direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Parkweg 18 in Opende
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0015.WZBG16HERS1-VA01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het perceel Parkweg 18 te Opende was een agrarisch gevestigd. De bedrijfsvoering van dit bedrijf is onlangs beëindigd. Het voornemen is om de bestaande bebouwing te gaan gebruiken ten behoeve van reguliere bewoning.

De gemeente Grootegast heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan de voorgenomen ontwikkeling. Het beoogde gebruik is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan Buitengebied Grootegast. Wonen is namelijk alleen toegestaan ten behoeve van de bedrijfsvoering.

Het plan kent echter een wijzigingsbevoegdheid die het mogelijk maakt om de bestemming te wijzigen naar een woonbestemming. Het voorliggende wijzigingsplan voorziet in de uitvoering van de wijzigingsprocedure.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Grootegast ten zuiden van Opende en ten westen van Marum. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1. De begrenzing van het plangebied betreft de voormalige agrarische bedrijfskavel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0015.WZBG16HERS1-VA01_0001.png"

Figuur 1 Ligging van het plangebied (bron: Bing Maps)

1.3 Huidige planologische regeling

Het plangebied is geregeld in de bestemmingsplannen Buitengebied Grootegast (vastgesteld op 1 juni 2010) en Buitengebied Grootegast 2010 - Gedeeltelijke herziening 2014 (vastgesteld op 16 februari 2016).

Bestemmingsplan Buitengebied Grootegast

In het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast heeft het plangebied in de huidige situatie de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2 '. De gronden binnen de bestemming zijn bestemd voor een agrarisch bedrijf. Wonen is alleen ten behoeve van de aanwezige bedrijfsvoering toegestaan. Binnen deze bestemming is een burgerwoning niet toegestaan.

Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Besloten gebied'. De voor 'Waarde - Besloten gebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals deze tot uitdrukking komen in de vorm van besloten gebied met houtsingelstructuur, de pingoruïnes en de daarbijbehorende (opstrekkende) verkaveling.

In het bestemmingsplan is in artikel 5 lid 5.8.1 sub c een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt om de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' en de aansluitende gebiedsbestemming(en) en daarbij aanduidingen opnemen, indien het agrarische bedrijf is of wordt beëindigd dan wel geen sprake meer is van reële agrarische bedrijfsvoering. Voorwaarde is dat het agrarische bedrijf is of wordt beëindigd dan wel geen sprake meer is van reële agrarische bedrijfsvoering. Hiervoor gelden de volgende wijzigingscriteria:

  • 1. de woonfunctie mag uitsluitend worden uitgeoefend in de voormalige bedrijfswoningen en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte, waarbij geldt dat in totaal niet meer dan 1 woning aanwezig mag zijn;
  • 2. de landschappelijke kenmerken van het erf mogen niet worden aangetast;

Naast de toetsing van de hiervoor genoemde criteria zijn in artikel 47 lid 2 'afwegingskader wijziging' aanvullende wijzigingscriteria opgenomen. Hieraan dient tevens voldaan te worden. Deze zijn:

  • 3. de mate waarin de waarden, welke het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • 4. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • 5. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • 6. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • 7. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

De gewenste situatie kan juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt via deze wijzigingsbevoegdheid. Hiervoor dient een wijzigingsplanprocedure te worden doorlopen. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de wijzigingscriteria.

Buitengebied Grootegast 2010 - Gedeeltelijke herziening 2014

Tevens is de gedeeltelijke herziening 2014 van toepassing. In de herziening is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6' opgenomen. Archeologisch onderzoek moet uitgevoerd worden bij ingrepen groter dan 5.000 m2.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt de gewenste ontwikkeling nader beschreven en wordt getoetst aan de voorwaarden voor het wijzigen van het bestemmingsplan. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het beleidskader dat relevant is voor de ontwikkeling. In hoofdstuk 4 worden vervolgens de milieu- en omgevingsaspecten beschreven. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planbeschrijving gegeven. In hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling behandeld.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Planbeschrijving

Op het perceel Parkweg 18 te Opende is een voormalig agrarisch bedrijf aanwezig. Hierop staat de voormalige boerderij met daarbij een viertal opstallen. Het perceel wordt verder omringd door middel van houtsingels en zijn de gronden rondom de opstallen ingericht als tuin.

