direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Haren - Midden Herziening 2014
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0017.BVHM14BEHE-VA01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Haren is bezig met het actualiseren van bestemmingsplannen. De aanleiding tot deze actualisatie is de ouderdom van de geldende bestemmingsplannen. Ook de bestemmingsplannen die gelden voor het gebied Haren Midden moeten worden geactualiseerd. De volgende (delen van) bestemmingsplannen gelden momenteel voor dit gebied:

  • bestemmingsplan Haren - Midden (vastgesteld op 28 oktober 2002);
  • bestemmingsplan Beschermd Dorpsgezicht Rijksstraatweg (vastgesteld op 26 april 2010);
  • bestemmingsplan Stationsbuurt (vastgesteld op 26 februari 1973);
  • bestemmingsplan Stationsbuurt A1 (vastgesteld op 25 mei 1981).

De gemeenteraad kan in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening vaststellen. De gemeente kiest in dit geval voor een beheersverordening waarbij de bestaande situatie en de ontwikkelingsmogelijkheden op grond van de geldende bestemmingsplannen als vertrekpunt gelden. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn hier niet in geregeld. Hiervoor zijn andere planologische instrumenten beschikbaar, zoals een apart bestemmingsplan of de omgevingsvergunning. In figuur 1 is de ligging van het verordeningsgebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0017.BVHM14BEHE-VA01_0001.jpg"

figuur 1 De ligging en begrenzing van het verordeningsgebied

1.2 Waarom een beheersverordening

Bij de actualisatie van een juridische ruimtelijke regeling kan gekozen worden voor een bestemmingsplan en een beheersverordening. In dit geval is gekozen voor een beheersverordening, omdat:

1.2.1 Feitelijk bestaande situatie

De toepassing van de beheersverordening is voor dit verordeningsgebied mogelijk, omdat daarin sprake is van een feitelijk bestaande situatie. De bestaande situatie wordt in dit geval bepaald door de al gerealiseerde bebouwing en het openbare gebied. Het verordeningsgebied bestaat voornamelijk uit woningen. Een weergave van andere functies dan wonen is opgenomen in bijlage 1. Verder is de bestaande situatie weergegeven op de luchtfoto. De bestaande situatie wordt nader beschreven in hoofdstuk 2. Illegale bouwwerken horen niet bij de feitelijk bestaande situatie en worden in de beheersverordening niet zonder meer gelegaliseerd.

1.2.2 Perceelsgebonden bouwmogelijkheden

Daarnaast worden in het verordeningsgebied geen (grote) ontwikkelingen mogelijk gemaakt, alleen nog enkele perceelsgebonden bouwmogelijkheden. Bij de perceelsgebonden bouwmogelijkheden gaat het om kleinschalige ontwikkelingen die in de geldende bestemmingsplannen al mogelijk waren gemaakt. Dit houdt in dat bijvoorbeeld onder voorwaarden een bestaande woning mag worden uitgebreid tot een bepaalde oppervlakte en dat bijgebouwen onder voorwaarden mogen worden gebouwd.

1.2.3 Procedure

Een beheersverordening is een goed middel om binnen korte termijn een actuele juridische regeling voor het grondgebied te hebben. Een beheersverordening heeft een relatief korte procedure om te komen tot de vaststelling. De procedure wordt besproken in paragraaf 4.2.

1.3 Waaruit bestaat deze beheersverordening

Kort gezegd bestaat een beheersverordening uit een verbeelding van het verordeningsgebied en regels. Meer concreet gaat het om:

  • een object dat bestaat uit het gebied waarop de verordening betrekking heeft (het verordeningsgebied);
  • een of meer objecten binnen het gebied (besluit(sub)vlakken);
  • regels die gekoppeld zijn aan het besluitgebied en/of de objecten binnen het besluitgebied en die gericht zijn op het beheer van het gebied;
  • regels die gaan over gebruiken, bouwen, aanleggen en slopen, afwijken met een omgevingsvergunning en overgangsrecht.

De beheersverordening gaat vergezeld van een toelichting. Deze motiveert in ieder geval de keuze voor het instrument (zie hierboven), waarom er geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien, welke onderzoeken hebben plaatsgevonden, etc. De toelichting bevat ook een uitleg van de regeling.

1.4 Wat regelt deze beheersverordening

Het belangrijkste uitgangspunt voor deze beheersverordening is dat deze de bestaande situatie vastlegt. De feitelijk bestaande situatie is dus het uitgangspunt. Een beheersverordening mag in principe geen 'ruimtelijke ontwikkelingen' bevatten.

Dit betekent echter niet dat de situatie volledig op slot gaat. De feitelijke situatie is in deze verordening aangevuld met onbenutte mogelijkheden uit de geldende bestemmingsplannen voor het verordeningsgebied. In deze beheersverordening gaat het om:

  • 1. een erfbebouwingsregeling;
  • 2. uitbreidingsmogelijkheden voor hoofdgebouwen, bij recht en/of via afwijking;
  • 3. algemene afwijkingsregels.

