direct naar inhoud van Artikel 1 Detailhandel
Plan: Opende - Vestiging supermarkt
Status: Vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0015.WZOP11HERS1-VA01

Artikel 8 Detailhandel


8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. detailhandel, met uitzondering van volumineuze detailhandel;
    • 2. dienstverlenende bedrijven, dienstverlenende instellingen en/of horeca, ter plaatse van de aanduiding ‘gemengd’;
    • 3. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
  • b. gebouwen en aangebouwde overkappingen ten behoeve van het (bedrijfs)wonen, voor zover sprake is van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

met de daarbijbehorende:

  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 8.1. sub a. onder 1. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een gebouw zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ aangegeven hoogte bedragen.
8.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bedrijf zal ten hoogste één bedrijfswoning worden ge­bouwd;
  • c. voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 8.2.1. van overeenkomstige toepassing;
  • d. voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
    • 1. de goothoogte zal ten hoogste 3,50 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de bestaande goothoogte als maximale goothoogte geldt;
    • 2. de bouwhoogte zal ten hoogste 9,00 m bedragen.
8.2.3 Gebouwen en aangebouwde overkappingen ten behoeve van het (bedrijfs)wonen buiten een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en aangebouwde overkappingen ten behoeve van het (bedrijfs)wonen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte zal ten hoogste 3,00 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte zal ten hoogste 6,00 meter bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en aangebouwde overkappingen zal respectievelijk ten hoogste 50 m² en ten hoogste 25 m² bedragen, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het buiten het bouwvlak gelegen gedeelte van een bouwperceel mag worden bebouwd met gebouwen en aangebouwde overkappingen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximale oppervlakte geldt.
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘gemengd’ ten behoeve van een bar-/dancing.
8.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden van het gebied en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
    • 1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
    • 2. de afstand ten opzichte van de zijdelingse perceelgrens ten minste 3,00 m zal bedragen;
    • 3. de geluidbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
  • b. de bestemming ‘Detailhandel’ wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - B1’, mits:
    • 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 1’;
    • 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 20 of artikel 23 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 3. de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op het moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid. Bij het aantal toe te laten woningen wordt mede rekening gehouden met de voor de gemeente vastgestelde nieuwbouwruimte;
    • 4. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
    • 5. voorafgaande aan de ontwikkeling van het wijzigingsgebied een bodemonderzoek is uitgevoerd, waarvan de resultaten in het wijzigingsplan zullen worden opgenomen;
  • c. de bestemming ‘Detailhandel’ wordt gewijzigd in de bestemmingen ‘Wonen - A1’ en/of ‘Wonen - B1’, mits:
    • 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 2’;
    • 2. een goede stedenbouwkundige inpassing wordt gerealiseerd, waarbij wordt aangesloten op de ruimtelijke structuur en de kwaliteiten van de omgeving;
    • 3. wordt aangesloten op het stedenbouwkundig ontwerp zoals indicatief is aangegeven in paragraaf 4.2. in figuur 6 van de toelichting van dit bestemmingsplan;
    • 4. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
    • 5. de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op het moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid. Bij het aantal toe te laten woningen wordt mede rekening gehouden met de voor de gemeente vastgestelde nieuwbouwruimte;
    • 6. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
    • 7. voorafgaande aan de ontwikkeling van het wijzigingsgebied een bodemonderzoek is uitgevoerd, waarvan de resultaten in het wijzi­gingsplan zullen worden opgenomen;
    • 8. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 20 en/of 23 van overeenkomstige toepassing zijn.