Type plan: beheersverordening
Naam van het plan: Kom Haren
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0017.BVHC13BEHE-VA02

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1.1 Begrippen
1.1.1 verordening
de beheersverordening Kom Haren met identificatienummer NL.IMRO.0017.BVHC13BEHE-VA02 van de Gemeente Haren;
1.1.2 verordeninggebied
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.1.3 aan-huis-verbonden beroep
een beroep, dat in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten;
1.1.4 aan-/uitbouw
een gedeelte van een hoofdgebouw, aangebouwd aan het hoofdgebouw en dat qua afmetingen en uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.1.5 appartement
het geheel van bij elkaar behorende vertrekken als afzonderlijke woongelegenheid in een groter gebouw;
1.1.6 archeologisch deskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie;
1.1.7 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis van en studie naar de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit historische tijden;
1.1.8 archeologisch onderzoek
onderzoek naar archeologische waarden (bureauonderzoek en/of boren en/of graven en/of begeleiden) verricht door een daartoe bevoegde instantie;
1.1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.1.10 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.1.11 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het gezin van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of van het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;
1.1.12 bestaand
  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van de beheersverordening bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van de beheersverordening bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.1.13 bewoning
de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.1.14 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.1.15 bijgebouw
een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;
1.1.16 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.1.17 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.1.18 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder/kapverdieping;
1.1.19 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.1.20 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.1.21 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.1.22 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.1.23 cultuurhistorische waarden
waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;
1.1.24 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.1.25 dienstverlenend bedrijf/dienstverlenende instelling
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
1.1.26 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of het leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.1.27 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
1.1.28 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbiedt;
1.1.29 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.1.30 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.1.31 horecabedrijf
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.1.32 hoofdgebouw
één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.1.33 kampeermiddel
een tent, tentwagen, kampeerauto of een caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor een mobiel recreatief nachtverblijf, bestemd voor niet permanent gebruik;
1.1.34 kantoor
een dienstverlenend bedrijf, dat is gericht op de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi-)overheidsinstellingen, het bank- en verzekeringswezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
1.1.35 kap
een afdekking onder een hoek van meer dan 5 graden met het horizontale vlak, met dien verstande dat de dakhelling van ondergeschikte delen van het bouwwerk 0 graden mag zijn;
1.1.36 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit
de in de 'Beleidsnotitie met betrekking tot het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten in panden met een woonbestemming' (2001) genoemde bedrijvigheid, die door haar beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.1.37 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen voor de openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.1.38 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.1.39 normaal gebruik
gebruikswerkzaamheden die niet leiden tot verstoring van de ongeroerde bodem of verstoring van het reliëf;
1.1.40 normaal onderhoud
onderhoudswerkzaamheden, als het vervangen van bestrating en dergelijke, die niet leiden tot verstoring van de ongeroerde bodem;
1.1.41 nutsvoorziening
een voorziening ten behoeve van milieuvoorzieningen, de telecommunicatie, de waterhuishouding, natuurbeheer en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval wordt verstaan bergbezinkbassins, centrale voorzieningen voor de afvalinzameling en zendmasten;
1.1.42 nutsgebouw
een gebouw ten behoeve van een nutsvoorziening, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en telefooncellen;
1.1.43 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
1.1.44 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.1.45 overkapping
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste een gehele of gedeeltelijke wand, zoals een carport;
1.1.46 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.1.47 peil
  1. indien op het land wordt gebouwd:
    1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  2. indien in, op of over het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil;
1.1.48 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
1.1.49 prostitutiebedrijf
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische-massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.1.50 risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke een grenswaarde/richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten, als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen;
1.1.51 Staat van Bedrijfsactiviteiten
De Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage onderdeel uitmaakt van deze regels;
1.1.52 vuurwerkbedrijf
inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;
1.1.53 woning
een ruimte of een complex van ruimten, blijkens zijn indeling en inrichting geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden;
1.1.54 woongebouw
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.1.55 zakelijke dienstverlening
het verlenen van diensten op het gebied van administratie, advies, financiën, informatietechnologie, bemiddeling, juridische zaken, (lichaams)verzorging, ontwerptechniek, medische zorg, therapie of daaraan gelijk te stellen terrein.