Daarmee is geen sprake van 'ruimtelijke ontwikkelingen'. De ruimte die de beheersverordening biedt voor uitbreidingsmogelijkheden voor hoofdgebouwen, wordt bepaald door de te bieden ruimte voor perceelsgebonden mogelijkheden. Hierbij wordt gerefereerd aan de bestaande mogelijkheden uit de geldende bestemmingsplannen. De erfbebouwingsregeling en de algemene afwijkingsregels zijn hiervan niet afhankelijk.

Het kan voorkomen dat een ontwikkeling gewenst is die niet binnen de in deze beheersverordening opgenomen (perceelsgebonden) ontwikkelingsmogelijkheden past. In dat geval is een nieuwe juridisch-planologische regeling nodig, bijvoorbeeld een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning.

De beheersverordening legt dus de feitelijke situatie vast door middel van een algemene regeling, waardoor een eenvoudige regeling mogelijk is. Het kan nodig zijn om meer te specificeren en/of te detailleren door middel van besluit(sub)vlakken op de kaart of specifieke bepalingen in de regels. Ook voor deze beheersverordening is daar sprake van. Hierover wordt in hoofdstuk 4 meer informatie gegeven.

1.5 Hoe werkt de verordening

De beheersverordening moet digitaal worden gemaakt volgens de Praktijkrichtlijn Gebiedsgerichte Besluiten. De verordening wordt door de gebruiker daarom via een digitaal platform (meestal de website RO-online, www.ruimtelijkeplannen.nl) benaderd. Digitaal gezien zijn er verschillende vlakken zichtbaar, namelijk het besluitgebied, de besluitvlakken en (eventueel) de besluitsubvlakken. Hierna volgt een korte omschrijving van wat deze vlakken regelen:

  • Besluitgebied. Het besluitgebied is het gebied waarvoor de beheersverordening van toepassing is. De regelingen die niet specifiek gekoppeld zijn aan een besluitvlak of een besluitsubvlak zijn altijd van toepassing op het hele besluitgebied. De regels zijn gericht op het behouden van de bestaande situatie.  
  • Besluitvlak. Op het hele besluitgebied, of een bepaald deel daarvan, kan een besluitvlak zijn gelegd. In deze beheersverordening heeft het hele besluitgebied één besluitvlak namelijk 'Bestaand'. Dit omdat de regels, die bij dit besluitvlak horen, gericht zijn op het behoud van de bestaande situatie. Deze regels zijn (digitaal) direct gekoppeld aan het besluitvlak. Daarnaast zijn er besluitvlakken voor archeologie 1 en 2, het beschermd dorpsgezicht en het waterwingebied.
  • Besluitsubvlak. Binnen het besluitvlak 'Bestaand' is in deze verordening sprake van meerdere besluitsubvlakken. De besluitsubvlakken zijn bedoeld om in een bepaald deel van het besluitvlak aanvullende regelingen te geven, gebaseerd op de geldende bestemmingsplannen.
  • Overige. Naast de regelingen zoals hiervoor omschreven is ook sprake van afwijkingsregels waarmee in bijzondere gevallen van de bestaande regeling kan worden afgeweken.

1.6 Leeswijzer

De beheersverordening is als volgt opgebouwd. In het volgende hoofdstuk wordt allereerst een beschrijving gegeven van de bestaande situatie in het verordeningsgebied aan de hand van de voorkomende functies en voorzieningen. De bestaande situatie is immers het uitgangspunt voor deze beheersverordening en daarom van belang.

Daarna wordt in hoofdstuk 3 het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten uiteengezet. Deze kunnen extra uitgangspunten voor deze beheersverordening geven.

Hoofdstuk 4 geeft een juridische toelichting op de beheersverordening. In dit hoofdstuk staat dus de toelichting op de regeling in deze beheersverordening en staat een korte uitleg van de procedure die de beheersverordening doorloopt om rechtskracht te krijgen.

In hoofdstuk 5 wordt tot slot ingegaan op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Inleiding

De lijst met niet woonfuncties en de luchtfoto geven inzicht in de bestaande situatie in het verordeningsgebied. De bestaande situatie wordt onderscheiden in perceelsgebonden functies 1 (te verdelen in wonen en overige functies) en functies in de openbare ruimte. Bij de ruimtelijke verschijningsvorm van de bebouwing en openbare ruimte is de bestaande situatie het uitgangspunt. Dit hoofdstuk gaat daarom alleen in op de bestaande functies.