De opstallen worden niet meer bedrijfsmatig gebruikt. De oorspronkelijke bedrijfswoning wordt alleen nog bewoond. Het is de bedoeling dat het perceel een woonbestemming krijgt die recht doet aan het toekomstige gebruik en de bebouwing. De woonfunctie gaat hierbij plaats vinden in de voormalige bedrijfswoning.

Er is dan ook slechts sprake van een functiewijziging. Het perceel blijft naar na de wijziging intact. Er vindt dan ook geen afbreuk van het landschap plaats. De bestaande landschappelijke inpassing blijft gehandhaafd.

2.2 Toetsing aan wijzigingscriteria

Toetsing wijzigingscriteria artikel 5, lid 8, sub 1 onder c

Voor de gewenste planologische situatie kan gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 5 van het bestemmingsplan. Hiermee wordt de bestemming gewijzigd in de bestemming 'Wonen'. Hierna wordt het plan getoetst aan de wijzigingscriteria die hiervoor gelden.

Het agrarische bedrijf is of wordt beëindigd dan wel geen sprake meer is van reële agrarische bedrijfsvoering

Het agrarisch bedrijf is beëindigd. Zodoende wordt aan de voorwaarde voldaan.

De woonfunctie mag uitsluitend worden uitgeoefend in de voormalige bedrijfswoningen en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte, waarbij geldt dat in totaal niet meer dan 1 woning aanwezig mag zijn.

De woonfunctie wordt uitgeoefend in de voormalige bedrijfswoning, waarbij sprake is van één woning. Zodoende wordt aan de voorwaarde voldaan.

De landschappelijke kenmerken van het erf mogen niet worden aangetast

Het perceel blijft na de wijziging intact. Er vindt dan ook geen afbreuk van het landschap plaats. De bestaande landschappelijke inpassing blijft gehandhaafd. Zodoende wordt aan de voorwaarde voldaan.

Toetsing wijzigingscriteria artikel 47 lid 2

Naast de voorgenoemde wijzigingscriteria zijn in artikel 47 lid 2 algemene wijzigingsbepalingen opgenomen. Hierna wordt het plan getoetst aan de wijzigingscriteria die hiervoor gelden.

De mate waarin de waarden, welke het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad

Dit wijzigingsplan voorziet in het wijzigen van een agrarisch bedrijfsfunctie naar een woonfunctie. Feitelijk is sprake van een verbetering van de milieusituatie. Er is namelijk geen sprake meer van een agrarische functie. Met de nieuwe woonfunctie, zijn agrarische activiteiten niet meer mogelijk, waardoor de milieusituatie verbeterd (o.a. ammoniakreductie). Zodoende wordt aan de voorwaarde voldaan.

De mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad
De woning ligt in het buitengebied langs een weg waar voornamelijk woonfuncties voorkomen. Gesteld kan worden dat, gezien de woonfuncties in de omgeving, en de grote afstand tot de dichtstbijzijnde bedrijfsfunctie er sprake is van een aanvaardbaar leef- en verblijfklimaat. De functiewijziging levert geen belemmeringen voor de bestaande (agrarische) bedrijvigheid in de omgeving op. Het dichtstbijzijnde bedrijf ligt op circa 180 meter. Hier is een bedrijf toegestaan uit milieucategorie 2, waarvoor een richtafstand van 30 meter op basis van de VNG-brochure geldt. Er vindt dan ook geen onevenredige afbreuk aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden plaats. Zodoende wordt aan de voorwaarde voldaan.

De mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie

Hierop gaat hoofdstuk 4 en 5 in. In hoofdstuk 4 wordt geconcludeerd dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de externe veiligheid, de waterhuishouding, ecologie en de archeologische waarden. In hoofdstuk 5 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven. Geconcludeerd wordt dat het wijzigingsplan zowel maatschappelijk- als economisch uitvoerbaar is.

De mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond

Het perceel blijft naar de wijziging intact. Er vindt dan ook geen afbreuk van het landschap plaats. De bestaande landschappelijke inpassing blijft gehandhaafd. Zodoende wordt aan de voorwaarde voldaan.

De mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur

Met de functiewijziging wordt geen afbreuk gedaan aan de verkeersveiligheid. De Parkweg en Leidijk worden gekenmerkt als een verkeersluwe weg, met een lage verkeersintensiteit, voor voornamelijk bestemmingsverkeer voor deze wegen. Deze weg heeft voldoende capaciteit voor het verwerken van het bestemmingsverkeer. Daarnaast neemt het aantal verkeersbewegingen af, doordat er geen sprake meer is van verkeer afkomstig van het agrarisch bedrijf. Zodoende wordt aan de voorwaarde voldaan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit wijzigingsplan. Hierbij komt het provinciaal en het gemeentelijk beleid aan bod. Dit beleid is afgestemd op het Rijksbeleid ten aanzien van de ruimtelijke ordening. Gezien het abstractieniveau wordt het in dit kader dan ook niet noodzakelijk geacht apart aandacht te besteden aan het Rijksbeleid.

3.1 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie 2016-2020 en Omgevingsverordening

Op 1 juni 2016 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie 2016-2020 vastgesteld. De Omgevingsvisie bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. Deze is in de plaats van het Provinciaal Omgevingsplan (POP) gekomen. Uit de Omgevingsvisie vloeien richtlijnen en voorschriften voort, die zijn vastgelegd in de provinciale Omgevingsverordening.


In de Omgevingsvisie heeft de provincie al het provinciale beleid dat op een of andere manier raakt aan de fysieke leefomgeving geformuleerd en geordend in vijf samenhangende thema's en elf provinciale 'belangen'. Voor de ontwikkeling van de woning zijn de thema 'ruimte' en 'natuur en landschap' met de daar bijbehorende belangen 'ruimtelijke kwaliteit' en 'beschermen landschap en cultureel erfgoed' van belang.

Ruimtelijke kwaliteit

De provincie streeft naar een zo hoog mogelijke ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit wordt bepaald door de mate waarin binnen een gebied de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde in onderlinge verhouding geoptimaliseerd zijn. In het beleid wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied en buitengebied. Onderhavig plangebied ligt in het buitengebied.

Door verschillende oorzaken verliezen (agrarische) bedrijfsgebouwen in het buitengebied hun oorspronkelijke functie. Nieuwe functies (bijvoorbeeld wonen of bedrijvigheid) in deze gebouwen kunnen bijdragen aan de leefbaarheid en de economie van het platteland, aan het behoud van het cultureel erfgoed en aan de kwaliteit van het landschap. Een toevoeging aan het aantal woningen moet passen in een in regionaal verband opgestelde woonvisie van een gemeente.

In artikel 2.13.2 van de verordening worden regels gegeven gericht op hergebruiken van vrijgekomen gebouwen voor een andere functie in het buitengebied. Voorwaarde voor de woonfunctie is dat deze slechts is toegestaan in het hoofdgebouw. Hier is in onderhavig plan sprake van.

Beschermen landschap en cultureel erfgoed

Hoofdstuk 15 gaat in op het beschermen van de landschappelijke kwaliteiten en het cultureel erfgoed.

De provincie heeft het landschap opgedeeld in zeven verschillende deelgebieden. Elk deelgebied heeft zijn eigen kwaliteiten die behouden dan wel versterkt dienen te worden. Onderhavig plangebied maakt deel uit van het deelgebied Zuidelijk Westerkwartier. Het Zuidelijk Westerkwartier kent een afwisseling van besloten parallelle zandruggen en open veengebieden. Op de zandruggen liggen langgerekte wegdorpen met haaks daarop de houtsingels als kavelgrenzen.

Afdeling 2.28 stelt regels voor het houtsingelgebied ter bescherming van de houtsingelstructuur, de pingoruïnes en de herkenbare verkaveling. In paragraaf 4.6 is beschreven dat de ontwikkeling geen invloed op de desbetreffende kenmerken van het houtsingelgebied heeft.

