direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Oldekerk - Kroonsfelderweg 4
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0015.BPOK17HERS1-VA01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het perceel Kroonsfelderweg 4 te Oldekerk staat een burgerwoning. De eigenaren van de woning zijn voornemens de bestaande woning te slopen en te vervangen door een nieuwe woning. De nieuwe woning komt direct ten zuidwesten van de bestaande woning te liggen. De bestaande woning zal gesloopt worden nadat de nieuwe woning is gerealiseerd. Met de bouw van de nieuwe woning wordt de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving versterkt.

De gemeente Grootegast heeft aangegeven in principe medewerking te willen verlenen aan de voorgenomen ontwikkeling. De gewenste ontwikkeling kan niet op basis van het geldende bestemmingsplan worden gerealiseerd. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te kunnen regelen, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet hierin. In het plan wordt aangegeven binnen welke randvoorwaarden de ontwikkeling plaats kan vinden.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Grootegast op circa 150 ten noordwesten van de kern Oldekerk. De begrenzing van het plangebied is afgestemd op de huidige begrenzing van de woonbestemming uit het geldende bestemmingsplan Buitengebied Grootegast van de gemeente Grootegast en de gronden van het toekomstige woonperceel. De huidige situatie van het plangebied is weergegeven in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0015.BPOK17HERS1-VA01_0001.png"

Figuur 1. De ligging van het plangebied (bron: Bing Maps)

1.3 Huidige planologische regeling

Het plangebied is tot het van kracht worden van dit nieuwe bestemmingsplan geregeld in de bestemmingsplannen Buitengebied Grootegast (vastgesteld op 1 juni 2010) en Buitengebied Grootegast 2010 - Gedeeltelijke herziening 2014 (vastgesteld op 16 februari 2016).

Bestemmingsplan Buitengebied Grootegast

Voor het huidige woonperceel zijn beide bestemmingsplannen gedeeltelijk van kracht. In het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast heeft het woonperceel in de huidige situatie de bestemming 'Wonen' (zie figuur 2). De gronden binnen de bestemming zijn bestemd voor wonen. Er mag maximaal één woning worden gebouwd die binnen het bestemmingsvlak gebouwd moet worden. De gronden van de toekomstige woning hebben de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur'. Binnen deze bestemming is de bouw van een burgerwoning niet toegestaan.

Daarnaast geldt voor het toekomstig woonperceel de dubbelbestemming 'Waarde - Open gebied'. De voor ' Waarde - Open gebied ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden zoals deze tot uitdrukking komen in de vorm van grootschalige open weidegebieden met een dicht slotenstelsel met (potentieel) waardevolle vegetaties en/of leefgebied voor weidevogels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0015.BPOK17HERS1-VA01_0002.png"

Figuur 2 Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied Grootegast (met blauwe pijl de locatie van de toekomstige woning)

Buitengebied Grootegast 2010 - Gedeeltelijke herziening 2014

Tevens is de gedeeltelijke herziening 2014 op deze gronden en tevens het toekomstige woonperceel van toepassing. Dit met uitzondering van het huidige woonperceel. Gedeputeerde Staten hebben op 28 juni 2011 besloten hun reactieve aanwijzing gedeeltelijk in te trekken voor de percelen met de bestemming “Wonen” die onder het eerdere bestemmingsplan ook een woonbestemming hadden. Voor dit deel blijft het vigerende plan gelden.

De overige gronden, dus met uitzondering van het huidige woonperceel, hebben de bestemming 'Agrarisch' (zie figuur 3). Deze gronden zijn bestemd voor agrarisch gebruik. De bouw van een burgerwoning is binnen deze bestemming niet toegestaan. Omdat de bouw van de woning binnen deze bestemming is geprojecteerd, is de ontwikkeling in strijd met het bestemmingsplan.