De volgende bedrijven en/of instellingen worden in ieder geval gezien als dienstverlenende bedrijven en/of instelling: uitzend- en/of detacheringsbedrijven en uitleen- en/of verhuurbedrijven in kleinschalige roerende goederen, zoals video- of bibliotheken.
Seksinrichtingen, uitleen- en/of verhuurbedrijven in grootschalige roerende goederen, zoals transportmiddelen, machines of werktuigen en reparatie- en/of herstelbedrijven, zoals een garagebedrijf, worden in ieder geval niet gezien als een dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling; 
1.1.56 zijdelingse perceelgrens
de grens van een bouwperceel die is gelegen langs het zijerf.
Artikel 1.2 Begrippen
1.2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens
de kortste afstand van enig punt tot de zijdelingse perceelgrens.
1.2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
1.2.3 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
1.2.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
1.2.5 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
1.2.6 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2 Gebiedsregels
Artikel 2.1 Gebruiksregels
2.1.1 Bestaand gebruik
  1. de in het verordeninggebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik, waarbij het hoofdgebruik is aangeduid middels de besluitsubvlakken:
    1. Centrum;
    2. Detailhandel uitgezonderd; 
    3. Groen;
    4. Horeca;
    5. Maatschappelijk;
    6. Maatschappelijk - begraafplaats;
    7. Supermarkt;
    8. Verkeer;
    9. Verkeer - verblijf;
    10. Wonen;
  2. onder bestaand gebruik voor wonen wordt tevens verstaan het gebruik van woningen in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, mits de bedrijfsvloeroppervlakte niet groter is dan 33% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de gebouwen op het bouwperceel, één en ander zoals is aangegeven in de bijlage "Beleidsnotitie met betrekking tot het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten in panden met een woonbestemming (2001)";
  3. het totaal aantal woningen in het verordeningsgebied mag niet worden vergroot.
2.1.2 Aanvullend gebruik
In aanvulling op de regels paragraaf 2.1.1 is het volgende toegestaan:
2.1.2.1 Centrum
Voor de gronden die zijn aangeduid als "Centrum", geldt het volgende aanvullende gebruik:
  1. Op de begane grond is het volgende gebruik tevens toegestaan:
    1. kantoren, dienstverlening, ambachtelijke bedrijven, horeca en woningen, alsmede bijbehorende opslagdoeleinden, parkeervoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de sub b aangegeven doeleinden, waarbij:
      1. de met "detailhandel uitgezonderd" aangeduide gronden niet zijn bestemd voor detailhandel en showrooms;
      2. uitsluitend de met "supermarkt" aangeduide gronden zijn bestemd voor supermarkten;
  2. Op de verdieping(en) is het volgende gebruik tevens toegestaan:
    1. woningen, indien deze in de bijlage 'baglijst' als zodanig zijn aangeven op de 1e, 2e of 3e woonlaag; 
    2. kantoren, indien deze in de bijlage 'baglijst' als zodanig zijn aangeven op de 1e, 2e of 3e woonlaag.
