied ligt het bedrijf Eska Graphic Board, een kartonfabriek. Volgens de Bedrijvenlijst (bijlage 1) is een zodanig bedrijf in een hogere categorie ingedeeld dan de regels toelaten. Om er geen onduidelijkheid over te laten bestaan, dat desondanks dit bedrijf in dit bestemmingsplan is toegelaten is het bestaande bedrijf, en de beoogde vergassingsinstallatie ten behoeve van de bedrijfsvoering van het bedrijf, expliciet genoemd. De met dit bestemmingsplan toegestane vergassingsinstallatie met een capaciteit van 84 ton per dag wordt ingezet ten behoeve van een kartonfabriek.

In artikel 3.1 van de bestemmingsplanregels is geregeld dat het planperceel gebruikt mag worden voor bedrijfsmatig gebruik, te weten het bouwen van een vergassingsinstallatie met een capaciteit van 84 ton per dag en met de daarbij behorende installaties zoals een scheidingsinstallatie. Zie ook paragraaf 5.2.2 Reeds aanwezig bedrijf.

Bouwregels

De bouwregels beperken bouwmogelijkheden van de gronden. Dit om te zorgen voor een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, voor een goede woonsituatie (lichttoetreding, uitzicht en privacy), voor een sociaal en verkeersveilige invulling, en voor een goede milieusituatie.

Tijdelijke objecten bij (ver)bouw, zoals bouwketen, -borden of -kranen, voorzover zij bouwvergunningplichtig zijn, zijn meestal niet door het bestemmingsplan toestaan. Toch zijn deze bouwwerken soms nuttig. Zij zijn nodig om de bestemming te kunnen (her)realiseren. Deze tijdelijke bouwwerken kunnen door burgemeester en wethouders worden toegestaan door tijdelijke ontheffing van het bestemmingsplan, zoals opgenomen in art. 2.12 lid 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Voor het bouwen van gebouwen zijn een aantal regels opgenomen.

3.2.1. lid a, b en c.

Er is voor dit bestemmingsplan een bouwvlak aangegeven. Het bouwperceel mag worden bebouwd tot het op de plankaart aangegeven percentage. In dit bestemmingsplan is dit maximaal 50 % van het oppervlak, waarbij wel op eigen terrein voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid voor medewerkers en bezoekers, alsmede voor ruimte voor laden en lossen. Zie ook paragraaf 5.7 Verkeer.

De maximale bouwhoogte van gebouwen is aangegeven met een aanduiding op de plankaart, in dit bestemmingsplan 25 meter. Er zijn geen regels opgenomen over goothoogte en dakhelling gezien het karakter van het plangebied.

1. Plaatselijke verhogingen zijn toegelaten tot ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw, en tot ten hoogste een kwart van de maximale hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 6 meter. Voorbeeld: Waar een gebouw 25 meter hoog mag worden, daar mag een schoorsteen tot een hoogte van 6 meter (0,25 maal 25, maar maximaal 6 meter) meter op dat gebouw gebouwd worden. En als in dit geval het gebouw 50 vierkante meter groot is, dan mogen de verhogingen samen niet groter zijn dan 5 (0,1 maal 50) vierkante meter. Als er op dat gebouw al een verhoging zit van 2 vierkante meter, dan blijft er maar 3 vierkante meter voor de schoorsteen over.

2. Als de bouwhoogte van bestaande eerder toegelaten gebouwen reeds groter is dan wat dit plan toelaat, dan geldt daar die eerder toegelaten hoogte als maximum. Bestaande hogere gebouwen mogen blijven bestaan en verbouwd worden. Echter, nadat deze gebouwen zijn verdwenen (gesloopt), en er nieuw gebouwd wordt, dan geldt de algemene regel van 25 meter.

3.3 Afwijken van de bouwregels algemeen:

De bouwregels zijn een algemene regeling. Elk toekomstig bouwplan is door zijn situering temidden van bestaande bebouwing uniek. In sommige situaties is overschrijding van de algemene bouwregels geen probleem, of zelfs juist meer gewenst. Hiertoe is deze mogelijkheid opgenomen. Gebruik van deze regeling is een mogelijkheid, geen verplichting. Gebruik van deze regeling is bedoeld voor bijzondere situaties, toepassing moet goed onderbouwd worden.