2.2 Beschermd dorpsgezicht

Een groot deel van het gebied langs de Rijksstraatweg is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Het beschermd dorpsgezicht Rijksstraatweg is van nationaal belang vanwege zijn grote architectuurhistorische, cultuurhistorische en historischruimtelijke waarde en zijn redelijk hoge mate van gaafheid en zeldzaamheid. De Rijksstraatweg is een gaaf voorbeeld van een gebied, dat zich met name in de periode 1850 -1940 heeft ontwikkeld als vestigingsplaats voor welgestelden vanuit de stad Groningen. Daardoor heeft het bebouwingsbeeld van de Rijksstraatweg zich gevormd tot een staalkaart van hoogwaardige architectuur uit bovengenoemde periode. Daarnaast is er sprake van een hechte relatie tussen ruimtelijke structuur, bebouwingsbeeld en omringend landschap. Het aanwijzingsbesluit en de toelichting behorend bij het aanwijzingsbesluit zijn opgenomen als bijlage 2. In de toelichting op het aanwijzingsbesluit zijn het ontstaan, het huidige ruimtelijke karakter, de te beschermen waarden, de begrenzing en de waardering beschreven.

2.3 Perceelsgebonden functies

In het verordeningsgebied komen zowel woningen, bedrijven, detailhandel en voorzieningen voor. Er is sprake is van een grote diversiteit aan bedrijven en voorzieningen. De sterke verweving van woon- en werkfunctie betreft een historisch gegroeide situatie, waarbinnen overigens sprake is van een zekere dynamiek. De voorzieningen en bedrijvigheid leveren een belangrijke bijdrage aan de levendigheid van het dorp en daarmee aan het leefklimaat.

2.3.1 Wonen

Het grootste deel van de bebouwing in het verordeningsgebied heeft een woonfunctie. Het verordeningsgebied is dan ook vooral een woongebied. Er is sprake van zeer uiteenlopende bouwtypen. In het algemeen komt laagbouw voor, zij het zeer gevarieerd van kleine woningen-in-rij tot grote villa’s met een behoorlijke hoogte. Op een aantal plaatsen is ook sprake van gestapelde woningen. Daarbij gaat het om woongebouwen met een bescheiden aantal bouwlagen. In het verordeningsgebied komen zowel koopwoningen als (met name in de nieuwere gebieden) huurwoningen voor. Ook de meeste boerderijen en andere bedrijfsbebouwing hebben in de loop van de jaren een woonfunctie gekregen.

Ook komen een aantal bijzondere woonvormen voor. Een voorbeeld hiervan is Visio (aan de Rijksstraatweg), waar kinderen met een meervoudige (geestelijk en visueel) handicap niet alleen wonen, maar ook hun onderwijs genieten.

In een aantal gevallen wordt de woonfunctie gecombineerd met een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, detailhandel of een andere functie. Het gaat daarbij in alle gevallen om binnen een woongebied passende functies.

2.3.2 Bedrijvigheid en detailhandel

In het verordeningsgebied komen diverse vormen van bedrijvigheid en detailhandel voor. Dit zijn bijna allemaal bedrijven met een duidelijke relatie met het dorp. Voorbeelden zijn een installatiebedrijf, een fietsenhandel, een schildersbedrijf enzovoorts. Zowel de ambachtelijke bedrijvigheid als de detailhandel zijn gevestigd aan de doorgaande wegen, waar van oorsprong al een menging van functies (wonen, detailhandel, bedrijvigheid) voorkwam.

In de jaren zeventig van de vorige eeuw is in het stationsgebied een tweetal grote kantoorgebouwen gerealiseerd. Hierin zijn kantoorfuncties gevestigd met een bovenlokaal karakter. Één daarvan ligt in het verordeningsgebied. Ook in oude woonhuizen zijn in de loop der tijd kantoren, maar ook andere vormen van bedrijvigheid, gevestigd. Het gaat dan met name om wat grotere panden; vooral aan de Rijksstraatweg is hiervan sprake. Op bescheiden schaal is ook de horeca in het verordeningsgebied vertegenwoordigd.

2.3.3 Voorzieningen

Het verordeningsgebied herbergt een vrij groot aantal maatschappelijke en andere voorzieningen. Van belang is in ieder geval de aanwezigheid van een tweetal basisscholen, een aantal peuterspeelzalen en de muziekschool. Ook medische en paramedische voorzieningen zijn aanwezig; er zijn verschillende huisartsen, tandartsen en dergelijke in het verordeningsgebied aanwezig.

Ook zijn er twee kerkgebouwen alsmede een begraafplaats in het verordeningsgebied. Deze begraafplaats, De Eshof, is aangewezen als rijksmonument. Een andere belangrijke (dagrecreatieve) voorziening wordt gevormd door het Boeremapark, dat is aangelegd naar aanleiding van het inrichtingsplan uit 1935. De aanleg van dit park is uitgevoerd in het kader van de werkverschaffing en betrof een zogenaamd DUW-project (Dienst Uitvoerende Werken). Het Boeremapark is aangewezen als gemeentelijk monument.