Conclusie

Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de Omgevingsvisie 2016-2020 en de Verordening van de provincie Groningen en past tevens in de woonvisie van de gemeente Grootegast (zie paragraaf 3.2).

3.2 Gemeentelijk beleid

Geldend bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast van de gemeente Grootegast vormt een uitvoeringskader voor het gemeentelijk beleid ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen in de kern Grootegast.

Het plangebied heeft hierin een agrarische bestemming. Onder voorwaarden wordt de mogelijkheid geboden voor een functiewijziging naar wonen. In hoofdstuk 2 is getoetst aan de voorwaarden die hiervoor gelden. Hier wordt zowel ingegaan op de specifieke- als de algemene wijzigingscriteria die voor dit wijzigingsplan van toepassing zijn. Er wordt dus aangesloten op de beleidsuitgangspunten uit het geldende bestemmingsplan.

Woonvisie Westerkwartier 2015-2020

Op 21 april 2015 is de Woonvisie Westerkwartier 2015-2020 vastgesteld door de gemeente Grootegast. Ook de andere tot de regio behorende gemeenten hebben in 2015 de regionale woonvisie vastgesteld. De Woonvisie Westerkwartier 2015-2020 schetst een perspectief voor het wonen in het Westerkwartier en bevat ambities, opgaven, acties en maatregelen om daar naar toe te werken. Met de vaststelling van de Woonvisie Westerkwartier 2015 - 2020 vervalt de Woonvisie gemeente Grootegast 2009-2015. De Woonvisie Westerkwartier 2015-2020 is in werking getreden in plaats van de bestaande woonvisies.

Het doel van de woonvisie is niet om grote aantallen woningen te bouwen, maar om in de vraag te voorzien. In alle dorpen moet het mogelijk zijn om woonwensen te vervullen. Meestal zal dat binnen de

bestaande woningvoorraad en woonomgeving gebeuren. Soms dienen zich kleinschalig initiatieven aan in dorpen, waarvan het voor iedereen duidelijk is dat zij toegevoegde waarde hebben voor het dorp. Hierbij kan gedacht worden aan het herbestemmen van vrijkomende boerderijen.

In onderhavig plan is sprake van een particulier initiatief waarbij sprake is van het hergebruiken van een vrijkomende boerderij. Het initiatief is passend binnen de woonvisie Westerkwartier.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

De woning ligt in het buitengebied langs een weg waar voornamelijk woonfuncties voorkomen. Gesteld kan worden dat, gezien de woonfuncties in de omgeving, en de grote afstand tot de dichtstbijzijnde bedrijfsfunctie er sprake is van een aanvaardbaar leef- en verblijfklimaat. De functiewijziging levert geen belemmeringen voor de bestaande (agrarische) bedrijvigheid in de omgeving op. Het dichtstbijzijnde bedrijf ligt op circa 180 meter. Hier is een bedrijf toegestaan uit milieucategorie 2, waarvoor een richtafstand van 30 meter op basis van de VNG-brochure geldt. Aan de richtafstand wordt dan ook ruimschoots voldaan.

Aan de milieunorm wordt derhalve voldaan, waardoor geconcludeerd kan worden dat de bedrijven in de omgeving niet in hun bedrijfsvoering door de plannen worden belemmerd. Er is hierdoor sprake van een goed woon- en leefklimaat ten opzichte van de woning.

4.2 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder is langs wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/u en spoorwegen een geluidzone van kracht. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige objecten binnen deze geluidzones dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de in de wet bepaalde voorkeursgrenswaarde.

Het plangebied ligt in de geluidszone van de Parkweg en Leidijk . Hiervoor geldt een maximum snelheid van 60 km per uur. De weg heeft dus een geluidszone (250 meter) en het plangebied ligt hier binnen.

Op basis van art. 76 lid 3 Wgh hoeft de geluidsbelasting van een aanwezige weg (waar geen wijzigingen optreden) op bestaande woningen niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Hieronder valt het omzetten van een agrarische bedrijfswoning naar een (burger)woning. Geluidsgevoelige ruimten komen niet dichter op de weg dan in de huidige situatie.