  Specifieke gebruiksregels:
  1. detailhandel en showrooms:
    1. Op de verdiepingen is geen verkoopvloeroppervlakte toegestaan;
    2. Binnen de met "supermarkt" aangeduide bouwvlakken kan verkoopvloeroppervlakte uitsluitend gerealiseerd worden als de benodigde bijbehorende parkeerplaatsen worden aangelegd, waarbij een streefnorm wordt gehanteerd van 4 parkeerplaatsen op 100 m2 bruto verkoopvloeroppervlakte. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van het aantal parkeerplaatsen;
    3. Showrooms zijn niet toegestaan als sprake is van handel in volumineuze goederen, waarvan de verkoop en uitstalling op een dusdanige schaal geschieden dat sprake is van storende dominantie in kleinschalige winkelgebieden met functionele diversiteit (zoals bijvoorbeeld grootschalige detailhandel in auto's, caravans, boten, bouwwerktuigen en -machines);
  2. kantoren, dienstverlening, ambachtelijke bedrijven en horeca:
    1. Zelfstandige kantoren zijn uitsluitend toegestaan voorzover het publiekgerichte dienstverlening betreft en sprake is van een lokaal/regionale functie;
    2. Kantoorfuncties als onderdeel van de op hetzelfde perceel gevestigde functie zijn zowel op de begane grond als op de in de bijlage 'baglijst' met "wonen" aangeduide verdieping(en) toegestaan, met dien verstande dat de woonfunctie als overwegende functie van de verdieping(en) niet mag worden aangetast en zich naar de straatzijde toe ook als zodanig moet (blijven) manifesteren;
    3. Ambachtelijke bedrijven zijn uitsluitend toegestaan voorzover het bedrijven betreft, waar detailhandel in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen plaatsvindt;
    4. Ambachtelijke bedrijven mogen uitsluitend activiteiten betreffen die tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage) behoren of daarmee, naar aard en invloed op de omgeving, vergelijkbaar zijn. Bij de milieuvergunningverlening wordt hiermee rekening gehouden;
    5. Horeca is uitsluitend toegestaan als sprake is van een duidelijke ondersteuning van de centrumfunctie in de vorm van (dag)horeca en restaurants;
  3. Parkeren
    1. Parkeren binnen de bestemming is op de begane grond uitsluitend toegestaan aan de achterzijde van de aanwezige hoofdgebouwen -en bij supermarkten ook daarnaast-, voorzover bereikbaar vanaf de openbare weg. Tevens is verdiept parkeren toegestaan onder de gebouwen;
2.1.2.2 Groen
Voor de gronden die zijn aangeduid als "Groen", geldt het volgende aanvullende gebruik:
  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) beplanting te verwijderen;
  2. Het verbod als bedoeld in regels paragraaf 2.1.2.2 sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    1. het normale onderhoud en het normale gebruik betreffen;
    2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
    3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
2.1.2.3 Horeca
Binnen de functie "horeca", zoals opgenomen in de bijlage 'baglijst', zijn de volgende functies toegestaan:
  1. horecavoorzieningen als hotels, café's en restaurants;
2.1.2.4 Maatschappelijk
Binnen de functie "maatschappelijk", zoals opgenomen in de bijlage 'baglijst' zijn de volgende functies toegestaan:
  1. religieuze, sociaal-culturele, sociaal-medische, sociaal-educatieve, onderwijs-, welzijns- en overheidsvoorzieningen;
  2. op de begane grond is tevens detailhandel toegestaan als onderdeel en afgeleide van de in lid 1 genoemde doeleinden;
2.1.2.5 Wonen
De vestiging van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zal, naast de kwantitatieve bepalingen, tevens moeten voldoen aan de volgende kwalitatieve criteria:
  1. de bedrijfsmatige activiteiten mogen niet milieuvergunningplichtig, gedeeltelijk milieuvergunningplichtig of meldingsplichting op basis van de Wet Milieubeheer zijn;
  2. het gebruik moet een kleinschalig karakter hebben en behouden;
  3. het gebruik moet zowel naar de aard als wat betreft visuele aspecten met het woonkarakter van het betreffende gebouw in overeenstemming zijn;
  4. de bedrijfsmatige activiteiten mogen alleen worden uitgeoefend door de gebruiker van de woning;
  5. de bedrijfsmatige activiteit moet te allen tijde qua aard en omvang ondergeschikt blijven aan de woonfunctie op het betreffende perceel;
  6. de woonfunctie mag niet negatief worden beïnvloed door de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten;
  7. de bedrijfsmatige activiteiten mogen geen detailhandelsactiviteiten met zich meebrengen, behalve indien de detailhandelsactiviteit ondergeschikt is aan en rechtstreeks voortvloeit uit de aan huis verbonden bedrijfsmatige activiteit;
  8. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken (geen onevenredige verkeersaantrekkende of publieksaantrekende werking hebben);
  9. het gebruik mag geen onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld tot gevolg hebben.