Andere belangrijke voorzieningen in het verordeningsgebied zijn de sporthal en de judoschool.

2.4 Functies openbare ruimte

2.4.1 Verkeer en parkeren

Het verordeningsgebied wordt begrensd door een aantal voor het dorp Haren zeer belangrijke verkeersverbindingen. In de eerste plaats is de Rijksstraatweg van belang, van oudsher de verbindingsweg naar Groningen. De positie van de Rijksstraatweg is met de aanleg van de snelweg (A28) ten westen van het dorp veranderd: van een belangrijke stroomfunctie heeft deze weg meer het karakter van een gebiedsontsluitingsweg gekregen en in een deel van de kern Haren zelfs van een erftoegangsweg. De Dr. Ebelsweg, gelegen aan de zuidkant van het verordeningsgebied, is een provinciale weg. Deze weg heeft eveneens een belangrijke gebiedsontsluitingsfunctie.

Daarnaast is het spoor een belangrijke verkeersader voor treinverkeer. De spoorlijn, die de oostgrens van het verordeningsgebied vormt, werd in 1870 aangelegd. Het maakt deel uit van het baanvak Groningen-Meppel. Bij de aanleg is een station in Haren geopend, wat in 1936 werd gesloten. In 1968 vond de heropening van het station plaats. Van het station wordt voornamelijk door forenzen gebruik gemaakt.

De overige straten in het verordeningsgebied hebben het karakter van woonstraten met een belangrijke verblijfsfunctie en zijn bij de wegencategorisering aangemerkt als erftoegangsweg.

In het verordeningsgebied komen op verschillende plaatsen parkeervoorzieningen voor. Deze variëren van parkeerplaatsen langs een weg, parkeerplaatsen al dan niet met garageboxen op verscholen binnenterreinen, parkeerterreinen bij winkels en bij het station. In het algemeen wordt er veel van deze voorzieningen gebruik gemaakt.

2.4.2 Groen

Veel van de straten zijn worden begeleidt door laanbeplanting. Deze straten zijn aangelegd volgens de 'Harense karakteristiek'. In het algemeen ligt daarbij de weg in het midden en wordt deze aan weerszijden geflankeerd door een bomenrij. Naast de bomenrijen ligt vervolgens een voetpad, welke weer word begrensd door diepe voortuinen. Op de erfscheiding staat daarbij vaak een hoge beukenhaag, welke deel uitmaakt van de lanenstructuur (zie figuur 2). Binnen het verordeningsgebied komen overigens veel variaties op deze karakteristiek voor.

afbeelding "i_NL.IMRO.0017.BVHM14BEHE-VA01_0002.png"

figuur 2 De Harense lanenstructuur

Door het hele verordeningsgebied liggen houtwallen. Deze hebben zowel een cultuurhistorische als een ecologische waarde. De cultuurhistorische waarde komt door het feit dat de houtwallen zijn ontstaan in de periode vanaf 700 na Christus. Toen gingen de bewoners van de Hondsrug over op de landbouw en ontstond het esdorpenlandschap. De hoger gelegen, vruchtbare gronden, de essen, werden als bouwland gebruikt en ter bescherming tegen wild omzoomd door deze houtwallen.

De ecologische waarde ontlenen de houtwallen aan het feit dat in en rond de houtwallen altijd

veel vogels te vinden zijn. Deze bouwen er hun nest en/of foerageren er. Bij de verdichting van het gebied is een deel van deze houtwallen blijven bestaan, zowel als scheiding tussen privégebied en openbaar gebied, als op en tussen erven zijn ze nog duidelijk herkenbaar. Voor het vellen en rooien van boombeplanting in de houtwallen is een omgevingsvergunning nodig.

In het uiterste noorden van het verordeningsgebied, ten westen van de Rijksstraatweg ligt een smalle groenstrook met belangrijke natuurwaarden. Tussen het gras zijn hier namelijk nog wilde orchideeën te vinden. De betreffende groenstrook is in beheer bij de gemeente en deze doet er alles aan om de orchideeën in stand te houden.

2.4.3 Water

Het oppervlaktewater in het verordeningsgebied bestaat uit vijverpartijen (waarvan de grootste in het Boeremapark) en een aantal sloten. Deze hebben naast een recreatieve en beperkt ecologische functie óók een functie in het kader van de waterafvoer en berging.

Hoofdstuk 3 Beleid en omgevingsaspecten

3.1 Beleid

Op verschillende niveaus gelden beleidsnota's die betrekking hebben op het verordeningsgebied. Op rijksniveau zijn dit onder andere de 'Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur' en het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening'. Deze geven geen uitgangspunten voor het verordeningsgebied.