In de herziening is daarnaast de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 5' op de gronden van het perceel opgenomen. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' geldt voor het westelijke deel van het huidige woonperceel. Hier dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden bij ingrepen groter dan 50 m2. Voor de overige gronden van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'. Archeologisch onderzoek is noodzakelijk bij ingrepen groter dan 1.000 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0015.BPOK17HERS1-VA01_0003.png"

Figuur 3 Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 2010 - Gedeeltelijke herziening(met blauwe pijl de locatie van de toekomstige woning) 2014

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan wordt het plan beschreven, waarbij de huidige en de gewenste situatie aan bod komen. Na deze omschrijving wordt in hoofdstuk 3 het actuele beleidskader van het rijk, de provincie en de gemeente geschetst. Daarna worden in hoofdstuk 4 de milieu- en omgevingsaspecten behandeld. Onderwerp van hoofdstuk 5 is de juridische planbeschrijving. Hoofdstuk 6 gaat in op de uitvoerbaarheid van het plan. Dit is uitgesplitst in de maatschappelijke uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Huidige- en toekomstige situatie

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt in het buitengebied op circa 150 meter ten noordwesten van de kern Oldekerk. Het perceel wordt ontsloten door de Kroonsfelderweg. Langs deze weg bevinden zich hoofdzakelijk woningen, waarbij de voorgevel doorgaans dicht op de weg is gesitueerd. Het bebouwingsbeeld bestaat op hoofdlijnen uit individuele gebouwen met een eenvoudige of samengestelde hoofdvorm van één bouwlaag met een steile kap, een nokrichting haaks op de weg en een landelijke uitstraling. Het onderhavige perceel ligt direct ten zuiden van een historische begraafplaats (met klokkenstoel), die van grote waarde in de omgeving is.

De weg vormt de ontsluitingsweg voor de woningen aan deze weg. De weg heeft een directe verbinding met de N2980 in het zuiden. Deze route vormt een belangrijke regionale ontsluitingsroute voor de grotere kernen in de omgeving. In het noorden gaat de Kroonsfelderweg over in de Zandumerweg.

Het plangebied is gelegen in het houtsingellandschap van het Groninger Westerkwartier. In het landschap in de omgeving is een grote afwisseling en variatie te zien. De landschappelijke hoofdstructuur wordt gevormd door in oost-westelijke richting liggende hoger gelegen zandruggen met wegdorpen, waarbij langs de perceelsranden, haaks op de wegen, houtsingels voorkomen. De rug wordt gescheiden door een langgerekte laagte waarin riviertjes zijn ontstaan.

Het plangebied zelf betreft een zijtak van de zandrug ten zuiden van het plangebied (N980). Langs de Zandumerweg bevinden zich aan weerszijde houtsingels. Aan de noordkant grenst de woning aan de percelen Kroonsfelderweg nummer 8 en 10. Het betreffen beide burgerwoningen. Ten noordwesten van het plangebied ligt het open agrarisch landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0015.BPOK17HERS1-VA01_0004.png"

Figuur 4 Luchtfoto plangebied en omgeving (bron: Bing Maps)

In het plangebied zelf staat de huidige burgerwoning met bijbehorende bijgebouwen. De woning is ingepast door middel van opgaand groen rondom het hele perceel. Daaromheen wordt het perceel omringt door agrarische gronden. Figuur 4 weergeeft een luchtfoto van de huidige situatie. Figuur 5 weergeeft een vooraanzicht op de huidige situatie.

De woning heeft een oppervlakte van circa 92 m2 waarbij de voorgevel op circa 10 meter afstand van de weg ligt. Het bestaande bijgebouw heeft een oppervlakte van circa 140 m2. De totale oppervlakte bedraagt hiermee circa 232 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0015.BPOK17HERS1-VA01_0005.png"

Figuur 5 Vooraanzicht bestaande burgerwoning (bron: Google Streetview)

2.2 Toekomstige situatie

Randvoorwaarden

Zowel de gemeente Grootegast als de provincie Groningen staat in principe positief tegenover het voornemen. Wel dient de toekomstige woning aan drie voorwaarden te voldoen:

  • 1. Het nieuwe woonperceel mag niet groter worden dan het huidige woonperceel (812 m2).
  • 2. Het bestaande woonperceel wordt wegbestemd.
  • 3. De bestaande bebouwing op dit perceel wordt gesloopt en de aanwezige verharding wordt verwijderd.