Toepassing van deze regel is bedoeld om geen (onevenredige) afbreuk doen aan de aanwezige cultuurhistorische, landschaps en natuurwaarden, het straat- en bebouwingsbeeld, aan de woonsituatie, aan de sociale en verkeersveiligheid van het betrokken gebied, aan de milieusituatie en aan de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen. Bij een goede woonsituatie moet gedacht worden aan de lichttoetreding, het uitzicht en de privacy van de gebruikers van de bebouwing. Deze criteria betreffen zowel de bestaande als de nieuwe bebouwing. Bij toepassing van deze regel spelen deze criteria een hoofdrol in de afweging van het voornemen en het besluit.

3.3 Afwijken van de bouwregels lid c.

Overige andere bouwwerken (zie begripsomschrijving in 1.6 Ander bouwwerk:) zijn bij recht toegelaten tot een hoogte van 6 meter. Omdat het bij dit plan gaat om een industrieterrein waar bouwwerken bij recht zijn toegestaan tot 25 meter hoogte, is in dit artikel geregeld dat voor overige andere bouwwerken in het plangebied kan worden afgeweken van de maat van 6 meter tot een hoogte van 25 meter middels het verlenen van een omgevingsvergunning.

Een afwijking voor de bouw van reclamemasten hoger dan zes meter is niet mogelijk. De provincie Groningen heeft in haar omgevingsverordening aangegeven dat hoge reclamemasten over het algemeen een ontoelaatbare inbreuk geven op de ruimtelijke kwaliteit van het stedelijke gebied.

Met het van kracht worden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is de regelgeving over de binnenplanse ontheffing van het bestemmingsplan verdwenen uit de Wet ruimtelijke ordening en opgenomen in de Wabo als 'afwijkingsregels'. De te volgen procedure voor het verlenen van een omgevingsvergunning tot afwijken van het bestemmingsplan is desgevolge niet meer opgenomen in het bestemmingsplan. Voor de toepassing van deze ontheffing is de reguliere voorbereidingsprocedure uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing in plaats van de procedure uit de Algemene Wet bestuursrecht (Awb).

3.4 Specifieke gebruiksregels

In deze regel wordt het gebruik dat in ieder geval strijdig is met de bestemming opgesomd. Deze regel lijkt wellicht overbodig. Regels zijn er immers om na te leven, overtreding is nooit de bedoeling, overtreding is verboden. Het artikel is opgenomen door ervaringen uit het verleden, het is bedoeld om misverstanden te voorkomen.

Formeel is in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening geregeld dat overtreding van de regels van het bestemmingsplan strafbaar is. Bovendien is in artikel 2a van de Wet op de economische delictengeregeld dat deze overtredingen een economisch delict zijn.

Specifieke gebruiksregels onder het derde bolletje, ziet toe op stalling en opslag, niet op het reguliere parkeren. Het is nadrukkelijk niet toegestaan dat de gronden gebruikt worden voor het langdurig ongebruikt laten staan van vaar-, vlieg- of voertuigen. Dit kan niet alleen het aanzicht van de woonomgeving schaden en verloedering in de hand werken, ook kan het een bedreiging vormen voor de volksgezondheid. Zeker in de gevallen dat de stalling of opslag de vorm van een auto- of fietsenkerkhof aanneemt, in welk geval ook de bepalingen onder a en b van toepassing kunnen zijn. De toepassing van smeer- en brandstoffen staat snel op gespannen voet met de milieuhygiëne en (brand)veiligheid. Het is wel toegestaan dat bewoners de vervoersmiddelen die zij gebruiken op hun gronden parkeren, ook als zij die maar weinig gebruiken.

6.3.4 Toelichting artikel 4

Artikel 4 Leiding - Gas

Het bestemmingsplan kent twee dubbelbestemmingen. Dit zijn de dubbelbestemmingen Leiding-Gas en Waterstaat - Waterkering (zie artikel 5).

De in het plangebied gesitueerde hoofdgastransportleidingen en gasontvangstations zijn aangegeven en beschermd in hun functioneren in deze dubbelbestemming. De regels van beide bestemmingen gelden gelijktijdig en wegen even zwaar. Op de verbeelding is de hartlijn van de leiding aangegeven.

De gebruiksmogelijkheden van de gronden aangewezen met een dubbelbestemming zijn beperkt. Binnen de als zodanig aangewezen gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht anders dan ten behoeve van het gasleidingenbeheer.

Alleen bij ontheffing, door het verlenen van een omgevingsvergunning tot afwijken, mogen ten behoeve van de andere functie(s) - in dit geval de bedrijfsfunctie - bouwwerken worden opgericht. Hiervoor dient de beheerder (in dit geval de NV Nederlandse Gasunie) om advies te worden gevraagd door het bevoegd gezag.

De bestemming Leiding-Gas kent tevens een stelsel voor 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden' (de oude aanlegvergunning).

