direct naar inhoud van REGELS
Plan: Opende herstructurering locatie Provincialeweg - Drachtsterweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0015.BPOP17HERS1-VA01

REGELS

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Opende herstructurering locatie Provincialeweg - Drachtsterweg van de gemeente Grootegast;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0015.BPOP17HERS1-VA01 met de bijbehorende regels;

1.3 aan-huis-verbonden beroep:

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, kunstzinnig of ontwerp-technisch dan wel daarmee gelijk te stellen gebied door de gebruik(st)er van de woning en waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.7 bar-dancing:

een vorm van horeca, die gericht is op het doen beluisteren van muziek en het gelegenheid geven tot dansen.

1.8 bed & breakfast:

een kleinschalige verblijfsaccommodatie die de mogelijkheid biedt tot een toeristisch en kortdurend verblijf, waarbij ook ontbijt wordt geserveerd. Overnachting en ontbijt worden aangeboden in een woonhuis of bijhuis dat wordt geëxploiteerd door de eigenaren van het betreffende huis;

1.9 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.10 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.11 bestaand:

bestaand ten tijde van de eerste ter inzage legging van het ontwerp van het plan.

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 café:

Een horecabedrijf, waarin alcoholvrije en alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse al of niet in combinatie met het bereiden en verstrekken van maaltijden; de nadruk ligt echter op het verstrekken van drank.

1.21 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.22 dienstverlenend bedrijf of -instelling:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.23 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten;

1.24 erf:

een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

1.25 erfbebouwingsgebied:

een gebied op een perceel:

  • a. waar volgens de bestemming bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. dat het achtererf en/of een zijerf dan wel twee zijerven omvat;
  • c. uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijke hoofdgebouw op het perceel;
1.26 erker:

een uitgebouwd deel van een woonhuis, bouwkundig bestaande uit een 'lichte” constructie met een overwegende transparante uitstraling en van beperkte omvang;

1.27 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 gebruiksmogelijkheden aangrenzende gronden:

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

1.30 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

1.31 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.32 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.33 goede waterhuishouding:

faciliteren van de wijze waarop water in een bepaald gebied wordt opgenomen, zich verplaatst, gebruikt, verbruikt en afgevoerd wordt;

1.34 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.35 horecabedrijf en/of instelling:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.36 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Woningwet een bouwvergunning is vereist;

1.37 kap:

bovenbeëindiging van een bouwwerk met minimaal twee schuine dakvlakken;

1.38 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

bedrijvigheid die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.39 maaiveld:

4,00 m boven het Normaal Amsterdams Peil;

1.40 milieusituatie:

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkomen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

1.41 ondergronds:

beneden peil;

1.42 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.43 peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
  • d. voor een grondlichaam of op de hoogte van het terrein: het maaiveld.
1.44 permanente bewoning:

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

1.45 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.46 prostitutiebedrijf:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht.

Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische-massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.47 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.48 straat- en bebouwingsbeeld:

de stedenbouwkundige waarde van een gebied die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing. De mate van samenhang wordt bepaald door de verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, de onderlinge verhouding tussen bebouwing op het gebied van bouwhoogte en -breedte en de wijze waarop bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is zich tot elkaar verhoudt op het vlak van bouwvorm en ligging;

1.49 verkeersveiligheid:

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

1.50 volumineuze detailhandel:

detailhandel in goederen, die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlakte nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, woning- en tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair;

1.51 voorgevel:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.52 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.53 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.54 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.55 woonsituatie:

de waarde van een gebied voor de woonfunctie, die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing. Bij de bepaling van de waarde wordt in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkomen of beperken van hinder.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Horeca

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen voor:
    • 1. een horecabedrijf, met uitzondering van een bar-dancing en een café;
    • 2. detailhandel (niet zijnde volumineuze detailhandel), dienstverlenende bedrijven en dienstverlenende instellingen
    • 3. een bedrijfswoning.

met daarbij behorende:

  • b. terrassen;
  • c. wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw of overkapping wordt binnen een bouwvlak gebouwd, met dien verstande dat buiten een bouwvlak gebouwen en aangebouwde overkappingen zijn toegestaan;
  • b. binnen een bouwvlak bedragen de goot- en bouwhoogte ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • c. voor gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
    • 1. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3 m;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 6 m;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en aangebouwde overkappingen bedraagt ten hoogste 50 m2 respectievelijk 25 m2;
    • 4. niet meer dan 50% van het buiten het bouwvlak gelegen gedeelte van een bouwperceel mag worden bebouwd met gebouwen en aangebouwde overkappingen;
  • d. de goothoogte en de bouwhoogte bedragen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.
3.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning zal binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bedrijf zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. een bedrijfswoning zal uitsluitend inpandig worden gebouwd;
  • d. voor bedrijfswoningen zijn de regels van lid 3.2.1 van overeenkomstige toepassing.
3.2.3 Gebouwen en aangebouwde overkappingen ten behoeve van het (bedrijfs)wonen buiten een bouwvlak:

Voor het bouwen van gebouwen en aangebouwde overkappingen ten behoeve van het (bedrijfs)wonen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte zal ten hoogste 3,00 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte zal ten hoogste 6,00 meter bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en aangebouwde overkappingen zal respectievelijk ten hoogste 50 m² en ten hoogste 25 m² bedragen, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het buiten het bouwvlak gelegen gedeelte van een bouwperceel mag worden bebouwd met gebouwen en aangebouwde overkappingen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximale oppervlakte geldt.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt voor de voorgevel of het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m en achter de voorgevel ten hoogste 2,00 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6,00 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,00 m.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, voor:

  • a. een goede waterhuishouding;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden van het gebied en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
    • 1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
    • 2. de afstand ten opzichte van de zijdelingse perceelgrens ten minste 3,00 m zal bedragen;
    • 3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, geen erven zijnde, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen woonhuizen;
  • b. erkers;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • d. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen overkappingen worden gebouwd;
  • b. als gebouw mogen uitsluitend erkers worden gebouwd;
  • c. een erker wordt ten hoogste 1,50 m vanuit de aangrenzende bestemmingsgrens gebouwd;
  • d. een erker wordt ten hoogste over 50% van de voorgevel van het woonhuis gebouwd;
  • e. de oppervlakte van een erker bedraagt ten hoogste 3 m² bedragen.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend erfafscheidingen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 2,00 m.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, voor:

  • a. een goede waterhuishouding;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Verkeer - Verblijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (woon)straten;
  • b. pleinen;
  • c. voet- en rijwielpaden;
  • d. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. groenvoorzieningen;
  • f. sloten, bermen en beplanting;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • i. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt de volgende regel:

  • er mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte bedraagt, anders dan rechtstreeks voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, ten hoogste 5,00 m.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met:
    • 1. een aan-huis-verbonden beroep;
    • 2. detailhandel (niet zijnde volumineuze detailhandel), dienstverlenende bedrijven en dienstverlenende instellingen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. tuinen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • e. erven en verhardingen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend vrijstaande woonhuizen worden gebouwd;
  • b. het aantal woonhuizen bedraagt het ter plaatse van aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • c. gebouwen worden voor meer dan de helft van de voorgevel van het woonhuis in de voorbouwgrens gebouwd;
  • d. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3,50 m;
  • e. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 9,00 m,
  • f. een hoofdgebouw wordt voorzien van een kap;
  • g. in afwijking van het bepaalde sub e mogen gebouwen worden voorzien van een plat dak, indien binnen het bouwvlak reeds een gebouw is gebouwd met een kap en de oppervlakte van de gebouwen met een plat dak niet meer bedraagt dan 30% van het bouwvlak;
  • h. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 2 meter.