De ontwikkeling

Initiatiefnemers willen direct ten zuidwesten van de bestaande woningen een nieuwe, grotere, woning/landhuis bouwen. De huidige woning met de daar bijbehorende bijgebouwen komen hierbij te vervallen. De woning komt ten opzichte van de bestaande woning ongeveer 10 meter verder van de weg te liggen en krijgt een oppervlakte van circa 195 m2 (inclusief carport/garage). Tevens is het idee om een vrijstaand bijgebouw van circa 70 m2 op het toekomstige woonperceel te bouwen. De totale oppervlakte bedraagt hiermee circa 265 m2

Het huidige woonperceel komt te vervallen. De bestaande bebouwing wordt gesloopt, waarna het perceel vervolgens geschikt wordt gemaakt ten behoeve voor agrarisch grond gebruik. Figuur 6 weergeeft het toekomstige woonperceel weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0015.BPOK17HERS1-VA01_0006.png"

Figuur 6 Toekomstig woonperceel (bron: Klaas de Jong Ontwerpen)

Het bouwplan leidt niet tot aanpassing van de bestaande ontsluiting en trekt geen extra verkeer aan dat hiervan geen effecten worden verwacht voor de verkeersafwikkeling. Het parkeren vindt, net als in de huidige situatie, plaats op het woonperceel.

De gemiddelde parkeerbehoefte voor vrijstaande koopwoningen is op basis van de publicatie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie (publicatie 317, oktober 2012)' van het CROW 2,4. Deze parkeernorm geldt voor het plangebied, omdat hier sprake is van een 'niet stedelijk gebied' en 'buitengebied'. Bij de woning worden drie parkeerplaatsen aangelegd. Op deze manier wordt aan de parkeernorm voldaan en is sprake van voldoende parkeergelegenheid voor de woning.

2.3 Ruimtelijke inpassing

Ten behoeve van de ontwikkeling is aan Libau advies gevraagd met betrekking tot vormgeving, erfinrichting en landschappelijke inpassing. Dit advies is in de bijlage opgenomen. Onderdeel van het advies is een inrichtingsschets welke de erfinrichting en de landschappelijke inpassing weergeeft. Hiermee is sprake van inrichting die passend is binnen het straat- en bebouwingsbeeld en tevens sprake is van een goede landschappelijke inpassing in de omgeving. Tevens wordt door middel van de erfinrichting het zicht op de historische begraafplaats weer zichtbaar en daarmee de ruimtelijke kwaliteit versterkt wordt.

In figuur 7 is de inrichtingsschets reeds uitgekristalliseerd tot een meer definitief erfinrichtingsplan waar bij de totstandkoming rekening gehouden is met het advies van Libau. Hierdoor is sprake van een ontwikkeling met een goede landschappelijke inpassing.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0015.BPOK17HERS1-VA01_0007.png"

Figuur 7 Erfinrichtingsschets Libau

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen.

In de SVIR is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor (trede 1) de onderliggende vraag in de regio, (trede 2) de beschikbare ruimte binnen het bestaande stedelijke gebied en (trede 3) multimodale ontsluiting.

Het plan stelt het vervangen van de bestaande woning voor en wordt daarom niet aangemerkt als vorm van stedelijke ontwikkeling in de zin van de ladder. Toetsing aan de ladder is daarom niet nodig.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Voor het bestemmingsplan zijn geen nationale belangen van belang.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie 2016-2020 en Omgevingsverordening

Op 1 juni 2016 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie 2016-2020 vastgesteld. De Omgevingsvisie bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. Deze is in de plaats van het Provinciaal Omgevingsplan (POP) gekomen. Uit de Omgevingsvisie vloeien richtlijnen en voorschriften voort, die zijn vastgelegd in de provinciale Omgevingsverordening.


In de Omgevingsvisie heeft de provincie al het provinciale beleid dat op een of andere manier raakt aan de fysieke leefomgeving geformuleerd en geordend in vijf samenhangende thema's en elf provinciale 'belangen'. Voor de ontwikkeling van de woning zijn de thema 'ruimte' en 'natuur en landschap' met de daar bijbehorende belangen 'ruimtelijke kwaliteit' en 'beschermen landschap en cultureel erfgoed' van belang.