Bovendien wordt de Parkweg en Leidijk gekenmerkt als een verkeersluwe weg, met een lage verkeersintensiteit, voor voornamelijk bestemmingsverkeer voor deze wegen. Daarom wordt aangenomen dat aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt voldaan. Overige wegen liggen op dusdanig afstand van het plangebied, dat deze akoestisch gezien ook niet relevant zijn.

4.3 Water

Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. De watertoets is een verplicht onderdeel in de bestemmingsplanprocedure. De ontwikkeling is via de digitale watertoets voorgelegd aan het Wetterskip. De watertoets is in bijlage 1 bij de toelichting opgenomen.

Bij dit plan treedt alleen een functieverandering op en is er daarom geen waterschapsbelang. Overleg met het waterschap is niet nodig. Wel wijst het waterschap op de verwerking van afvalwater. Met dit plan vinden geen wijzigingen op de manier van het verwerken van het afvalwater op.

4.4 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Het plangebied is momenteel in gebruik als agrarisch bedrijfsperceel. De woon-functie (verblijfsruimten voor mensen) vindt plaats in de bestaande bedrijfswoning. Risico's voor de volksgezondheid zijn niet aan de orde, daar de woonfunctie in de bestaande leefruimte wordt gesitueerd. De bodem is daarom reeds geschikt voor het beoogde functiegebruik.

4.5 Archeologie

Ter bescherming van eventuele archeologische waarden in de bodem is de Monumentenwet van toepassing. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De gemeenten in het Westerkwartier hebben gezamenlijk een onderzoek gedaan naar de archeologische (verwachtings)waarden in het gebied (Archeologie en Cultuurhistorie in de Westerkwartiergemeenten Grootegast, Marum, Leek, Zuidhorn, Vestigia, Amersfoort, 10-03-2014). De archeologische waarden- en verwachtingskaart laat zien dat het plangebied ligt in een gebied dat is aangeduid als categorie 6, terreinen met een lage archeologische verwachtingswaarde. Algemeen geldt voor dergelijke gebieden een archeologische toets als er een omgevingsvergunning nodig is voor bouwactiviteiten met een grotere oppervlakte dan 5.000 m² en werkzaamheden dieper dan 40 cm. In het plangebied worden geen bodemingreep voorgesteld. Het uitvoeren van archeologisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk. Het aspect 'archeologie' staat de ontwikkeling niet in de weg.

4.6 Cultuurhistorie

Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

Het plangebied ligt niet in een gebied met aangewezen cultuurhistorische waarden. Wel kunnen de structuren en kenmerken, net name de dichte houtsingels, van het landschap als cultuurhistorisch waardevol worden aangemerkt.

In onderhavig wijzigingsplan is sprake van een functiewijziging waarbij de bestaande situatie gehandhaafd blijft. De dubbelbestemming 'Waarde - Besloten gebied' blijft ook na toepassing van de wijzigingsbevoegheid op het plangebied van toepassing. Hiermee wordt voor eventuele toekomstige ontwikkelingen het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het plangebied gewaarborgd.

4.7 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van natuurgebieden. Dit gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor het Natuur Netwerk Nederland (NNN) beschermd. De bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Flora- en faunawet.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet nabij Natura 2000-gebieden. Ook ligt het plangebied niet nabij een NNN gebied. Gezien de aard en de omvang van de voorgestelde ontwikkelingen kan worden gesteld dat dit wijzigingsplan geen (significante) effecten op de natuurwaarden in de omgeving heeft.

Soortenbescherming

De soortenbescherming vindt primair plaats via de Flora- en faunawet. Op grond van deze wet mogen er geen beschermde planten en dieren (en hun verblijfplaatsen), die in de wet zijn aangewezen, verstoord worden. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan op bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

In het plangebied vinden geen werkzaamheden plaats (zoals het slopen van gebouwen, het kappen van bomen of het dempen van sloten) die gevolgen kunnen hebben voor beschermde soorten. Tevens is het plangebied reeds intensief in gebruik geweest als een agrarisch bedrijf. Het is daarom aannemelijk dat het plangebied niet geschikt is als biotoop voor beschermde soorten. Het uitvoeren van ecologisch onderzoek is met het oog daarop niet nodig.