Op provinciaal niveau zijn dat de 'Provinciaal Omgevingsplan Groningen 2009-2013' en de 'Omgevingsverordening Provincie Groningen'. De volgende aspecten uit de verordening zijn voor deze beheersverordening van belang:

  • in milieubeschermingsgebieden, waarin het verordeningsgebied ligt, mogen geen nieuwe bouw- of gebruiksmogelijkheden mogelijk worden gemaakt die schade kunnen veroorzaken aan het gebied. Bij deze beheersverordening gaat het om het vastleggen van de bestaande situatie. Dergelijke mogelijkheden worden dan ook niet mogelijk gemaakt;
  • binnen de invloedsgebied van een transportroute van gevaarlijke stoffen moet het groepsrisico worden verantwoord en moet worden aangegeven hoe rekening is gehouden met het advies van de regionale brandweer. In paragraaf 3.2.3 is hieraan invulling gegeven.

Op gemeentelijk niveau gaat het onder andere om de Woonplan Haren, het Plan van aanpak Duurzaam Veilig gemeente Haren, de Notitie Shared Space, de Beleidsnotitie over de carports bij woningen, de Beleidsnotitie met betrekking tot het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten in panden met een woondoeleinden-bestemming, de beleidsnotitie Wet maatschappelijke ondersteuning, de notitie Wonen en zorg, de Nota Toerisme en Recreatie Haren, de Nota Klimaatbeleid 2009 - 2015, het Groenbeheerplan gemeente Haren 2004-2009, het landschapsontwikkelingsplan Haren, het landschapsuitvoeringsplan Haren en de Welstandsnota. Daar waar nodig zijn deze beleidsnota's in de beheersverordening vertaald. De beleidsnota's geven voor het verordeningsgebied geen ontwikkelingen aan die voor de beheersverordening van belang zijn. Net als op rijks- en provinciaal niveau wordt gestreefd naar voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau.

3.2 Milieu- en omgevingsaspecten

Het uitgangspunt is dat - ook in de toekomst - een goede omgevingssituatie voor de aanwezige functies in en rond het verordeningsgebied behouden blijft. In de volgende paragrafen worden de milieu- en omgevingsaspecten behandeld.

3.2.1 Milieuzonering

Normstelling en beleid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening

Met de beheersverordening wordt de bestaande situatie vastgelegd. In het verordeningsgebied komen naast woningen kantoren, winkels, horecagelegenheden, maatschappelijke voorzieningen en lichte bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 voor. Zwaardere bedrijfsactiviteiten komen in het verordeningsgebied niet voor. Het gaat hierbij om lichte bedrijvigheid, die prima mengt met woningen. De woningen ondervinden dan ook geen hinder in het kader van milieuzonering.

Ten aanzien van het aspect milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.

3.2.2 Geluid

Normstelling en beleid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening

De Rijksstraatweg, de Dr. Ebelsweg en de spoorlijn hebben een geluidszone in het kader van de Wet geluidhinder. Binnen deze geluidszone komen bestaande woningen voor. De beheersverordening biedt geen ruimte voor de bouw van nieuwe woningen. Ook zijn er geen mogelijkheden om de woningen dichter naar deze (spoor)wegen toe te bouwen. De geluidssituatie voor de bestaande woningen kan dan ook niet verslechteren.

Ten aanzien van het aspect geluid zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.

3.2.3 Externe veiligheid

Normstelling en beleid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening

In het verordeningsgebied en de directe omgeving daarvan komen geen risicovolle inrichtingen en gasleidingen voor. Het oostelijk deel van het verordeningsgebied bestaat uit de spoorlijn Groningen - Meppel. Volgens het Basisnet Spoor heeft het spoortracé Onnen - station Haren een plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6) van 6 meter. Het spoortracé station Haren - Groningen oost heeft een plaatsgebonden risicocontour van 1 meter. Voor beide tracés is er sprake van een plasbrand aandachtsgebied. Het groepsrisico voor beide tracés is kleiner dan 0,3 maal de oriëntatiewaarde. De beheersverordening is voorgelegd aan het Steunpunt externe veiligheid en de brandweer in het kader van de verantwoording van het groepsrisico. Het advies van het Steunpunt is in bijlage 3 opgenomen en het advies van de brandweer in bijlage 4.

Ten aanzien van het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.

3.2.4 Luchtkwaliteit

Normstelling en beleid

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
  • projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.

Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening

In het verordeningsgebied worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die nader luchtkwaliteitsonderzoek vereisen.

Ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.

3.2.5 Bodem

Normstelling en beleid

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.

Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening

Met betrekking tot de bodem kan gemeld worden dat in het verordeningsgebied geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden toegestaan waarvoor op voorhand bodemonderzoek noodzakelijk is.

Ten aanzien van het aspect bodem zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.