Ruimtelijke kwaliteit

De provincie streeft naar een zo hoog mogelijke ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit wordt bepaald door de mate waarin binnen een gebied de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde in onderlinge verhouding geoptimaliseerd zijn. In het beleid wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied en buitengebied. Onderhavig plangebied ligt in het buitengebied. Onder het buitengebied verstaat de provincie die gebieden die buiten stedelijke gebieden liggen en een overwegend agrarische-, natuur- en recreatieve functie hebben. De provincie wil het buitengebied onder andere als woongebied aantrekkelijk houden. De inrichting van het buitengebied dient zowel vitaal als duurzaam te zijn. Daarnaast is zuinig ruimtegebruik een belangrijk uitgangspunt.

Artikel 2.8 van de verordening bepaalt dat in de toelichting van een ruimtelijk plan voor het landelijk gebied een ruimtelijke kwaliteitsparagraaf moet bevatten waarin wordt aangegeven op welke manier rekening wordt gehouden met ontwikkelingsgeschiedenis van het gebied, de bestaande stedenbouwkundige en de cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten van het gebied.

In artikel 2.13.4 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bouwen van een nieuwe woning ter vervanging van een reeds aanwezige woning. Hier is onderhavig plan sprake van. Wel zijn hier een vijftal voorwaarden aan verbonden. Hieronder wordt per voorwaarde gemotiveerd hoe voldaan wordt aan de voorwaarde.

  • 1. De nieuwe woning mag de bestaande woning vervangen als de woning niet (meer) voldoet aan de geldende bouwkundige voorschriften of aan hedendaagse eisen op het gebied van wooncomfort.

In dit geval voldoet de bestaande woning niet meer aan de hedendaagse eisen op het gebied van wooncomfort.

  • 2. de bestaande woning wordt gesloopt alsmede de bijbehorende bouwwerken voor zover deze in visueel landschappelijk opzicht niet bij de nieuwe woning passen.

In de nieuwe situatie wordt het huidige woonperceel volledig ingericht ten behoeve van agrarisch grond gebruik. Dit betekent onder andere dat alle bestaande gebouwen worden gesloopt.

  • 3. de ruimtelijk relevante kenmerken van de nieuwe bebouwing passen in het voor het betrokken gebied kenmerkende bebouwingsbeeld;

Door middel van een landschappelijke inpassing blijft de ruimtelijke kwaliteit gehandhaafd in het gebied. De landschappelijke inpassing is opgesteld in overleg met de landschapsarchitect van de provincie. Geconcludeerd wordt dat er sprake is van een goede landschappelijke inpassing, die in overeenstemming is met de kwaliteiten van het gebied.

  • 4. de gezamenlijke oppervlakte van een woning en bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 300 m2;

De totale gezamenlijk oppervlakte met bijbehorende bouwwerken bedraagt circa 270 m2 en is daarmee kleiner dan 300 m2 

  • 5. over de ruimtelijke inpassing van de nieuwe bebouwing advies wordt ingewonnen bij een onafhankelijke- of een bij de gemeente werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur

Door middel van een landschappelijke inpassing blijft de ruimtelijke kwaliteit gehandhaafd in het gebied. De landschappelijke inpassing is opgesteld in overleg met de landschapsarchitect van de provincie. Geconcludeerd wordt dat er sprake is van een goede landschappelijke inpassing, die in overeenstemming is met de kwaliteiten van het gebied. Tevens is de toekomstige positionering passend binnen het stedenbouwkundig beeld van de Kroonsfelderweg.

Beschermen landschap en cultureel erfgoed

Hoofdstuk 15 gaat in op het beschermen van de landschappelijke kwaliteiten en zijn cultureel erfgoed. De provincie heeft het landschap opgedeeld in zeven verschillende deelgebieden. Elk deelgebied heeft zijn eigen kwaliteiten die behouden dan wel versterkt dienen te worden. Onderhavig plangebied maakt deel uit van het deelgebied Zuidelijk Westerkwartier. Het Zuidelijk Westerkwartier kent een afwisseling van besloten parallelle zandruggen en open veengebieden. Op de zandruggen liggen langgerekte wegdorpen met haaks daarop de houtsingels als kavelgrenzen.

Afdeling 2.28 stelt regels voor het houtsingelgebied ter bescherming van de houtsingelstructuur, de pingoruïnes en de herkenbare verkaveling. In paragraaf 2.3 en in het advies van Libau (bijgevoegd als bijlage 1) is beschreven dat de ontwikkeling geen invloed op de desbetreffende kenmerken van het houtsingelgebied heeft.