6.3.5 Toelichting artikel 5

Artikel 5 Waterstaat - Waterkering

Het bestemmingsplan kent naast Leiding-gas nog een dubbelbestemming. Dit is de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering: ter plaatse van de kade langs het Kieldiep is een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de functie van de waterkering. De waterkering is van belang voor de bescherming van het achterliggende gebied tegen overstroming.

De in beginsel bebouwingsvrije zone langs het Kieldiep is vijf meter, wat tegemoet komt aan de gewenste afstanden van boezemkeringen in het beleid van het waterschap. Onder de juridische term gronden wordt ook water verstaan.

De gebruiksmogelijkheden van de gronden aangewezen met een dubbelbestemming zijn beperkt. Binnen de als zodanig aangewezen gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht anders dan ten behoeve van het waterstaatsbeheer.

Alleen bij ontheffing, door het verlenen van een omgevingsvergunning tot afwijken, mogen ten behoeve van de andere functie(s) - in dit geval de bedrijfsfunctie - bouwwerken worden opgericht. Hiervoor dient de relevante waterbeheerder (Waterschap Hunze en Aa's) om advies te worden gevraagd door het bevoegd gezag. De waterbeheerder zal hierbij toetsen aan de keurverordening en zonodig een watervergunning verlenen.

De bestemming Waterstaat- Waterkering kent tevens een stelsel voor 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden' (de oude aanlegvergunning).

6.3.6 Toelichting artikel 6

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Deze regel is geheel voorgeschreven door het Besluit ruimtelijke ordening (in artikel 3.2.4 Bro). Deze standaardbepaling strekt ertoe te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, nogmaals zou kunnen worden gebruik gemaakt.

Een bekend voorbeeld van een dergelijke regeling is de zogenaamde 'rustende-boerregeling'. Veel bestemmingsplannen voor agrarische gebieden plegen een voorziening te bevatten dat op een agrarisch bouwperceel, waarop de bouw van burgerwoningen op zichzelf genomen niet is toegestaan, een woonhuis mag worden bijgebouwd voor de voormalige bedrijfsleider, die van zijn oude dag zal gaan genieten. Het is voorgekomen dat, nadat de rustende boer het woonhuis had verlaten, en deze woning door een ander in gebruik was genomen, er opnieuw behoefte ontstond aan een vergelijkbare voorziening. Een vergelijkbaar geval is de gebouwde tweede bedrijfswoning die vervolgens niet meer als bedrijfswoning wordt gebruikt. De anti-dubbeltelbepaling maakt de bouw van een nieuwe 'rustende boer'-woning c.q. tweede (derde) bedrijfswoning onmogelijk.

6.3.7 Toelichting artikel 7

Artikel 7 Geluidzones

Het plangebied bevindt zich (deels) in de geluidszone van het spoor en in de zone van het bedrijventerrein Martenshoek, waardoor op de plankaart de aanduidingen 'geluidszone spoor' en 'geluidszone industrie' zijn aangegeven. De Wet geluidhinder regelt de bescherming van geluidsgevoelige objecten die mogelijk voorkomen binnen de geluidszones. Bedrijfsgebouwen zijn geen geluidsgevoelige objecten, bedrijfswoningen zijn dat wel.

In dit bestemmingsplan zijn geen bedrijfswoningen in het plangebied aanwezig.

6.3.8 Toelichting artikel 8

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 8 Overgangsregels

Deze regels zijn geheel voorgeschreven door het Besluit ruimtelijke ordening (artikelen 3.2.1 en 3.2.2 Bro). Omdat een bestemmingsplan elke tien jaar moet worden herzien, betreffen de meeste bestemmingsplannen gebieden die reeds in gebruik en ingericht zijn. Een bestemmingsplan kan ruimte bieden voor ontwikkelingen en daarom soms ander gebruik en/of bebouwing toelaten dan er in werkelijkheid in het gebied aanwezig is. Bestaande rechten worden beschermd met overgangsrecht. Er is overgangsrecht voor bouwwerken en overgangsrecht voor gebruik van de gronden en bouwwerken.

6.3.9 Toelichting artikel 9

Artikel 9 Slotregel

Deze regel is geheel voorgeschreven door de Ministeriële regeling Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (in paragraaf 5.7 van de SVBP2008).

Deze regel geeft aan hoe de planregels van dit plan kunnen worden aangehaald. Hiermee wordt de naam van het bestemmingsplan vastgelegd. Voor de digitale uitwisseling van plannen krijgt elk plan ook een unieke code van letters en cijfers.