3.2.6 Water

Normstelling en beleid

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets wordt gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het verordeningsgebied valt in het werkgebied van het waterschap Hunze en Aa's.

Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening

In het noordoosten van het beheersverordening ligt het waterwingebied van het pompstation Haren, met daaromheen het grondwaterbeschermingsgebied ter bescherming van de drinkwaterwinning. Rondom het grondwaterbeschermingsgebied is een gebied aangewezen waar een verbod geldt op fysische bodemaantasting. Op grond van de Provinciale Milieuverordening (PMV) geldt in deze gebieden - om vervuiling van het bodemwater zoveel mogelijk te voorkomen - een aantal regels ten aanzien van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. In de beheersverordening is het waterwingebied voorzien van den besluitvlak. Hieraan is een omgevingsvergunningplicht gekoppeld voor diverse werken en werkzaamheden.

De beheersverordening heeft verder geen gevolgen voor de waterhuishouding. Het gaat om het vastleggen van de bestaande situatie. Verder raakt het plan geen gronden die voor het waterschap van belang zijn.

Ten aanzien van het aspect water zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.

3.2.7 Archeologie

Normstelling en beleid

Voor de bescherming van archeologische en cultuurhistorische waarden is de Monumentenwet van toepassing. De kern van de Monumentenwet is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Op welke plaatsen archeologisch onderzoek aan de orde is, wordt op grond van gemeentelijk of provinciaal beleid bepaald.

Voor archeologische terreinen, rijksmonumenten en beschermde dorps- en stadsgezichten die wettelijk zijn beschermd op grond van de Monumentenwet hoeft voor de beheersverordening aanvullende regeling te worden getroffen.

Gemeente Haren heeft haar archeologiebeleid vastgelegd in de Nota Archeologiebeleid Haren. Voor het grondgebied van Haren wordt de archeologische verwachtingswaarde gegeven. Gekoppeld aan de verwachtingswaarde wordt aangegeven in welke gevallen er archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden.

Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening

Volgens het gemeentelijke archeologiebeleid heeft het verordeningsgebied grotendeels een lage verwachtingswaarde. Delen van het verordeningsgebied hebben een hoge verwachtingswaarde. In die gebieden moet archeologisch onderzoek worden uitgevoerd bij ingrepen vanaf 200 m2. Daarnaast komen er boerderijplaatsen, steenhuizen, borgen en landhuizen voor. Hier moet bij ingrepen vanaf 50 m2 onderzoek worden uitgevoerd. De gebieden met een hoge verwachtingswaarde en de boerderijplaatsen, steenhuizen, borgen en landhuizen zijn in de beheersverordening voorzien van een besluitvlak. Hierbinnen geldt een omgevingsvergunningplicht voor bouwwerken en diverse werken en werkzaamheden die groter zijn dan de genoemde oppervlaktes.

Ten aanzien van het aspect archeologie zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.

3.2.8 Cultuurhistorie

Normstelling en beleid

Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening moet in ruimtelijke plannen aandacht worden besteedt aan cultuurhistorie. Cultuurhistorisch waardevolle elementen moeten in de beheersverordening worden beschermd.

Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening

Een deel van het verordeningsgebied is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Dit gebied is voorzien van een besluitvlak, waarbinnen een omgevingsvergunningplicht geldt voor het slopen van gebouwen, het aanleggen van verhardingen over een oppervlakte van meer dan 100 m2 en het aanplanten en/of verwijderen van beplanting.

Verder komen in het verordeningsgebied diverse rijksmonumenten voor. Daarnaast is ook de begraafplaats De Eshof en de daarop gelegen bebouwing aangewezen als rijksmonument. Deze monumenten zijn beschermd op basis van de Monumentenwet. Naast rijksmonumenten liggen in het verordeningsgebied een aantal gemeentelijke monumenten. Bescherming van de gemeentelijke monumenten vindt plaats op grond van de Gemeentelijke Monumentenverordening.

Ten aanzien van het aspect cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.

3.2.9 Ecologie

Normstelling en beleid

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Als ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Ten aanzien van ontwikkelingen binnen de EHS geldt het 'nee, tenzij-principe'.

Soortenbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening

Gebiedsbescherming

Het verordeningsgebied ligt niet binnen of nabij een Natura 2000-gebied. Het gebied dat het dichtste bij het verordeningsgebied ligt is het 'Zuidlaardermeergebied'. Dit gebied ligt op een afstand van circa 1.000 meter vanaf het verordeningsgebied. Verder ligging in de omgeving van het verordeningsgebied geen gebieden die deel uit maken van de EHS. Gezien het overwegend conserverende karakter van de beheersverordening en de afstand ten opzichte van beschermde natuurgebieden worden geen significante effecten verwacht op deze gebieden. De Natuurbeschermingswet legt geen beperkingen op voor deze beheersverordening.