Conclusie

Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de Omgevingsvisie 2016-2020 en de Verordening van de provincie Groningen.

3.3 Gemeentelijk beleid

Bestemmingsplan Buitengebied Grootegast

In het bestemmingsplan 'Buitengebied Grootegast' wordt in de woonbestemming de mogelijkheid gegeven voor het vervangen van een bestaande woningen door een nieuwe woningen. In principe dient de omvang van het hoofdgebouw 120 m2 te zijn. Middels een ontheffing mag de oppervlakte van de woning, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen een gezamenlijke oppervlakte van 300 m2 hebben. Voorwaarde is dat de belangen van aanliggende gronden niet kunnen worden geschaad, er geen afbreuk aan het milieu wordt gedaan, er sprake is van een goede landschappelijke inpassing en er geen negatieve gevolgen ten behoeve van de verkeerssituatie ontstaan.

In de onderhavige situatie is sprake van het vervangen van de bestaande bebouwing (woning (92 m2) inclusief bijgebouw (circa 140 m2) van in totaal circa 232 m2 voor een nieuwe woning (195 m2 inclusief aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen). Bij de woning is het voornemen om een bijgebouw van circa 70 m2 te bouwen. Hiermee komt het totale oppervlak op circa 265 m2 uit. Hierdoor is het voorgenomen bouwplan in overeenstemming met de kaders die in het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast worden gesteld. De motivering met betrekking tot genoemde voorwaarden wordt in dit bestemmingsplan onderbouwd.

Woonvisie Westerkwartier 2015-2020

Op 21 april 2015 is de Woonvisie Westerkwartier 2015-2020 vastgesteld door de gemeente Grootegast. Ook de andere tot de regio behorende gemeenten hebben in 2015 de regionale woonvisie vastgesteld. De Woonvisie Westerkwartier 2015-2020 schetst een perspectief voor het wonen in het Westerkwartier en bevat ambities, opgaven, acties en maatregelen om daar naar toe te werken. Met de vaststelling van de Woonvisie Westerkwartier 2015 - 2020 vervalt de Woonvisie gemeente Grootegast 2009-2015. De Woonvisie Westerkwartier 2015-2020 is in werking getreden in plaats van de bestaande woonvisies.

Het doel van de woonvisie is niet om grote aantallen woningen te bouwen, maar om in de vraag te voorzien. In alle dorpen moet het mogelijk zijn om woonwensen te vervullen. Meestal zal dat binnen de bestaande woningvoorraad en woonomgeving gebeuren. De gemeente prikkelt daarom huiseigenaren om te investeren. De ontwikkelingen in wonen / zorg maken dat mensen langer thuis wonen.

In onderhavig plan is sprake van een particulier initiatief waarbij sprake is van vervanging van de bestaande woning. Er is geen toevoeging van een extra woning. Het initiatief is passend binnen de Woonvisie Westerkwartier 2015-2020.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (zoals wonen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

De woning ligt in het buitengebied langs een weg waar voornamelijk woonfuncties voorkomen. Gesteld kan worden dat, gezien de woonfuncties in de omgeving, en de grote afstand tot de dichtstbijzijnde bedrijfsfunctie er sprake is van een aanvaardbaar leef- en verblijfklimaat. Het vervangen van de bestaande woning levert geen belemmeringen voor de bestaande (agrarische) bedrijvigheid in de omgeving op. Het dichtstbijzijnde bedrijf ligt op circa 250 meter. Hier is een bedrijf toegestaan uit milieucategorie 2, waarvoor een richtafstand van 30 meter op basis van de VNG-brochure geldt. Aan de richtafstand wordt dan ook ruimschoots voldaan.

Aan de milieunorm wordt derhalve voldaan, waardoor geconcludeerd kan worden dat de bedrijven in de omgeving niet in hun bedrijfsvoering door de plannen worden belemmerd. Er is hierdoor sprake van een goed woon- en leefklimaat ten opzichte van de woning.