Daarnaast geldt dat voor alle soorten de algemene zorgplicht van kracht is. Bij verstoring van dieren tijdens eventuele werkzaamheden moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. Naast het Besluit Externe veiligheid Inrichtingen dient vanuit oogpunt van externe veiligheid getoetst te worden aan de Wet vervoer gevaarlijk stoffen, het Besluit transportroutes externe veiligheid en het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de groepsrisico-contour, moet een bestuurlijke afweging worden gemaakt.

Binnen het plangebied of in de directe omgeving zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is. Wel liggen op circa 225 meter ten zuidoosten van het plangebied een tweetal aardgastransportleidingen van de Gasunie. De buisleidingen hebben een diameter van respectievelijk 18 en 10 inch en een druk van respectievelijk 80 en 75 bar. Hiervoor geldt een inventarisatieafstand van respectievelijk 260 en 160 meter. Het plangebied ligt dan ook in het invloedsgebied van één van deze buisleidingen. Echter wordt met dit wijzigingsplan geen nieuwe kwetsbare objecten voorgesteld. In principe neemt het aantal personen binnen het plangebied niet toe, waardoor er geen effecten op de externe veiligheidssituatie bestaan. Het aspect externe veiligheid vormt voor dit wijzigingsplan dan ook geen beperkingen en aanvullend onderzoek kan achterwege blijven.

4.9 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit

Onderhavige ontwikkeling heeft geen negatieve effecten op de luchtkwaliteit. Er is namelijk sprake van een functiewijziging. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

4.10 Kabels, leidingen en zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Er zijn voor zover bekend geen kabels en/of leidingen gelegen in het plangebied die een planologische bescherming vereisen.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen procedure. Door het voeren van de genoemde procedure, met de daarbij horende zienswijzen-, c.q. beroepsprocedure, worden belanghebbenden betrokken bij het plan. In dat kader is het concept-ontwerpwijzigingsplan voorgelegd aan de overlegpartneres in het kader van het vooroverleg. Tijdens deze periode zijn geen reacties binnengekomen.

Het ontwerpwijzigingsplan heeft vervolgens voor zes weken ter inzage gelegen (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het wijzigingsplan kenbaar te maken (artikel 3.8 Wro). Van deze gelegenheid is geen gebruikt gemaakt. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Op 28 februari 2017 heeft het college van Burgemeester en Wethouders van Grootegast het wijzigingsplan "Opende - Parkweg 18” ongewijzigd vastgesteld. Uiteindelijk is tegen het wijzigingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Dit plan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. De kosten met betrekking tot het opstellen van het wijzigingsplan en daaraan verwante kosten worden verhaald via de leges van de gemeente. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.

5.3 Grondexploitatie

Doel van de in de Wro opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Er wordt uitgegaan van kostenverhaal via de publiekrechtelijke weg, in een exploitatieplan. Daarnaast kan de gemeente in een exploitatieplan eisen en regels stellen ten aanzien van de desbetreffende gronden, woningbouwcategorieën en fasering.

In het voorliggende plan is er op basis van artikel 6.2.1 Bro geen sprake van een bouwplan. De grondexploitatieregeling is daarom niet van toepassing. Om deze reden is er geen sprake van kostenverhaal en is het opstellen van een grondexploitatieplan niet nodig.

Hoofdstuk 6 Juridische regeling

Verbeelding

Het Wijzigingsplan Opende - Parkweg 18 gaat vergezeld van een verbeelding. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast en het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 2010 - Gedeeltelijke herziening 2014 . 

Regels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast. zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.

De bestemmingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van het wijzigingsplan (in dit geval de bestemmingen 'Wonen', 'Agrarisch', 'Waarde - Besloten gebied' en 'Waarde - Archeologie 6'. In de regels is een koppeling gelegd met deze bestemmingen.