Ten aanzien van het aspect gebiedsbescherming zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.

Soortenbescherming

Gelet op het feit dat de beheersverordening de bestaande situatie vast legt, hoeft in het kader van de beheersverordening geen nader onderzoek te worden gedaan. Als er wordt gebouwd of als er een andere activiteit plaats gaat vinden, moet er dan wel rekening worden gehouden met de aanwezige beschermde soorten. Voor deze beheersverordening heeft de Flora- en faunawet geen gevolgen.

Ten aanzien van het aspect soortenbescherming zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.

Hoofdstuk 4 Juridische toelichting

In dit hoofdstuk vind een toelichting op de juridische regeling en de procedure van deze beheersverordening plaats.

4.1 Juridische regeling

In de beheersverordening is de bestaande situatie vastgelegd door middel van een besluitgebied. Onder de feitelijke bestaande situatie wordt het bestaande gebruik en de bestaande bouwwerken verstaan, dit is:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van de beheersverordening;
  • bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een (al verleende) omgevingsvergunning voor het bouwen.

In deze beheersverordening zijn de bestaande functies en bebouwing geregeld, door middel van gebruik- en bouwregels. Deze regelen de functies die beschreven zijn in hoofdstuk 2 en het gebruik en de bebouwing die zijn vastgelegd op dat wat is opgenomen in de bijlagen. De regeling voor bouw- en gebruiksmogelijkheden is aangevuld met regelingen uit de bestemmingsplannen zoals die tot vaststelling van deze verordening gelden.

4.1.1 Gebruiksregels

De gebruiksregels beschrijven het toegestane gebruik van bebouwing en openbare ruimte. Wat betreft de bestaande functies wordt onder aanvullend gebruik soortgelijke functies verstaan. Dit houdt in dat naast bijvoorbeeld een bestaande bloemenwinkel ook een andere soort detailhandel is toegestaan, zoals een boekhandel of een bakkerswinkel. Algemeen worden daarmee de bestaande functies mogelijk gemaakt op de plaats waar deze nu aanwezig zijn. In het geval van een specifieke functie is een besluitsubvlak opgenomen. Dit betekent dat deze specifieke functie alleen op die locatie gehandhaafd mag worden. Maar ook als de specifieke functie hier nog niet is gevestigd kan dat alsnog op de aangegeven locaties. Hier gaat het dus om een verbreding van het bestaande gebruik, overeenkomstig de geldende bestemmingsplannen. Het bestaande aantal woningen mag niet worden uitgebreid.

Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

Conform de notitie 'Aanvaardbaarheid uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten in en of bij woningen' mogen ruimten binnen de woning, alsmede de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen worden gebruikt voor de aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, met inachtneming van een aantal bepalingen. Zo mag de bedrijfsoppervlakte maximaal 33% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de gebouwen op het bouwperceel zijn. Detailhandel is niet toegestaan, tenzij het gaat om productiegebonden detailhandel.

Niet woonfuncties

Naast woningen zijn er diverse andere functies aanwezig. Het gaat om bedrijven, detailhandelsbedrijven, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, horecabedrijven en sociaal-medische voorzieningen met daarboven woningen.

Afwijkingsregels

Bij de gebruiksregels zijn afwijkingsregels opgenomen. Deze geven bijvoorbeeld de mogelijkheid om na afwijking een ander gebruik toe te staan op een plaats waar dit in de bestaande situatie niet aanwezig is. Aan het afwijken van de regels zijn voorwaarden verbonden, deze zijn opgenomen in de regels.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden

Tot slot is bij de gebruiksregels een regeling opgenomen voor een omgevingsvergunning voor het vellen en rooien van boombeplanting. Er is dus eerst een toetsmoment voordat de activiteit kan worden toegestaan. Het normale onderhoud is uitgesloten van de vergunningplicht.

4.1.2 Bouwregels

Vergroting van bestaande bouwwerken en nieuwe bouwwerken is in beperkte mate toegestaan. Daaraan zijn voorwaarden gekoppeld, die ook opgenomen zijn in de bouwregels. Het gaat daarbij om voorwaarden over de afmeting van de gebouwen, maar ook over de plaats. De regeling die opgenomen is, is gericht op het handhaven van de bestaande situatie, maar ook op het mogelijk maken van perceelsgebonden ontwikkelingen. De bestemmingsplannen die tot voor vaststelling van deze verordening gelden, zijn hiervoor de basis. Daarnaast is aangesloten bij de inmiddels in de gemeente standaard gehanteerde erfbebouwingsregeling. De bouwregels van deze beheersverordening geven in eerste instantie aan dat bestaande bouwwerken toegestaan zijn. De feitelijk bestaande situatie is daarbij het uitgangspunt.