4.2 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder is langs wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/u en spoorwegen een geluidzone van kracht. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige objecten binnen deze geluidzones dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de in de wet bepaalde voorkeursgrenswaarde. Omdat de locatie is gelegen binnen de geluidzone van de Provincialeweg is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als bijlage 2 bij de toelichting toegevoegd.

Op grond van de SRM I-methode is de geluidsbelasting ter plaatse van de nieuwe woning ten gevolge van het verkeer op de Kroonsfelderweg berekend. Daaruit blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden. Aanvullende procedures in gevolge de Wet geluidhinder zijn niet noodzakelijk. Het aspect wegverkeerslawaai staat de ontwikkelingen niet in de weg.

4.3 Water

Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. De watertoets is een verplicht onderdeel in de bestemmingsplanprocedure. De ontwikkeling is via de digitale watertoets voorgelegd aan het waterschap Noorderzijlvest. De watertoets is als bijlage 3 bij de toelichting opgenomen. Uit de watertoets blijkt dat de ontwikkeling op bepaalde onderdelen in het plangebied invloed hebben op de waterhuishouding en/of raken de belangen van het waterbeheer en/of die van de initiatiefnemer. De desbetreffende onderdelen zijn genoemd in de bijlage. Met het wateradvies wordt bij de uitvoering van het bestemmingsplan rekening mee gehouden.

4.4 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Om inzicht te krijgen in de kwaliteit van de bodem heeft een verkennend milieukundig bodemonderzoek plaatsgevonden. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 4.

Uit het onderzoek blijkt dat de puinhoudende bovengrond licht verontreinigd is met kwik. In de ondergrond en grondwater zijn geen verontreinigingen aangetroffen. Tot slot zijn ook geen asbestverdachte materialen aangetroffen. De lichte verontreiniging met kwik in de bovengrond vormt geen verhoogde risico's voor de volksgezondheid en/of milieu. Vervolg onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Het aspect 'bodem' staat de ontwikkeling niet in de weg.

4.5 Archeologie

Voor archeologische resten in de bodem is de Monumentenwet van toepassing. Deze wet regelt onder andere dat in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening gehouden wordt met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Vanwege de gedeeltelijke ligging van het plangebied op een terrein dat is geregistreerd op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) heeft een archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Het onderzoek is als bijlage 5 bij de toelichting toegevoegd. Hierna volgen de belangrijkste bevindingen van het onderzoek:

Archeologische en historische informatie

Het plangebied overlapt met een terrein dat is geregistreerd op de Archeologische Monumentenkaart (AMK). Het betreft de verhoging met de klokkenstoel. Op dit perceel bevonden zich de kerk en het kerkhof van Oldekerk. Uit historisch onderzoek is gebleken dat archeologische resten in het plangebied aanwezig kunnen zijn. Het gaat hierbij onder andere om uitbraaksleuven van de voormalige kerk, menselijke resten, mogelijk resten van steenhuizen, middeleeuwse aardewerk en kloostermoppen. Tevens is gebleken dat op de veenondergrond een zandlaag was aangebracht. Later is de kerk naar hogere gronden verplaatst.

Overweging en advies

Het plangebied ligt ten noorden van een glaciale rug op tamelijk lage gronden die in noordelijke richting nog verder aflopen. De ruggen en hogere gronden in deze omgeving waren in de steentijd geschikt voor bewoning. De dekzandgronden binnen het plangebied zijn echter vrij laaggelegen waardoor de kans op bewoningsresten uit de steentijd hier klein geacht wordt. Het veenpakket dat op het dekzand ontstond is vanaf de middeleeuwen in ontginning genomen. Pal ten noorden van het plangebied ligt het hoge kerkterrein van de nederzetting Oldekerk die hier ontstond, maar uiteindelijk naar hogere gronden verplaatst werd. Ondanks de (huidige) lage ligging bestaat in en rondom het plangebied hoge kans op archeologische resten die samenhangen met het middeleeuwse dorp Oldekerk. Binnen het plangebied is reliëf aanwezig, de verhoging zou mogelijk kunnen duiden op een ouder (middeleeuws) erf of bebouwing op deze locatie. Middeleeuwse grondsporen zijn in feite een vorm van (oudtijdse) verstoring van de bodem. Om die reden zijn deze sporen vaak niet goed herkenbaar in archeologisch booronderzoek.