2.1.3 Openbare ruimte
  1. in aanvulling op het gestelde in regels paragraaf 2.1.1 is het toegestaan om het openbaar toegankelijk gebied te gebruiken voor (rij)wegen, fiets- en wandelpaden, mogelijkheden voor ontmoeting, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, fietsenstallingen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, waterlopen, waterberging, waterinfiltratievoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, reclame-uitingen en kunstobjecten;
  2. in afwijking van het gestelde in regels paragraaf 2.1.3 sub a mag het openbaar toegankelijk gebied niet zodanig mag worden gewijzigd dat er sprake is van een reconstructie van wegen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
2.1.4 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de beheersverordening, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  2. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor inrichtingen als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh) en/of risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  3. het gebruik van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond bodemspecie en puin en voor het storten van vuil;
  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  5. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Wonen
  1. het gebruik van gebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien de bedrijfsvloeroppervlakte groter is dan 33% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de gebouwen op het bouwperceel en indien niet wordt voldaan aan de criteria genoemd in regels paragraaf 2.1.2.5
  2. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
Artikel 2.2 Bouwregels
2.2.1 Bestaande bouwwerken
De in het verordeninggebied aanwezige bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie, met dien verstande dat het aantal woningen in het verordeningsgebied niet mag toenemen.
2.2.2 Aanvullende bouwregels
  1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag:
    1. bij woningen niet meer dan 2 m bedragen;
    2. bij overige functies niet meer dan 5 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2 m en met uitzondering van reclamemasten, waarvan de hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
 
Artikel 2.3 Specifieke regels
2.3.1 Archeologie - 2
 
2.3.1.1 Algemeen
De gronden ter plaatse van het besluitsubvlak 'Archeologie - 2' zijn bedoeld voor het behoud van archeologische waarden.
2.3.1.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 0,40 meter onder maaiveld (-Mv) wordt geroerd, met uitzondering van:
  1. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 100 m² wordt uitgebreid;
  2. bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 100 m².
2.3.1.3 Afwijkingsregels bouw
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in regels paragraaf 2.3.1.2, mits:
  1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
  3. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    3. een verplichting de bouw van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
2.3.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
2.3.1.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ontgronden, afgraven, egaliseren van gronden over een oppervlakte groter dan 100 m², waarbij in acht wordt genomen de oppervlakte welke reeds eerder door voornoemde werken is bewerkt;
  2. het woelen, mengen, diepploegen of ontginnen van gronden of een naar de aard daarmee gelijk te stellen grondbewerking over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,40 meter;
  3. het graven of dempen van watergangen;
  4. het aanbrengen van systematische drainage in agrarische percelen dieper dan 0,40 meter; 
  5. het graven van sleuven breder dan 0,50 meter en dieper dan 1,00 meter ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen, drainage en funderingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en/of apparatuur;
  6. het permanent verlagen van het waterpeil.
2.3.1.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in regels paragraaf 2.3.1.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud en het normale gebruik betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  4. aanvaardbaar zijn op basis van een eerder onderzoek waaruit is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
2.3.1.4.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in regels paragraaf 2.3.1.4.1 wordt slechts verleend indien:
  1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
  3. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    3. een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden voorwaarden te verbinden wordt een professioneel archeoloog om advies gevraagd.
2.3.2 Archeologie - 3
 
2.3.2.1 Algemeen
De gronden ter plaatse van het besluitsubvlak 'Archeologie - 3' zijn bedoeld voor het behoud van archeologische (verwachtings)waarden.
2.3.2.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 0,40 meter onder maaiveld (-Mv) wordt geroerd, met uitzondering van:
  1. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 200 m² wordt uitgebreid;
  2. bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 200 m².
