direct naar inhoud van 3.3 Milieu
Plan: Uitwerkingsplan Plutolaan
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.UP001Plutolaan-vg01

3.3 Milieu

3.3.1 Geluid

Wegverkeerslawaai

Ten behoeve van de nieuwbouw is onderzocht wat de geluidsbelasting wordt op de gevels van de woningen. Uit het onderzoek (DHV, juni 2010) blijkt dat de geluidsbelasting geen belemmering vormt voor de ontwikkeling. De voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder worden niet overschreden. Hiermee wordt voldaan aan de eis uit de bestemming Wonen - uit te werken van het bestemmingsplan Paddepoel, Selwerd en Tuinwijk (artikel 17, lid 2 onder d). Daarom is er ook geen geluidontheffing nodig voor het plan. Vanzelfsprekend dient het binnenniveau te voldoen aan de geldende regels. Gezien de eis in het Bouwbesluit 2003 dat gevels van woningen een karakteristieke geluidwering moeten hebben van minimaal 20 dB(A) zal dit het geval zijn.

3.3.2 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit1 geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).

De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model. Voor het uitwerkingsplan Plutolaan is nagegaan wat de concentraties zijn van de luchtverontreinigende stoffen en of er luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Hierbij is gekeken naar de jaren 2010 en 2020. De concentraties zijn berekend voor de meest drukke wegen in het plangebied Plutolaan, te weten: Zonnelaan en Meteoorstraat. Als input voor de berekeningen zijn verkeerscijfers gebruikt uit het verkeersmodel Regio Groningen - Assen (RGA), versie 1.2. De berekening is als bijlage bij dit plan gevoegd. De gemeente heeft in haar Duurzaamheidsbeleid opgenomen dat er ook getoetst wordt aan de veel strengere gezondheidskundige advieswaarde voor fijn stof van de Wereld Gezondheidsraad (WHO).

Uit het onderzoek blijkt dat de onderzochte situatie voldoet aan de luchtkwaliteitsnormen.

Dit betekent, dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor het vaststellen van het uitwerkingsplan Plutolaan. De gezondheidskundige advieswaarde voor fijn stof wordt net als in grote delen van Nederland wel overschreden. Deze norm voor fijn stof wordt hier, net als in grote delen van Nederland, overschreden. Dit betekent dat de luchtkwaliteit niet optimaal is. Lokale maatregelen bieden echter geen oplossing om aan de normen te voldoen omdat de achtergrondconcentratie al hoger is dan deze advieswaarde. De overschrijding van de WHO-norm is daarom geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

3.3.3 Externe Veiligheid (transport, bedrijven/instellingen en buisleidingen)

Inleiding

Het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen brengt de kans op ongevallen met invloed voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid gaat over het overlijdensrisico voor personen als gevolg van dergelijke ongevallen en de bescherming hiertegen. Er zijn normen vastgesteld om de overlijdensrisico's te beheersen en op een acceptabel niveau te houden. De veiligheidsnormen zijn voor inrichtingen vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI, 2004) en voor het vervoer in de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS, 2005). Beide kaders bevatten grenswaarden voor het plaatsgebonden risico (PR2) en richtwaarden voor het groepsrisico (GR3). Het BEVI en de Circulaire RNVGS verplichten gemeenten bij ruimtelijke besluiten de risiconormen in acht te nemen.

In deze paragraaf wordt de veiligheidssituatie voor het plangebied geschetst. Hiervoor zijn alle voor de externe veiligheid relevante bronnen geïnventariseerd. Vervolgens is hun invloed op het plangebied bepaald en getoetst aan de geldende wet- en regelgeving.

Uit de inventarisatie blijkt dat in de nabije omgeving van het plangebied geen risicobedrijven aanwezig zijn. De dichtstbijzijnde risicovolle inrichting (een LPG-tankstation) bevindt zich op meer dan 500 meter afstand. In de nabijheid van het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats via het spoor, vaarwegen of buisleidingen.

Plaatsgebonden risico (PR)

Ten noorden van de planlocatie vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de N370 (Plataanlaan). Binnen de contourlijn van het PR met een kans van 10-6 mag niet worden gebouwd. In de huidige situatie ligt deze contour op de weg zelf. Het PR vormt daarom geen belemmering voor de geplande ruimtelijke ontwikkeling. Dit geldt zowel voor de huidige als voor de toekomstige situatie. Door een toename van de vervoersfrequentie, of door een wijziging van de aard van de vervoerde stoffen kan de 10-6-contour in de toekomst weliswaar buiten de N370 komen te liggen. Echter, een toekomstige veiligheidszone zou nooit groter zijn dan 30 meter. De planlocatie bevindt zich op een afstand van circa 100 meter van de N370.

Groepsrisico (GR)

Voor de bepaling van het GR is het zogenaamde invloedsgebied relevant. Het invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitgrens van een te verwachten ramp. Ofwel de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden. Het invloedsgebied van de N370 ligt voor een deel over de planlocatie. Dit leidt niet tot beperkingen voor de geplande nieuwe bestemming (woningen). Bij het GR gaat het om de (significante) toename van het aantal mensen dat in het invloedsgebied van een risicobron verblijft.

In onderhavige situatie neemt het aantal mensen in het plangebied juist af ten opzichte van de huidige bestemming. Op dit moment kent de locatie een bestemming als school met minimaal 8 groepen. Conform de huidige bestemming kunnen er 160 tot 200 personen in het gebied verblijven. In de nieuwe situatie zullen er 18 woningen worden gerealiseerd. Op grond van het paarse boek (CPR 18) kan worden uitgegaan van een woningbezettingsgraad van 2,4 personen per woning. Dat betekent dat in de toekomstige situatie circa 43 personen in het gebied verblijven.