Op basis van het archeologisch onderzoek wordt geadviseerd om voorafgaand aan bodemingrepen een archeologisch inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven/een proefsleuf uit te laten voeren door een archeologische marktpartij. Voor het uitvoeren van een proefsleuvenonderzoek is een door de bevoegde overheid goedgekeurd Programma van Eisen (PvE) benodigd.

Bij de bouw van de woning ter plaatse van 'Waarde - Archeologie 3' wordt met bovenstaand advies rekening gehouden. In het kader van de vergunningverlening op die plaats wordt het uitvoeren van een proefsleuvenonderzoek als voorwaarde opgenomen. Om het genoemde advies te waarborgen wordt daarom ook in dit bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' opgenomen. Het aspect 'archeologie' staat de ontwikkeling niet in de weg.

4.6 Cultuurhistorie

Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

Het plangebied ligt niet in een gebied met aangewezen cultuurhistorische waarden. Wel kunnen de structuren en kenmerken van het landschap als cultuurhistorisch waardevol worden aangemerkt. Tevens bevindt zich direct ten noorden van het plangebied een historische begraafplaats. Deze historische begraafplaats is in het landschap door de verhoogde ligging nog steeds afleesbaar en herkenbaar. De klokkenstoel die in het gebied aanwezig is, refereert aan de kerk die hier ooit gestaan heeft.

In onderhavig bestemmingsplan is sprake van een perceelsgebonden ontwikkeling. Voor de ontwikkeling heeft Libau een advies gegeven met daarbij een landschappelijke inpassing die passend is binnen de structuren en kenmerken van het landschap en tevens rekening houdt met de historische begraafplaats. Voor het waarborgen van de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing is in de regels van dit bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Door middel van de erfinrichting wordt het zicht op de historische begraafplaats namelijk hersteld. Verder vinden geen ingrepen op de voormalige begraafplaats plaats.

4.7 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van natuurgebieden. Dit gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor Natuur Netwerk Nederland (NNN) (voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) beschermd. De bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Flora- en faunawet.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet nabij Natura 2000-gebieden. Wel ligt het plangebied op korte afstand een EHS gebied. De bestaande woningen wordt vervangen waardoor gesteld wordt dat dit bestemmingsplan geen (significante) effecten op de natuurwaarden in de omgeving heeft.

Soortenbescherming

De soortenbescherming vindt primair plaats via de Flora- en faunawet. Op grond van deze wet mogen er geen beschermde planten en dieren (en hun verblijfplaatsen), die in de wet zijn aangewezen, verstoord worden. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan op bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

Het perceel is nu in gebruik ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering. Tevens is het bestaande woonperceel intensief in gebruik ten behoeve van de woonfunctie. Het is daarom aannemelijk dat het plangebied niet geschikt is als biotoop voor beschermde soorten. Het uitvoeren van ecologisch onderzoek voor dit deel is dan ook niet nodig.

Voor broedvogels in het algemeen moet het slopen van de gebouwen buiten het broedseizoen plaatsvinden. De piek van het broedseizoen valt in de periode half maart - half juli. Latere en eerdere broedgevallen zijn mogelijk. In de periode november - februari is de kans op broedsels nihil. Bij de sloopwerkzaamheden is een goede afstemming tussen de perioden van de werkzaamheden in relatie tot de vleermuizen en de broedvogels van belang.

Daarnaast geldt dat voor alle soorten de algemene zorgplicht van kracht is. Bij verstoring van dieren tijdens eventuele werkzaamheden moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. Naast het Besluit Externe veiligheid Inrichtingen dient vanuit oogpunt van externe veiligheid getoetst te worden aan de Wet vervoer gevaarlijk stoffen, het Besluit transportroutes externe veiligheid en het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de groepsrisico-contour, moet een bestuurlijke afweging worden gemaakt.

Binnen het plangebied of in de directe omgeving zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is. In of nabij het plangebied liggen evenmin (hogedruk)aardgastransportleidingen. In onderhavige bestemmingsplan worden geen nieuwe objecten voor minder zelfredzame personen gerealiseerd. Er is en blijft één woning. Het aspect externe veiligheid heeft geen gevolgen voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.9 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken. De ontwikkeling vindt plaats in het landelijk gebied, waar in zijn algemeenheid sprake is van een hoge luchtkwaliteit.