2.3.2.3 Afwijkingsregels bouw
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in regels paragraaf 2.3.2.1, mits:
  1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
  3. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    3. een verplichting de bouw van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
2.3.2.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
2.3.2.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden over een oppervlakte groter dan 200 m², waarbij in acht wordt genomen de oppervlakte welke reeds eerder door voornoemde werken is bewerkt;
  2. het woelen, mengen, diepploegen of ontginnen van gronden of een naar de aard daarmee gelijk te stellen grondbewerking over een oppervlakte groter dan 200 m² en dieper dan 0,40 meter;
  3. het graven of dempen van watergangen;
  4. het graven van sleuven breder dan 0,50 meter en dieper dan 1,00 meter ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen, drainage en funderingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en/of apparatuur;
  5. het permanent verlagen van het waterpeil.
2.3.2.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in regels paragraaf 2.3.2.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud en het normale gebruik betreffen, waaronder in ieder geval wordt verstaan drainage en het uitbaggeren van sloten;
  2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  4. aanvaardbaar zijn op basis van een eerder onderzoek waaruit is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
2.3.2.4.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in regels paragraaf 2.3.2.4.1 wordt slechts verleend indien:
  1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
  3. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    3. een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden voorwaarden te verbinden wordt een professioneel archeoloog om advies gevraagd.
2.3.3 Archeologie - 4
2.3.3.1 Algemeen
De gronden ter plaatse van het besluitsubvlak 'Archeologie - 3' zijn bedoeld voor het behoud van archeologische (verwachtings)waarden.
2.3.3.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 0,40 meter onder maaiveld (-Mv) wordt geroerd, met uitzondering van:
  1. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 200 m² wordt uitgebreid;
  2. bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 200 m².
2.3.3.3 Afwijkingsregels bouw
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in regels paragraaf 2.3.3.2, mits:
  1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
  3. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    3. een verplichting de bouw van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
2.3.3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
2.3.3.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden over een oppervlakte groter dan 200 m², waarbij in acht wordt genomen de oppervlakte welke reeds eerder door voornoemde werken is bewerkt;
  2. het woelen, mengen, diepploegen of ontginnen van gronden of een naar de aard daarmee gelijk te stellen grondbewerking over een oppervlakte groter dan 200 m² en dieper dan 0,40 meter;
  3. het graven of dempen van watergangen;
  4. het graven van sleuven breder dan 0,50 meter en dieper dan 1,00 meter ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen, drainage en funderingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en/of apparatuur;
  5. het permanent verlagen van het waterpeil.
2.3.3.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in regels paragraaf 2.3.2.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud en het normale gebruik betreffen, waaronder in ieder geval wordt verstaan drainage en het uitbaggeren van sloten;
  2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  4. aanvaardbaar zijn op basis van een eerder onderzoek waaruit is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
2.3.3.4.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in regels paragraaf 2.3.3.4.1 wordt slechts verleend indien:
  1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
  3. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    3. een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden voorwaarden te verbinden wordt een professioneel archeoloog om advies gevraagd.
2.3.4 Beschermd dorpsgezicht
 
2.3.4.1 Algemeen
De gronden ter plaatse van het besluitsubvlak 'Beschermd dorpsgezicht' zijn bedoeld voor het behoud, het herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en haar bebouwing zoals aangegeven in de als bijlage bij de toelichting opgenomen 'Toelichting bij het besluit tot aanwijzing van het beschermd dorpsgezicht Rijksstraatweg gemeente Haren (Groningen) ex artikel 35 Monumentenwet 1988'.
2.3.4.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
2.3.4.2.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  1. het slopen van gebouwen;
  2. het aanleggen en/of verharden van wegen en/of paden in de openbare ruimte;
  3. het wijzigen van weg- of straatprofielen en/of oppervlakteverhardingen in de openbare ruimte;
  4. het aanplanten en/of verwijderen van opgaande beplanting;
  5. het geheel en/of gedeeltelijk verwijderen van houtwallen;
  6. het ontgronden, het afgraven, egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  7. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.