Woonhuizen

Woonhuizen kunnen uitbreiden tot maximaal 150 m2. Hiervoor gelden diverse voorwaarden die in de regels zijn genoemd. Sommige percelen hebben op grond van het geldende bestemmingsplan een bouwrecht voor een woning die groter is dan 150 m2. Dit bouwrecht is in de beheersverordening overgenomen door deze percelen een bouwvlak toe te kennen overeenkomstig het geldende recht. De oppervlakte van dit bouwvlak mag worden bebouwd.

Woongebouwen

Voor woongebouwen geldt de bestaande omvang als uitgangspunt. Woongebouwen mogen maximaal 10 meter hoog worden.

Bedrijfswoningen

Bij diverse vormen van bedrijvigheid komen bedrijfswoningen voor. Deze bedrijfswoningen zijn per type functie waarbij ze horen voorzien van een specifiek besluitsubvlak. Per besluitsubvlak is de maatvoering voor deze bedrijfswoningen in de regels opgenomen.

Niet woonfuncties

Niet woonfuncties zijn voorzien van een besluitsubvlak bouwvlak. Per besluitsubvlak is de maatvoering op de verbeelding weergegeven. Voor spoorweggebouwen en kassen zijn aparte besluitsubvlakken opgenomen. De maatvoering van deze gebouwen is in de regels opgenomen. Tenslotte is ook voor bebouwing bij begraafplaatsen specifiek maatvoering in de regels opgenomen.

Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Bij de woningen mogen zowel aanbouwen, uitbouwen als bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd. Voor de oppervlakte, hoogten en wijze van plaatsing zijn in de regels diverse voorwaarden opgenomen.

Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Onder bouwwerken, geen gebouw zijnde vallen onder meer erfafscheidingen, palen en masten. In de regels zijn voorwaarden opgenomen over de toegestane hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde.

4.2 Procedure beheersverordening

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) kent geen voorbereidingsprocedure voor de beheersverordening. Volgens de gemeentelijke inspraakverordening is gelegenheid geboden tot inspraak. De inspraak is niet verplicht, maar de gemeente heeft gekozen om dit voor deze beheersverordening wel te doen. De redenen hiervoor zijn de onbekendheid met het instrument beheersverordening en de ouderdom van de geldende plannen, etc. De inspraak is gehouden volgens de inspraakverordening. Tijdens de inspraakperiode is ook een informatieavond gehouden. Er zijn geen inspraakreacties ingediend.

Daarna wordt de beheersverordening door de gemeenteraad vastgesteld. Hierop is hoofdstuk 3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Tegen het vaststellingsbesluit van een beheersverordening kan geen bezwaar of beroep worden aangetekend.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De veranderingen die de beheersverordening mogelijk maakt zijn perceelsgebonden en kleinschalig van aard. De beheersverordening voorziet niet in ingrijpende veranderingen waarbij particuliere belangen geschaad kunnen worden. De bestaande situatie en mogelijke situatie uit de (voor deze beheersverordening) geldende juridische regelingen worden voortgezet. De maatschappelijke uitvoerbaarheid is hiermee gewaarborgd.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke regeling wordt bepaald door de financiële haalbaarheid van daarin mogelijk gemaakte ontwikkelingen en de grondexploitatie. Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. De vaststelling van een exploitatieplan is bij een beheersverordening niet mogelijk. De beheersverordening regelt immers het bestaande gebruik en maakt geen bouwplannen (Besluit ruimtelijke ordening) mogelijk. Hierdoor is geen sprake van gemeentelijke kosten voor bijvoorbeeld het opstellen van een plan of planschade. Het aantonen van de financiële haalbaarheid hierom is ook niet nodig.

Hoofdstuk 6 Herziening beheersverordening 2014

De beheersverordening Haren - Midden is op 24 juni 2013 vastgesteld. Na vaststelling van de verordening bleek dat twee bouwmogelijkheden op basis van het hiervoor geldende bestemmingsplan Haren - Midden niet waren overgenomen. Het betreft twee woningen die op grond van dat bestemmingsplan nog gebouwd konden worden. Met de inwerkingtreding van de beheersverordening waren deze bouwmogelijkheden verdwenen. Het gaat hier om de bouwmogelijkheid van een woning achter de bestaande woning op het perceel Oosterweg 1 en om de bouwmogelijkheid van een woning achter de bestaande woning op het perceel Stationsweg 9. De bouwvlakken zijn op de verbeelding opgenomen en in de regels is de toevoeging van een hoofdgebouw per perceel mogelijk gemaakt. Deze regels is gekoppeld aan het nieuwe besluitsubvlak 'wonen'.

Met de herziening van de beheersverordening op 26 mei 2014 worden deze bouwmogelijkheden opnieuw mogelijk gemaakt. Voor het overige is de inhoud van de beheersverordening niet gewijzigd.