Het vervangen van de woning heeft geen negatieve effecten op de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

4.10 Kabels, leidingen en zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Er zijn voor zover bekend geen kabels en/of leidingen gelegen in het plangebied die een planologische bescherming vereisen.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op het bestemmingsplan

In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de bestemming die in dit plan is opgenomen.

Agrarisch

De gronden van het huidige woonperceel krijgen de bestemming 'Agrarisch' zonder bouwmogelijkheden. Hierdoor wordt voorkomen dat er in de toekomst nieuwe bebouwing gerealiseerd wordt. De bestaande bebouwing op het perceel dient te worden gesloopt. Om dit te waarborgen is in de regels een voorwaardelijke verplichting opgenomen .

Wonen

De bestemming 'Wonen - ' uit het geldende bestemmingsplan Buitengebied Grootegast wordt van toepassing op het toekomstig woonperceel. Wijzigingen ten opzichte van de bestaande regeling zijn dat de oppervlakte van de nieuwe woning maximaal 195 m2 is en de oppervlakte van bijgebouwen maximaal 75 m2. Dit overeenkomstig de voorgestelde plannen zoals beschreven in hoofdstuk 2.

Dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3

Met deze bestemming worden archeologische waarden in de bodem beschermd. Op de gronden van het voormalige kerkhof blijft de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 van toepassing.

Ter bescherming van de archeologische waarden is bouwen niet zonder meer toegestaan. Voor 'Waarde - Archeologie 3' geldt dat bij bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 50 m2 op locaties waar de grond nog niet is verstoord archeologisch onderzoek vereist is. Voor 'Waarde - Archeologie 5' geldt dit voor een oppervlakte groter dan 1.000 m2. Omdat het perceel die bouwmogelijkheden niet biedt, is deze dubbelbestemming niet opgenomen.

Waarde Open gebied

In het huidige bestemmingsplan heeft het plangebied, met uitzondering van het huidige woonperceel, ofwel de gronden met de bestemming 'Wonen' de dubbelbestemming 'Waarde - Open gebied'. Hiermee worden de landschappelijke en natuurlijke waarden beschermd.

In dit bestemmingsplan is de dubbelbestemming ook weer van toepassing. Dit met uitzondering van het toekomstig woonperceel, ofwel gronden met de bestemming 'Wonen'. Feitelijk is hiermee sprake van compensatie. Per saldo wordt daarmee gewaarborgd dat de ontwikkeling geen afbreuk aan het open gebied veroorzaakt.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De resultaten uit de bestemmingsplanprocedure geven inzicht in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Met dit bestemmingsplan zijn overigens geen grote maatschappelijke belangen gemoeid.

Inspraak en overleg

Het bestemmingsplan is overeenkomstig de inspraakverordening ter inzage gelegd voor inspraak. Tijdens deze periode is het plan ook voorgelegd aan de diensten van Rijk en Provincie en betrokken maatschappelijke organisaties. Hier is tijdens deze periode geen gebruik van gemaakt.

Op basis van de Inspraakverordening Grootegast wordt , vanwege de kleinschaligheid van het plan, het voorontwerp niet voor inspraak ter inzage gelegd.

Ontwerpbestemmingsplan

Vervolgens is het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Van deze gelegenheid is geen gebruikt gemaakt. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Dit plan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. De kosten met betrekking tot het opstellen van het bestemmingsplan en daaraan verwante kosten worden verhaald via de leges van de gemeente. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.

6.3 Grondexploitatie

Doel van de grondexploitatieregeling is het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal door de gemeente. De gemeente heeft hierdoor meer sturingsmogelijkheden. Daarnaast kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

In dit bestemmingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. In dergelijke gevallen is de grondexploitatieregeling van toepassing, tenzij het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd zijn. Hiervoor zijn tussen de gemeente en de initiatiefnemers overeenkomsten gesloten. Hierin is onder andere het verhaal van eventuele planschade geregeld. Hiermee is het voor het plan relevante kostenverhaal anderszins verzekerd. De gemeenteraad besluit daarom bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen grondexploitatieplan vast te stellen.