2.3.4.2.2 Uitzonderingen
  1. Het verbod als bedoeld in regels paragraaf 2.3.4.2.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    1. het normale onderhoud betreffen;
    2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  2. Het verbod als bedoeld in regels paragraaf 2.3.4.2.1 sub a is niet van toepassing op panden waarvoor reeds ingevolge de Monumentenwet of de gemeentelijke Monumentenverordening, een sloopvergunning is vereist.
2.3.4.2.3 Voorwaarden
  1. Een omgevingsvergunning als bedoeld in regels paragraaf 2.3.4.2.1 wordt slechts verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de 'Toelichting bij het besluit tot aanwijzing van het beschermd dorpsgezicht Rijksstraatweg gemeente Haren (Groningen) ex artikel 35 Monumentenwet 1988' weergegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en haar bebouwing; 
  2. Het bevoegd gezag kan, ten behoeve van de instandhouding van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen, de kleurstelling en het materiaalgebruik van de bebouwing.
2.3.5 Molenbiotoop
2.3.5.1 Algemeen
De gronden ter plaatse van het besluitsubvlak 'Molenbiotoop' zijn bedoeld voor de bescherming van:
  1. de functie als werktuig van de in dit gebied voorkomende windmolen, onder andere gelet op de windvang;
  2. de waarde van deze molen als landschapsbepalend element.
2.3.5.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 9 meter, met uitzondering van bestaande hogere bouwwerken.
2.3.5.3 Afwijkingregels bouw
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in regels paragraaf 2.3.5.2 en toestaan dat bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van meer dan 9 meter, mits:
  1. vooraf advies wordt ingewonnen bij een ter zake deskundige;
  2. het zicht op de molen als landschapsbepalend element niet onevenredig wordt aangetast.
2.3.5.4 Strijdig gebruik
Het is verboden op deze gronden bovengrondse constructies, installaties of apparatuur en/of beplanting in de vorm van bomen, heesters of andere opgaande begroeiing aanwezig te hebben met een hoogte van meer dan 9 meter, met uitzondering van bestaande hogere constructies, installaties of apparatuur en/of beplanting.
2.3.5.5 Afwijkingsregels gebruik
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in regels paragraaf 2.3.5.4 en toestaan dat constructies, installaties of apparatuur en/of beplanting met een hoogte van meer dan 9 meter worden gerealiseerd, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij een ter zake deskundige.
3 Algemene regels
3.1 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
3.2 Algemene afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
  1. de bij recht in de regels gegeven aantallen, maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die aantallen, maten, afmetingen en percentages;
  2. de regels in die zin dat een hoofdgebouw of aan-/uitbouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    1. de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gebouwde gedeelte niet meer dan 10% van de totale oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt;
    2. deze afwijking in het belang is vanuit welstandsoogpunt of een ruimtelijk of technisch verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  3. de regels in die zin dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van (de bediening van) kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje ten hoogste 50 m³ zal bedragen;
  4. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van reclamemasten ten hoogste 6,00 meter mag bedragen;
  5. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 meter;
  6. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits:
    1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
    2. de vergroting leidt tot een hoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
  7. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het besluitsubvlak 'bouwvlak' in die zin dat de grenzen van het besluitsubvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
      mits de bouwgrens met niet meer dan 1,50 meter wordt overschreden.
  8. de gebruiksregels in die zin een deel van het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk bij een woning als afhankelijke woonruimte ten behoeve van inwoning mag worden gebruikt, met dien verstande dat:
    1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
    2. op het perceel al een woning aanwezig is;
    3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
    4. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
    5. bij beëindiging van de mantelzorg het gebruik als tijdelijke woonruimte wordt beëindigd.
4 Overgangs- en slotregels
4.1 Overgangsrecht
4.1.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van dat plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van regels paragraaf 4.1.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. regels paragraaf 4.1.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
4.1.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in regels paragraaf 4.1.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. Indien het gebruik, bedoeld in regels paragraaf 4.1.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te doen hervatten;
  4. regels paragraaf 4.1.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
4.2 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van de beheersverordening 'Kom Haren'.