6.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het erfbebouwingsgebied;
  • b. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in het erfbebouwingsgebied bedraagt niet meer dan:
    • 1. In geval van een erfbebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: 50% van dat erfbebouwingsgebied;
    • 2. In geval van een erfbebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het erfbebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2;
    • 3. In geval van een erfbebouwingsgebied groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het erfbebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 150 m2,
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 5,5 meter;
  • e. een bijbehorend bouwwerk die hoger is dan 3 meter moet met een kap worden afgedekt;
  • f. de maximale dakhelling bedraagt 55 graden.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt voor de voorgevel of het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m en achter de voorgevel ten hoogste 2,00 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6,00 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,00 m.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, voor:

  • a. een goede waterhuishouding;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
    • 2. de vloeroppervlakte voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep meer bedraagt dan 70 m²;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bed and breakfast;
  • f. het gebruik van de gronden voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  • g. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet voor bewoning worden gebruikt;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken zonder dat in een parkeergelegenheid op eigen erf wordt voorzien, waarbij een afstand van minimaal 3,5 meter tot aan één zijdelingse perceelgrens wordt gehanteerd.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.4 sub c in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mits:
    • 1. het gebruik van ondergeschikte betekenis is in die zin dat de gebouwen in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden;
    • 2. het uiterlijk van de betreffende gebouwen niet wordt aangetast;
    • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 4. het gebruik geen afbreuk doet aan het karakter van de buurt;
    • 5. geen detailhandel van betekenis plaatsvindt;
    • 6. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen erf voor de werknemers en bezoekers aanwezig is;
    • 7. degene die de activiteiten verricht tevens de gebruiker van de woning is;
    • 8. de activiteiten niet milieuhinderlijk zijn;
    • 9. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dat 30% van de totale gezamenlijke begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 70 m² mag bedragen;
  • b. het bepaalde in lid 6.4 sub e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor bed & breakfast, mits:
    • 1. het gebruik van ondergeschikte betekenis is ten opzichte van de woonfunctie;
    • 2. het uiterlijk van de betreffende gebouwen niet onevenredig wordt aangetast;
    • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 4. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen erf voor gasten aanwezig is;
    • 5. degene die de bed & breakfast exploiteert tevens de hoofdbewoner van de woning is;
    • 6. de activiteiten niet milieuhinderlijk zijn;
    • 7. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
    • 8. de bed & breakfast wordt gerealiseerd in de woning, een aangebouwd bijbehorend bouwwerk, of een bestaand vrijstaand bijbehorend bouwwerk;
    • 9. er geen kookgelegenheid (zoals een keuken) aanwezig is in de bed & breakfast;
    • 10. de bed & breakfast door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet functioneren mag als zelfstandige woning;
    • 11. permanente bewoning niet is toegestaan.

Artikel 7 Wonen - Uit te werken

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met:
    • 1. een aan-huis-verbonden beroep en bestaande kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. tuinen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • e. erven en verhardingen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • g. bijbehorende bouwwerken.
7.2 Bouwregels

Zolang en voor zover deze uitwerking geen rechtskracht heeft, mogen de gronden niet worden bebouwd.

7.3 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in lid 7.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 2 bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m;
  • d. woningen dienen zodanig te worden geprojecteerd dat de geluidbelasting op de gevel vanwege de weg niet meer bedraagt dan 48 dB, tenzij een hogere waarde als bedoeld in de Wet geluidhinder is vastgesteld op het moment van vaststelling van het uitwerkingsplan, in welk geval die hogere waarde in acht wordt genomen;
  • e. een uitwerkingsplan wordt pas vastgesteld als een rapport is overlegd, waarin de bodem geschikt is bevonden voor woningbouw;
  • f. aan de naar de weg gekeerde zijde moet worden voorzien in tuinbestemming, als bedoeld in Artikel 4.
7.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2 mits het bouwplan in overeenstemming is met het in voorbereiding zijnde uitwerkingsplan.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen in afwijking van dit bestemmingsplan, uitsluitend worden overschreden door:

  • tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's, afdaken en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.
9.2 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen wordt deze vergoot, in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen buiten beschouwing wordt gelaten, mits:

  • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak bedraagt;
  • 2. de bouwhoogte leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
9.3 Reclamemasten

De bouwhoogte van reclamemasten bedraagt, ook na toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, ten hoogste 6,00 m.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor de opslag van aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een prostitutiebedrijf;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat de bouwhoogte van reclamemasten ten hoogste 6,00 m bedraagt;
  • b. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 5,00 m;
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van antennemasten wordt vergroot tot ten hoogste 15,00 m;

Artikel 12 Overige algemene regels

12.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

bestemmingsplan  Opende herstructurering locatie Provincialeweg - Drachtsterweg

van de gemeente Grootegast .