De regionale brandweer heeft het plangebied beoordeeld op de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid (zie bijlage 1 bij deze toelichting). Uit de beoordeling van deze aspecten blijkt dat het plangebied voldoende bereikbaar is en de toekomstige bewoners een gemiddelde bevolkingsgroep uit de samenleving vormen die over het algemeen als zelfredzaam worden beschouwd. Daarnaast blijkt dat de directe omgeving voldoende mogelijkheden biedt om van de risicobron weg te vluchten en dat het plangebied in het sirenebereik van het WAS ligt. De aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid geven geen aanleiding tot het treffen van maatregelen.

Wel wordt opgemerkt dat wanneer de toegang van een woning meer dan 10 meter is verwijderd van een openbare weg, er een verbindingsweg tussen die toegang en het openbare wegnet dient te zijn die geschikt is voor onder andere hulpverleningsvoertuigen. Dit conform de Groninger Bouwverordening.

Op basis van het bovenstaande mag worden geconcludeerd dat het GR door voorgenomen bestemmingswijziging niet significant toeneemt, maar daalt. Samenvattend kan daarom worden geconcludeerd dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor het onderzochte gebied. Bovenstaande uiteenzetting vormt de verantwoording groepsrisico in deze.

3.3.4 Bodem

Het plangebied betreft één ontwikkellocatie waarbij de functies onderwijs en busbaan worden omgezet naar de functie wonen. Bij deze locaties is specifiek gekeken of de bodemkwaliteit geschikt is voor de nieuwe functie en welke acties en inspanningen eventueel noodzakelijk zijn om de bodem geschikt te maken.

Op de locatie zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd. Het meest recente onderzoek is het “verkennend bodemonderzoek aan de Plutolaan 541 te Groningen” met projectnummer 3-359-07-01 van 22 januari 2007.

Uit het onderzoek blijkt dat er onder de fundering van de busbaan puin en slakken zijn aangetroffen. Verder zijn op de locatie kooldeeltjes waargenomen. De puinlaag onder de busbaan is licht verontreinigd met minerale olie en PAK 10 VROM en heeft een verhoogd gehalte aan EOX. Verder is de grond niet verontreinigd. Het grondwater is licht verontreinigd met arseen en zink. Het onderzoek beslaat niet het gehele terrein. Een toekomstige groenstrook is niet onderzocht.

In het rapport is de puinlaag aangemerkt als categorie 1 grond conform het Bouwstoffenbesluit. Dit besluit is inmiddels vervangen door het Besluit bodemkwaliteit. Er dient rekening gehouden te worden met het Besluit bodemkwaliteit.

Diffuse verontreinigingen

Als gevolg van jarenlange activiteiten is de bodem belast met een diffuse, niet tot een bron te herleiden, bodemverontreiniging. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt dat in dit plangebied geen diffuse (lichte) bodemverontreiniging voorkomt. Bij het toepassen en hergebruik van grond dient de “Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem” in acht genomen te worden.

3.3.5 Energie en kwaliteit van de leefomgeving

Het gemeentebestuur van Groningen heeft in 2007 de ambitie uitgesproken om van Groningen de duurzaamste stad van Nederland te maken. Hiervoor heeft het college in 2007 een duurzaamheidvisie opgesteld en vastgesteld. De uitwerking van deze visie heeft het college verwoord in de documenten: 'Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl' en de 'Routekaart Groningen Energieneutraal+2025'.

In het beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl is beschreven hoe de stedelijke ontwikkeling en de leefomgevingkwaliteit duurzaam ontwikkeld kunnen worden en hoe de stad klaar gemaakt wordt voor de effecten van klimaatverandering.

Vanuit de ambitie de duurzaamste stad te worden ligt de focus op twee thema's: energie en de kwaliteit van de leefomgeving. In de onderstaande paragrafen staat hoe deze thema's in het kader van dit uitwerkingsplan worden ingevuld.

Energie

Binnen elk nieuwbouw- of renovatieplan moet de Groningse energieladder meegenomen worden. Bijvoorbeeld dient er naast aandacht aan een optimale isolatie en besparingen op het gebied van elektra en gas ook gekeken te worden of er ook andere mogelijkheden aanwezig zijn. Hierbij wordt gedacht aan het plaatsen van een zonneboiler (warm water) of zonnepanelen (elektrisch) op het dak of schuur. Ook kan dan gedacht worden aan het gebruik van lage temperatuur verwarming vanuit een warmtepomp in combinatie met warmte/koudeopslag in de bodem.

Kwaliteit van de leefomgeving

In dit uitwerkingsplan komt de duurzame leefomgeving tot uitdrukking in de manier hoe wordt omgegaan met ecologie, groen, water en onder meer de milieuaspecten geluid, lucht, veiligheid en bodem.

Overige (duurzaamheid)aspecten

Op het gebied van materiaalgebruik wordt gestreefd om materialen te gebruiken die gerecycled kunnen worden of herwinbaar zijn. Hiertoe dienen materialen tevens zodanig te worden toegepast dat deze na sloop eenvoudig kunnen worden gescheiden en geschikt voor hergebruik zijn. Bij het gebruik van materialen dient uitloging naar de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater zoveel mogelijk te worden voorkomen.

3.3.6 Kabels en leidingen

In het plangebied bevinden zich geen kabels en leidingen die vanwege hun omvang of ruimtelijke dan wel veiligheidsimpact in het plan moeten worden opgenomen.